2-?.»lsrgft?£Sie?i"si gs 11 O pT F° OJ H-cra 3 g-HgS P°g W 3ip g. oP-'P ■y tf *§1 E&S p 03 1-® s Voor de jeugd. Zaterdag 17 December 1938 t 53e Jaar gang No. 12 Voor den Zondag. gSTil STg rr> B CO f r sS*oig °2 |-o93 A SJ' 3 <2°® g s i -' 3- jo v-rt ct> ct> n, pj p^> t>3 p O o^ö 3 a §Öh. 2 S to w m k a o to o ?7?ititFc?!' coor»iP oot B p s I SV" H PO x ■N>5> cop o o 0>2.crq oq HH CD t"1 «3- CO CD >-i O O O p-f-> cd mvps ,.®g!Sl-§lSiB ÏSg'IPg.BKP; y io "-r- r\^ rr\ m z '"O® -A O cn co ot CO b 3 CD S CD O ^(D CD -cj P3 ZD a p* CD 0^ P <- CD B CD P^tr-ö: I -4- I I M» 3 sgg 3" p. p-«-- Sr*0^ cd CD p 0q tSJ crq CD cd r* P CD P> >-b J*T CD P No Q S P- M H O P Hi P CD - s* "Oq O 3 E P- O p ®.'g,e B-tl: PT 2 P- ff P-1 P (D 5 g.® b g g-r> S& P p B B- f £P <1 0a g P S"^ |on.s^g P 2 Ö- M P- P Q (i ffl «M CD CD T D I CD I TOP 4 P.S Srg- CD p-S CD p^^Tfö «- - p o P'S o B gfr ,P 2. »-'• w O t? t sow p g-p 'U rr W P pj ffi r+ I1 i1 H-- 2 CD ^«S'ePSB O p <J EH-® P LJ 4 H-1 Op ^NOq O pj g P P 03tÖ«-'-C:P*® m O cj ?*!<TfflPK§ V'V^B 3 &s -3 P. Igf CD P 13 S o 2. p, p D i i P-° CT*© m W d B ï®15" 2 S- 2- -a P Hfeo S B bö(J, K'® 2,C:g S °3. e oq c: 5 2- 7 f P bs CD -• CD c: ts g-OQ H e" CD CD P^X CO P a P P k—i QJ ^|S §«g ts ?FT a I E| ffi P P g Oq CD P t+ ft CD P 2 CD CD DO HJ P Zwart: 6 schijven op 5, 15, 20, 24, 35 en 43. Wit: 1 dam op 37 en 4 schijfven op 23, 32, 34 en 44. Wit speelt en wint. Oplossingen binnen 14 dagen na heden. De termijn hebben wij op veler verzoek iets verlengd. Maar nu wor den ook alle inzendingen die na 14 dagen in ons bezit komen, beslist terzijde gelegd. Correspondentie moest wegens plaatsge brek wachten Beste Nichtjes en Neefjes, Jullie hebt wel gezien, dat we niet het gewone vervolgverhaal hebben. Dit is een Kerstverhaal en waar het te groot is om in één keer te plaatsen, krijgen we nu vast het begin. Over veertien dagen dus weer het gewone. De volgende week hebben we ook geen raadsels, dus één weekje vacantie. Goes. „Boertje". Ja, het schiet nu al zoo hard op naar de vacantie. Ik hoop maar dat het rapport niet tegenvalt. Het raadsel zal ik toch noteeren. „De Ruyter". Het rapport is dus voor jou niet heelemaal een verras sing, of een tegenvaller, dat weet ik niet, maar we zullen maar denken van het eer ste. Ja, ik schrok geweldig hoor. Kattend ij ke. „W". Wat gezellig, dat jij mee gaat doen met ons clubje. Als ik me niet vergis, ben jij de eerste uit je dorp. Wil je me den volgenden keer ook een schuilnaam schrijven en vertellen hoe oud je bent? De oplossingen had je goed. Dat was een mooi vers hoor. Nieuwdorp. „Frederik Hendrik". Wat fijn, dat de Sint zoo goed aan jou gedacht heeft. Maar weet je wel, dat dat slecht is voor je kiezen, zoo'n zoet mondje als je naar bed gaat? Zoo'n puzzle is een fijn werkje he. „Bruinoogje". Wat zal die broer van jou aan het kleuren zijn gegaan met zooveel kleursels. Je zusje was anders ook niet slecht af. Dat padvindertje lijkt me erg leuk. Dat boekje ken ik niet 's-H. Arendskerke. „Meizonnetje". Je Ikunt wat 't weer betreft je haast niet in denken, dat het bijna Kerst is, maar wie weet hoe gauw we in de sneeuw zitten! Ik vind dat de Sint je weer veel te veel verwend heeft. „Herfstaster". Nee, ik deed het vroeger nooit. Dat had je zeker niet gedacht hé? Wat ben je weer goed bedacht met St.-Nicolaas. Aagtekerke. „Vergeetmijnietje". Dat was een prachtig cadeau hoor en heeft de auto al heel wat kilometers geloopen? Die kleine zus kwam er op zoo'n manier maar slecht af. Serooskerke. „Parker". Je had er ze ker wel spijt van, dat je niet een paar jaartjes ouder was en ook mee mocht. Ja, ik heb in de krant gelezen, dat het een mooi feest was. N i s s e. „Fietsert je". Nee maar, wat heb ben er veel Sinten aan jou gedacht, dat was niet mis hoor. En echt gezellige verrassin gen waren het. Je hebt me aan het eind van je brief nieuwsgierig gemaakt. „Zusje". Ik kan best begrijpen, dat je kleine zus een beetje bang was, zoo iets geheimzinnigs is voor haar heel wat anders dan voor jullie. Draag je de handschoenen al? Koudekerk e. „Farmer". Ja het is wel heel erg met al die ongelukken en er wordt heel wat verdriet door geleden. Krijgen jul lie voor Kerst ook een rapport op school? „Prins Maurits". Met zoo'n gewoon letter raadsel vind je de woorden nog wel eens door het verband maar dat was met dat andere niet zoo. Nu, jij was ook juist op tijd beter zeg. B o r s s e 1 e. „Zus". Dit was het derde prijsraadsel, dus krijgen we er nu nog een. Ja, we moeten nu weer tot de lente wach ten eer er bloemen in den tuin komen. „Moeders Lieveling". Wat zullen jullie er netjes uitzien, moeder heeft maar weer goed over je gedacht. Als het stoppen klaar is mag je dan weer aan een mooi handwerkje beginnen? Baarland. „Prins Bemhard". Je moet ze allemaal maar eens flink opporren, mis schien helpt dat wel. Wat heb je je best gedaan met het raadsel, fijn hé, dat je de oplossing vond. De raadsels voor deze week zijn: 1. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 48 letters. 8. 13. 23. 36. 35. 38. 5. 29. is de naam van een maand. 19. 40. 15. 42. 28. is niet nu. 1. 23. 27. 31. 41. 3. 18. 27. 47. 22. is een deel van den dag. 26. 7. 29. 12. is een jongensnaam. 32. 30. 39. 33. 23. 10. 37. is nog geen geven. 44. 11. 34. is voor. 6. 16. 43. 48. 10. 25. is een jaargetijde. Een 12. 46. 44. 10. 45. is een vlinder. Maart is de 2. 24. 17. 9. 36. 14 20. 40. 21. 4. 2. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 29 letters. 2. 11. 25. 14. 27. 18. 29. zijn Godsgezanten. 7. 16. 10. 12. 8. 21. 24 zijn voor den tijd onmisbaar. 5. 17. 28. 20. 23. 22. 3. 11. worden ge zongen. Een 1. 21. 4. 19. 23. 22. is een wachter. 13. 2. 21. 4. 9. 6. 8. een ander woord voor mooi of fijn. Een 15. 26. 16. is maar een oogenblik. Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE. TOCH KERSTFEEST. Het was Zondagmiddag en in zijn eentje zat Jan in de wachtkamer van het dokters huis zijn postzegels uit te zoeken. Het dikke album, waarvan de glanzend bruine kaft zoo heerlijk naar leer rook, lag open voor hem. Uren kon Jan 's Zondags zoekbrengen met het uitzoeken, en bekijken van de vreemde postzegels, waarvan hij al een flinke ver zameling had, maar vandaag kon hij zijn aandacht er niet bij houden. Een half uur geleden had hij de kinde ren van de Zondagsschool in de school aan den overkant naar binnen zien gaan, maar wat er nu aan de hemd was, daar begreep hij niets van. Als altijd hadden ze eerst met elkaar ge zongen. Sinds ze den afgeloopen zomer in het dorp waren komen wonen, luisterde Jan er bijna iederen Zondag naar. Maar nu waren ze weer gaan zingen, dat was iets ongewoons, wat nog nooit was gebeurd, en dat zingen ging nog maar steeds door. Jan begreep al gauw, dat ze versjes aan het leeren waren, en al wist hij de woor den niet, zonder er bij te denken neuriede hij de wijs mee. Telkens weer deden ze het van voren af aan, een paar regels er bij, en dan begon nen ze weer opnieuw, tot ze het wel vier keer achter elkaar zongen, zonder dat ze het over hoefden te doen. In de stilte, die toen volgde, probeerde Jan het alleen, zachtjes voor zich uit zong hij de wijis van het versje, waarvan hij de woorden niet kende, en ja, het ging. Toen begonnen ze aan een nieuw. De postzegels was Jan vergeten. Hij ging weer meeleeren, en van het versje waar ze nu aan bezig waren, vond hij de wijs nóg mooier. Hij zat met twee ellebogen op tafel en keek strak naar de school aan den overkant, waar het zingen der kinderen vandaan kwam, en waar niemand wist, dat er on ongevraagd een nieuwe leerling bijgekomen was, en leerde zoo ook het tweede wijsje mee. Jan was echt nieuwsgierig geworden, waarom ze dat nu zoo opeens deden. Anders zongen ze alleen aan het begin en het eind en verder was het stil, maar vandaag deden ze niet anders dan zingen. Hoe moest hij dat nu aan de weet komen. Hij wist niet goed aan wie hij het vragen moest Hij kende nog maar weinig kinde ren in het dorp. Zelf ging hij iederen dag met de bus naar de stadsschool, omdat hij niet naar de Christelijke school mocht van vader, en de jongens, die met hem mee gingen, waren ook niet op de Zondags school. Ineens wist hij het. Piet the altijd de flesschen voor vader kwam spoelen en drank jes wegbracht, ging er immers ook naar toe. Heel wat later dan gewoonlijk kwamen de kinderen eindelijk naar buiten. Jan anhter de gordijnen, zag dadelijk, dat ze allemaal een papier in hun hand hadden, zouden daar de versjes op staan? Daar had je Piet, met zijn zusjes, zij hadden ook zoo'n papier. Toen bedacht Jan zich niet langer. Zon der eerst, zooals altijd zijn gewoonte was, zorgvuldig zijn postzegels op te ruimen, liet hij nu alles zoo mlaar liggen, en holde de kamer uit. In de gang schoot hij gauw zijn jas aan en was juist op de stoep, toen Piet met zijn zusjes voorbij ging. „Dag" zei Jan, en toen, hij wist niet hoe hij anders beginnen moest: „Ik moet ook dien kant op". „O", was alles wat Piet terugzei, een beetje verbluft, dat Jan zoo maar met hem meeging, met hem, den loopjongen van zijn vader. Even keek Piet om zich heen, er waren nog veel kinderen, nou, die zouden ook wel denken. Maar Jan dacht niet aan de andere kin deren. Hij keek naar het papier in Piet's hand, en ja, het was zoo, er stonden vers jes op. „Wat heb je daar?" vroeg hij. „Kerstversjes", antwoordde Piet prompt, „die hebben we vanmiddag geleerd." „Kerstversjes?" Ja, nu wist Jan nog niets, en toen vertelde Piet van het Kerstfeest, dat ze op de Zondagsschool hadden, en waarvoor ze nu de versjes moesten leeren. „Welk hoort nu bij deze wijs?" Jan neu riede den eersten regel van het versje, dat ze het eerst geleerd hadden. „Ken jij dat ook?" vroeg Piet een beetje verbaasd. „Ja" en nu vertelde Jan hoe hij het versje meegeleerd had. Piet vond het wat leuk, en toen ze bij zijn huis gekomen waren, gaf hij zijn papier aan Jan, de zusjes hadden er ook een, dua kon hij het best missen, dan kon Jan de woorden ook leeren, want alleen de wijs, daar had je niets aan. Thuis, weer bij zijn postzegels, zong Jan zachtjes de versjes. Ja, ze waren wel mooi, maar begrijpen deed hij er niets van. Het eerste begon: In Bethlehem's stal, lag Christus de Heer, In doeken gehuld als kindje ter neer. Wat was dat nu? Bethlehem wist hij wel te liggen op de kaart, maar Christus de Heer, dat zeiden de jongens op school wel eens als ze vloekten, dat was iemand, die uit Bethlehem kwam, maar hij lag in een kribje in een stal, dat was toch wel erg raar. Ineens zag Jan een plaat voor zich, die hij ergens in een boek gezien had, ook van een kindje in de kribbe, zou dat hier van zijn? Hoe verder Jan las, hoe minder hij het versje begreep. Dat kindje werd erg arm, en aan het eind stond weer, zoo arm werd de Heiland voor u en voor mij. Wie die Heiland was, dat wist hij ook al niet Het tweede versje maakte de zaak voor Jan niet veel duidelijker. Dat 'begoai: Nu zijit wellekome, Jesu lieve Heer, Gij komt van alzoo hooge, van alzoo veêr. Dat ging over iemand, die uit den hooge kwam, misschien van een kasteel? Het ging ook weer over Bethlehem, en verderop: Her ders in de velden hoorden een nieuw lied, dat Jezus was geboren, zij wisten 'tniet. Zou die Jezus misschien dezelfde zijn als Christus de Heer? Het waren allemaal raadselen voor Jan, maar ondanks het vreemde vond hij de versjes toch mooi, en zong hij ze nog wel een paar keer over. Den volgenden dag na schooltijd moest Piet de flesschen weer gaan spoelen. Al leen stond hij in het spoelhok en zijn ge dachten waren weer bij Jan, die de Kerst- versjes van hem had gekregen, toen de deur ineens openging en Jan zelf voor hem stond. „Zeg," begon Jan meteen, „moet je de versjes weer terughebben?" „Welnee, ik ken ze haast uit mijn hoofd en mijn zusjes hebben ze ook." (Slot volgt.) ONDAÏJBLAD DEN WEG BEREIDEN. Bereidt den weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God. Jesaja 40 3. Deze woorden uit het troostlied van Je saja, verstond het volk Israels zoo op het eerste hooren beter dan wij. Immers, wij hebben overal, zelfs in de meest afgelegen streken, onze gebaande wegen en alles wordt gedaan om ze voort durend te verbeteren en het verkeer te ver gemakkelijken. Maar in Palestina was dat, toen Jesaja deze woorden sprak, geheel anders. De weinige wegen, die er nog waren, verkeerden meestal in slechten toestand. Aan het onderhoud werd weinig zorg be steed. Er waren hoogten en laagten, diepe sporen en niet te vergeten de zware stee- nen, die gebruikt werden om de kameel vrachten in evenwicht te houden en die na gebruik achteloos langs den weg werden neergeworpen. Wanneer echter een vorstelijk persoon in aantocht was, dan werden er naar alle kan ten orders gezonden, om de wegen, waar langs hij reizen moest, in orde te brengen. Dan was er de stem van den roepende in de woestijn: Gaat door, gaat dpor, door de poorten, bereidt den weg des volks; ver hoogt, verhoogt een baan, ruimt de steenen weg. Een ieder werkte dan mee, vrijwillig of gedwongen, om den weg te bereiden. De vergelijking, die Jesaja gebruikt, wordt nu duidelijk. Er komft een Koning tot Zijta volk. E!en Koning, Die goede en heerlijke dingen heeft te boodschappen. Maar de weg is niet begaanbaar. Hij moet door de wildernis en er is geen baan voor Hem aanwezig om op te rijden. Nu komt er een wegberijder. Een groote in het koningkrijk gaat vooruit om den weg voor den Koning, Die komt, te effenen. De hindernissen moeten worden weggeruimd. De Koning moet een vlakken weg vinden, waardoor Hij Zijn volk kan ontmoeten. Jezus Christus, de Zoon van God, is in de wereld gekomen, in de eerste plaats tot Israël, het Verbondsvolk. Maar slechts weinigen waren er, die met blijdschap Zijn komst verwachtten en dat waren dan nog de eenvoudigen, de stillen in den lande. NAAR BETHLEHEM. Komt laat ons gaan naar Bethlehem! "Wij hebben Gods boodschap vernomen, En laat ons daar aanbidden Hem Dïe tot ons is gekomen. Wij luistren naar de Englenstem, Wij willen het Kindeke groeten, Naar Bethlehem, naar Bethlehem! Hoe zal ik TT ontmoeten? Johannes kwam als een wonderteeken, als een koninklijke heraut; ik ben de stem des roependen in de woestijn: maakt den weg des Heeren recht! gelijk Jesaja de profeet gesproken heeft. Hij predikte Jezus als het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt Neen, Jo hannes was niet de Verwachting Israëls; hij predikte niet zichzelf, maar Jezus Christus de Zaligmaker. Wij bereiden ons weer voor, voor de vie ring van het Kerstfeest Voor de herdenking in zeer bijzonderen zin, van de vleeschwor- ding des Woords, van de nederige geboorte van den Zaligmaker, welke is Christus de Heere, de Vredevorst Wij stemmen onze harten om den Koning der eere te ontmoeten en wij vragen: Hoe zal ik U ontvangen, Hoe wilt Gij zijn ontmoet, O, 's werelds hoogst verlangen, Des sterv'lings zaligst goed! Er wordt in onze dagen veel gesold met het Kerstfeest. Er worden kerstinkoopen gedaan, en kerstpakjes gereedgemaakt Er zijn kaarsjes en er zijn de roze etalages, die mee moeten helpen de rechte kerststemming te wekken. En daar is op zich zelf niets tegen, mits we wel bedenken, dat dit alles met het Kerst feit en met het Kerstfeest niets uitstaande heeft Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken, om Zijn volk te verlossen. Maar ook, om hen, die niet in Hem gelooven, te oordeelen. Hij is gesteld tot een opstanding, maar ook tot een vaL Hoe zal ik Hem ontvangen? Laten we oppassen, dat we bij en door alle Kerstdrukte niet verzuimen den weg te bereiden voor den Koning en onze harten open te stellen voor Hem, die gekomen is om te zoeken en zalig te maken, dat ver loren was. Bereidt, bereidt uw harten, Gij zondig menschenkroost. Hij komt, die voor uw smarten Verlossing heeft en troost! NOG GEEN ANTWOORD EN TOCH.... Mijta briefschrijver van de vorige maal, die mij te pessimistisch vond, verwacht mijln antwoord. Hij zal echter nog één week ex tra geduld moeten hebben. Waarom? Omdat ik deze week een brief ontving, die ik na zeer rijp beraad ongeveer geheel wensch af te drukken. Daarna zal ik in enkele opeenvolgende stokken beide brie ven beantwoorden. In zeiker opzicht is de brief die hier nu volgt een bevestiging van mijn z.g. „pes simisme". Ze komt van iemand uit Zeeland: En hoewel hij mij zijn naam vermeldde deel ik deze op zijn verzoek niet mede. Hij schreef n.l.: „Mag ik u vriendelijk verzoe ken, zoo u dezen brief, of een gedeelte en- van zou willen -plaatsen in „De Zeeuw", mijn naam en woonplaats niet te vermelden. Ik strijd liever met open vizier, doch we gens mijn positie zou ik hierdoor moeilijk heden krijgen." Ik wil om 't belang van de zaak, en omdat deze brief zóó typisch de mentaliteit aan geeft van vele jongeren, aan dit verzoek vol doen. Het verzoek zelf zal tevens voor mijn eersten briefschrijver een aanwijzing zijn te veronderstellen dat er meer zulke lie den zijn met zulke ideeën, doch die zelf niet uitkomen voor hun beginselen om maatschappelijke redenen. En hij zal uit de verdere artikelen hoop ik inzien dat mijn „ori de coeur" en het gevaar waarop ik wilde wijzien allesbehalve overdreven, of een hersenschim is. De brief, deze week ontvangen, luidt al dus: „Naar aanleiding van trw artikel in „De Zeeuw" van Zaterdag 10 December j.l. en de daarin gepubliceerde brief van den heer Fossen te Kapelle, gevoel ik behoefte hier op nader in te gaan. Niet zoozeer op uw uit eenzettingen, welke ik natuurlijk evenmin onderschrijf, dan wel op de reacties welke deze bij den heer Fossen veroorzaakt heb ben. Nu is het niet mijn gewoonte op alle slakjes zout te leggen, aangezien een Nat.- Socialist, wil hij ingaan op alle bestrijding die hij ondervindt van Anti-Revolutionaire tot en met communistische zijde, dan wel dagwerk zou hebben. Voor deze maal wil ik echter een uitzondering maken, omdat deze brief een typeerend voorbeeld is van de geestesgesteldheid welke tegenwoordig bij een groot deel van de protestantsche jon geren, met name bij de Gereformeerden heerscht. In uw artikel van 3 Dec. j.l. had u een pessimistisch geluid laten hooren aangaan de de toekomst, en dit was volgens den heer Fossen sterk overdreven, „want, zij zijn er immers nog, de leden van het Geref. Jeugdverband, die de knie voor Baal niet gebogen hebben". „Zeker, er zijn wel menschen, die naar een dictator verlangen, maar dit is altijd zoo geweest". „Maar wie zijn dat?" „De man van de straat, de jongens die op den boek van de straat staan of de jeugd uit de achterbuurten", aldus schrijft de heer Fos-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 7