Rondgang door den Dam-dnolhof HET VERMISTE PARKET S© 60 0 i'P S - - is S s0 Wenken op technisch gebied. s v u 9 o 8> 5-- B <u O U 4J -M U tfi 3 O ca cl O 2 S -4 S3 v Q o 3-^®I3® bos ISl oartrtg -r7®ao 5 ""eUSN*-3»!* 'ga.sga|S5ia3 -L *-« *2 d h £-) TJ <J ,9 O cd 5 t« a ><2 S«aa S 3® o -2 -H - S- m ti ®s,s§§3^^ -2 2 ti "3^^^.-23-5 bc CD t* - O °o -© N DO a> .e g s bC DQ -S H-i Ti 'J* »S o to^3_=i X ®J O 21 O «rt n O »-^ rl T3 *.S m:3§g.fldm s 3" N .S» a o o tö a> o UJ _j <D 3 bO ca O •»-« .5 5-4 O flTi« -j-.w«24WP403jj^j J3 "3 "5 -d -£ 5 "g i-dfl-n ajW g O..M O O P d O- P (DO o* ts5 ,rj cq too •-3 5> ai cd FH FH O -•-' O mW 3j CD bO p "o .*-> 4*4 .9 0 Fh .1 §2'S 3 9MZ r€l ■^Xi bo 'Js "2 S? -i2 3 fl n S 'l 'ri 0 j 5 '2 a - "N - t» d H 1-. 9 0 <».rt 5 ÏS 'g J®.Ö u h 0 S 9 s? °tsj ri S s S3 H m W,.. +- h 133 fl t, rt 03 a 73 <P N) a -.-5 o - ®>J - d h- 3 M 60^ t-H =3.rt Bh1 g g drorfa® ti -t -•r,-« - 55 °i®^ m o O -öOOJrf'-iW NÜ o'B'ti'd S s3 -Sco^Scd1" -Ö s —j CD ■2d® n g S1™ 3 d Ti Ti 5 c "S 'S o u 3 M - 53 s-i s, oc -h-» 3 js S 3 3 Ld a> w "oQ *CQ - S - 2 S Ti Ti a& -3 I-S-SS tn O fj O d o S -h-> NJ -♦-' r-H ZL I a p O H d 2nd 3 d- O 0 «§g® gS> 3.2 S? S O -d -d C-> T bo d d •71 M jZ >:=?'3 73 QJ Ti .9 rj -"^ •S ftTiTi M bO oi a a bo CO Ti M u d .5 o - È?3 - 2 oh! .2 d 2 bO Sh r£ Sd.® ■2 a 3^ Fh Ti bO CO S lö bO Ti 2 3 d 0 h© -© o n 3 -2 co bo oo^S'a d J? S K -3 A d ?d o N 2 J© (D Ti <-\ O 02 Ti bo P"5 3 d 3 g 2 bo 60 a 0 id N iS ■W -4-» <D C Ti bO 33 3 a F-t bi g 60 5 -h> ©Ti s OJ r-t Ti 52 a .2 g d o d M "3 3 _T Jh O 2 ©©£•-© o -ij bo o ro Fh co bOTi FH flh§ a Fh r© a 5 bo fh t3 O «H S 1:0 a s «-. .5 r° s n '2 Th g 5 d o :g S-d d 3 G d dS .2 d o ooc co rr/j v/«:rc/«-/i tn't JixriffMr.stn/1/1 van Bond van JoiigcIiiiKsverecniging»'!! op ti.(i.? Ik wou, dat U toen daarbij was geweest, en gevoeld had, zooals ik, het geweldig enthou siasme, dat er heerschte, en de bezieling, die van de meeting uitging. U zou dan niet kunnen schrijven, zooals U gedaan hebt, en U had uit moeten roepen: Goddank zijn er nog duizenden, die de knie voor Baal niet gebogen hebben! Ik stem toe, dat er een afval van God merkbaar is, vooral in een groote stad, maar ik geloof, dat er altijd wel een zekere groep onder de jeugd geweest is, onder elke kerk, die zich van hoogere beginselen niets aantrokken. Er is bij onzen Jongel. Bond een z.g. „groote stadsprobleem", d.w.z. de J.V. in de steden zouden veel groo- ter kunnen zijn, maar datzelfde probleem, zooals ik heb kunnen nagaan, was er 2030 jaren geleden ook. In de stad zijn er nu eenmaal zooveel dingen, die vooral de jeugd aftrekt van de bestudeering der „hoogere beginselen". Verder geloof ik wel, dat er personen zijn, die verlangen naar een dictator, om alles overhoop te kunnen loopen... enz., zooals U schreef. Maar dergelijke personen zijn er toch wel altijd geweest?, de man van de straat, de jongens, die op den hoek van de straat staan, de jeugd uit de achterbuurten, die niet anders dan ruwe taal hooren. Maar het is toch geen algemeene strooming onder de jeugd? Ik geloof, dat U zich ten stelligste vergist Persoonlijk heb ik nog nooit iemand onder de jeugd gehoord, die b.v. Hitier verheer lijkte. En ik heb er meer meegemaakt, die zich opwinden over het recht van den onder drukte (b.v. bij de Jodenkwestie), dan die meehuilen met de wolven. Wel, en dat zie ik niet over het hoofd, is er niets erger dan de geesel der werk loosheid, waardoor zelfs de beste (althans ik voel dat zoo aan, gelukkig weet ik het niet bij ondervinding) bijna alles over zou hebben voor werk. Dat ze dan dingen gaan zeggen en doen, die men niet van hen zou verwachten, maar waar ze in principe toch niet mee accoord gaan. Die kunnen inder daad meegesleept worden (velen tijdelijk) door N.S.B. etc. Maar men kan toch niet zeggen, dat het een algemeene geest is onder de jeugd? Doordat er in sommige gevallen neiging bestaat, om meegesleept te worden door richtingen, door U genoemd, daarom is het juist zoo goed, dat de Chr. Jeugd zich orga niseert in J.V., A.R.J.A. of C.H. Jongeren (op politiek gebied) enz., waardoor men een vasten ondergrond verkrijgt. Ik zou zoo nog door kunnen gaan en nog enkele andere dingen in Uw betoog kunnen bestrijden. Of eigenlijk, bestrijden is het juiste woord niet. Ik zie de zaken anders dan U. Nu kan het zijn, dat het komt, omdat ik niet in een groote stad woon, toch weet ik wel iets af van toestanden onder de jeugd, ik ben n.l. van verschillende organisaties lid en be stuurslid. En ook op het kantoor, waar ik werkzaam ben, zitten enkele jongeren, maar ik kan de feiten, die U noemde, niet ont dekken, integendeel. Ook kan het misschien komen, omdat ik nog jong ben (ik ben n.l. nog een eindje beneden de 20 jaar), toch hoop ik, dat U mijn bescheiden meening in deze dingen, die van het grootste gewicht zijn, even in oogenschouw wilt nemen, en dat U in een van Uw volgende artikelen op deze kwestie terugkomt. Met de meeste hoogachting J. C. FOSSEN. Kapelle bij Goes, Biez. str. 145." Wegens het groote belang van deze kwes tie zal ik D.V. de volgende maal, en mis schien in eenige verdere artikelen, de vra gen, in dezen brief gesteld, beantwoorden. De punten waarvan ik uitga zijn de vol gende: 1. Het verschil tusschen de stads- en de plattelandsjeugd. 2. Vereering voor den leider, ook voor Hit- Ier zelf. 3. Toenemend gebrek aan geestelijke be langstelling, doordat men stoffelijk in de misère zit, waardoor men stoffelijke hulp in de eerste plaats waardeert, het doet er niet toe van wien die hulp komt. Een en ander met voorbeelden toegelicht. Ikiiiiricn <f<> tioz&n ttrixif bo c/i zoo zij hieromtrent zelt ook vragen of opmerkingen hebben, deze aan mij schrijven. Rotterdam. P. W. J. S. Gloeidraadvoeding der Radiolampen. De spanningen die men op verschillende onderdeeien der radiolampen geeft, moet precies zijn volgens de gegevens, die er bij verstrekt worden, wil men de beste werking van een radiolamp verkrijgen. Eén van de zaken, die veelal over 't hoofd gezien wordt is de voeding der gloeidraden. Men sluit deze bij voorkeur maar klakke loos aan transformator of accu aan en toch kan een goede spanning der gloeidraden de levensduur van een radiolamp zoo aanmer kelijk verlengen. Een zekere afwijking van de voorgeschre ven gloeispanning is toelaatbaar, maar voor een goede werking is het aan te bevelen de spanning precies te maken aan de door de fabrikant aangegeven waarde. Wanneer de spanning gering is, blijft de kathode-temperatuur beneden het normale, met het gevolg, dat de electronen emissie be grensd is. Dit kan oorzaak zijn van onvol doende werking en van een verkorte levens duur der lamp. Ten einde een behoorlijke werking te verzekeren, doet men het beste de gloeispanning der lamp aan het lamp voetje zelf, met een nauwkeurige voltmeter (bij wisselstroomlampen met een wissel- stroomvoltmeter) gedurende de werking van het toestel te meten. Zijn de gloeidraden in serie geschakeld, zooals bijv. bij de meeste gelijk-wisselstroom- toestellen (universeel toestellen) dan kan men de juiste spanning controleeren met behulp van een ampèremeter, welke men in de gloei- draadkring opneemt, om daarna deze ge- heele kring op een bepaald amperage (meest al 0.3 Ampère) af te regelen. De gloeispanning kan uit een gelijkstroom- bron ontnomen worden (batterij-accu-gelijk- stroomnet) of wel uit een wisselstroomnet. Voor gelijkstroomaansluitingen gebruikt men meestal voor de correcte gloeispanning een weerstand. Een transformator levert meestal de wis selspanning. Dij de werking op gelijkstroom moet men rekening houden met de stroom bron. Zoo deze uit droge batterijen bestaat is het noodzakelijk een regelweerstand in se rie met de gloeidraad en de batterij te plaat sen, teneinde de spanningvariaties van de laatste te kunnen compenseeren. Hierbij ver dient het aanbeveling continu een voltmeter aan te sluiten, teneinde altijd op het juiste voltage te kunnen instellen. Het in- en uitschakelen van zoo'n toestel zal het beste met een gloeidraadweerstand (ca. 30 Ohm) kunnen geschieden; dit ver dient zelfs aanbeveling teneinde een over spanning op de lampen te vermijden na een rustperiode daar in die rustperiode iedere batterij z.g. depolariseert, dat wil zeggen dat iedere batterij na rust weer een iets hoogere spanning geeft. Wanneer de voeding door een accu of gelijkstroomnet gebeurt, kan men een vaste weerstand tusschenschakelen, die men eens en voor altijd in de juiste stand zet. Toch verdient het aanbeveling zoo af en toe de spanning te controleeren en dus bij gevolg ook de weerstand. Voor de wisselstroomvoeding der gloeidra den gebruikt men een transformator. Men zal er om te beginnen op moeten letten dat de netspanning voor het primaire gedeelte van den transformator dezelfde is, als welke beschikbaar is. Deze netspanning bepaalt men met een wisselstroom voltmeter, of men leest deze eenvoudig af op de elec- triciteitsmeter, waarop de netspanning ver meld staat. Wanneer de netspanning hooger is, dan die waarvoor de transformator gebouwd is, dan plaatse men een weerstand in serie op de primaire om de spanning terug te bren gen tot die, waarvoor de transformator ge maakt is. Wanneer de netspanning belangrijk lager is, dan die waarvoor de transformator pri maire is voorzien, dan kan men een tweede trjiiisformji-tor gobruiken, welkt* tot doel heeft do netspanning- op to transformeeren tot dio waarde, waarvoor de transformator ge maakt is. Wanneer de gloeidraden in serie gemon teerd zijn, moet gewoonlijk een ballastweer- stand tusschen de gloeidraden en het net gebruikt worden. De waarde van deze weer stand is voor ieder net verschillend en de waarde hangt sterk af van het aantal en de te gebruiken lampen. Indien lezers belang stellen in deze berekening, dan zullen wij deze gaarne op aanvraag toesturen. Moeilijk is het niet. Ook geven wij gaarne de waarde van zoo'n weei stand, zoo er lezers mochten zijn, die serie-gloeidraadvoeding wenschen toe te passen, doch niet de waarde der weerstand weten. De drukknopafstemming bij de Erres- ontvangers. Wij werden in de gelegenheid gesteld, kennis te maken met een allernieuwste type Errestoestel, voorzien van drukknopafstem ming-. d.w.z. met behulp van het drukknop systeem had men keuze uit 6 stations. Drukte men het knopje „Hilversum" in, dan hoorde men na eenige oogenblikken prompt Hilversum uit de luidspreker komen. De automatische afstemming kwam tot stand met behulp van een ingebouwde kleine mo tor. In 't begin vonden wij het werken met de drukknoppen reuze aardig. Voor men sehen, die nog steeds geen toestel goed kunnen afstemmen (en die zijn er helaas nog zeer vele) is de drukknop een goede uit vinding. Wij gebruikten na een paar dagen echter de drukknop niet meer en stemden liever gewoon af, d.w.z. met behulp van een klein knopje, hetgeen naar links en naar rechts bewogen kan worden, waardoor de afstemwijzer vlug naar links en naar rechts bewoog. De afstemming met behulp van dit werkelijk zeer handige knopje, werd dik wijls gebruikt en dit vonden wij zeer prac- tisch. De drukknopjes konden ons echter ln de practijk, hoe perfect een en ander uitge voerd was, niet bekoren. Het is een beetje groote menschen speelgoed geworden. Ove rigens voldeed het toestel aan de hoogst te stellen eischen. Toonkwaliteit was uitstekend en ons inziens heeft Erres hiermee wel het summum bereikt. Verder bezat het toestel variabele bandbreedte-regeling, toonregeling, foding-compensatie, enz. Het toestel was aan alle kanten technisch af, terwijl het uiterlijk zeer te roemen viel. Wel een toe stel waarmee wij Erres kunnen gelukwon- schen. Vragen. J. K. te A. Een lamp van 100 Watt, kost U, bij een kilowattprijs van 12 ct., aan elec- triciteit 1,2 ct. per uur, daar U met zoo'n lamp in 10 uur één Kilowatt verbruikt. Uw installateur zal U zeker aan een z.g. snoerschakelaar kunnen helpen, waardoor U naar believen, de lamp aan en uit kunt scha kelen. L. K. te G. Het Amerikaansche lamptype wat overeenkomt met de AK 2 is de 6A 7. Heelemaal gelijke karakteristieken hebben deze lampen niet. De laatste is een heptode lamp, terwijl de eerste een octode is. De 6 B 5 als eindlamp prefereeren wij niet. Wel kunt U een goede kwaliteit bereiken als U 2X6 B5 in balans schakelt. „SARIE MARAIS". Het onbekende couplet. Het lied van Sarie Marais, zegt de „D i e t- s c h e Gedachte", is langzamerhand in de Nederlanden populair geworden. Men zingt echter vaak „Marijs" of zelfs „Ma- raais", terwijl de Afrikaner Marais op1 zijn Fransoh uitspreekt: „Marê". Minder bekend .is het echter, dat door B. de Wet een vierde couplet is toegevoegd aan de drie meer bekende van de ge zusters Bezuidenhout. Dit couplet luidt (vol gens de F.A.K. Volksangbundel vir Suid- Afrika) aldus: Die Ka/kies is mos net soos 'n krokodillepes, Hul sleep jou altijd water foe. Hulle gooi jou ip 'n skip vir 'n lange, lange „trip", Die josie weet waarnatoe. O breng mij terug naar die ooi Transvaal, ens. door Grace Sinclair. 13.) - o „Ik ken nu ook de woorden, die u aan de anderen geleerd heeft: „Hierin is de liefde niet dat wiji God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zij!n Zoon gegeven heeft als zoenoffer voor onze zonden." Waarom schreit u? Heb ik het niet goed opgezegd?" Béril kon haar tranen niet bedwingen, nu zij eindelijk waren losgekomen. „Hoe had zij het kunnen vergeten, dat God hen met Zijn liefde, Zijn onmetelijke liefde van alle zijden omringde; een liefde die zich niet alleen tot de bedreigde ket ters uitstrekte, maar zelfs tot hun vervol gers. Het was een heel ander gezicht, dat Ge rard bij' zijn thuiskomst begroette, al waren de sporen van de tranen nog wel te zien. „Zij zijn gered, mademoiselle!" riep hij. „Iemand van de overheid, wie weet ik niet, heeft een van de troepen op de Rhonebrug verslagen. De winkel van Aimé Levet is wel vernield, maar er werd niemand ge wond, en vandaar is hij doorgetrokken naar het huis van Baudichon-Veichy; de dom heer werd gewaarschuwd, dat hij hem daar opwachtte, en hij durfde er niet alleen heen te gaan, en ging daarom liever eerst naar de Molard. Daar werd hij niet heel vriende lijk ontvangen. Ziji noemden hem „lafaard" en „verradei" en gaven hem nog meer mooie namen» maar toen ben ik er gauw vandoor gegaan, om u te vertellen, dat het huis van Baudichon voor het oogenblik vei lig is, en dat de Hugenoten zich wapenen, om vrouw en kinderen te verdedigen." „Zou het tot vechten komen?" vroeg Béril, die niet wist, of ze blij of bang moest zijn. g, „Dat weet ik niet, mademoiselle, maar op de Molard zijn ze wel allen gewapend", voegde hij er aan toe. „Op het oogenblik hoor ik echter nog geen schieten. Als het tot een strijd 'komt, zullen wij het gauw ge noeg gewaar worden. Dat was een voldongen feit; zij konden dus niet anders doen dan afwachten. Gerard begon aan zijn houtsnijden, en Béril wijdde zich aan Mignonne. Zij. waag de het zelfs, om naar beneden te gaan en een en ander uit de provisiekast te halen en op den zoldeT een maal aan te richten, zooals er daar nog nooit een geweest was. Zij en Gerard genoten er maar half van; zij zaten nog te veel in zorg, maar Mignonne smulde. Nog altijd luisterden zij tevergeefs naar het afschieten van het kanon op het markt plein, en na den maaltijd kwam Mignonne weer op Bérils schoot zitten, en praatten zij zachtjes samen. „Moeder hield mij ook altijd zoo in haar armen," zei de kleine meid. „Gerard doet het soms ook, maar 'hij heeft het gewoonlijlk te druk met zijn werk." „Ik heb nog nooit zulk mooi houtsnijwerk gezien," zei Béril. Zij was benieuwd, hoe GeraTd tot zijn keuze van onderwerp gekomen was. Hij was bezig met het maken van een paneel, voorstellende den gekruisigden Christus, met de priesters, die hem bespotten en op den achtergrond, de onverschillige soldaten en de zielsbedroefde vrouwen. Het relief van de verschillende figuren was uitstekend; maar Christus bleef de hoofdfiguur, en maakte zoo'n indruk op Béril, dat haar de tranen in de oogen kw«u- men, terwijl zij er naar keek. „Gerard," zei ze, „je moet toch den Zaligmaker wel heel lief hebben, anders kon je hem nooit zoo uitbeelden." De jongen keek haar 'knorrig aan. „Tk weet niet eens wat liefde is. Ik heb niemand lief, behalve Mignonne misschien." „Arme Gerard! Je hebt Christus dus niet lief?" Toen helderde haar gezichtje opeens op. „Maar Hij heeft jou lief', zei ze daarop. „Dat is niet mogelijk," zei de jongen op bitteren toon. „Hij heeft zulken, als ik ben, niet lief." „Hiji heeft je wel lief, Gerard," herhaal de Béril, „en God zelf heeft je lief. Geloof het tochl liet is de waarheid. Zelfs Mig nonne kan je dat vertellen. „Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad" jou en mij, Gerard." „U misschien, maar mij niet," zei de jongen verdrietig. „Mischien heeft God de rijken wel lief, die Hem groote kerken en prachtijge altaren kunnen bouwen en de schatkist van de pricoters tot overloopens vullen. Die kunnen de vergeving hunner zonden ikoopen en ook een plaats in den hemel, maar niet dezulken zooals ik hen „0, Gerard! Daar vergis je je tooh in," Hei ze haastig. „Wij kunnen hem niets geven. Het is God, Die geeft. Wat beteeke- nen ons goud en onze juweelen en onze geschenken voor Hem? Niet om deze din gen heeft Hij ons lief. Wiji zijn. zondig en hulpeloos en zonder Hem moeten wij om komen; maar Hij had ons lief en zond daarom Zijn Zoon, om het zoenoffer voor onze zonden te zijn. Daardoor weten wij', dat Hij ons liefheeft. Denk er eens over na, Gerard. Hij' gaf Zijn Zoon, Zijn geliefden Zoon om voor ons te sterven." Zij haalde haar testamentje uit haar zak, en begon de bladzijden om te slaan. „Misschien heeft niemand het je ooit ver teld," zei ze, vol medelijden. „Mag ik het je heelemaal voorlezen, Gerard?" Zonder zijn antwoord af te wachten, be gon zij te lezen, en het duurde niet lang, of Gerard liet het mesje, dat hij in zijn hand had, los. Toen zij eindelijk haar oogen opsloeg, nadat zij hem het heele verhaal van Godde lijke, onpeilbare liefde, van een volmaakt offer voor onze zonden en van de overwin ning op Satan, had voorgelezen, zat de jon gen met zijn gezicht in zijn handen verbor gen. „Neen, niemand had mij dat ooit ver teld," zei hij eindelijk met ontroerde stem. Béril schoof wat dichter naar hem toe. „Gerard," zei ze, „zou je niet een paar woorden in het paneel willen snijden?" „Woorden, wat voor woorden?" vroeg hij vol verbazang. „Maar twee woorden," zei Béril zachtjes:- „Voor m ij". Er volgde een lange pauze. Toen greep hij de hand van het meisje en zei: „ik zal het doen; want ik kan God nu danken, omdat het ook voor m ij was." DE INVLOED VAN GOED BROOD OP HET GEBIT. Welk een geweldigen invloed goed brood op de ontwikkeling van het gebit heeft, is gebleken uit het onderzoek van den Zwit- serschen arts O e 111 i omtrent de school jeugd in de plaatsen Vissoie en Ayer. Deze liggen slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd. In Ayer wordt het brood nog steeds door de bewoners op de ouder- wetsche wijze uit het volle koren gebakken en steeds hard (oud-bakken) gegeten, in Vis soie daarentegen wordt het brood door een stadsbakker geleverd en steeds week (versch) gegeten. In het eerste dorpje waren slechts 3 kinderen te vinden, die carieuze (rotten de) tanden hadden, in het tweede hadden slechts 4 kinderen een gaaf gebit, alle an dere daarentegen rottende (carieuze) tan den. In beide plaatsen bestaat het hoofdvoed- sel uit brood, aardappelen, soep en melk spijzen, het klimaat, de zeden en gewoon ten, het ras, zelfs de families zijn gelijk, er bestaat slechts één onderscheid en dat is de voeding met het verschillende brood. Hieruit trekt de genoemde arts de ge volgtrekking, dat het niet zoozeer het weeke voedsel is, dat het tandbederf in de hand werkt als wel het gebrek aan hard voedsel, waardoor te weinig gekauwd wordt en het tandvleesch en de tanden niet vol doende gehard en geoefend worden. Men geve dus den kinderen steeds oud bakken brood (liefst uit het volle koren vervaardigd), en late ook de korsten mee eten, waardoor flink kauwen wordt bevor derd. In dit opzicht is ook het kauwen van rauwe peentjes aan te raden, die de meeste kinderen ook gaarne eten. OPSLAG VAN VOORRADEN ONDER WATER. Ter beveiliging tegen luchtaanvallen. Zal men er toe overgaan om voorraden aan levensmiddelen, benzine, enz. niet meer te land, maar onder water op te slaan om ze voor luchtaanvallen te beschermen? Deze vraag is door Duttweiler, een be kend staathuishoudkundige en zakenman in Zwitserland, gesteld en hij heeft tevens deze gedachte aan de werkelijkheid getoetst. Op zijn aansporing heeft men in het meer van Brienz een tank van 60.000 1 inhoud en 12 m lengte 40 m onder water laten zakken om na te gaan hoe de tank den druk weerstond en of zij onder die omstandigheden was te vul len en te ledigen. De proef verliep bevredi gend en toonde aan, dat de tank niet uit de lucht was waar te nemen. In het Greifenmeer werd vervolgens een tank tot 23 m onder den waterspiegel neer gelaten en daarop nam men proeven met de uitwerking van vliegtuigbommen. Een hom van 50 kg werd op weinig meters afstand tot ontploffing gebracht, maar heeft de tank niet aangetast. Een derde tank werd met 13 ton tarwe geladen en 40 m diep twee weken onder wa ter gelaten. DP tarwe bleef volkomen droog en onderging geen enkele verandering. Daarmee scheen bewezen, dat deze nieu we wijze om voorraden op te slaan uitvoer baar is. Bovendien is zij veel goedkooper dan opslag te land, met beveiliging. Het is nog niet bekend, of de bevoegde autoriteiten de gedachte zullen uitwerken. In ieder geval is de wereld, althans in theorie, een nieuwe en oorspronkelijke wijze van beveiliging der voorraden voor geval van oorlog rijker. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adrea. BomRaichenbach. De stand waaromi het ging in onze ru briek van 26 November, was; 1-2 3 4 5 Zwart 7 schijven op; 7, 12, 13, 17, 18, 30 en 35. Wit 7 schijven op: 16, 27, 28, 31, 38, 39 en 45. Het verloop dat o.i. de winst aangeeft is: 1. 17—21 2. 3832 12—17 3. 31—26 A 13—19 4. 3933 B 30—34 5. 28-^22 G 17X39 6. 26X17 39—43 7. 4540 D 34X45 8. 17'12 E 45—50 9. 12X14 4348 10. 149 48—39 11. 9—4 39—17 12. 415 17—12 Bij eenige zetten plaatsten wij' hoofdlet ters. Dat zijn dus varianten. Daar kon Wit anders voortzetten. Hoe het verloop dan zou worden hebben onze lezers nu na gegaan en het is nu onze beurt om te laten zien hoe wij deze spelgangen hebben ge analyseerd. Men kan dan gaan vergelijken. A. 3933 van Wit geeft geen ander spel- beeld. Daarop toch antwoordt Zwart met

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8