Rondgang door den Dam-dnolhof
HET VERMISTE PARKET
S©
60
0
i'P
S - -
is
S s0
Wenken op technisch gebied.
s
v u
9
o
8>
5--
B
<u
O U
4J -M
U tfi
3 O
ca cl
O
2
S
-4
S3
v
Q
o 3-^®I3® bos
ISl oartrtg -r7®ao
5 ""eUSN*-3»!*
'ga.sga|S5ia3
-L *-« *2 d h
£-) TJ <J ,9
O cd
5 t«
a ><2 S«aa
S 3® o
-2 -H
- S-
m
ti
®s,s§§3^^
-2 2
ti
"3^^^.-23-5
bc
CD
t* -
O
°o
-© N
DO
a>
.e g s
bC DQ
-S
H-i Ti
'J* »S
o to^3_=i
X ®J O 21 O «rt n
O »-^ rl
T3
*.S
m:3§g.fldm
s 3" N
.S» a
o o tö
a> o
UJ _j
<D 3
bO
ca
O
•»-« .5
5-4 O flTi«
-j-.w«24WP403jj^j
J3 "3 "5 -d -£ 5 "g
i-dfl-n ajW g O..M
O O P d O- P (DO
o* ts5 ,rj cq too
•-3 5>
ai cd
FH FH
O -•-'
O
mW
3j
CD
bO p
"o
.*->
4*4
.9
0
Fh .1
§2'S
3 9MZ
r€l ■^Xi
bo
'Js "2 S? -i2 3 fl
n S 'l
'ri 0 j 5 '2 a
- "N - t»
d H 1-.
9
0 <».rt 5 ÏS 'g
J®.Ö
u h 0 S 9 s? °tsj
ri S s S3 H
m W,.. +- h 133
fl t, rt 03 a 73 <P N) a -.-5
o - ®>J - d h- 3 M 60^ t-H
=3.rt Bh1 g g drorfa® ti
-t -•r,-« - 55 °i®^ m o O
-öOOJrf'-iW NÜ
o'B'ti'd S s3 -Sco^Scd1"
-Ö s
—j CD
■2d®
n g
S1™ 3
d
Ti Ti
5 c
"S 'S
o
u
3 M -
53 s-i
s,
oc -h-»
3 js
S 3
3 Ld
a> w
"oQ *CQ
- S -
2 S
Ti Ti
a& -3
I-S-SS
tn O fj O
d o S
-h-> NJ -♦-' r-H
ZL I
a
p
O
H
d 2nd 3
d- O 0
«§g®
gS> 3.2
S?
S O
-d -d
C-> T
bo
d d
•71 M
jZ >:=?'3
73
QJ
Ti .9
rj -"^
•S ftTiTi
M
bO oi
a a
bo
CO Ti
M u
d .5 o
- È?3 -
2 oh! .2
d 2
bO Sh r£
Sd.®
■2 a 3^
Fh
Ti
bO CO
S lö
bO Ti
2
3
d 0
h©
-© o
n
3
-2
co
bo
oo^S'a
d J? S
K -3
A
d ?d
o N 2
J© (D Ti <-\
O
02 Ti bo
P"5
3 d
3 g
2
bo
60 a
0
id N
iS
■W
-4-» <D
C Ti
bO
33
3 a
F-t
bi g 60
5 -h>
©Ti
s
OJ
r-t Ti
52 a .2 g
d o d
M "3 3
_T
Jh
O 2
©©£•-©
o -ij
bo o ro Fh
co
bOTi
FH
flh§
a
Fh
r©
a 5
bo
fh t3
O «H
S 1:0
a s
«-.
.5 r° s
n '2 Th
g 5 d o
:g S-d
d 3
G d dS
.2 d o
ooc co
rr/j v/«:rc/«-/i tn't JixriffMr.stn/1/1 van
Bond van JoiigcIiiiKsverecniging»'!! op ti.(i.?
Ik wou, dat U toen daarbij was geweest, en
gevoeld had, zooals ik, het geweldig enthou
siasme, dat er heerschte, en de bezieling,
die van de meeting uitging. U zou dan niet
kunnen schrijven, zooals U gedaan hebt,
en U had uit moeten roepen: Goddank zijn
er nog duizenden, die de knie voor Baal
niet gebogen hebben! Ik stem toe, dat er een
afval van God merkbaar is, vooral in een
groote stad, maar ik geloof, dat er altijd wel
een zekere groep onder de jeugd geweest
is, onder elke kerk, die zich van hoogere
beginselen niets aantrokken. Er is bij onzen
Jongel. Bond een z.g. „groote stadsprobleem",
d.w.z. de J.V. in de steden zouden veel groo-
ter kunnen zijn, maar datzelfde probleem,
zooals ik heb kunnen nagaan, was er 2030
jaren geleden ook. In de stad zijn er nu
eenmaal zooveel dingen, die vooral de jeugd
aftrekt van de bestudeering der „hoogere
beginselen".
Verder geloof ik wel, dat er personen zijn,
die verlangen naar een dictator, om alles
overhoop te kunnen loopen... enz., zooals U
schreef. Maar dergelijke personen zijn er
toch wel altijd geweest?, de man van de
straat, de jongens, die op den hoek van de
straat staan, de jeugd uit de achterbuurten,
die niet anders dan ruwe taal hooren. Maar
het is toch geen algemeene strooming onder
de jeugd?
Ik geloof, dat U zich ten stelligste vergist
Persoonlijk heb ik nog nooit iemand onder
de jeugd gehoord, die b.v. Hitier verheer
lijkte. En ik heb er meer meegemaakt, die
zich opwinden over het recht van den onder
drukte (b.v. bij de Jodenkwestie), dan die
meehuilen met de wolven.
Wel, en dat zie ik niet over het hoofd,
is er niets erger dan de geesel der werk
loosheid, waardoor zelfs de beste (althans
ik voel dat zoo aan, gelukkig weet ik het
niet bij ondervinding) bijna alles over zou
hebben voor werk. Dat ze dan dingen gaan
zeggen en doen, die men niet van hen zou
verwachten, maar waar ze in principe toch
niet mee accoord gaan. Die kunnen inder
daad meegesleept worden (velen tijdelijk)
door N.S.B. etc. Maar men kan toch niet
zeggen, dat het een algemeene geest is onder
de jeugd?
Doordat er in sommige gevallen neiging
bestaat, om meegesleept te worden door
richtingen, door U genoemd, daarom is het
juist zoo goed, dat de Chr. Jeugd zich orga
niseert in J.V., A.R.J.A. of C.H. Jongeren
(op politiek gebied) enz., waardoor men een
vasten ondergrond verkrijgt. Ik zou zoo nog
door kunnen gaan en nog enkele andere
dingen in Uw betoog kunnen bestrijden. Of
eigenlijk, bestrijden is het juiste woord niet.
Ik zie de zaken anders dan U. Nu kan het
zijn, dat het komt, omdat ik niet in een
groote stad woon, toch weet ik wel iets af
van toestanden onder de jeugd, ik ben n.l.
van verschillende organisaties lid en be
stuurslid. En ook op het kantoor, waar ik
werkzaam ben, zitten enkele jongeren, maar
ik kan de feiten, die U noemde, niet ont
dekken, integendeel. Ook kan het misschien
komen, omdat ik nog jong ben (ik ben n.l.
nog een eindje beneden de 20 jaar), toch
hoop ik, dat U mijn bescheiden meening
in deze dingen, die van het grootste gewicht
zijn, even in oogenschouw wilt nemen, en
dat U in een van Uw volgende artikelen
op deze kwestie terugkomt.
Met de meeste hoogachting
J. C. FOSSEN.
Kapelle bij Goes, Biez. str. 145."
Wegens het groote belang van deze kwes
tie zal ik D.V. de volgende maal, en mis
schien in eenige verdere artikelen, de vra
gen, in dezen brief gesteld, beantwoorden.
De punten waarvan ik uitga zijn de vol
gende:
1. Het verschil tusschen de stads- en de
plattelandsjeugd.
2. Vereering voor den leider, ook voor Hit-
Ier zelf.
3. Toenemend gebrek aan geestelijke be
langstelling, doordat men stoffelijk in de
misère zit, waardoor men stoffelijke hulp
in de eerste plaats waardeert, het doet er
niet toe van wien die hulp komt.
Een en ander met voorbeelden toegelicht.
Ikiiiiricn <f<> tioz&n ttrixif bo
c/i zoo zij hieromtrent zelt ook
vragen of opmerkingen hebben, deze aan mij
schrijven.
Rotterdam. P. W. J. S.
Gloeidraadvoeding der Radiolampen.
De spanningen die men op verschillende
onderdeeien der radiolampen geeft, moet
precies zijn volgens de gegevens, die er bij
verstrekt worden, wil men de beste werking
van een radiolamp verkrijgen.
Eén van de zaken, die veelal over 't hoofd
gezien wordt is de voeding der gloeidraden.
Men sluit deze bij voorkeur maar klakke
loos aan transformator of accu aan en toch
kan een goede spanning der gloeidraden de
levensduur van een radiolamp zoo aanmer
kelijk verlengen.
Een zekere afwijking van de voorgeschre
ven gloeispanning is toelaatbaar, maar voor
een goede werking is het aan te bevelen de
spanning precies te maken aan de door de
fabrikant aangegeven waarde.
Wanneer de spanning gering is, blijft de
kathode-temperatuur beneden het normale,
met het gevolg, dat de electronen emissie be
grensd is. Dit kan oorzaak zijn van onvol
doende werking en van een verkorte levens
duur der lamp. Ten einde een behoorlijke
werking te verzekeren, doet men het beste
de gloeispanning der lamp aan het lamp
voetje zelf, met een nauwkeurige voltmeter
(bij wisselstroomlampen met een wissel-
stroomvoltmeter) gedurende de werking van
het toestel te meten.
Zijn de gloeidraden in serie geschakeld,
zooals bijv. bij de meeste gelijk-wisselstroom-
toestellen (universeel toestellen) dan kan men
de juiste spanning controleeren met behulp
van een ampèremeter, welke men in de gloei-
draadkring opneemt, om daarna deze ge-
heele kring op een bepaald amperage (meest
al 0.3 Ampère) af te regelen.
De gloeispanning kan uit een gelijkstroom-
bron ontnomen worden (batterij-accu-gelijk-
stroomnet) of wel uit een wisselstroomnet.
Voor gelijkstroomaansluitingen gebruikt
men meestal voor de correcte gloeispanning
een weerstand.
Een transformator levert meestal de wis
selspanning. Dij de werking op gelijkstroom
moet men rekening houden met de stroom
bron. Zoo deze uit droge batterijen bestaat
is het noodzakelijk een regelweerstand in se
rie met de gloeidraad en de batterij te plaat
sen, teneinde de spanningvariaties van de
laatste te kunnen compenseeren. Hierbij ver
dient het aanbeveling continu een voltmeter
aan te sluiten, teneinde altijd op het juiste
voltage te kunnen instellen.
Het in- en uitschakelen van zoo'n toestel
zal het beste met een gloeidraadweerstand
(ca. 30 Ohm) kunnen geschieden; dit ver
dient zelfs aanbeveling teneinde een over
spanning op de lampen te vermijden na een
rustperiode daar in die rustperiode iedere
batterij z.g. depolariseert, dat wil zeggen
dat iedere batterij na rust weer een iets
hoogere spanning geeft.
Wanneer de voeding door een accu of
gelijkstroomnet gebeurt, kan men een vaste
weerstand tusschenschakelen, die men eens
en voor altijd in de juiste stand zet.
Toch verdient het aanbeveling zoo af en
toe de spanning te controleeren en dus bij
gevolg ook de weerstand.
Voor de wisselstroomvoeding der gloeidra
den gebruikt men een transformator. Men
zal er om te beginnen op moeten letten dat
de netspanning voor het primaire gedeelte
van den transformator dezelfde is, als
welke beschikbaar is. Deze netspanning
bepaalt men met een wisselstroom voltmeter,
of men leest deze eenvoudig af op de elec-
triciteitsmeter, waarop de netspanning ver
meld staat.
Wanneer de netspanning hooger is, dan
die waarvoor de transformator gebouwd is,
dan plaatse men een weerstand in serie op
de primaire om de spanning terug te bren
gen tot die, waarvoor de transformator ge
maakt is.
Wanneer de netspanning belangrijk lager
is, dan die waarvoor de transformator pri
maire is voorzien, dan kan men een tweede
trjiiisformji-tor gobruiken, welkt* tot doel heeft
do netspanning- op to transformeeren tot dio
waarde, waarvoor de transformator ge
maakt is.
Wanneer de gloeidraden in serie gemon
teerd zijn, moet gewoonlijk een ballastweer-
stand tusschen de gloeidraden en het net
gebruikt worden. De waarde van deze weer
stand is voor ieder net verschillend en de
waarde hangt sterk af van het aantal en de
te gebruiken lampen. Indien lezers belang
stellen in deze berekening, dan zullen wij
deze gaarne op aanvraag toesturen. Moeilijk
is het niet. Ook geven wij gaarne de waarde
van zoo'n weei stand, zoo er lezers mochten
zijn, die serie-gloeidraadvoeding wenschen
toe te passen, doch niet de waarde der
weerstand weten.
De drukknopafstemming bij de Erres-
ontvangers.
Wij werden in de gelegenheid gesteld,
kennis te maken met een allernieuwste type
Errestoestel, voorzien van drukknopafstem
ming-. d.w.z. met behulp van het drukknop
systeem had men keuze uit 6 stations.
Drukte men het knopje „Hilversum" in, dan
hoorde men na eenige oogenblikken prompt
Hilversum uit de luidspreker komen. De
automatische afstemming kwam tot stand
met behulp van een ingebouwde kleine mo
tor. In 't begin vonden wij het werken met
de drukknoppen reuze aardig. Voor men
sehen, die nog steeds geen toestel goed
kunnen afstemmen (en die zijn er helaas
nog zeer vele) is de drukknop een goede uit
vinding. Wij gebruikten na een paar dagen
echter de drukknop niet meer en stemden
liever gewoon af, d.w.z. met behulp van een
klein knopje, hetgeen naar links en naar
rechts bewogen kan worden, waardoor de
afstemwijzer vlug naar links en naar rechts
bewoog. De afstemming met behulp van dit
werkelijk zeer handige knopje, werd dik
wijls gebruikt en dit vonden wij zeer prac-
tisch. De drukknopjes konden ons echter ln
de practijk, hoe perfect een en ander uitge
voerd was, niet bekoren. Het is een beetje
groote menschen speelgoed geworden. Ove
rigens voldeed het toestel aan de hoogst te
stellen eischen. Toonkwaliteit was uitstekend
en ons inziens heeft Erres hiermee wel het
summum bereikt. Verder bezat het toestel
variabele bandbreedte-regeling, toonregeling,
foding-compensatie, enz. Het toestel was
aan alle kanten technisch af, terwijl het
uiterlijk zeer te roemen viel. Wel een toe
stel waarmee wij Erres kunnen gelukwon-
schen.
Vragen.
J. K. te A. Een lamp van 100 Watt, kost
U, bij een kilowattprijs van 12 ct., aan elec-
triciteit 1,2 ct. per uur, daar U met zoo'n
lamp in 10 uur één Kilowatt verbruikt.
Uw installateur zal U zeker aan een z.g.
snoerschakelaar kunnen helpen, waardoor U
naar believen, de lamp aan en uit kunt scha
kelen.
L. K. te G. Het Amerikaansche lamptype
wat overeenkomt met de AK 2 is de 6A 7.
Heelemaal gelijke karakteristieken hebben
deze lampen niet. De laatste is een heptode
lamp, terwijl de eerste een octode is. De
6 B 5 als eindlamp prefereeren wij niet. Wel
kunt U een goede kwaliteit bereiken als U
2X6 B5 in balans schakelt.
„SARIE MARAIS".
Het onbekende couplet.
Het lied van Sarie Marais, zegt de „D i e t-
s c h e Gedachte", is langzamerhand in
de Nederlanden populair geworden. Men
zingt echter vaak „Marijs" of zelfs „Ma-
raais", terwijl de Afrikaner Marais op1 zijn
Fransoh uitspreekt: „Marê".
Minder bekend .is het echter, dat door
B. de Wet een vierde couplet is toegevoegd
aan de drie meer bekende van de ge
zusters Bezuidenhout. Dit couplet luidt (vol
gens de F.A.K. Volksangbundel vir Suid-
Afrika) aldus:
Die Ka/kies is mos net soos 'n krokodillepes,
Hul sleep jou altijd water foe.
Hulle gooi jou ip 'n skip
vir 'n lange, lange „trip",
Die josie weet waarnatoe.
O breng mij terug naar die ooi Transvaal,
ens.
door Grace Sinclair.
13.) - o
„Ik ken nu ook de woorden, die u aan
de anderen geleerd heeft: „Hierin is de
liefde niet dat wiji God liefgehad hebben,
maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zij!n
Zoon gegeven heeft als zoenoffer voor onze
zonden." Waarom schreit u? Heb ik het
niet goed opgezegd?"
Béril kon haar tranen niet bedwingen,
nu zij eindelijk waren losgekomen.
„Hoe had zij het kunnen vergeten, dat
God hen met Zijn liefde, Zijn onmetelijke
liefde van alle zijden omringde; een liefde
die zich niet alleen tot de bedreigde ket
ters uitstrekte, maar zelfs tot hun vervol
gers.
Het was een heel ander gezicht, dat Ge
rard bij' zijn thuiskomst begroette, al waren
de sporen van de tranen nog wel te zien.
„Zij zijn gered, mademoiselle!" riep hij.
„Iemand van de overheid, wie weet ik niet,
heeft een van de troepen op de Rhonebrug
verslagen. De winkel van Aimé Levet is
wel vernield, maar er werd niemand ge
wond, en vandaar is hij doorgetrokken naar
het huis van Baudichon-Veichy; de dom
heer werd gewaarschuwd, dat hij hem daar
opwachtte, en hij durfde er niet alleen heen
te gaan, en ging daarom liever eerst naar
de Molard. Daar werd hij niet heel vriende
lijk ontvangen. Ziji noemden hem „lafaard"
en „verradei" en gaven hem nog meer
mooie namen» maar toen ben ik er gauw
vandoor gegaan, om u te vertellen, dat het
huis van Baudichon voor het oogenblik vei
lig is, en dat de Hugenoten zich wapenen,
om vrouw en kinderen te verdedigen."
„Zou het tot vechten komen?" vroeg
Béril, die niet wist, of ze blij of bang moest
zijn. g,
„Dat weet ik niet, mademoiselle, maar op
de Molard zijn ze wel allen gewapend",
voegde hij er aan toe. „Op het oogenblik
hoor ik echter nog geen schieten. Als het
tot een strijd 'komt, zullen wij het gauw ge
noeg gewaar worden.
Dat was een voldongen feit; zij konden dus
niet anders doen dan afwachten.
Gerard begon aan zijn houtsnijden, en
Béril wijdde zich aan Mignonne. Zij. waag
de het zelfs, om naar beneden te gaan en
een en ander uit de provisiekast te halen
en op den zoldeT een maal aan te richten,
zooals er daar nog nooit een geweest was.
Zij en Gerard genoten er maar half van; zij
zaten nog te veel in zorg, maar Mignonne
smulde.
Nog altijd luisterden zij tevergeefs naar
het afschieten van het kanon op het markt
plein, en na den maaltijd kwam Mignonne
weer op Bérils schoot zitten, en praatten
zij zachtjes samen.
„Moeder hield mij ook altijd zoo in haar
armen," zei de kleine meid. „Gerard doet
het soms ook, maar 'hij heeft het gewoonlijlk
te druk met zijn werk."
„Ik heb nog nooit zulk mooi houtsnijwerk
gezien," zei Béril.
Zij was benieuwd, hoe GeraTd tot zijn
keuze van onderwerp gekomen was. Hij
was bezig met het maken van een paneel,
voorstellende den gekruisigden Christus,
met de priesters, die hem bespotten en op
den achtergrond, de onverschillige soldaten
en de zielsbedroefde vrouwen.
Het relief van de verschillende figuren
was uitstekend; maar Christus bleef de
hoofdfiguur, en maakte zoo'n indruk op
Béril, dat haar de tranen in de oogen kw«u-
men, terwijl zij er naar keek.
„Gerard," zei ze, „je moet toch den
Zaligmaker wel heel lief hebben, anders
kon je hem nooit zoo uitbeelden."
De jongen keek haar 'knorrig aan.
„Tk weet niet eens wat liefde is. Ik heb
niemand lief, behalve Mignonne misschien."
„Arme Gerard! Je hebt Christus dus niet
lief?" Toen helderde haar gezichtje opeens
op. „Maar Hij heeft jou lief', zei ze daarop.
„Dat is niet mogelijk," zei de jongen op
bitteren toon. „Hij heeft zulken, als ik ben,
niet lief."
„Hiji heeft je wel lief, Gerard," herhaal
de Béril, „en God zelf heeft je lief. Geloof
het tochl liet is de waarheid. Zelfs Mig
nonne kan je dat vertellen. „Hierin is de
liefde, niet dat wij God liefgehad hebben,
maar dat Hij ons heeft liefgehad" jou
en mij, Gerard."
„U misschien, maar mij niet," zei de
jongen verdrietig. „Mischien heeft God de
rijken wel lief, die Hem groote kerken en
prachtijge altaren kunnen bouwen en de
schatkist van de pricoters tot overloopens
vullen. Die kunnen de vergeving hunner
zonden ikoopen en ook een plaats in den
hemel, maar niet dezulken zooals ik hen
„0, Gerard! Daar vergis je je tooh in,"
Hei ze haastig. „Wij kunnen hem niets
geven. Het is God, Die geeft. Wat beteeke-
nen ons goud en onze juweelen en onze
geschenken voor Hem? Niet om deze din
gen heeft Hij ons lief. Wiji zijn. zondig en
hulpeloos en zonder Hem moeten wij om
komen; maar Hij had ons lief en zond
daarom Zijn Zoon, om het zoenoffer voor
onze zonden te zijn. Daardoor weten wij',
dat Hij ons liefheeft. Denk er eens over na,
Gerard. Hij' gaf Zijn Zoon, Zijn geliefden
Zoon om voor ons te sterven."
Zij haalde haar testamentje uit haar zak,
en begon de bladzijden om te slaan.
„Misschien heeft niemand het je ooit ver
teld," zei ze, vol medelijden. „Mag ik het
je heelemaal voorlezen, Gerard?"
Zonder zijn antwoord af te wachten, be
gon zij te lezen, en het duurde niet lang,
of Gerard liet het mesje, dat hij in zijn hand
had, los.
Toen zij eindelijk haar oogen opsloeg,
nadat zij hem het heele verhaal van Godde
lijke, onpeilbare liefde, van een volmaakt
offer voor onze zonden en van de overwin
ning op Satan, had voorgelezen, zat de jon
gen met zijn gezicht in zijn handen verbor
gen.
„Neen, niemand had mij dat ooit ver
teld," zei hij eindelijk met ontroerde stem.
Béril schoof wat dichter naar hem toe.
„Gerard," zei ze, „zou je niet een paar
woorden in het paneel willen snijden?"
„Woorden, wat voor woorden?" vroeg
hij vol verbazang.
„Maar twee woorden," zei Béril zachtjes:-
„Voor m ij".
Er volgde een lange pauze. Toen greep hij
de hand van het meisje en zei: „ik zal het
doen; want ik kan God nu danken, omdat
het ook voor m ij was."
DE INVLOED VAN GOED BROOD OP
HET GEBIT.
Welk een geweldigen invloed goed brood
op de ontwikkeling van het gebit heeft, is
gebleken uit het onderzoek van den Zwit-
serschen arts O e 111 i omtrent de school
jeugd in de plaatsen Vissoie en Ayer.
Deze liggen slechts enkele kilometers van
elkaar verwijderd. In Ayer wordt het brood
nog steeds door de bewoners op de ouder-
wetsche wijze uit het volle koren gebakken
en steeds hard (oud-bakken) gegeten, in Vis
soie daarentegen wordt het brood door een
stadsbakker geleverd en steeds week (versch)
gegeten. In het eerste dorpje waren slechts
3 kinderen te vinden, die carieuze (rotten
de) tanden hadden, in het tweede hadden
slechts 4 kinderen een gaaf gebit, alle an
dere daarentegen rottende (carieuze) tan
den.
In beide plaatsen bestaat het hoofdvoed-
sel uit brood, aardappelen, soep en melk
spijzen, het klimaat, de zeden en gewoon
ten, het ras, zelfs de families zijn gelijk, er
bestaat slechts één onderscheid en dat is de
voeding met het verschillende brood.
Hieruit trekt de genoemde arts de ge
volgtrekking, dat het niet zoozeer het
weeke voedsel is, dat het tandbederf in de
hand werkt als wel het gebrek aan hard
voedsel, waardoor te weinig gekauwd wordt
en het tandvleesch en de tanden niet vol
doende gehard en geoefend worden.
Men geve dus den kinderen steeds oud
bakken brood (liefst uit het volle koren
vervaardigd), en late ook de korsten mee
eten, waardoor flink kauwen wordt bevor
derd. In dit opzicht is ook het kauwen van
rauwe peentjes aan te raden, die de meeste
kinderen ook gaarne eten.
OPSLAG VAN VOORRADEN ONDER
WATER.
Ter beveiliging tegen luchtaanvallen.
Zal men er toe overgaan om voorraden
aan levensmiddelen, benzine, enz. niet meer
te land, maar onder water op te slaan om
ze voor luchtaanvallen te beschermen?
Deze vraag is door Duttweiler, een be
kend staathuishoudkundige en zakenman in
Zwitserland, gesteld en hij heeft tevens deze
gedachte aan de werkelijkheid getoetst. Op
zijn aansporing heeft men in het meer van
Brienz een tank van 60.000 1 inhoud en 12 m
lengte 40 m onder water laten zakken om na
te gaan hoe de tank den druk weerstond en
of zij onder die omstandigheden was te vul
len en te ledigen. De proef verliep bevredi
gend en toonde aan, dat de tank niet uit de
lucht was waar te nemen.
In het Greifenmeer werd vervolgens een
tank tot 23 m onder den waterspiegel neer
gelaten en daarop nam men proeven met de
uitwerking van vliegtuigbommen. Een hom
van 50 kg werd op weinig meters afstand
tot ontploffing gebracht, maar heeft de tank
niet aangetast.
Een derde tank werd met 13 ton tarwe
geladen en 40 m diep twee weken onder wa
ter gelaten. DP tarwe bleef volkomen droog
en onderging geen enkele verandering.
Daarmee scheen bewezen, dat deze nieu
we wijze om voorraden op te slaan uitvoer
baar is. Bovendien is zij veel goedkooper dan
opslag te land, met beveiliging. Het is nog
niet bekend, of de bevoegde autoriteiten de
gedachte zullen uitwerken. In ieder geval is
de wereld, althans in theorie, een nieuwe en
oorspronkelijke wijze van beveiliging der
voorraden voor geval van oorlog rijker.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adrea.
BomRaichenbach.
De stand waaromi het ging in onze ru
briek van 26 November, was;
1-2 3 4 5
Zwart 7 schijven op; 7, 12, 13, 17, 18,
30 en 35.
Wit 7 schijven op: 16, 27, 28, 31, 38, 39
en 45.
Het verloop dat o.i. de winst aangeeft is:
1.
17—21
2.
3832
12—17
3.
31—26 A
13—19
4. 3933 B
30—34
5.
28-^22 G
17X39
6.
26X17
39—43
7.
4540 D
34X45
8.
17'12 E
45—50
9.
12X14
4348
10.
149
48—39
11.
9—4
39—17
12.
415
17—12
Bij eenige zetten plaatsten wij' hoofdlet
ters. Dat zijn dus varianten. Daar kon
Wit anders voortzetten. Hoe het verloop
dan zou worden hebben onze lezers nu na
gegaan en het is nu onze beurt om te laten
zien hoe wij deze spelgangen hebben ge
analyseerd. Men kan dan gaan vergelijken.
A.
3933 van Wit geeft geen ander spel-
beeld. Daarop toch antwoordt Zwart met