Vl
t
fe
as e.
Voor de jeugd.
Zaterdag 10 December 1938
53e
«Jaar
gang
No. 11
Voor den Zondag.
3*0
-* u_i v
i—
PJ O
p c*
H O
STe 2$ as
rn M H 4 —4
w
8?"p-?8^9S?-Pg^f ^7
43
43
S Q
tö 1
p;
ml
£•&- s p s
o P
e a
B
W 33
3 5.^£S^£'P®S5i
OD
O
00
m 9^ ^rj P P co co
O ti .u n i T üi o oi 7
ga
J (D H <0 02 JB
s K
a»
fr§.
- r\ O
P- O
CS
q>
(Q
a> *d
>-i pr
a® i-S 8
W p, g. p*
g "s. a
ETS O
w o ïsr
&£-§ 2
B
OS
K-Oq
CO CO
o
*0
cp 2
to p.O to
p pjq P H
H PT P m O
pT p p*B prp
N o
CD Ï2'. O
p E'm 9 sr P 5
^.?(gU<? S'«i5ESf
.si
ffl O
B
t3(w"0VH®5-°?0&
B IS
<p
H
ffi P
s*0 s
O p
a> <3
<3
P CD
p"
P O
<J O
2 t^Orq
■*S 4|.
p.
p o
P o
p y
P -=*
W P -
p, P p* p B
o crq CP m p
o S p
h P B-* P- B
P £31
IU'W'I
o
5*2 O
M
p-
2 o (jq
g llS.Orq CD
r i w i
2 P
p: B
B P
7 a.
p a
a.
tr-
tr p
<e
a p® 3
g.
ty a
®.ory
s* S 5
2
B P
N Q,
t-i- £T
8
13.19 en waar 3309 niet kan wegens
3034, moet nu 3106 volgen en zijn wij
aangeland, bij de hoofdvariant.
B.
Nu al offeren door 2822 is niet z»o
goed als in de hoofdvariant gespeeld
wordt. Het kan dan b.v. als volgt gaan:
28—22, 117X37; 26XÜ7, 18—23; (wit
kan nu niet 1711 spelen, omdat de dam
opgevangen wordt door 37—42, 11X2; 42—
48 niet: 4247, 47 X20 omdat dit re
mise geeft door 39—33, 16 X27 2X24,
30X19; 16*41, 48X25; 11--6 (35—40
dreigt), 2534. Nu kan 61 niet door 35
40; ook 4'540 baat niet -(34X45); en 27
22 geeft geen redding; 2328, 22X33,
344. iWaar 339 en 4540 niets geven
blijft dus 3328 over. Nu speelt Zwart
niet 3540, 1X45 omdat dit remise geeft.
Ëerst het stuk op 19 weggespeeld door
1924. Nog steeds baat Wit bet offeren
niet, dus 2822. Nu kan zwart wèl de
afruil 3540, 45X34, 1X45 doen, omdat
nu bet witte stuk niet meer tegenover het
zwarte staat (19 tegenover 28). Na den af
ruil zijn we in een bekend type-eindspel
aangeland. Kunt u dat zonder er ook maar
even over na 'behoeven te denken win
nen? Ja? Accoordl Moet u: de stand eerst
nog narekenen? Hat deugt niet. Deze stand
moet IJ weten. Dus n a deze rubriek be
hoort gij! mede tot degenen die dergelijke
standen kennen. De stand is: Wit 2
schijven op 6 en 22; wart: een dam op
45 en een schijf op 24. Wit aan zet. Dam
halen kan niet. Du3: 2217. En verder:
Wit
17—ii
11—7
6—1
1X40
Zwart
24—30
45—1
1X45
BO—34
45X23
Deze B-variant is bet naspelen over
waard. Vooral voor beginners. Daar is voor
hen beel wat uit te leeren. En de gevorder
den houden repetitie. Dat moet ook van tijd
tot tijd gebeuren.Opfrisschen van het vroe
ger geleerde is overal noodig. Ook bij ons
damspel. (Wordt vervolgd.)
Beste Nichtjes en Neefjes!
Jullie hebt verleden week wel gezien, dat
de beantwoording van de briefjes door
plaatsgebrek moest blijven wachten. Het
heeft dus wel wat erg lang geduurd deze
keer.
We 'hebben nu weer de prijsraadsels, an
ders schuift het al te veel op, en moeten
jullie zoo lang wachten eer er weer prijsjes
gegeven worden. D'us nu deze week weer ge
woon een briefje schrijven.
Aagtekerke. „Vergeetmijnietje". Met
jou zal ik maar beginnen dan wordt je
alvast niet vergeten. Deze naam is beter
hoor. Je vindt het misschien wel leuk om
te weten, dat jij de jongste bent? Je briefje
zag er keurig uit, hoor.
Baarland. „Prins Bernhard". Maar
goed dus, dat je ook nog aan dat raadsel
begonnen bent, anders had je het niet eens
gemerkt, en dat Was toch wel jammer ge
weest. Ja, jij was maar goed af met dat
mooie boek.
Serooskerke. „Parker". Wat fijn, dat
je een raadsel voor mij gemaakt hebt, zoo
iets is altijd welkom. Het is wel lastig voor
je, nu de krant zoo gauw wegmoet, want
als je het nu vergeet, is het mis. Heb je
het boek al uit?
N i s s e. „Zusje". Op zoo'n manier geniet
je wel van het boek en is het niet zoo gauw
uit ook. Je verlangt er zeker steeds naar,
dat het maar gauw avond zal zijn? Het
spreekwoord heb ik genoteerd. „Fietsertje".
En jij hebt ook al zoo je best gedaan, ik
krijg nu weer een beetje voorraad. Jij had
bet maar drulk van de week. Ja, zoo'n inlei
ding daar moet je goed je best op doen. Jam
mer, dat er zoo weinig meisjes zijn.
i Goes. „De Ruyter". Nog maar een poos
je je best doen, dan kom je ook hier weer
goed doorheen. Weet je al cijfers van repe-
titie's? Nee, ik heb den Sint niet gezien.
Nieuwdorp. „Bruinoogje". Al die ge
heimzinnigheden in huis, de verwachting,
wat er zal komen, is al een feest op zichzelf.
Mag jij ook je schoenen bij den schoorsteen
zetten zetten, of ben je daar al te groot voor?
„Frederik Hendrik". Ik vind, dat jij een
dappere zus hebt hoor, want het zou niets
geen wonder zijn, als ze er een beetje bang
voor was. Is het al gebeurd? Jij bent de
eenigste niet, die de oplossing niet kon
vinden.
Koudekerke. „Prins Mjaurits." De
oplossing was goed en nu ben ik benieuwd
of je dat met de hokjes ook zoo gemakkelijk
kon vinden. Je vindt het zeker wel fijn als
je vader 's avonds mag helpen? „Farmer."
Nu ik kan begrijpen dat het een feest is als
je mee mag rijden. Wat heb jij' veel konijnen
zeg. Ja, daar zal wel heel wat opgepeuzeld
worden.
Wemeldinge. „Twee gebroeders".
Jullie hebt het goed gehad en de brief was
mooi op tijd. Wat een moeilijke dingen
worden er al gemaakt; daar is zeker heel
wat werk aan? Nu, als 'het klaar is zul je
er ook wel plezier van hebben.
Borssele. „Moeders lieveling". Dat
was een heele gebeurtenis bij jullie, maar
heb je ook wel aan de beteekenis ervan ge
dacht? Ik hoop voor jou dat tante je wensch
in vervulling doet gaan. „Zus". Dat nichtje
zal wel erg blij geweest zijn- nu zijl het boek
eerst mocht lezen. Is ze erg ziek? Ja, M.
had mij1 er ook al alles van geschreven.
's H. A r e n d s k e r k e. „Meizomietje."
In de krant hebben we alles oude spelling, de
raadsels ook, dus dat is nogal gemakkelijk,
hoewel voor jullie misschien niet, omdat je
aan de nieuwe gewoon bent. „Herfstaster".
Ja, het was bij ons van de week ook een
ware storm. Het was zeker wel vreemd dat
Vader weg was? Nee, dat is voor mij niet
zoo'n lekkernij.
Bergen op Zoom.. „J. P. Goen." Ik
dacht wel dat je met dit boek in je schik
zou zijn; zelf heb ik er ook van génoten toen
ik het las. Ja, het is nu tegen het kerst
rapport hard aanpakken; maar flink je best
blijven doen. Ik denk niet dat de Sint je
vergeten zal hoor. „Hiardlooper." Die maand
December is voor jou niet mis; zooveel heer
lijkheden, daar kun je een heel jaar naar
verlangen. Ja hoor, ik vertel het je vast,
als het goed is afgeloopen!
Hier volgen dus de p r ij s rajadsels.
1. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 58 letters.
De 37. 41. 56. 5. 23. 8 is de naam van
een vliegtuig dat een reis naar Zuid-Afrika
maakt.
55. 50. 31. 39. 2. 37 was er een groot held.
58. 6. 26. 34. 16. 17. 54. 47. 14. 16. 10. is.
er een jaarlijksohe feestdag.
32. 52. 43. 36. 8. 44. 24. is een ander woord
voor nog eens.
Een 1. 7. 21. 47. 11. 31. 48. 33. is een te
huis voor kinderen.
Een 46. 25. 12. 26. 51. 20. 53 is een
geldstukje.
De 22. 3. 50. 15. is aan den kant van een
weg.
Een 50. 31. 42. 4. is een raam.
Iemand, die niet graag geeft is 5. 29. 49.
8. 9. 39.
Tijdschriften laat men vaak 35. 57. 22. 13.
28. 27. 30. 45.
Een 18. 7. 19. 51. 38. 28. 5. is een sieraad.
40. 44. is een uitroep.
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 21 letters.
Een 4. 14. 13. 15. 10. 14. is een herfst
bloem.
Een 16. 15. 8. 9. 4. 17. 20. is een insect.
5. 20. 3. 8. 6. 9. leeren de meisjes op school
Een 2. 20. 7. 17. 15. is een groot muziek
instrument.
Het 18. 19. 11. 12. 3. 9. is een windstreek.
E'en 1. 14. 9. 11. waggelt als hij loopt.
4. 8. 21. is niet dun.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DO'LLIE!
MOEDER'S OUDSTE.
12.) o—
Nu de verkleedpartij haar verveelde,
kwam de boosheid op Bonnie en Fransje
weer in haar op. Ze trok de japon uit en
gooide haar op het bed.
Als ze thuis.wacht eens, daaT bedacht
ze dat er nog boeken in den koffer moes
ten zijin.
Vlug trok ze den grooten koffer wat ach
ter het bed vandaan, deed bet deksel open,
mikte alles op den grond wat er in zat, tot
gooide haar op het bed.
Even later was het stil in de kleine ka
mer. Op het kleedje voor het bed zat Rie
verdiept in een boek, naast haar lag Weira
tevreden te slapen.
Tot
Weira hief zijn kop op' en Rie haar aan
dacht was ineens weg uit het boek.
Voetstappen op de trap!
Rie vloog op, greep de japon van het
bed en frommelde haar in elkaar en duwde
haar vlug onder de sprei.
Op den Tand van het bed bleef ze zitten,
strak naaT de deur kijkend, in afwachting
dat tante binnen zou (komen.
Maar dat gebeurde niet; de voetstappen
gingen den anderen kant op. Dat was nóg
erger!
In haar verbeelding zag Rie de kamer,
zooals ze die had verlaten: de kast wijd
open, en de japonnen verspreid op de stoe
len en het ledikant.
Nu hoorde Rie niets meer; tante was dua
in de kamer.
Wat zou ze schrikken, als ze al dien
rommel zag.
Maaro, daar ging de deur weer.
Tante ging nu natuurlijk hierheen, om
haar te zoeken.
Ja, daar had je haar al. Maar waarom
liep ze zoo zachtjes? Zeker om zoo meteen
ineens de deur open te do<m en haar dan
aam het schrikken te maken.
Maar dat zou niet gaan; ze had tante im-
meTS al gehoord.
Nu had ze zich wel graag onder het bed
willen verstoppen, maar dat kon niet meer.
0, wat zou tante wel zeggen?
Daar ging de deur open. Hij draaide naar'
haar toe, zoodat ze er precies achter zat.
Tante kon haar nog niet zien.
Hiij ging nog verder, een hoofd kwam om
het hoekje en toen.meteen klonk een
vroolijk gelach door de kamer.
Opgelucht klonk Rie haar stem: „O, Bon
nie, ben jij het?" en toen, toch een beetje
benauwd: „ik dacht dat het tante was".
„Welnee, tante is heneden bij de visite;
maar Rie, wat heb je toch uitgevoerd?
Ik dacht dat je in tante's kamer was,
omdat de deur daar openstond. Al haar
japonnen lagen er; heb jij dat gedaan?"
Toen keek Bonnie naar den leegge-
haalden koffer.
„Ja," zei Rie, „ik heb ze allemaal aange
had, het was zoo gek ze waren veel te groot
natuurlijk en ze sleepten ook, maar in m'u
eentjeNju pas bedacht Rie dat ze
boos was op Bonnie, haar gezichtje verdon
kerde en niet erg vriendelijk liet ze er op
volgen: „Wlaarom ben je zoo lang weg
gebleven, en waarom mocht ik niet mee?"
„Ik was bang dat het te druk was voor
dat zieke meisje."
„Te druk, nou dan had Fransje er toch
beter alleen naar toe kunnen gaan, dat was
nog rustiger geweest." Rie trok een pruillip,
toen ze weer bedacht hoe smadelijk ze haar
in den steek hadden gelaten.
Toen ineens begon ze fluisterend: „Zeg,
heb je het al gezien in de serre?"
„In de serre? Wat dan?"
„Sst, praat niet zoo hard; het raam be
doel ik; ik heb een groote ruit kapot ge
gooid met den bal; we speelden samen,
Weira en ik, en toen ineens vloog de bal
er door. Tante was zoo kwaad, daarom
moest ik naar boven."
„Oooh", was alles wat Bonnie zei.
Ze voelde zich beschaamd; het was im
mers ook haar schuld: zij had Rie niet al
leen mogen laten.
„Maar hoor eens," begon ze toen over wat
anders, „moeten we nu eerst niet die japon
nen opruimen? Als tante het straks ziet."
Ja dat was waar.
önMi s blad
JEZUS, DE VREDEVORST.
En deze zal vrede zijn.
Micha 54.
De wereld snakt naar vrede.
Vanaf het oogenblik, dat de mensch zich
afkeerde van zijn God is er geweest de on
rust en de onvrede.
In het persoonlijk leven, in de samenle
ving, in het leven der volkeren.
Heel de wereldgeschiedenis was als het
ware één lange oorlogshistorie. Altijd wa
ren er de oorlogen en de geruchten van oor
logen. En wel zijn er geweest en zijn er nog
de idealisten die droomden en droomen van
een door de goedwillende menschen te
stichten vrederijk, maar altijd weer is deze
illusie op een wreede wijze verstoord.
De wereld kent geen vrede en rnsi omdat
het hart van den mensch den waren vre
de mist.
Geen wonder dat er menschen zijn, die,
Wanneer ze het wereldgebeuren om zidh
heen, in enger en in wijder kring, gadeslaan,
in wanhoop dreigen onder te gaan, dat er
in breede kringen is levensvertwijfeling bij
het zien van al het menschenwee.
Temidden van al die onrust en onvrede,
komt nu weer de prediking van het Kerst
evangelie, van de blijde boodschap, van een
blijvende vrede die er is in Christus Jezus,
den Vredevorst.
De vrede, waarvan deze boodschap ge
waagt, is maar niet een schijn-heeld, een
droombeeld dat in werkelijkheid toch niet
voor verwezenlijking vatbaar zal blijken te
zijn, maar zij is volle realiteit.
Omdat het een vrede is, gegrond op het
recht.
Door engelenmond heeft de Heere in den
Kerstnacht dezen vrede uitgeroepen, dien
Hijzelf gemaakt heeft in het offer van Zijp
Zoon, die in de wereld gekomen is om de
werken des duivels te verbreken en door
lijden en dood een eeuwige verzoening te
weeg te brengen.
Om het offer van Zijn Zoon is de toorn
van God afgewend. Aan den strengen
eisch van het recht is voldaan.
De vredegedachten die God van eeuwig
heid had zijn verwerkelijkt. Jezus Christus
is in de wereld gekomen om zondaren za-
lig te maken, om hen, die erkennen dat zij
God door hun zonden hehben vertoornd,
den vrede te hergeven.
Door het kruisbloed van Christus is de
schuld uitgedelgd, en is de vredeverstoorder
van den beginne, van zijn macht beroofd.
Wij zingen van het Kerstfeest als van het
vredefeest, en met recht, maar toch was het
Kerstgebeuren de inleiding tot een bange
worsteling.
Immers, de groote Vredevorst voor zijn
volk, was de machtige Strijdvorst tegen de
zonde en den duivel. In dien strijd heeft Hlij
overwonnen. Het verlossingswerk heeft Hij
tot het bittere einde volbracht.
En nu mogen zij, die Jezus Christus als
hun Borg en Heiland in het geloof aanvaar
den, roemen: Wij dan gerechtigd zijnde uit
het geloof hebben vrede bij God door onzen
Heere Jezus Christus.
In Hem vindt Gods volk den grooten vre-
demaker.
„Deze zal vrede zijn" heeft de profeet
Mioha voorzegd. En de apostel Paulus stemt
daarmee in als hij het uitroept: „Want Hij
is onze vrede".
Laten wij ons voor dien Vredevorst bui
gen en ons stellen onder Zijn gezag met de
bede:
O Vredevorst! Gij kunt gebieden
Den vrede op aarde en in mijh ziel;
Doe eiken zondaar tot U vlieden,
Dat al wat ademt voor U kniel'!
BIDDEN.
Des harten binnenst overleg,
gezegd, gezucht, gedacht!
Het trillen van een stille vlam
die naar >de wolken tracht.
Het slaken van een ademtocht,
het vallen van een traan,
de blik naar boven van een oog
•door God-alléén verstaan.
Des Christens kracht, des Christens lust
des Christens levenslucht,
zijn levenskracht in 'tuur des doods,
bij dood en 'hel geducht.
Want bidden doet geen hart alléén,
één Geest dringt ze allen door;
en op Zijn Priesterlijken troon
gaat Jezus Zelf ze voor.
Gij-Zelf, de Waarheid en de Weg!
ziet biddend op ons neer,
hebt biddend ónzen strijd volstreen
leer Gij ons bidden Heer!
DA OOSTA.
DE MOELIJKHEDEN IN HET
HUISGEZIN MET DE MODERNE JEUGD.
Een brief beantwoord.
In antwoord op m'n vorig artikel ontving
ik een bijzonder sympathiek schrijven van
een jeugdig lezer, die blijkbaar in geenen
deele m'n beschouwingen van vorige week
deelt.
Inderdaad is de toon van z'n brief op
timistischer gestemd dan van mijn stukje.
Ik ben met hem eens, dat het hier om een
belangrijke kwestie gaat, en eigenlijk zou
ik het zeer op prijs stellen, als ook nog
anderen, liefst van verschillende godsdien
stige en maatschappelijke schakeering mij
hun meening eens schreven.
Laat ik eerst nu den brief hier doen
volgen:
„WelEd. Heer,
Uw artikelen in het Zondagsblad van „De
Zeeuw" lees ik steeds met groote belang
stelling en genoegen. Inderdaad, ik leer er
veel door, en kon mij met Uw zienswijze
over het algemeen wel vereenigen. Maar in
het artikel van 3 December j.l. geloof ik
toch, dat U, om het zoo maar eens uit te
drukken, aan het „doordrijven" bent ge
weest. Als ik nu eens Uw karakter moest
definiëeren (in art. van eenigen tijd terug,
hebt U dat van verschillende personen ge
daan; U duidt me niet kwalijk, dat ik het
nu van U doe), zou ik zeggen, dat U een
pessimist bent, althans dit spreekt uit
het artikel. Wanneer U in Uw beschouwin
gen van de tegenwoordige jeugd gaat zeg
gen, dat een enkel woord of een enkele daad
van een jongere U als het ware van Gods
wege toeroept: „Er zijn er nog, die de knie
voor Baal niet buigen", dan moet U dat
neergeschreven hebben in een zeer pessimis
tische bui; in geen geval echter na een
zekere studie van de tegenwoordige jeugd
in het algemeen; U moet dan toch wel vele
punten op dat oogenblik over het hoofd
gezien hebben! Wanneer U zegt, dat er onder
de Chr. jeugd een lauwheid heerscht, t.o.v.
hoogere waarden, ja, dat de jongeren be
neden de dertig jaar zich nauwelijks inte
resseeren voor problemen, die ouderen in
spanning doen leven; wanneer U gaat zeg
gen, dat hun hoogste ideaal is geworden;
arbeid, brood, waarvoor ze zelfs de vrijheid
zouden opofferen, enz., dan zult U toch wel
bij nadere overdenking mij toe moeten geven,
dat U „doorgedreven" hebt!
Ziet U dan b.v. (ik nam dit voorbeeld,
omdat ik daar „in" zit) heel de Geref. Jeugd
organisatie voorbij? Weet U niet, dat er
wekelijks ruim 25.000 jongelingen (16—30"jr)
en plm. 25.000 meisjes bijéén komen, en be
spreken dingen, die de hoogere beginselen
aangaan en actueele vraagstukken bezien
in het Woord Gods?
Ik zou U nog kunnen wijzen op de 35 a
36.000 leden van het Ned. Jongel. Verbond,
en zou zoo door kunnen gaan. Hebt U niet
gehoord van de machtige manifestatie op
Hemelvaartsdag van dit jaar in Amsterdam
in het R.A.I. gebouw, waar 15.000 jonge-