Rondgang door den Dam-doofhof HET VERMISTE PAKKET r s h (D e-3 03 C/3 O 3 - Lü 03 03 bi CD a a "P" ^TT a M -*-> a a Wenken op technisch gebied. üëfl gilgal IJl Over het Jodenvraagstuk. TT .y g "ll-s s 2 W 73 5 G t, 6ö3 Cd cd 3 :a SJS.3 L U o tf d X -. tL 'H S)Ö^ s3 O tl O 2 m O -£ fcO^g 2 i2 cj 2 B 5S1 Sf H w— •5 ©-^ &0 3 .2 •G^S GO *^J -B J2 ■9 60 5 •*h -M -*» 2 60 l^-S-S -l-ol cK®^ a A O D fc -< ~ar -C D r c «3 -J X 3 u 3 ca c O - >- s O S z S S -a -; O O O u O u 5 -jr M a 3 C w cd •H 73 O 2 O cd to •H T3 t4. a m s a fl T3 2 O- O «-» 2 G C-< g bo to'o dfl fl 3 ga g 2 "El O X5 -. ^t: .2 S ai T3 JG cd a*> r—'+-* 73 Q) :3» ->ja 3 Q) >-< N g° o af -2 é'-S aoÖ c 2 >.2 S fl c s 2 2 «s CÖ oj 72 3- 3 a G 5 cd G •G, *£2 ,G fl e- o -o O G C/3 75 s-« X3 G 00 W— t-. r« Sïj 5 t*) N W <-! +J U -G 73 *3 N -£ m G. -£ O -fd. O r: a a ffi W g ÏO •O a "B '3 c n ^3 2 G De talJooze teleurstellingen, die de demo- cratiën aan het opkomend geslacht be reidden, heeft het vertrouwen verzwakt en de moderne stadsche jeugd is niet idealis tisch, zooals wij in onze jonge jaren waxen, maar realistisch, zakelijk. Om anderer leed maken ze zich niet druk. Aan de vreeselijke Jodenvervolgingen gaan tallooze jonge menschen schouderophalend voorbij. Hun hoogste ideaal is geworden ar beid, brood, waarvoor ze zelf gaarne de vrijheid zouden opofferen. Het succes, dat het vuistrecht de laatste jaren in de wereld politiek had, imponeert hen geweldig. Ze schijnen te lijden aan een griezelige bewust zijnsverenging. Ze zien alléén het eigen be lang, het belang van hun persoon, hun volk, hun ras. Het is verbluffend te zien, hoe zelfs in Christelijke kringen onder de jonge menschen groote lauwheid heerscht ten op zichte van hoogere waarden. Neen zij zul len zich niet opwinden over het recht van den onderdrukte of den arme, zij huilen mee met de wolven, die in het bosch zijn en rooven met den troep onder aanvoering van een of anderen leider, wat ze bemachtigen kunnen. Wat vele jongeren bezielt is onder lei ding van een rooverhoofdman, alles onder den voet te loopen, ten bate van hun eigen tijdelijk belang. Het instinctieve, wreede, ongevoelige trekt hen aan. Dit is de nieuwe romantiek: staalhard te zijn, z'n wil door te drijven, geen erbarmen te kennen. Het is een aanklacht tegen het Christendom, dat deze wereldbeschouwing zoo'n succes heeft kunnen hebben. Zelfs ouderen, die beter konden weten, durven in hun gezin nauwelijks tegen de idealen hunner jongeren op te treden. En een be langrijk stuk der geestelijke en moreele her bewapening zal dan ook hierin moeten be staan met kracht dezen geest van den af grond te bestrijden. Door m'n bemoeiingen met het Joden vraagstuk heb ik in den laatsten tijd met vele en velerlei menschen gesproken en ge confereerd. Alle politieke schakeeringtn ontmoette ik. Van Revolutionair socialis tisch tot Christelijk historisch toe. Ik heb van de meeningen een vrij chaotischen in druk gekregen. Ten opzichte van m'n mede christenen geloof ik, dat duidelijke her oriëntatie hard noodig is. Eén ding viel me, bij de vaak uren lange gesprekken, op. Zeer velen waren ontdaan, verslagen, in één woord angstig. Angst is een zeer slechte raadgever. De problemen mogen ingewikkeld, ja zelfs onoplosbaar schijnen. Door angst gedreven een oplos sing forceeren is vast en zeker verliezen. 0, konden wij meer waarlijk gelooven! Van een geloof, dat bergen verzet, kun nen eerder de tegenstanders, de rasvergo- ders, de moderne heidenen op het oogenblik spreken, dan de zuchtende bange christen heid. Dit geloof zal naar den aard des tijds niet kunnen volstaan met woorden en nog eens woorden. Wanneer men midden onder de groote stadsbevolking werkt en leeft, heeft men als christen vaak de neiging met den profeet te zuchten „Neem Heere mijn ziel". Alles schijnt verloren en de moderne Baai-godsdienst heeft het in veler oogen ge wonnen. Gelukkig, dat dan toch soms een enkel woord of nog beter een enkele spon tane daad van een jongere ons als het ware van Godswege toeroept: „Er zijn er nog al tijd, die de knie voor Baal niet hebben ge bogen". Ik hoop, dat ik me vergis, maar ik ben zeer onder den indruk van de gedachte, dat het waarlijk levend Christendom teruggaat naar den tijd der catacomben en dat de tijd van een nieuwe machtsstaat, waar het ge weld heerscht en het heidendom zegeviert, op komst is. Wee degenen, vooral onder de ouderen, die nu lafhartig en in angst daar nederzilten. Laat ieder Christen jong of oud geen dag voorbij laten gaan om in woord, maar bovenal in daad te getuigen van het ware geloof, het geloof, dat toch ondanks alles, wat er tegen schijnt te spreken alléén wereld veroverend is. Want niet het ko ninkrijk van een mensch, maar Gods Ko ninkrijk zal komen, „gelijk in den hemel alzoo ook op deze aard e". P. W. J. S. Electrische Verwarming. Er is een tijd geweest en die tijd is nog niet zoo heel lang geleden, dat men geen tijd schrift op het gebied van electriciteil kon op slaan, of men vond er een dispuut in over electrische verwarming in tegenstelling met gasverwarming. Het ging er in deze pole miek in de eerste plaats om, het voordeel aan te toonen, dat één van beide systemen boven het andere had, waar het 't koken van de huisvrouw betrof. In een „electrisch" tijdschrift viel het oor deel natuurlijk uit ten gunste van het elec- tisch koken, terwijl het „gas"tijdschrift de guldens in de zakken liet terecht komen van de 'huisvrouwen, die op gas kookten. Wie tenslotte het pleit gewonnen heeft, is ons nog nooit recht duidelijk geworden en wij zullen daaromtrent ook geen uitspraak doen. Eén ding staat wel voor ons vast: moet men een geheele nieuwe keukeninstallatie koopen, dan kan men volgens ons voor denzelfden prijs een electrische installatie koopen, als dat men een installatie voor gas koopt. Heeft men echter normale pannen, dan zal electrisch koken geen voordeel met ach meebrengen en zal men voordeeliger gas kunnen gebruiken. Eén en ander is natuur lijk sterk afhankelijk van de geldende tarie ven voor gas en electriciteit. Wij namen ech ter als maatstaf de geldende gemiddelde ta rieven voor Zeeland. De minder of meer gemakkelijke manier van koken, met de twee systemen, kunnen wij niet beoordeelen, daar Uw medewerker de kookkunst niet machtig is. Wij hadden echter het voornemen, om niet over het voordeel van het ééne systeem bo ven het andere te schrijven, maar over een meer technische kwestie. Hoe komt namelijk die electrische ver warming tot stand? Deze kwestie willen wij eens nader onder de oogen zien. Het principe van de electrische verwar ming is zeer eenvoudig. Als wij een stroom bron hebben en wij sluiten deze kort met behulp van een draad, dan zal deze draad zeer warm worden. Zouden wij zonder meer tusschen de twee polen van het stopcontact 'n draad sluiten, dan zouden de zekeringen „doorslaan". Nemen wij. echter aan dat deze zekeringen sterk genoeg waren, dan zou de warmte-ontwikkeling in een stukje dik ko perdraad zoo groot kunnen worden, dat het draadje er zelf van zou smelten. Nu heeft men in alle electrische verwar mingsapparaten een „element" en dit ele ment bestaat uit een draad van een bijzondere samenstelling, die gaat gloeien, zonder te kunnen verbranden, De draad die men daar voor bij voorkeur gebruikt, is z.g. nickelien- draad. Deze draad heeft een zekere weer stand en door deze weerstand komt het, dat de zekeringen niet doorslaan en dat de draad gaat gloeien. De warmte-ontwikkeling is recht evenredig met de weerstand van den draad, met den tijd en met het quadraat van de stroomsterkte. D'at een electrische kachel warmer wordt, hoe langer zij ingeschakeld is, is iets wat voor zichzelf spreekt. Hoe grooter de stroomsterkte, hoe grooter ook de warmteontwikkeling. De elementen bestaan nu uit eenige meters draad van nickelien, welke gewonden zijn op een plaatje asbest of mica. In een strijkijzer, theelicht, electrische sol deerbout, kookplaat, e.a. is dit element aan ons oog onttrokken. In een electrisch kacheltje zijn de elementen echter meestal zichtbaar. Daax is de draad gewonden op een keramisch materiaal, d.w.z. vuurvaste steen. Het warmtevermogen van al deze appara ten hangt heel sterk af van den draad, die men gebruikt voor het verwarmingselement. Hoe dikker de draad, hoe meer warmte, maar daarbij is ook het gebruik aan electri citeit grooter. Et zijn tegenwoordig verschillende han dige apparaten voor verwarming in den han del. Diaar is b.v. de dompelaar, een smalle gekrulde staaf, waarmee men in een oogen blik de melk in een beker kan verwarmen, zonder de tans te loopen te veel melk te verwarmen, daar de verwarming in de ge vulde beker kan plaats hebben. Het electrische theelicht bevat ook nog een verlichtingslampje, wat echter voor de ver warming geen nut oplevert. Dit is meer een lampje om ons te verklikken, dat het thee licht aangesloten is. De dames zetten tegenwoordig ook al hun krulletjes electrisch in „heur haren" met be hulp van de electrische krultang. Er zijn echter ook electrische verwar mingselementen in den handel, die met be hulp van een zakbatterijtje verwarmd wor den. Hierbij denken wij aan de handwar mers, die de tramconducteurs in koude da gen in hun zak mee kunnen dragen en zoo doende af en toe hun handen kunnen war men. Wij denken hierbij ook aan de voet warmers, die men in de schoenen kan mee dragen. Men heeft de electrische broodroosters, scheerbakjes, sigarenaanstekers, melkkokers, kacheltjes, dompelaars, soldeerbouten, thee lichten, strijkijzers, dassenpersers, broeken persers enz. enz. Weet ge dus op het laat- te moment geen geschikt cadeautje voor Uw huisgenooten of kennissen in deze dagen van St. Nicolaas, don heeft Uw leverancier van electrisch materiaal wellicht nog een ar tikel, wat zeer practisch is en waaraan wij niet in de eerste plaats dachten. Vragen. J. v. d. B. te G. Alle toestellen hebben geen spoelen, die ontworpen zijn voor de ontvangst van Antwerpen, zoodat niet ieder toestel dit ontvangen kan. Het station is ech ter ook alleen maar van belang voor Zee land en Brabant, daar de uitzendenergie zoo klein is, dat het verder niet ontvangen wordt. W. S. te S. Een stroombesparende schake ling is heel gemakkelijk voor een accu-toestel met twee eindlampen in balans aan te bren gen. Het komt hierop neer, dat de neg. roosterspanning hooger wordt ingesteld. De besparing aan anodestroom is de helft. Het schema zenden wij U toe. A. M. te K. Informeert U eens bij de Gooi- sche Radiohandel te Hilversum. Dit zijn specialisten op U. K. G. gebied en deze zullen U een dergelijke condensator wel kunnen leveren. door Grace Sinclair. 12) o Wat zou hem beletten, het raam waar hij voor stond binnen te klimmen. De ka mer, waarin hij keek, was leeg. Hij probeerde het raam open te duwen, maar dat gelukte hem niet. Hij had echter in zijn ceintuur een houtsnijmesje en daarmee gelukte het hem, het raam open te krijgen. Hij kroop nu naar binnen, en bet zich voorzichtig op den steenen vloer zakken. Het eerste, wat hij daarop deed, was zijn schoenen uittrekken, en die in zijn hand mee naar boven nemen. Béril had gelijk gehad. Geen enkel ge luid bereikte zijn oor. Het huis scheen wer kelijk leeg te zijn. Hij had gezien, dat het raam, waardoor Béril hem toegeroepen had, op de bovenste verdieping was. Hij ging daar dus heen; maar toen hij de eenige deur op die ver dieping opendeed, schrok hij voor een oogenbhk, want de kamer, die hij binnen trad, was ledig. „Mademoiselle, waar is u toch?" riep hij op angstigen toon, en toen Béril hem ant woordde, bemerkte hij, dat haar stem uit de richting kwam van een zwaar gordijn. Hij schoof het gordijn op zijde, en zag daarop een kleine deur. De grendels op zijde te schuiven was het werk van een oogenblik. „Ik zal u straks wel alles vertellen, ma demoiselle", zei hij, toen Béril hem begon te bedanken en vragen te stellen. „Voor het oogenblik moeten we aan niets denken, dan hoe wij hier het vlugst vandaan zul len komen. Fen enkele minuut zou het ons kunnen doen. Ik geloof wel, dat het huis leeg is, maar we kunnen toch niet te voor- koLJ 4 o! o a - G 3 p 3 ■w m .3 >rS g n si J CD G N "Zj ba 2 af 2 bo •a -e N 2 - a a o ex bo G bo -g te "3 3.2 S? 1 o -^■g.3 o 3J cö Ti 73 G O G G Sj g g bo^J fH 2 3 bo G o O -te te w xi T3 bo—xl .3 2 •rH M 3 2 73 -*-» bO© G .3 a"? g* G S 73 «s 3 u -3 3 •H H W w Gh .3 a S-3 cö «3 KS Q w G S TJ 73 -2 W ni ri CO fH G rG ce G - -g a 3 •J- cd Er© ►C -9 3 - S if60 -s S.3 3 S$2 bo bo bo O br.z: ©'Sa t» G g 2 G ft G *2 G -M -S? 9 ö-a "ffl 00 I S ie jS "E 0 g G 9 c (h H S Q cd cd G G G 10 I S°«' rt ©bo®©5— GtebO G bo— -o S3 G O ziohtig zijn. I}tuirenl>ovon kunnua zij lodcr oogenblik terugkeeren. Zij slopen voorzichtig, hand aan hand, de trap af, en de ruwe magere hand van den jongen was de arme kleine Béril tot groo- ten troost. Eindelijk bereikten zij het vertrek, waar hij door het raam naar binnen was geko men en klom zij op een bank, om er zoo wat gemakkelijker doorheen te kunnen kruipen. Voor zij haar knie in de vensterbank lag, stond Gerard er echter op, om een laurier blad voor op haar cape te spelden. Hij had er zelf een in zijn muts gestoken. „Verlies nu toch geen tijd!" riep zij knor rig uit. Gerard gaf echter geen antwoord, en geen oogenblik vermoedde zij, dat zij het aan dat laurierblad te danken hadden, dat zij over straat konden gaan. Veel menschen ontmoetten zij niet, want Gerard koos de stilste straten uit; daaren boven waren de meeste menschen op de Molard aanwezig. De weinige voorbijgan gers, die zij ontmoetten, keken naar hun merkteeken en lieten hen verder met rust. Terwijl zijl zich voortspoedden, vertelde Gerard aan Béril een en ander van wat er aan de hand was, maar hij vertelde haar niet, dat de laurierbladen het kenteeken waren, bij de Kathedraal aan de Katholie ken uitgereikt, die zich bij den „Heiligen Oorlog" hadden aangesloten. Béril luisterde angstig toe. „De anderen waar zijn die?" vroeg ze. „Ik begrijp nu, dat het de bedoeling van de Verniers was, om Greta te redden. Denk je, dat ze nu in veiligheid zijn, Gerard?" „Ik geloof het wel. Zij zijn bij meneer Baudichon, en daar zijn wij nu ook bijna." Ziji waren aan het eind van een nauwe steeg gekomen en bevonden zich nu bij1 een plein. Terwijl Gerard op verkenning uit ging, verschool Béril zich in een diepe por tiek. Hij bleef echter zoo lang weg, dat zij1 zich bepaald ongerust begon te maken; en toen hij1 eindelijk terug kwam, zag hij heel bleek en zei op angstigen toon: „We moeten terug. U kan niet naar het huis van Baudichon toe," en hij trok haar met zich mee, zonder haar tijd te geven, om tegen te stribbelen. „Wilt u mij. ver trouwen, Mademoiselle? Ik moet u naar mijn zolderkamertje meenemen. Ik kan u nergens anders heenbrengen." „Maar waarom kan ik niet naar de an deren toegaan?" vroeg Béril, toen zij ein delijk hun bestemming bereikt hadden, en zij1 weer wat op adem was. „Waren zij' er maar nooit heengegaan," zei hij met heesche stem. „Het is haast te erg om het te gelooven, maar ik heb ge hoord, dat Veichy, de domheer, op weg is naar het huis van meneer Baudichon, om dat te omringen en in brand te steken. Béril slaakte een kreet van smart en af schuw. Was het mogelijk, dat iemand zoo'n wreed, duivelsch plan kon koesteren? Was zoo iets bestaanbaar en dan nog wel in den naam van God? Zijl dacht aan de vrouwen en kinderen, die er een schuilplaats hadden gezocht. Jonge moeders met hun eerstgeborene in de armen, maar ook ouden van dagen, die een werkzaam leven achter den rug had den; kinderen, zooals Aimée en Irene, wier eenige misdaad was, dat hun ouders Gods Woord lazen, het boek, door de priesters verboden; en er naar streefden om te ge hoorzamen aan hetgeen zij daarin vonden. Gerard nam haar daarop mee naar zijn zolderkamertje. „U is hier veilig," zei hij vriendelijk; en u moet er nog maar niet over tobben. Mis schien gebeurt het wel niet. Mogelijk zal de overheid het hun nog kunnen beletten. Zij zou dat zeker graag doen, maar de pries ters hebben het volk opgezet. Het is als krankzinnig. Als u mij belooft, dat u hier zal blijven, zal ik zien, wat ik te weten kan komen." Hij' fluisterde iets tegen Mignonne, die met groote oogen naar hen zat te luiste ren, en het kind zette haar verlegenheid op zijde, stond op en stak haar handje in de hand van Béril. Béril zei niets, maar zij nam het kind in liaar armen en drukte Het, togen haar aan. „Ik ken u wel," fluisterde Mignonne, „u heeft verteld, dat God ons lief heeft." Béril schrok op. „Gérard zei, dat het niet waar was", ging zij voort, „maar het is wel waar, is het niet, mademoiselle?" „Zeker, het is werkelijk waar." De Joden Nederlandsche staatsburgers, maar met eigen nationaliteit. De N.S.B. die onder den druk van de openbare meening zich vrij voorzichtig uit, maar zonder dat daardoor haar anti-semi- tisme verborgen kan blijven, meent daarbij een beroep op Dr Kuyper te kunnen doen. Ten onrechte, naar het „F r. Dagbuit eenzette. D'r Kuyper keerde zich tegen de Joden, die, ver afgedwaald van wat de vaderen hun leerden, de geestelijke leiders van de Libe- ralisten zijn geweest. Tegen het verjoodsohte liberalisme ging bij Kuyper de strijd. En in dit verband heeft hij scherp den eisch gesteld, dat de invloed der Joden moest worden beperkt. Maar daarbij verwierp hij alle ontrechting van de Joden. Hij wees er op, dat Bismarck de Joden wilde uitsluiten van alle openbare ambten en dat in Engeland Froude en Goldwin Smith hetzelfde bepleitten. Daartegen stelde Kuyper er prijs op te ver klaren, „dat elke poging, om den Joden eens gege ven rechten te ontnemen, af zou stuiten op onzen onverwinlijken tegenstand; dat, al hadden de Joden deze rechten nog niet, wij er voor zouden zijn, hun die te verleenen; en dat wij, om kort te gaan, elke bestrijding van den Jood afkeuren, waarbij de wapenen over en weer, op rechtsterrein, ongelijk zouden zijn." Daaraan voegt hij toe: a. dat hiermee volstrekt het onloochenbare feit niet wegvalt, dat de Joden wel met ons van eenzelfde rijk zijn, maar niet van een zelfde natie, en wel ter dege als gasten in ons midden verkeeren; b. dat men zich zeer vergissen zou indien men den invloed der Joden ten onzent voor zoo onschuldig hield en voor hun reactie te gen het Christendom de oogen dicht deed. Kuyper kwam tot de vier conclusiën; 1. Het gevaar van het oogenblik ligt niet daarin, dat de Joden het liberalisme troete len, maar veel meer hierin, dat onze lihera- listen door en door verjoodscht zijn. 2. De Joden vormen, ondanks hun pogin gen tot reformatie en hun onderling verschil van godsdienstige zienswijze een goed geslo ten phalanx, die door haar geestelijken in vloed op het liberalisme aan het streven van deze coterie een fanatiek, zeer bepaald den Christus vijandig, karakter leert. 3. Er bestaat geen de minste aanleiding, aan de Joden iets van de rechten te ontne men, waarvan hun op dit oogenblik het bezit gewaarborgd is. 4. De eenige verhouding, die den Christe nen tegenover de Joden voegt, ls, een wed ijveren met Israël in zedelijken ernst, een bestrijding door geestelijke meerderheid en een missie onder hen van onze liefde, van onze gaven en ons woord." In verband hiermede trok onze aandacht wat J. A. Wormser schreef in zijn ,J)'e Kinderdoop", waarvan dezer dagen bij Drukkerij De Standaard" te Amsterdam een zesde druk verscheen. De heer "Wormser ging uit van de stel ling dat onze geheele natie ge doopt is en dus als een Cristelij- 1 ij k e natie moet worden aangemerkt. Maar de Joden dan? „Alleen door een fictie, aldus Worm ser - heeft men kunnen goedvinden de Israëlieten, in ons midden wonende, tot de Nederlandsche natie te rekenen. Ik doe hun. geen onrecht; integendeel, ik geef hun een blijk van rechtvaardigheid en sympathie, wanneer ik met de godvruchti- gen onder hen beweer, dat zij eigenlijk tot de Nederlandsche natie niet behooren. H-un oorsprong en toekomst, ja txun ge heele historie geeft getuigenis, dat zij met hun stamgenooten in andere 'landen een afzonderlijke natie uitma ken, tijidelijk door Gods hand onder al de natiën der wereld verspreid, maar met geen van die ineengesmolten of in haar opge lost. De Joden zijn geen Nederlanders of En- gelschen, geen Franschen of Duitschers, die zich Slechts door een b ij zonderen godsdienstvorm van hun landge- nooten onderscheiden; neen, zij maken een geheel afzonderlijken volksstam uit, die, hoewel over de gansche aarde verspreid, nochtans bewaard wordt om in zijm eigen vaderland weder als natie te worden her steld. Al de rechten, die de Israëlieten in ons midden bezitten, gunnen wij hun gaarne; maar, als vrucht van positief-Christelijke verdraagzaamheid; niet als gevolg van re volutionaire onverschilligheid omtrent het Christendom. Wij wenschen, dat hun steeds de gele genheid gegeven worde, om ook hun gods dienst tot zijn volkomen recht en ontwik keling te doen komen. Maar, niet ten koste van het Christendom der Nederlandsche Ghristennat ie." Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Oplossing Probleem 1. Auteur: Jan Sinfce te Kloetinge. Stand: Zwart 10 schijlven op: 3, 4, 12, 13, 15, 17, 18, 19, 23 en 29. Wit 10 schijlven op: 21, 25, 27, 28, 32, 34, 40, 42, 44 en 45. Oplossing: 1.42—38, 17 X 26; 2. 27—22, 18X27; 3. 32 X 21, 23X43; 4. 34X14, 26X 17; 5. 25—20, 15X24; 6. 14^-9, 3X14; 7. 4439, 43X34; 8. 40X7 en wint! Goede oplossingen ontvangen van: D. Hu- gense, te Aagt eker k#; Kees Blomaard, 'Kloetinge; Jan iSinke, K! 1 o e t i m g e; L. van Wel, K a pi e 11 e-B iezelinge; W. Wouters, Aagtekerke; A. Gorstanje, Goes; A. Willemse, Aagtekerke; Joh. Breure Nzn., G o 1 ijl n s p 1 a a t; A. W. Beu- kemia, Nieuwdorp; M. J. Ie Glercq, Kr uiningen; '0. Sinisters, Kap e 11 e- Biezelinge; „N. N." te Sluis; J. Knuist, G o e s; J. v. Wijck, Middelburg Jan Kaat en A. W. Kaat te K a p e 11 e- B i e z e 1 i n g e; A. v. Sorge, Souburg; J. v. d. Kreeke, Goes; M. F. de Jonge, Kloetinge; H. M. Slabbekoorn, Goes; M. Walraven, Middelburg; J. de la C., Y1 i s s in g e n; W. Diemer, Bergen op Zoom; A. den Hollander, Baar land en J. Nelisse, Kamperland. Bespreking: Er waren deze keer nog al wat foutieve inzendingen. Men wist met dit vraagstuk geen weg en „maakte" toen maar een winnende afwikkeling. Deze vrienden gelieven te bedenken dat in een probleem wit steeds gedwongen spel moet hebben. Kan wit opi meer dan één wijze voortzetten, dan dienen a 1 die ma nieren uitgewerkt te worden en winnend te zijn. Er mankeeren van de „vaste" in zenders. Ik mis o.a. F. de W. te Z.; C. de S. te Wemeldinge; H. G. D., Nieuwdorp; A. V., Aagtekerke; L. B., E'llewoutsdijk; B. Schr., Goes; G. S., Ierseke, om maar eenige namen te noemen. Die komen nog wel opda gen? De serie is miaar 5 stuks, maar ik beb nog een aardige noot om te kraken in petto. Dus aan den slag, vrienden. 'Met niet teveel materiaal, in goeden stand een probleem met een aardige afwik keling. Bet op slag staan bij den eersten zet bevalt mij in een probleem noodt erg. Als dat even kan, dient het vermeden. Het geeft zooveel speling. Het eindspel is uit. Et waren niet veel oplossers die dit aan gaven. Toch is dit het aankijken nog wel waard. Ik heb zoo'n vermoeden dat onder de oplossers er nog wel zullen zijp die zoo'n stand remise laten loopen. Probeert U het

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8