Rondgang door den Dam-doofhof
HET VERMISTE PAKKET
r
s
h
(D
e-3
03
C/3
O
3
-
Lü
03
03
bi
CD
a a
"P"
^TT
a
M -*->
a a
Wenken op technisch gebied.
üëfl
gilgal
IJl
Over het Jodenvraagstuk.
TT
.y g
"ll-s
s 2 W 73
5
G t, 6ö3
Cd cd 3
:a
SJS.3
L U
o tf d
X
-. tL 'H
S)Ö^
s3
O tl O
2
m O
-£ fcO^g
2 i2
cj 2
B 5S1
Sf H
w—
•5 ©-^
&0 3 .2 •G^S
GO *^J
-B J2
■9 60 5
•*h -M -*»
2
60
l^-S-S
-l-ol
cK®^ a
A O
D
fc -<
~ar
-C
D r
c
«3
-J
X
3
u
3
ca
c
O
- >-
s O
S z
S
S
-a -;
O
O
O
u
O
u
5
-jr
M
a
3
C
w cd
•H
73
O
2
O
cd
to
•H
T3
t4. a
m s
a
fl T3
2
O-
O «-»
2
G C-<
g
bo
to'o
dfl
fl 3
ga
g
2 "El
O X5
-.
^t:
.2 S
ai
T3 JG
cd
a*>
r—'+-*
73 Q)
:3»
->ja
3
Q) >-<
N
g°
o af
-2 é'-S
aoÖ
c 2
>.2 S
fl c s
2 2 «s
CÖ oj
72
3-
3 a
G 5
cd
G
•G,
*£2
,G
fl e- o -o
O G C/3
75
s-« X3
G
00
W—
t-.
r«
Sïj 5
t*)
N W
<-! +J
U
-G 73
*3 N -£
m
G. -£
O -fd.
O
r:
a a
ffi W
g
ÏO
•O
a "B
'3
c n
^3
2
G
De talJooze teleurstellingen, die de demo-
cratiën aan het opkomend geslacht be
reidden, heeft het vertrouwen verzwakt en
de moderne stadsche jeugd is niet idealis
tisch, zooals wij in onze jonge jaren waxen,
maar realistisch, zakelijk.
Om anderer leed maken ze zich niet druk.
Aan de vreeselijke Jodenvervolgingen gaan
tallooze jonge menschen schouderophalend
voorbij. Hun hoogste ideaal is geworden ar
beid, brood, waarvoor ze zelf gaarne de
vrijheid zouden opofferen. Het succes, dat
het vuistrecht de laatste jaren in de wereld
politiek had, imponeert hen geweldig. Ze
schijnen te lijden aan een griezelige bewust
zijnsverenging. Ze zien alléén het eigen be
lang, het belang van hun persoon, hun volk,
hun ras. Het is verbluffend te zien, hoe
zelfs in Christelijke kringen onder de jonge
menschen groote lauwheid heerscht ten op
zichte van hoogere waarden. Neen zij zul
len zich niet opwinden over het recht van
den onderdrukte of den arme, zij huilen
mee met de wolven, die in het bosch zijn en
rooven met den troep onder aanvoering van
een of anderen leider, wat ze bemachtigen
kunnen.
Wat vele jongeren bezielt is onder lei
ding van een rooverhoofdman, alles onder
den voet te loopen, ten bate van hun eigen
tijdelijk belang. Het instinctieve, wreede,
ongevoelige trekt hen aan.
Dit is de nieuwe romantiek: staalhard te
zijn, z'n wil door te drijven, geen erbarmen
te kennen. Het is een aanklacht tegen het
Christendom, dat deze wereldbeschouwing
zoo'n succes heeft kunnen hebben. Zelfs
ouderen, die beter konden weten, durven
in hun gezin nauwelijks tegen de idealen
hunner jongeren op te treden. En een be
langrijk stuk der geestelijke en moreele her
bewapening zal dan ook hierin moeten be
staan met kracht dezen geest van den af
grond te bestrijden.
Door m'n bemoeiingen met het Joden
vraagstuk heb ik in den laatsten tijd met
vele en velerlei menschen gesproken en ge
confereerd. Alle politieke schakeeringtn
ontmoette ik. Van Revolutionair socialis
tisch tot Christelijk historisch toe. Ik heb
van de meeningen een vrij chaotischen in
druk gekregen. Ten opzichte van m'n mede
christenen geloof ik, dat duidelijke her
oriëntatie hard noodig is.
Eén ding viel me, bij de vaak uren lange
gesprekken, op. Zeer velen waren ontdaan,
verslagen, in één woord angstig. Angst is
een zeer slechte raadgever. De problemen
mogen ingewikkeld, ja zelfs onoplosbaar
schijnen. Door angst gedreven een oplos
sing forceeren is vast en zeker verliezen. 0,
konden wij meer waarlijk gelooven!
Van een geloof, dat bergen verzet, kun
nen eerder de tegenstanders, de rasvergo-
ders, de moderne heidenen op het oogenblik
spreken, dan de zuchtende bange christen
heid.
Dit geloof zal naar den aard des tijds
niet kunnen volstaan met woorden en nog
eens woorden.
Wanneer men midden onder de groote
stadsbevolking werkt en leeft, heeft men als
christen vaak de neiging met den profeet te
zuchten „Neem Heere mijn ziel".
Alles schijnt verloren en de moderne
Baai-godsdienst heeft het in veler oogen ge
wonnen. Gelukkig, dat dan toch soms een
enkel woord of nog beter een enkele spon
tane daad van een jongere ons als het ware
van Godswege toeroept: „Er zijn er nog al
tijd, die de knie voor Baal niet hebben ge
bogen".
Ik hoop, dat ik me vergis, maar ik ben
zeer onder den indruk van de gedachte, dat
het waarlijk levend Christendom teruggaat
naar den tijd der catacomben en dat de tijd
van een nieuwe machtsstaat, waar het ge
weld heerscht en het heidendom zegeviert,
op komst is. Wee degenen, vooral onder de
ouderen, die nu lafhartig en in angst daar
nederzilten. Laat ieder Christen jong of oud
geen dag voorbij laten gaan om in woord,
maar bovenal in daad te getuigen van het
ware geloof, het geloof, dat toch ondanks
alles, wat er tegen schijnt te spreken alléén
wereld veroverend is. Want niet het ko
ninkrijk van een mensch, maar Gods Ko
ninkrijk zal komen, „gelijk in den hemel
alzoo ook op deze aard e". P. W. J. S.
Electrische Verwarming.
Er is een tijd geweest en die tijd is nog
niet zoo heel lang geleden, dat men geen tijd
schrift op het gebied van electriciteil kon op
slaan, of men vond er een dispuut in over
electrische verwarming in tegenstelling met
gasverwarming. Het ging er in deze pole
miek in de eerste plaats om, het voordeel
aan te toonen, dat één van beide systemen
boven het andere had, waar het 't koken
van de huisvrouw betrof.
In een „electrisch" tijdschrift viel het oor
deel natuurlijk uit ten gunste van het elec-
tisch koken, terwijl het „gas"tijdschrift de
guldens in de zakken liet terecht komen van
de 'huisvrouwen, die op gas kookten.
Wie tenslotte het pleit gewonnen heeft, is
ons nog nooit recht duidelijk geworden en
wij zullen daaromtrent ook geen uitspraak
doen.
Eén ding staat wel voor ons vast: moet
men een geheele nieuwe keukeninstallatie
koopen, dan kan men volgens ons voor
denzelfden prijs een electrische installatie
koopen, als dat men een installatie voor gas
koopt. Heeft men echter normale pannen,
dan zal electrisch koken geen voordeel met
ach meebrengen en zal men voordeeliger gas
kunnen gebruiken. Eén en ander is natuur
lijk sterk afhankelijk van de geldende tarie
ven voor gas en electriciteit. Wij namen ech
ter als maatstaf de geldende gemiddelde ta
rieven voor Zeeland.
De minder of meer gemakkelijke manier
van koken, met de twee systemen, kunnen
wij niet beoordeelen, daar Uw medewerker
de kookkunst niet machtig is.
Wij hadden echter het voornemen, om niet
over het voordeel van het ééne systeem bo
ven het andere te schrijven, maar over een
meer technische kwestie.
Hoe komt namelijk die electrische ver
warming tot stand? Deze kwestie willen wij
eens nader onder de oogen zien.
Het principe van de electrische verwar
ming is zeer eenvoudig. Als wij een stroom
bron hebben en wij sluiten deze kort met
behulp van een draad, dan zal deze draad
zeer warm worden. Zouden wij zonder meer
tusschen de twee polen van het stopcontact
'n draad sluiten, dan zouden de zekeringen
„doorslaan". Nemen wij. echter aan dat deze
zekeringen sterk genoeg waren, dan zou de
warmte-ontwikkeling in een stukje dik ko
perdraad zoo groot kunnen worden, dat het
draadje er zelf van zou smelten.
Nu heeft men in alle electrische verwar
mingsapparaten een „element" en dit ele
ment bestaat uit een draad van een bijzondere
samenstelling, die gaat gloeien, zonder te
kunnen verbranden, De draad die men daar
voor bij voorkeur gebruikt, is z.g. nickelien-
draad. Deze draad heeft een zekere weer
stand en door deze weerstand komt het, dat
de zekeringen niet doorslaan en dat de draad
gaat gloeien. De warmte-ontwikkeling is
recht evenredig met de weerstand van den
draad, met den tijd en met het quadraat van
de stroomsterkte. D'at een electrische kachel
warmer wordt, hoe langer zij ingeschakeld
is, is iets wat voor zichzelf spreekt. Hoe
grooter de stroomsterkte, hoe grooter ook de
warmteontwikkeling.
De elementen bestaan nu uit eenige meters
draad van nickelien, welke gewonden zijn op
een plaatje asbest of mica.
In een strijkijzer, theelicht, electrische sol
deerbout, kookplaat, e.a. is dit element aan
ons oog onttrokken. In een electrisch
kacheltje zijn de elementen echter meestal
zichtbaar. Daax is de draad gewonden op
een keramisch materiaal, d.w.z. vuurvaste
steen.
Het warmtevermogen van al deze appara
ten hangt heel sterk af van den draad, die
men gebruikt voor het verwarmingselement.
Hoe dikker de draad, hoe meer warmte,
maar daarbij is ook het gebruik aan electri
citeit grooter.
Et zijn tegenwoordig verschillende han
dige apparaten voor verwarming in den han
del. Diaar is b.v. de dompelaar, een smalle
gekrulde staaf, waarmee men in een oogen
blik de melk in een beker kan verwarmen,
zonder de tans te loopen te veel melk te
verwarmen, daar de verwarming in de ge
vulde beker kan plaats hebben.
Het electrische theelicht bevat ook nog een
verlichtingslampje, wat echter voor de ver
warming geen nut oplevert. Dit is meer een
lampje om ons te verklikken, dat het thee
licht aangesloten is.
De dames zetten tegenwoordig ook al hun
krulletjes electrisch in „heur haren" met be
hulp van de electrische krultang.
Er zijn echter ook electrische verwar
mingselementen in den handel, die met be
hulp van een zakbatterijtje verwarmd wor
den. Hierbij denken wij aan de handwar
mers, die de tramconducteurs in koude da
gen in hun zak mee kunnen dragen en zoo
doende af en toe hun handen kunnen war
men. Wij denken hierbij ook aan de voet
warmers, die men in de schoenen kan mee
dragen.
Men heeft de electrische broodroosters,
scheerbakjes, sigarenaanstekers, melkkokers,
kacheltjes, dompelaars, soldeerbouten, thee
lichten, strijkijzers, dassenpersers, broeken
persers enz. enz. Weet ge dus op het laat-
te moment geen geschikt cadeautje voor Uw
huisgenooten of kennissen in deze dagen van
St. Nicolaas, don heeft Uw leverancier van
electrisch materiaal wellicht nog een ar
tikel, wat zeer practisch is en waaraan wij
niet in de eerste plaats dachten.
Vragen.
J. v. d. B. te G. Alle toestellen hebben
geen spoelen, die ontworpen zijn voor de
ontvangst van Antwerpen, zoodat niet ieder
toestel dit ontvangen kan. Het station is ech
ter ook alleen maar van belang voor Zee
land en Brabant, daar de uitzendenergie zoo
klein is, dat het verder niet ontvangen wordt.
W. S. te S. Een stroombesparende schake
ling is heel gemakkelijk voor een accu-toestel
met twee eindlampen in balans aan te bren
gen. Het komt hierop neer, dat de neg.
roosterspanning hooger wordt ingesteld. De
besparing aan anodestroom is de helft. Het
schema zenden wij U toe.
A. M. te K. Informeert U eens bij de Gooi-
sche Radiohandel te Hilversum. Dit zijn
specialisten op U. K. G. gebied en deze zullen
U een dergelijke condensator wel kunnen
leveren.
door Grace Sinclair.
12) o
Wat zou hem beletten, het raam waar
hij voor stond binnen te klimmen. De ka
mer, waarin hij keek, was leeg.
Hij probeerde het raam open te duwen,
maar dat gelukte hem niet. Hij had echter
in zijn ceintuur een houtsnijmesje en
daarmee gelukte het hem, het raam open
te krijgen. Hij kroop nu naar binnen, en
bet zich voorzichtig op den steenen vloer
zakken.
Het eerste, wat hij daarop deed, was zijn
schoenen uittrekken, en die in zijn hand
mee naar boven nemen.
Béril had gelijk gehad. Geen enkel ge
luid bereikte zijn oor. Het huis scheen wer
kelijk leeg te zijn.
Hij had gezien, dat het raam, waardoor
Béril hem toegeroepen had, op de bovenste
verdieping was. Hij ging daar dus heen;
maar toen hij de eenige deur op die ver
dieping opendeed, schrok hij voor een
oogenbhk, want de kamer, die hij binnen
trad, was ledig.
„Mademoiselle, waar is u toch?" riep hij
op angstigen toon, en toen Béril hem ant
woordde, bemerkte hij, dat haar stem uit
de richting kwam van een zwaar gordijn.
Hij schoof het gordijn op zijde, en zag
daarop een kleine deur.
De grendels op zijde te schuiven was het
werk van een oogenblik.
„Ik zal u straks wel alles vertellen, ma
demoiselle", zei hij, toen Béril hem begon
te bedanken en vragen te stellen. „Voor het
oogenblik moeten we aan niets denken,
dan hoe wij hier het vlugst vandaan zul
len komen. Fen enkele minuut zou het ons
kunnen doen. Ik geloof wel, dat het huis
leeg is, maar we kunnen toch niet te voor-
koLJ 4 o!
o a
- G
3
p 3
■w
m
.3 >rS
g n si J
CD G N "Zj
ba 2
af 2
bo
•a -e N
2 -
a a o
ex
bo G
bo -g te
"3 3.2 S? 1 o
-^■g.3 o
3J
cö
Ti 73
G
O
G G
Sj
g g
bo^J
fH
2 3
bo G o O
-te te w xi
T3 bo—xl
.3 2 •rH
M 3 2
73 -*-»
bO© G
.3 a"?
g*
G
S
73
«s 3 u
-3
3
•H H
W w Gh
.3 a
S-3
cö «3
KS
Q w G
S
TJ 73 -2
W
ni ri
CO fH G rG
ce G -
-g
a 3
•J- cd Er©
►C -9 3
- S if60
-s S.3 3 S$2
bo bo bo O br.z:
©'Sa t»
G g
2
G
ft G
*2 G
-M -S? 9
ö-a
"ffl 00 I
S ie jS "E 0
g G 9 c
(h H S Q
cd cd
G G G 10
I
S°«'
rt ©bo®©5— GtebO
G bo— -o S3 G O
ziohtig zijn. I}tuirenl>ovon kunnua zij lodcr
oogenblik terugkeeren.
Zij slopen voorzichtig, hand aan hand, de
trap af, en de ruwe magere hand van den
jongen was de arme kleine Béril tot groo-
ten troost.
Eindelijk bereikten zij het vertrek, waar
hij door het raam naar binnen was geko
men en klom zij op een bank, om er zoo
wat gemakkelijker doorheen te kunnen
kruipen.
Voor zij haar knie in de vensterbank lag,
stond Gerard er echter op, om een laurier
blad voor op haar cape te spelden. Hij had
er zelf een in zijn muts gestoken.
„Verlies nu toch geen tijd!" riep zij knor
rig uit.
Gerard gaf echter geen antwoord, en
geen oogenblik vermoedde zij, dat zij het
aan dat laurierblad te danken hadden, dat
zij over straat konden gaan.
Veel menschen ontmoetten zij niet, want
Gerard koos de stilste straten uit; daaren
boven waren de meeste menschen op de
Molard aanwezig. De weinige voorbijgan
gers, die zij ontmoetten, keken naar hun
merkteeken en lieten hen verder met rust.
Terwijl zijl zich voortspoedden, vertelde
Gerard aan Béril een en ander van wat
er aan de hand was, maar hij vertelde haar
niet, dat de laurierbladen het kenteeken
waren, bij de Kathedraal aan de Katholie
ken uitgereikt, die zich bij den „Heiligen
Oorlog" hadden aangesloten.
Béril luisterde angstig toe.
„De anderen waar zijn die?" vroeg ze.
„Ik begrijp nu, dat het de bedoeling van
de Verniers was, om Greta te redden. Denk
je, dat ze nu in veiligheid zijn, Gerard?"
„Ik geloof het wel. Zij zijn bij meneer
Baudichon, en daar zijn wij nu ook bijna."
Ziji waren aan het eind van een nauwe
steeg gekomen en bevonden zich nu bij1 een
plein. Terwijl Gerard op verkenning uit
ging, verschool Béril zich in een diepe por
tiek.
Hij bleef echter zoo lang weg, dat zij1 zich
bepaald ongerust begon te maken; en toen
hij1 eindelijk terug kwam, zag hij heel bleek
en zei op angstigen toon:
„We moeten terug. U kan niet naar het
huis van Baudichon toe," en hij trok haar
met zich mee, zonder haar tijd te geven,
om tegen te stribbelen. „Wilt u mij. ver
trouwen, Mademoiselle? Ik moet u naar
mijn zolderkamertje meenemen. Ik kan u
nergens anders heenbrengen."
„Maar waarom kan ik niet naar de an
deren toegaan?" vroeg Béril, toen zij ein
delijk hun bestemming bereikt hadden, en
zij1 weer wat op adem was.
„Waren zij' er maar nooit heengegaan,"
zei hij met heesche stem. „Het is haast te
erg om het te gelooven, maar ik heb ge
hoord, dat Veichy, de domheer, op weg is
naar het huis van meneer Baudichon, om
dat te omringen en in brand te steken.
Béril slaakte een kreet van smart en af
schuw. Was het mogelijk, dat iemand zoo'n
wreed, duivelsch plan kon koesteren? Was
zoo iets bestaanbaar en dan nog wel in den
naam van God?
Zijl dacht aan de vrouwen en kinderen,
die er een schuilplaats hadden gezocht.
Jonge moeders met hun eerstgeborene in
de armen, maar ook ouden van dagen, die
een werkzaam leven achter den rug had
den; kinderen, zooals Aimée en Irene, wier
eenige misdaad was, dat hun ouders Gods
Woord lazen, het boek, door de priesters
verboden; en er naar streefden om te ge
hoorzamen aan hetgeen zij daarin vonden.
Gerard nam haar daarop mee naar zijn
zolderkamertje.
„U is hier veilig," zei hij vriendelijk; en
u moet er nog maar niet over tobben. Mis
schien gebeurt het wel niet. Mogelijk zal de
overheid het hun nog kunnen beletten. Zij
zou dat zeker graag doen, maar de pries
ters hebben het volk opgezet. Het is als
krankzinnig. Als u mij belooft, dat u hier
zal blijven, zal ik zien, wat ik te weten kan
komen."
Hij' fluisterde iets tegen Mignonne, die
met groote oogen naar hen zat te luiste
ren, en het kind zette haar verlegenheid
op zijde, stond op en stak haar handje in
de hand van Béril.
Béril zei niets, maar zij nam het kind in
liaar armen en drukte Het, togen haar aan.
„Ik ken u wel," fluisterde Mignonne, „u
heeft verteld, dat God ons lief heeft."
Béril schrok op.
„Gérard zei, dat het niet waar was", ging
zij voort, „maar het is wel waar, is het
niet, mademoiselle?"
„Zeker, het is werkelijk waar."
De Joden Nederlandsche staatsburgers,
maar met eigen nationaliteit.
De N.S.B. die onder den druk van de
openbare meening zich vrij voorzichtig uit,
maar zonder dat daardoor haar anti-semi-
tisme verborgen kan blijven, meent daarbij
een beroep op Dr Kuyper te kunnen doen.
Ten onrechte, naar het „F r. Dagbuit
eenzette.
D'r Kuyper keerde zich tegen de Joden,
die, ver afgedwaald van wat de vaderen hun
leerden, de geestelijke leiders van de Libe-
ralisten zijn geweest.
Tegen het verjoodsohte liberalisme ging
bij Kuyper de strijd. En in dit verband heeft
hij scherp den eisch gesteld, dat de invloed
der Joden moest worden beperkt.
Maar daarbij verwierp hij alle ontrechting
van de Joden.
Hij wees er op, dat Bismarck de Joden
wilde uitsluiten van alle openbare ambten en
dat in Engeland Froude en Goldwin Smith
hetzelfde bepleitten.
Daartegen stelde Kuyper er prijs op te ver
klaren,
„dat elke poging, om den Joden eens gege
ven rechten te ontnemen, af zou stuiten op
onzen onverwinlijken tegenstand; dat, al
hadden de Joden deze rechten nog niet, wij
er voor zouden zijn, hun die te verleenen; en
dat wij, om kort te gaan, elke bestrijding van
den Jood afkeuren, waarbij de wapenen over
en weer, op rechtsterrein, ongelijk zouden
zijn."
Daaraan voegt hij toe:
a. dat hiermee volstrekt het onloochenbare
feit niet wegvalt, dat de Joden wel met ons
van eenzelfde rijk zijn, maar niet van een
zelfde natie, en wel ter dege als gasten in
ons midden verkeeren;
b. dat men zich zeer vergissen zou indien
men den invloed der Joden ten onzent voor
zoo onschuldig hield en voor hun reactie te
gen het Christendom de oogen dicht deed.
Kuyper kwam tot de vier conclusiën;
1. Het gevaar van het oogenblik ligt niet
daarin, dat de Joden het liberalisme troete
len, maar veel meer hierin, dat onze lihera-
listen door en door verjoodscht zijn.
2. De Joden vormen, ondanks hun pogin
gen tot reformatie en hun onderling verschil
van godsdienstige zienswijze een goed geslo
ten phalanx, die door haar geestelijken in
vloed op het liberalisme aan het streven van
deze coterie een fanatiek, zeer bepaald den
Christus vijandig, karakter leert.
3. Er bestaat geen de minste aanleiding,
aan de Joden iets van de rechten te ontne
men, waarvan hun op dit oogenblik het bezit
gewaarborgd is.
4. De eenige verhouding, die den Christe
nen tegenover de Joden voegt, ls, een wed
ijveren met Israël in zedelijken ernst, een
bestrijding door geestelijke meerderheid en
een missie onder hen van onze liefde, van
onze gaven en ons woord."
In verband hiermede trok onze aandacht
wat J. A. Wormser schreef in zijn ,J)'e
Kinderdoop", waarvan dezer dagen bij
Drukkerij De Standaard" te Amsterdam een
zesde druk verscheen.
De heer "Wormser ging uit van de stel
ling dat onze geheele natie ge
doopt is en dus als een Cristelij-
1 ij k e natie moet worden aangemerkt.
Maar de Joden dan?
„Alleen door een fictie, aldus Worm
ser - heeft men kunnen goedvinden de
Israëlieten, in ons midden wonende, tot de
Nederlandsche natie te rekenen.
Ik doe hun. geen onrecht; integendeel, ik
geef hun een blijk van rechtvaardigheid en
sympathie, wanneer ik met de godvruchti-
gen onder hen beweer, dat zij eigenlijk tot
de Nederlandsche natie niet behooren.
H-un oorsprong en toekomst, ja txun ge
heele historie geeft getuigenis, dat zij met
hun stamgenooten in andere 'landen een
afzonderlijke natie uitma
ken, tijidelijk door Gods hand onder al de
natiën der wereld verspreid, maar met geen
van die ineengesmolten of in haar opge
lost.
De Joden zijn geen Nederlanders of En-
gelschen, geen Franschen of Duitschers, die
zich Slechts door een b ij zonderen
godsdienstvorm van hun landge-
nooten onderscheiden; neen, zij maken een
geheel afzonderlijken volksstam uit, die,
hoewel over de gansche aarde verspreid,
nochtans bewaard wordt om in zijm eigen
vaderland weder als natie te worden her
steld.
Al de rechten, die de Israëlieten in ons
midden bezitten, gunnen wij hun gaarne;
maar, als vrucht van positief-Christelijke
verdraagzaamheid; niet als gevolg van re
volutionaire onverschilligheid omtrent het
Christendom.
Wij wenschen, dat hun steeds de gele
genheid gegeven worde, om ook hun gods
dienst tot zijn volkomen recht en ontwik
keling te doen komen. Maar, niet ten koste
van het Christendom der Nederlandsche
Ghristennat ie."
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Oplossing Probleem 1.
Auteur: Jan Sinfce te Kloetinge.
Stand: Zwart 10 schijlven op: 3, 4, 12, 13,
15, 17, 18, 19, 23 en 29.
Wit 10 schijlven op: 21, 25, 27, 28, 32, 34,
40, 42, 44 en 45.
Oplossing: 1.42—38, 17 X 26; 2. 27—22,
18X27; 3. 32 X 21, 23X43; 4. 34X14, 26X
17; 5. 25—20, 15X24; 6. 14^-9, 3X14; 7.
4439, 43X34; 8. 40X7 en wint!
Goede oplossingen ontvangen van: D. Hu-
gense, te Aagt eker k#; Kees Blomaard,
'Kloetinge; Jan iSinke, K! 1 o e t i m g e;
L. van Wel, K a pi e 11 e-B iezelinge; W.
Wouters, Aagtekerke; A. Gorstanje,
Goes; A. Willemse, Aagtekerke; Joh.
Breure Nzn., G o 1 ijl n s p 1 a a t; A. W. Beu-
kemia, Nieuwdorp; M. J. Ie Glercq,
Kr uiningen; '0. Sinisters, Kap e 11 e-
Biezelinge; „N. N." te Sluis; J.
Knuist, G o e s; J. v. Wijck, Middelburg
Jan Kaat en A. W. Kaat te K a p e 11 e-
B i e z e 1 i n g e; A. v. Sorge, Souburg;
J. v. d. Kreeke, Goes; M. F. de Jonge,
Kloetinge; H. M. Slabbekoorn, Goes;
M. Walraven, Middelburg; J. de la
C., Y1 i s s in g e n; W. Diemer, Bergen
op Zoom; A. den Hollander, Baar
land en J. Nelisse, Kamperland.
Bespreking: Er waren deze keer nog al
wat foutieve inzendingen. Men wist met
dit vraagstuk geen weg en „maakte" toen
maar een winnende afwikkeling. Deze
vrienden gelieven te bedenken dat in een
probleem wit steeds gedwongen spel
moet hebben. Kan wit opi meer dan één
wijze voortzetten, dan dienen a 1 die ma
nieren uitgewerkt te worden en winnend
te zijn. Er mankeeren van de „vaste" in
zenders. Ik mis o.a. F. de W. te Z.; C. de
S. te Wemeldinge; H. G. D., Nieuwdorp;
A. V., Aagtekerke; L. B., E'llewoutsdijk; B.
Schr., Goes; G. S., Ierseke, om maar eenige
namen te noemen. Die komen nog wel opda
gen? De serie is miaar 5 stuks, maar ik beb
nog een aardige noot om te kraken in petto.
Dus aan den slag, vrienden.
'Met niet teveel materiaal, in goeden
stand een probleem met een aardige afwik
keling. Bet op slag staan bij den eersten
zet bevalt mij in een probleem noodt erg. Als
dat even kan, dient het vermeden. Het
geeft zooveel speling. Het eindspel is uit.
Et waren niet veel oplossers die dit aan
gaven. Toch is dit het aankijken nog wel
waard. Ik heb zoo'n vermoeden dat onder
de oplossers er nog wel zullen zijp die zoo'n
stand remise laten loopen. Probeert U het