Rondgang door den Dam-doolhof BET VERMISTE PAKKET r ra s SS| M fl fe Wenken op technisch gebied. z - fc w l> u. 3 5 g in 3 J c w 2 i» 2 t 3 S CO 2» O 5 "- 6 -5 5 -) i u A O t-l s a 3 G K o U U-J Ui »-■ bO •*-" g" 2 tl fl - o s 3 g> §2 3 a J .3 -* 2- ,2 .2 o ®"3 2 r-s ö-ö d a bo 2 a, 5 ®.s5fi «JS-S^llJSl rt-ö-ssïlfS S a-2 2 ca ^2së.2©t, ^.g^ll-si §S£- «a-sU^ 3 d IS SO CÖCHjSdJffiSH W p3 Sf ca^S >r& H »-« IU u; CL> I—,H ts oTjjataxi -Ö is TS S £Ö|®S*®2 p .a boQ ta S u O lil o 3 V- O O) a> •Q JQ c J O IS Ul ill a ■•P T®cd_,"'§'Sft2 •I-s! «si! ins ss TT? Q) m C£ -N QJ R Oi E-öJ ®*1S.2 I-a I 3 g£g sijlM^il|lsis Pi-^bo is; t) N -r^ E 2 e 09 zr CO o W1- 2 5 O wi *|f IS u a V S c - I u "ST S| 2 i =g 3S^ M o a, bo co G G d h 0) 2 2 •P G k ho gn y o "O N •a s #o j. O S3) C O ZÏ CO o 2 T3 E _L2 OJ _LJ £:g S e N -2 a ca S. «I tot» fe'-syflSs to -if G bo £h O So - M O fl fl CÖ 2 cö J> bo ,G t - :z? ?H o h.SP S Ö-S s» bo r3j O Q Pi TJ Z3 g ;a a s &p) 2 is 6 S S5ö a §o a) be-jj O 3 g gJ* ITJ N "Jrt C eö P i§£g^ d T5 g g el O bo bo a eg 3 f-i ft® T3 p o^ S© iS SW-s 2 S E b 5n ta" S a a T3 3 b0 Q A N I—H P S N a ai bi N O s g s 'P -f 1» p= M tj flW o c o Pi T3 ,^Lait een Jeude ia 't daip, lait een Jende in 't daip, Laot-em maor verzoepen, dat hindert ja nait". (Er ligt een Jood in 't diep, er ligt een Jood in 't diep, Laat-em maar verdrinken, dat hindert niet.) Bij ëen andere gelegenheid hoorde ik, hoe een troepje schoolkinderen veel plezier had in een versje, opgezegd door één hun ner, dat handelde over twee Joden, die te zamen gingen baden, en waarvan de slot regels luidden: „De een die is ver..zopen Van den ander willen we 't hopen." Deze dingen komen voor in ons vader land, en het dunkt mij zeer juist, dat alle ouders hun kinderen ernstig op het hart drukken, aan dergelijke dingen niet mee te doen, vooral nu misschien binnenkort Jood- sche vluchtelingetjes in vele gezinnen zullen worden opgenomen. Israël, hoewel het gezondigd heeft, is Gods uitverkoren volk, de zaligheid is uit de Joden (Joh. 4 vs. 22 b), en in Abraham zullen alle geslachten des aardrijks geze gend worden. Wij moeten ons bewust zijn, dat Oude en Nieuwe Testament niet te scheiden zijn. Laten wij denken aan de gelijkenis van den ibarmhartigen Samaritaan. De wetge leerde vroeg aan Christus: „Wie is uw naaste?" Deze vraag is zoo echt mensche- lijk, wij willen die ook zoo graag stellen, en de verantwoordelijkheid voor onze daden of liever voor ons gebrek aan daden van ons afschudden. Christus weet dat en hij verhaalt de (geschiedenis van den barm- hartigen Samaritaan, en op de vraag van Christus: „Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen die on der de moordenaars gevallen was?" moet de wetgeleerde antwoorden: „Die barmhar tigheid aan hem gedaan heeft". En dan volgt het voornaamste: „Zoo zei- de dan Jezus tot hem: Ga henen en doe gij insgelijks." Dit wordt tol ons allen gezegd. En wij Ikunnen op vele meinieren barmhartigheid doen. Eén van die manieren is, te zorgen dat onze kinderen een juiste houding aan nemen, wanneer ze in aanraking komen met Joodsche kinderen. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat ze het in alles met een kind van het andere ras eens moeten zijn. In geen geval. Als twee kinderen ruzie hebben, zal het gelijk niet altijd aan denzelfden kant zijn. Jood sche kinderen zijn evenmin, volmaakt als welke andere kinderen of menschen ook. Ik wil geen onnatuurlijk gevoel aankweeken tegenover de Joden, alsof zij vervolgde hei ligen zijn en in alles het recht aan hun kant hebben. Geenszins. Maar nooit mag een Christen, kind of volwassene, een Jood verachten, omdat hij tot het oude volk behoort, al is er op zijin persoon niets aan te merken; nooit mag een kind het woord Jood als een scheldnaam gebruiken. En dit is iets, wat we onze kinderen kunnen en daar om ook móéten bijbrengen. De verzorger van den man, die ondeT de moordenaars gevallen was, vroeg niet naar ras of geloof van den gewonde, maar ver zorgde hem. Laten wij insgelijks doen, ook met de Jo den, en bedenken, dat Christus gezegd heeft over het doen van barmhartigheid: „Voorwaar zeg ik u, voor zooveel gij dit één van deze Mijne minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan." P. W. J. S. Het is alleen de reddende genade Gods, die de wereld redden kan uit de somber heid, waarin ze verzonken is, en het is onze taak om met alle macht, waarover wij be schikken, en met inspanning van alle krachten aan die redding mede te werken, teneinde den Raad Gods op aarde te vol brengen. (Dt H. Golijn.) Antennebouw. II. Wij zullen het artikel over antennebouw, waarmee we vorige week een aanvang maakten, beëindigen. In dat artikel werd het voordeel van een dubbele antenne, d.w.z. een ééndraads-an- tenne, die in het midden is doorgeknipt, aangegeven. Een zeer voornaam punt bij deze antenne is echter de voedingslijn. Wij wilden name lijk met behulp van deze antenne niet al leen betere kortegolf-ontvangst hebben, maar ook wilden wij de storingen tot een minimum beperken. Wordt het horizontale gedeelte van de antenne hoog aangebracht, dan zal dit geen storingen opvangen. Als stelregel moet men hier nemen: hoe hooger hoe beter. De storingen worden echter meestal opgevan gen door het verticale gedeelte van de an tenne, dus door de toevoerleiding. Men gebruikt veel voor deze toevoerlei ding een afgeschermde kabel. Gewone kabel (b.v. loodkabel) kan hier niet voor gebruikt worden, daar de capaciteit van deze kabel veel te groot is, zoodat de ontvangst heel erg verzwakt wordt. Er is speciale antenne- kabel, de z.g. Kapakabel, in den handel. Een antenne uitgevoerd met dit materiaal is ook heel goed, maar de prijs valt niet mee. De toevoerleiding bij de dipool-antemne voldoet aan den eisch de storingen niet op te vangen. Daarbij treden er niet veel verliezen in op, zoodat de ontvangst niet verzwakt wordt. Nu bezat de antenne, zooals wij de vo rige week aangaven, een zekere impedantie. De toevoerleiding bezit ook een impedantie. Deze twee moeten bij elkaar behooren. Ze moeten aan elkaar gelijk zijn. Zooals niet zonder meer iedere luidspreker aan iedere eindlamp aangepast is, zoo verkrijgt men dezelfde slechte resultaten als de dipool en de toevoerleiding niet aan ellkaar aange past zijn. Een dipool, uit twee kwart-golfantennes bestaande, heeft in het midden een impe dantie van omstreeks 80 Ohm. De voedings lijn, die men gebruikt, moet dus eveneens 80 0'hm impedantie bezatten om de gunstigste resultaten op te leveren. Is de impedantie niet dezelfde, dan kan men een antenne-transformator gebruiken. Wij willen het echter zonder antenne transformator doen, daar wij van deze ap paraten op het dak geen voorstander zijn. Nu heeft men bij de dipool een voedings lijn ontworpen, welke eenzelfde impedantie als de dipool heeft. Het is een product van Belling-Lee (type 336). Het is een voedingskabel van speciaal materiaal, waarin twee geëmailleerde aders zijn aangebracht op een nauwkeurig bepaal den onderlingen afstand. De bevestiging aan de dipool geschiedt door middel van een speciaal daarvoor ver vaardigde T-isolator, welke zoowel dienst doet om de twee antennehelften van elkaar te scheiden als om den kabel te dragen. Het onderste uiteinde bevestigt men aan de twee uiteinden van het antenne-koppel spoeltje in den ontvanger. Bij de meeste kortegolf-ontvangers treft men tegenwoor dig een paar aansluitklemmen aan, gemerkt „dipool" of „feeder". Heeft het toestel zoo'n aansluiting niet, dan moert men óf een aparte antennewinding aanbrengen, dan wel zich vergenoegen met de eene ader aan aarde, de andere klem aan „antenne" te bevestigen. Daarbij blijft de ontvanger op de normale wijze geaard. Het aanbrengen van een antenne-koppe ling is niet zoo heel erg moeilijk en wij geven gaarne onze lezers op hun aanvraag aan, hoe zoo'n extra-antenne-wikkeling is aan te brengen. De antenne, die men op deze manier aan brengt, is veel gevoeliger dan de doorsnee antenne. Vergeleken met een goede antenne, welke ooik een dubbele invoerleiding bezit, nJ. twee draden op een onderlingen afstand van ca. 10 cm, valt de aanmerkelijk betere ont vangst al direct op. Wilt u over dit onderwerp nog meer we ten, dan raden wij u het Am rok Hulletin er eens op na te slaan. Het is een uitgave van. Am rok te Maiden. Vragen. P. H. te D. IJ kunt dit soort toestellen wel aarden. Echter niet regelrecht aan het chassis. Bij een gelijk-wisselstroom- toestel, een z_g. universeel toestel, is aan het chassis de fase, d.w_z. de ééne kant van uw 220 Voltl lichtnetleiding aangesloten. Zou men dit zonder meer aarden, dan zou er een zekering op het schakelbord naar alle waar schijnlijkheid doorslaan. Als n echter het chassis aardt onder tussch envoeging van een condensator van 2 mfd of 1 mfd, zult u er geen last van ondervinden. De storing zal zeer sterk verminderen. L. K. te LL Als u met den luidspreker, waardoor u spreken wilt (dns den micro foon) naar een andere kamer gaat, zoodat microfoon en luidspreker van elkaar ver wijderd zijn, zult n van gillen geen last hebben. KONING EN POTTENBAKKER. Tijdens de regeering van Hendrik II van Frankrijk, werd een bekwaam pottenbak ker, de edele Hugenoot Bernard Pallissy, om zijn geloof gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Daar hij evenwel de eenige man was die toen de prachtige majolica-vazen kon ver vaardigen, wilde de Kiming hem gaarne redden. Hij ging daarom zelf naar de ge vangenis. Nadat hij Pallissy geraden had zijn geloof af te zweren, zeide hij: „Als ge dat niet doet, dan zal ik gedwongen zijn het recht zijn loop te laten." Mkar Pallissy antwoordde: „Sire, zegt de Koning van Frankrijk: „ik zal gedwongen zijn"? Ik ben maar een arme pottenbakker, een van de geringste onderdanen van Uwe Ma jesteit. 'Maar geen macht ter wereld kan mij dwingen tegen mijn geweten te handelen." door êraoe Sinclair. 11) o „God alleen kan ons helpen", zeiden ze. „Laten wij het ook van niemand dan van Hem verwachten**. Allen hielden zich verwonderlijk kalm, vond Greta, ook. de vrouwen. Niemand kwam in opstand, en toen de mannen het huis verlaten hadden, knielden de vrouwen te zamen neer en zonden -hun smeekgebeden op. Eerst had Greta zich op een afstand ge houden, maar het duurde niet lang, of zij knielde ook met de anderen neer. De Kerk had gelijk, daaraan wilde zij niet twijfelen; deze menschen waren ketters; maar zij bezaten iets, dat zij noiot gekend had. Wat zou het kunnen wezen? Waar was Bérïl echter in dien tusschen- tijd? Zij had de plaats, die Greta met haar vriendin had afgesproken, gauw genoeg be reikt, maar zij keek te vergeefs naar Marie. Zij ontdekte haar nergens, hoewel het toch al een paar minuten over den tijd was, en Marie er in haar briefje zoo op aan had gedrongen, dat Greta toch vooral met haar mee zou gaan. Ja, het was vreemd. Zij bleef nog een oogenblik staan wachten en opeens zei een zachte stem achter haar: „Wacht n op juffrouw Vernier?" Zoodra Beril daarop toestemmend geant woord had, werd er een sjaal over haar hoofd gegooit en trokken sterke handen haar met zich mee; waarheen, dat wist zij niet. Zij wilde tegenstreven, maar dezelfde zachte stem fluisterde in haar oor: „Trekt u den doek niet weg en geef geen geluid, dan is u veilig. Wij zijn geen vijan den, maar vrienden". Deze woorden troostten Béril niet erg. Zij vertrouwde ze ook niet. Ademloos en ont daan strompelde zij voort. Weldra traden zij een huis binnen en gin gen een paar trappen op. Béril hoorde daar op een deur achter zich sluiten eii man liet haar handen los. Zij trok de sjaal van haar gezicht en viel bevend over al haar leden op een stoel neer. Zij begreep niet, wat de bedoeling van haar ontvoering toch kon geweest zijn. De kamer, waar zij zich bevond was geheel vreemd en de twee jongelieden, die tegenover haar ston den, ook. „U zal zoo meteen alles wel begrijpen", zei er een, met een poging om haar te troos ten, en u blijft ons stellig uw heele leven dankbaar". Daarop hoorde zij een lichte stap nader bij komen, de deur ging open, en een meis jesstem zei vroolijk: „Hebben jullie haar heusch meegebracht? Prachtig! Waar is ze?" Een hand raakte haar schouder aan. „Greta, ben je erg ge schrokken?" Béril stond op en bevond zich tegenover Marie Vernier. Deze verbleekte en keek haar met groote verschrikte oogen aan. „Domooren!" riep zij tegen de jonge man nen. „Domooren, wat hebben jullie gedaau? Dit is Greta niet". „Neen, maar zij stond wel op je te wach ten", zei haar broer. Marie keerde zich boos om. „Waar is Greta?" vroeg ze aan Béril. ,Die kon niet komen", zei deze en dat was ik je komen vertellen. Laat mij, als je blieft, gauw weer naar huis gaan". „0, het is te ergl" riep Marie Vernier ver drietig uit. „Ik had haar ia veiligheid wil len brengen, en nu nu is het te laat, en kan ik niets doen om haar te redden". Zij keerde zich om, en zonder nog een enkelen blik op Beril te slaan, verliet zij de kamer, gevolgd door de twee jonge mannen, en Béril hoorde hen het slot omdraaien. Nauwelijks wetende wat zij deed., liep zij ook naar de deur. Zij hoorde de anderen in de kamer er naast met elkaar praten. „Het is te laat om nog iets voor Greta te doen", zei de jonge Vernier. „Laat haar lo- gée dus maar naar huis gaan". „Neen, neen", zei zijn zuster. „Zij hoort ook tot de Lutheranen ze zou alles ver klappen, en dan waren wij er bij". Béril klopte tegen de deur. „Doet toch de deur openl" riep ze. „Ik wou zoo graag naar huis". 'Er kwam echter geen antwoord, maar zij hoorde hun voetstappen op het portaal. Even later hoorde zij die ook niet meer. Béril voelde de eenzaamheid erg, toen de minuten uren werden, en zij nog steeds gevangen zat. Zij trachtte zich te binnen te brengen, wat zij de Verniers en den anderen jongen man bad hooren bepraten. Het was duidelijk, dat zij bedoeld hadden, dat er een gevaar dreigde, waaruit Marie Greta had hopen te redden; en dat zij nu inplaats van deze thaar hadden meege bracht, was blijkbaar niet alleen een teleur stelling, maar zij schenen ook met haar verlegen te zitten. Wat haar het meest verontrustte, was dit. Als haar huisgenooten door een gevaar bedreigd werden, zou zij hen dan nog kunnen waarschuwen, of was het al te laat? Ze moest allereerst probeeren te ont vluchten. Zorgvuldig nam zij dus de kamer op, maar zonder resultaat. De deur weer stond al haar pogingen. Het raam keek uit op een kleine binnenplaats en was veel te ver van den grond, om een sprong te kun nen wagen. Na eenigen tijd moest zij de gedachte aan vluchten opgeven. In het 'huis heerschte volkomen stilte. Zij was er zeker van, dat zij het voor zich alleen had. Van buiten ai vernam haar oor echter de geheimzinnigste geluiden. Het zware luiden van de klok wekte bange voorgevoelens in haar hart op. Béril bezat echter een toevlucht, die Greta miste. Zij kon tot God bidden. Daarenboven kwamen haar de Schriftge deelten in de gedachte, die zij de laatste maanden zoo dikwijls had 'hooren bespre ken. Ze begon die nu hardop op te zeg gen, en terwijl zij de eene belofte na de andere uitsprak, voelde zij zich niet meer AABDSTBALEN EN KANKER. In de bladen kam men telkens weer be schouwingen aantreffen over het verband tusschen aardstralen en kanker. Het Zwitsersche „Medische Weekblad", heeft hierover indertijd een artikel gepu bliceerd, dat niet zonder ophef werd aan gekondigd, (maar hetwelk toch inderdaad de zaak niet veel verder brengt. In bedoeld artikel wordt verhaald, dat drie onderzoekers (of het artsen waren wordt niet gezegd) zioh vijf jaren lang bezig gehouden hebben met het onderzoek naar de werking dezer stralen. Zij lieten door een geschoold wichelroede-looiper geschikte proefplaatsen aanwijzen, waar de verdich tingsstreken liepen en de aardstralen vol gens de theorie hunner verdedigers bijlzon der werkzaam zijn. Op dez plaatsen plant ten zij augurken, selderij en mais en ter vergelijking ook op plaatsen, die aardstra- len-vrij waren, en vonden, dat de bestraal de planten een geringeren groei hadden en kleinere knollen toonden. Ook met dieren werden proeven genomen. De 'proefnemers stelden hiertoe een lang werpige kist zóó op, dat de eene helft be straald en de andere helft vrij stond. In elk der heide zijden had men nestgelegen heden aangebracht. In de kist werden witte muizen geplaatst. Zij werden aan beide zij den gevoederd en hadden volkomen vrijle ■keus aan welk einde zij hun nest wilden bouwen. Na enkele weken hadden zich alle muizen tenslotte in de niet-bestraalde helft ingenesteld. Draaiden de onderzoekers nu de kist 180 gr. om, zoodat de nesten op de bestraalde zone kwamen te liggen, dan wa ren na twee dagen de muizen verhuisd naar de onbestraalde helft. Hieruit werd geconcludeerd, dat de mui zen als bij instinct de gevaren van een door aardstralen getroffen nest gevoelen. Ook proeven met kankerachtige men schen werden genomen, maar deze waren minder duidelijk. In elk geval vereischt dit aardsta- lenprobleem nog nader onderzoek en voortdurende controle door bevoegde en on bevooroordeelde onderzoekers. zoo eenzaam, en drukte de stilte haar niet langer. Zij vatte eindelijk zelfs moed, om te gaan zingen, en de gezangen, waarvan zij ook altijd zoo genoot op de bijeenkomsten, brachten haar nog meer tot rust. E!r mocht haar vrienden dan een gevaar dreigen, God stond in ieder geval boven alles, en Hij had 'hen lief. Zij waren veiling in Zijn hand, hetzij in leven of dood. Opeens hoorde zij een nieuw geluid een heel be kend geluid, en het beste er van was, dat het heel dichtbij klonk. Béril hield meteen op met zingen, en snelde naar het raam. Zij kon rich in dat geluid niet vergissen. Het was Bruno's ge blaf, dat zij hoorde. De treinen sprongen baar in de oogen. Ja, zij had goed gehoord, Bruno liep rond over de binnenplaats en begon eindelijk aan een deur te krabben, als vroeg hij: „Doe me toch open." Bruno was echter niet alleen. Een oogen blik later zag zij Gerard Gravont ook op de binnenplaats. Zij dacht nu aan niets anders dan aan de mogelijkheid, dat hij weg zou gaan, zonder haar gezien te hebben, en begon met beide handen tegen de ruiten te kloppen. „Gerard, Gerard!" riep zij. „Ga toch niet wegl Ik ben hier." Het gezicht van den jongen klaarde ge heel op. „Maar hoe is u 'hier gekomen?" riep hij haar toe. „Dat weet ik niet", antwoordde ze. „Ze hebben mij gegrepen en hier naar toe ge bracht, maar ik weet niet waarom behalve dat rij mij voor Mademoiselle Morand ge houden hebben, en zij gered moest worden uit een of ander gevaar. Toen zij hun ver gissing bemerkten, raadde een van hen aan, om mij vrij te laten; de anderen von den echter beter, dat ik hier bleef, opdat ik niet iets verraden zou, maar wat dat was, weet ik niet." Terwijl zij sprak, had Gerard angstig naar de verschillende ramen gekeken, of hij er ook eenig teeken van leven zag. Het huis leek echter verlaten, en dat was ook niet onwaarschijnlijk, want vrijwel de heele bevolking van Genève bevond zich dien dag in de straten. „Weest u voorzichtig, mademoiselle", zei bij. „Eir mocht u eens iemand hooren." „Ik heb geen geluid gehoord sedert ik hier gebracht ben", zei Béril, met bevende lippen. „Ik ben er zeker van, dat het huis leeg is; maar ze kunnen misschien gauw terugkomen. Ga toch vooral niet weg. Ik voel me zoo eenzaam en zoo angstig. Help me toch, om te ontvluchten." „Daarvoor ben ik juist gekomen, made moiselle", zei de jongen. Hij keek nu rond, of het ook mogelijk zou zijn, om de kamer, waar Béril zich be vond, van buitenaf te bereiken, en zag, dat hem dat misschien wel zou gelukken; maar hij zou haar op klaarlichten dag langs dien weg niet gemakkelijk ongemerkt naar beneden kunnen krijgen. Hij bedacht dus een ander, een veel een voudiger plan, hoewel het slagen er van geheel afhing van de juistheid van Bérils overtuiging, dat het huis leeg was. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. BomRaichenbach. In een voorbeschouwing over de match om den wereldtitel schreef ik, dat een der spelers uit de jongeren, waarvan ik veel verwachtte, de Hagenaar J. M. Bom was. Hét deed mij daarom veel genoegen, dat er een kleine match van drie partijen tus schen Bom en Raichenbach werd georga niseerd. Met veel belangstelling werd deze ontmoeting tegemoet gezien. Dat ook ik mij daarvoor interesseerde, begrijpt u. Ik woonde een deel der partijen bij' en het gebodene was inderdaad de moeite waard. De uitslag was 4 tegen 2 voor den wereld kampioen. Twee remises en een partij werd door Bom verloren. In de twee remisepartijen had Bom groot voordeel gehad en de verloren gegane partij was het gevolg van een zeer zwakke voort zetting in tijdnood, in een stand die voor Bom allerminst nadeelig was. Met dit re sultaat kan de Haagsohe kampioen zeer te vreden zijn. Raichenbach verklaarde na af loop dat vooral de ondernemende speeltrant van Bom hem had geïmponeerd en dat het spel van Bom niet veel minder dan een openbaring was. Ik noteerde onderstaanden stand en meen dat Bom hier de winst liet glippen. Bom had tijdnood en ruilde af Dat zijn twee zetten. Dit hielp hem door den tijdnood heen, maar daarmee vergooide Bom tevens zijn kans op winst. Het werd remise. Wilt u met mij! de stand even op zetten? J. M. Bom (Zwart) 1 2 3 6 16 26 36 46 15 35 45 47 48 49 50 M. Raichenbach (Wit) Zwart: 7 schijven op: 7, 12, 13, 17, 18, 30 en 35. Wit: 7 schijven op: 16, 27, 28, 31, 38, 39 en 45.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8