Rondgang door den Dam-doolhof
BET VERMISTE PAKKET
r
ra
s
SS|
M fl
fe
Wenken op technisch gebied.
z -
fc
w
l> u.
3
5 g
in 3
J c
w
2 i»
2 t
3 S
CO 2»
O
5 "-
6 -5
5 -)
i
u
A
O
t-l
s
a
3
G
K
o
U
U-J
Ui
»-■ bO •*-" g"
2 tl
fl - o s
3 g> §2 3 a
J .3 -* 2-
,2 .2 o ®"3 2 r-s
ö-ö d a bo 2 a,
5 ®.s5fi
«JS-S^llJSl
rt-ö-ssïlfS S a-2 2 ca
^2së.2©t,
^.g^ll-si §S£-
«a-sU^ 3 d IS SO
CÖCHjSdJffiSH
W
p3
Sf ca^S >r&
H »-« IU u; CL> I—,H
ts oTjjataxi -Ö is TS S
£Ö|®S*®2
p .a boQ ta S
u O lil
o
3
V-
O
O)
a>
•Q
JQ
c
J
O
IS
Ul
ill
a
■•P T®cd_,"'§'Sft2
•I-s! «si! ins ss
TT?
Q) m C£ -N QJ R Oi
E-öJ ®*1S.2 I-a I 3 g£g
sijlM^il|lsis
Pi-^bo is; t) N -r^
E 2
e
09
zr
CO o
W1-
2 5
O wi
*|f
IS
u a
V S c
- I
u
"ST
S|
2 i
=g
3S^ M
o a,
bo co G G
d h 0) 2 2
•P G
k ho gn y
o "O
N
•a s #o
j. O
S3)
C O ZÏ
CO o 2
T3 E _L2 OJ _LJ
£:g
S e
N
-2 a
ca
S. «I
tot»
fe'-syflSs
to -if G
bo £h
O
So
- M O
fl fl
CÖ 2 cö
J> bo ,G
t -
:z? ?H o
h.SP
S Ö-S
s»
bo
r3j
O
Q
Pi
TJ
Z3
g ;a
a s
&p)
2 is
6 S
S5ö
a §o
a)
be-jj O
3 g gJ*
ITJ
N
"Jrt C
eö P
i§£g^
d
T5
g g
el
O
bo bo
a eg
3
f-i
ft®
T3
p
o^
S© iS
SW-s
2 S
E b 5n
ta" S
a a
T3
3 b0 Q
A N
I—H P
S
N
a
ai bi
N O
s g s
'P
-f
1» p=
M tj
flW o
c o
Pi T3
,^Lait een Jeude ia 't daip, lait een Jende in
't daip,
Laot-em maor verzoepen, dat hindert ja
nait".
(Er ligt een Jood in 't diep, er ligt een
Jood in 't diep,
Laat-em maar verdrinken, dat hindert
niet.)
Bij ëen andere gelegenheid hoorde ik,
hoe een troepje schoolkinderen veel plezier
had in een versje, opgezegd door één hun
ner, dat handelde over twee Joden, die te
zamen gingen baden, en waarvan de slot
regels luidden:
„De een die is ver..zopen
Van den ander willen we 't hopen."
Deze dingen komen voor in ons vader
land, en het dunkt mij zeer juist, dat alle
ouders hun kinderen ernstig op het hart
drukken, aan dergelijke dingen niet mee te
doen, vooral nu misschien binnenkort Jood-
sche vluchtelingetjes in vele gezinnen zullen
worden opgenomen.
Israël, hoewel het gezondigd heeft, is
Gods uitverkoren volk, de zaligheid is uit
de Joden (Joh. 4 vs. 22 b), en in Abraham
zullen alle geslachten des aardrijks geze
gend worden.
Wij moeten ons bewust zijn, dat Oude en
Nieuwe Testament niet te scheiden zijn.
Laten wij denken aan de gelijkenis van
den ibarmhartigen Samaritaan. De wetge
leerde vroeg aan Christus: „Wie is uw
naaste?" Deze vraag is zoo echt mensche-
lijk, wij willen die ook zoo graag stellen,
en de verantwoordelijkheid voor onze daden
of liever voor ons gebrek aan daden van
ons afschudden. Christus weet dat en hij
verhaalt de (geschiedenis van den barm-
hartigen Samaritaan, en op de vraag van
Christus: „Wie dan van deze drie dunkt u
de naaste geweest te zijn desgenen die on
der de moordenaars gevallen was?" moet
de wetgeleerde antwoorden: „Die barmhar
tigheid aan hem gedaan heeft".
En dan volgt het voornaamste: „Zoo zei-
de dan Jezus tot hem: Ga henen en doe gij
insgelijks."
Dit wordt tol ons allen gezegd. En wij
Ikunnen op vele meinieren barmhartigheid
doen. Eén van die manieren is, te zorgen
dat onze kinderen een juiste houding aan
nemen, wanneer ze in aanraking komen
met Joodsche kinderen.
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat ze
het in alles met een kind van het andere
ras eens moeten zijn. In geen geval. Als
twee kinderen ruzie hebben, zal het gelijk
niet altijd aan denzelfden kant zijn. Jood
sche kinderen zijn evenmin, volmaakt als
welke andere kinderen of menschen ook. Ik
wil geen onnatuurlijk gevoel aankweeken
tegenover de Joden, alsof zij vervolgde hei
ligen zijn en in alles het recht aan hun
kant hebben. Geenszins.
Maar nooit mag een Christen, kind of
volwassene, een Jood verachten, omdat hij
tot het oude volk behoort, al is er op zijin
persoon niets aan te merken; nooit
mag een kind het woord Jood als
een scheldnaam gebruiken. En dit is
iets, wat we onze kinderen kunnen en daar
om ook móéten bijbrengen.
De verzorger van den man, die ondeT de
moordenaars gevallen was, vroeg niet naar
ras of geloof van den gewonde, maar ver
zorgde hem.
Laten wij insgelijks doen, ook met de Jo
den, en bedenken, dat Christus gezegd heeft
over het doen van barmhartigheid:
„Voorwaar zeg ik u, voor zooveel gij dit
één van deze Mijne minste broeders gedaan
hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan."
P. W. J. S.
Het is alleen de reddende genade Gods,
die de wereld redden kan uit de somber
heid, waarin ze verzonken is, en het is onze
taak om met alle macht, waarover wij be
schikken, en met inspanning van alle
krachten aan die redding mede te werken,
teneinde den Raad Gods op aarde te vol
brengen.
(Dt H. Golijn.)
Antennebouw. II.
Wij zullen het artikel over antennebouw,
waarmee we vorige week een aanvang
maakten, beëindigen.
In dat artikel werd het voordeel van een
dubbele antenne, d.w.z. een ééndraads-an-
tenne, die in het midden is doorgeknipt,
aangegeven.
Een zeer voornaam punt bij deze antenne
is echter de voedingslijn. Wij wilden name
lijk met behulp van deze antenne niet al
leen betere kortegolf-ontvangst hebben,
maar ook wilden wij de storingen tot een
minimum beperken.
Wordt het horizontale gedeelte van de
antenne hoog aangebracht, dan zal dit geen
storingen opvangen. Als stelregel moet men
hier nemen: hoe hooger hoe beter. De
storingen worden echter meestal opgevan
gen door het verticale gedeelte van de an
tenne, dus door de toevoerleiding.
Men gebruikt veel voor deze toevoerlei
ding een afgeschermde kabel. Gewone kabel
(b.v. loodkabel) kan hier niet voor gebruikt
worden, daar de capaciteit van deze kabel
veel te groot is, zoodat de ontvangst heel
erg verzwakt wordt. Er is speciale antenne-
kabel, de z.g. Kapakabel, in den handel. Een
antenne uitgevoerd met dit materiaal is
ook heel goed, maar de prijs valt niet mee.
De toevoerleiding bij de dipool-antemne
voldoet aan den eisch de storingen niet
op te vangen. Daarbij treden er niet veel
verliezen in op, zoodat de ontvangst niet
verzwakt wordt.
Nu bezat de antenne, zooals wij de vo
rige week aangaven, een zekere impedantie.
De toevoerleiding bezit ook een impedantie.
Deze twee moeten bij elkaar behooren. Ze
moeten aan elkaar gelijk zijn. Zooals niet
zonder meer iedere luidspreker aan iedere
eindlamp aangepast is, zoo verkrijgt men
dezelfde slechte resultaten als de dipool en
de toevoerleiding niet aan ellkaar aange
past zijn.
Een dipool, uit twee kwart-golfantennes
bestaande, heeft in het midden een impe
dantie van omstreeks 80 Ohm. De voedings
lijn, die men gebruikt, moet dus eveneens 80
0'hm impedantie bezatten om de gunstigste
resultaten op te leveren.
Is de impedantie niet dezelfde, dan kan
men een antenne-transformator gebruiken.
Wij willen het echter zonder antenne
transformator doen, daar wij van deze ap
paraten op het dak geen voorstander zijn.
Nu heeft men bij de dipool een voedings
lijn ontworpen, welke eenzelfde impedantie
als de dipool heeft.
Het is een product van Belling-Lee (type
336). Het is een voedingskabel van speciaal
materiaal, waarin twee geëmailleerde aders
zijn aangebracht op een nauwkeurig bepaal
den onderlingen afstand.
De bevestiging aan de dipool geschiedt
door middel van een speciaal daarvoor ver
vaardigde T-isolator, welke zoowel dienst
doet om de twee antennehelften van elkaar
te scheiden als om den kabel te dragen.
Het onderste uiteinde bevestigt men aan
de twee uiteinden van het antenne-koppel
spoeltje in den ontvanger. Bij de meeste
kortegolf-ontvangers treft men tegenwoor
dig een paar aansluitklemmen aan, gemerkt
„dipool" of „feeder". Heeft het toestel zoo'n
aansluiting niet, dan moert men óf een
aparte antennewinding aanbrengen, dan
wel zich vergenoegen met de eene ader aan
aarde, de andere klem aan „antenne" te
bevestigen. Daarbij blijft de ontvanger op de
normale wijze geaard.
Het aanbrengen van een antenne-koppe
ling is niet zoo heel erg moeilijk en wij
geven gaarne onze lezers op hun aanvraag
aan, hoe zoo'n extra-antenne-wikkeling is
aan te brengen.
De antenne, die men op deze manier aan
brengt, is veel gevoeliger dan de doorsnee
antenne.
Vergeleken met een goede antenne, welke
ooik een dubbele invoerleiding bezit, nJ.
twee draden op een onderlingen afstand van
ca. 10 cm, valt de aanmerkelijk betere ont
vangst al direct op.
Wilt u over dit onderwerp nog meer we
ten, dan raden wij u het Am rok Hulletin er
eens op na te slaan. Het is een uitgave van.
Am rok te Maiden.
Vragen. P. H. te D. IJ kunt dit soort
toestellen wel aarden. Echter niet regelrecht
aan het chassis. Bij een gelijk-wisselstroom-
toestel, een z_g. universeel toestel, is aan het
chassis de fase, d.w_z. de ééne kant van uw
220 Voltl lichtnetleiding aangesloten. Zou
men dit zonder meer aarden, dan zou er een
zekering op het schakelbord naar alle waar
schijnlijkheid doorslaan. Als n echter het
chassis aardt onder tussch envoeging van
een condensator van 2 mfd of 1 mfd, zult u
er geen last van ondervinden. De storing zal
zeer sterk verminderen.
L. K. te LL Als u met den luidspreker,
waardoor u spreken wilt (dns den micro
foon) naar een andere kamer gaat, zoodat
microfoon en luidspreker van elkaar ver
wijderd zijn, zult n van gillen geen last
hebben.
KONING EN POTTENBAKKER.
Tijdens de regeering van Hendrik II van
Frankrijk, werd een bekwaam pottenbak
ker, de edele Hugenoot Bernard Pallissy,
om zijn geloof gevangen genomen en ter
dood veroordeeld.
Daar hij evenwel de eenige man was die
toen de prachtige majolica-vazen kon ver
vaardigen, wilde de Kiming hem gaarne
redden. Hij ging daarom zelf naar de ge
vangenis. Nadat hij Pallissy geraden had
zijn geloof af te zweren, zeide hij: „Als
ge dat niet doet, dan zal ik gedwongen
zijn het recht zijn loop te laten."
Mkar Pallissy antwoordde: „Sire, zegt de
Koning van Frankrijk: „ik zal gedwongen
zijn"?
Ik ben maar een arme pottenbakker, een
van de geringste onderdanen van Uwe Ma
jesteit. 'Maar geen macht ter wereld kan mij
dwingen tegen mijn geweten te handelen."
door êraoe Sinclair.
11) o
„God alleen kan ons helpen", zeiden ze.
„Laten wij het ook van niemand dan van
Hem verwachten**.
Allen hielden zich verwonderlijk kalm,
vond Greta, ook. de vrouwen. Niemand
kwam in opstand, en toen de mannen het
huis verlaten hadden, knielden de vrouwen
te zamen neer en zonden -hun smeekgebeden
op.
Eerst had Greta zich op een afstand ge
houden, maar het duurde niet lang, of zij
knielde ook met de anderen neer.
De Kerk had gelijk, daaraan wilde zij
niet twijfelen; deze menschen waren ketters;
maar zij bezaten iets, dat zij noiot gekend
had.
Wat zou het kunnen wezen?
Waar was Bérïl echter in dien tusschen-
tijd?
Zij had de plaats, die Greta met haar
vriendin had afgesproken, gauw genoeg be
reikt, maar zij keek te vergeefs naar Marie.
Zij ontdekte haar nergens, hoewel het toch
al een paar minuten over den tijd was, en
Marie er in haar briefje zoo op aan had
gedrongen, dat Greta toch vooral met haar
mee zou gaan. Ja, het was vreemd.
Zij bleef nog een oogenblik staan wachten
en opeens zei een zachte stem achter haar:
„Wacht n op juffrouw Vernier?"
Zoodra Beril daarop toestemmend geant
woord had, werd er een sjaal over haar
hoofd gegooit en trokken sterke handen haar
met zich mee; waarheen, dat wist zij niet.
Zij wilde tegenstreven, maar dezelfde
zachte stem fluisterde in haar oor:
„Trekt u den doek niet weg en geef geen
geluid, dan is u veilig. Wij zijn geen vijan
den, maar vrienden".
Deze woorden troostten Béril niet erg. Zij
vertrouwde ze ook niet. Ademloos en ont
daan strompelde zij voort.
Weldra traden zij een huis binnen en gin
gen een paar trappen op. Béril hoorde daar
op een deur achter zich sluiten eii man liet
haar handen los.
Zij trok de sjaal van haar gezicht en viel
bevend over al haar leden op een stoel neer.
Zij begreep niet, wat de bedoeling van haar
ontvoering toch kon geweest zijn. De kamer,
waar zij zich bevond was geheel vreemd en
de twee jongelieden, die tegenover haar ston
den, ook.
„U zal zoo meteen alles wel begrijpen",
zei er een, met een poging om haar te troos
ten, en u blijft ons stellig uw heele leven
dankbaar".
Daarop hoorde zij een lichte stap nader
bij komen, de deur ging open, en een meis
jesstem zei vroolijk:
„Hebben jullie haar heusch meegebracht?
Prachtig! Waar is ze?" Een hand raakte
haar schouder aan. „Greta, ben je erg ge
schrokken?"
Béril stond op en bevond zich tegenover
Marie Vernier.
Deze verbleekte en keek haar met groote
verschrikte oogen aan.
„Domooren!" riep zij tegen de jonge man
nen. „Domooren, wat hebben jullie gedaau?
Dit is Greta niet".
„Neen, maar zij stond wel op je te wach
ten", zei haar broer.
Marie keerde zich boos om.
„Waar is Greta?" vroeg ze aan Béril.
,Die kon niet komen", zei deze en dat was
ik je komen vertellen. Laat mij, als je blieft,
gauw weer naar huis gaan".
„0, het is te ergl" riep Marie Vernier ver
drietig uit. „Ik had haar ia veiligheid wil
len brengen, en nu nu is het te laat,
en kan ik niets doen om haar te redden".
Zij keerde zich om, en zonder nog een
enkelen blik op Beril te slaan, verliet zij de
kamer, gevolgd door de twee jonge mannen,
en Béril hoorde hen het slot omdraaien.
Nauwelijks wetende wat zij deed., liep zij
ook naar de deur. Zij hoorde de anderen in
de kamer er naast met elkaar praten.
„Het is te laat om nog iets voor Greta te
doen", zei de jonge Vernier. „Laat haar lo-
gée dus maar naar huis gaan".
„Neen, neen", zei zijn zuster. „Zij hoort
ook tot de Lutheranen ze zou alles ver
klappen, en dan waren wij er bij".
Béril klopte tegen de deur.
„Doet toch de deur openl" riep ze. „Ik
wou zoo graag naar huis".
'Er kwam echter geen antwoord, maar zij
hoorde hun voetstappen op het portaal.
Even later hoorde zij die ook niet meer.
Béril voelde de eenzaamheid erg, toen de
minuten uren werden, en zij nog steeds
gevangen zat.
Zij trachtte zich te binnen te brengen,
wat zij de Verniers en den anderen jongen
man bad hooren bepraten.
Het was duidelijk, dat zij bedoeld hadden,
dat er een gevaar dreigde, waaruit Marie
Greta had hopen te redden; en dat zij nu
inplaats van deze thaar hadden meege
bracht, was blijkbaar niet alleen een teleur
stelling, maar zij schenen ook met haar
verlegen te zitten.
Wat haar het meest verontrustte, was
dit. Als haar huisgenooten door een gevaar
bedreigd werden, zou zij hen dan nog
kunnen waarschuwen, of was het al te
laat?
Ze moest allereerst probeeren te ont
vluchten. Zorgvuldig nam zij dus de kamer
op, maar zonder resultaat. De deur weer
stond al haar pogingen. Het raam keek uit
op een kleine binnenplaats en was veel te
ver van den grond, om een sprong te kun
nen wagen.
Na eenigen tijd moest zij de gedachte aan
vluchten opgeven. In het 'huis heerschte
volkomen stilte. Zij was er zeker van, dat
zij het voor zich alleen had. Van buiten ai
vernam haar oor echter de geheimzinnigste
geluiden.
Het zware luiden van de klok wekte
bange voorgevoelens in haar hart op.
Béril bezat echter een toevlucht, die
Greta miste. Zij kon tot God bidden.
Daarenboven kwamen haar de Schriftge
deelten in de gedachte, die zij de laatste
maanden zoo dikwijls had 'hooren bespre
ken. Ze begon die nu hardop op te zeg
gen, en terwijl zij de eene belofte na de
andere uitsprak, voelde zij zich niet meer
AABDSTBALEN EN KANKER.
In de bladen kam men telkens weer be
schouwingen aantreffen over het verband
tusschen aardstralen en kanker.
Het Zwitsersche „Medische Weekblad",
heeft hierover indertijd een artikel gepu
bliceerd, dat niet zonder ophef werd aan
gekondigd, (maar hetwelk toch inderdaad
de zaak niet veel verder brengt.
In bedoeld artikel wordt verhaald, dat
drie onderzoekers (of het artsen waren
wordt niet gezegd) zioh vijf jaren lang bezig
gehouden hebben met het onderzoek naar
de werking dezer stralen. Zij lieten door
een geschoold wichelroede-looiper geschikte
proefplaatsen aanwijzen, waar de verdich
tingsstreken liepen en de aardstralen vol
gens de theorie hunner verdedigers bijlzon
der werkzaam zijn. Op dez plaatsen plant
ten zij augurken, selderij en mais en ter
vergelijking ook op plaatsen, die aardstra-
len-vrij waren, en vonden, dat de bestraal
de planten een geringeren groei hadden
en kleinere knollen toonden.
Ook met dieren werden proeven genomen.
De 'proefnemers stelden hiertoe een lang
werpige kist zóó op, dat de eene helft be
straald en de andere helft vrij stond. In
elk der heide zijden had men nestgelegen
heden aangebracht. In de kist werden witte
muizen geplaatst. Zij werden aan beide zij
den gevoederd en hadden volkomen vrijle
■keus aan welk einde zij hun nest wilden
bouwen. Na enkele weken hadden zich alle
muizen tenslotte in de niet-bestraalde helft
ingenesteld. Draaiden de onderzoekers nu
de kist 180 gr. om, zoodat de nesten op de
bestraalde zone kwamen te liggen, dan wa
ren na twee dagen de muizen verhuisd naar
de onbestraalde helft.
Hieruit werd geconcludeerd, dat de mui
zen als bij instinct de gevaren van een door
aardstralen getroffen nest gevoelen.
Ook proeven met kankerachtige men
schen werden genomen, maar deze waren
minder duidelijk.
In elk geval vereischt dit aardsta-
lenprobleem nog nader onderzoek en
voortdurende controle door bevoegde en on
bevooroordeelde onderzoekers.
zoo eenzaam, en drukte de stilte haar niet
langer.
Zij vatte eindelijk zelfs moed, om te gaan
zingen, en de gezangen, waarvan zij ook
altijd zoo genoot op de bijeenkomsten,
brachten haar nog meer tot rust. E!r mocht
haar vrienden dan een gevaar dreigen,
God stond in ieder geval boven alles, en
Hij had 'hen lief. Zij waren veiling in Zijn
hand, hetzij in leven of dood. Opeens
hoorde zij een nieuw geluid een heel be
kend geluid, en het beste er van was, dat
het heel dichtbij klonk.
Béril hield meteen op met zingen, en
snelde naar het raam. Zij kon rich in dat
geluid niet vergissen. Het was Bruno's ge
blaf, dat zij hoorde.
De treinen sprongen baar in de oogen. Ja,
zij had goed gehoord, Bruno liep rond over
de binnenplaats en begon eindelijk aan een
deur te krabben, als vroeg hij: „Doe me
toch open."
Bruno was echter niet alleen. Een oogen
blik later zag zij Gerard Gravont ook op de
binnenplaats.
Zij dacht nu aan niets anders dan aan
de mogelijkheid, dat hij weg zou gaan,
zonder haar gezien te hebben, en begon
met beide handen tegen de ruiten te
kloppen.
„Gerard, Gerard!" riep zij. „Ga toch niet
wegl Ik ben hier."
Het gezicht van den jongen klaarde ge
heel op.
„Maar hoe is u 'hier gekomen?" riep hij
haar toe.
„Dat weet ik niet", antwoordde ze. „Ze
hebben mij gegrepen en hier naar toe ge
bracht, maar ik weet niet waarom behalve
dat rij mij voor Mademoiselle Morand ge
houden hebben, en zij gered moest worden
uit een of ander gevaar. Toen zij hun ver
gissing bemerkten, raadde een van hen
aan, om mij vrij te laten; de anderen von
den echter beter, dat ik hier bleef, opdat
ik niet iets verraden zou, maar wat dat
was, weet ik niet."
Terwijl zij sprak, had Gerard angstig
naar de verschillende ramen gekeken, of
hij er ook eenig teeken van leven zag.
Het huis leek echter verlaten, en dat was
ook niet onwaarschijnlijk, want vrijwel de
heele bevolking van Genève bevond zich
dien dag in de straten.
„Weest u voorzichtig, mademoiselle", zei
bij. „Eir mocht u eens iemand hooren."
„Ik heb geen geluid gehoord sedert ik
hier gebracht ben", zei Béril, met bevende
lippen. „Ik ben er zeker van, dat het huis
leeg is; maar ze kunnen misschien gauw
terugkomen. Ga toch vooral niet weg. Ik
voel me zoo eenzaam en zoo angstig. Help
me toch, om te ontvluchten."
„Daarvoor ben ik juist gekomen, made
moiselle", zei de jongen.
Hij keek nu rond, of het ook mogelijk
zou zijn, om de kamer, waar Béril zich be
vond, van buitenaf te bereiken, en zag, dat
hem dat misschien wel zou gelukken; maar
hij zou haar op klaarlichten dag langs
dien weg niet gemakkelijk ongemerkt naar
beneden kunnen krijgen.
Hij bedacht dus een ander, een veel een
voudiger plan, hoewel het slagen er van
geheel afhing van de juistheid van Bérils
overtuiging, dat het huis leeg was.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
BomRaichenbach.
In een voorbeschouwing over de match
om den wereldtitel schreef ik, dat een der
spelers uit de jongeren, waarvan ik veel
verwachtte, de Hagenaar J. M. Bom was.
Hét deed mij daarom veel genoegen, dat
er een kleine match van drie partijen tus
schen Bom en Raichenbach werd georga
niseerd. Met veel belangstelling werd deze
ontmoeting tegemoet gezien. Dat ook ik
mij daarvoor interesseerde, begrijpt u. Ik
woonde een deel der partijen bij' en het
gebodene was inderdaad de moeite waard.
De uitslag was 4 tegen 2 voor den wereld
kampioen. Twee remises en een partij werd
door Bom verloren.
In de twee remisepartijen had Bom groot
voordeel gehad en de verloren gegane partij
was het gevolg van een zeer zwakke voort
zetting in tijdnood, in een stand die voor
Bom allerminst nadeelig was. Met dit re
sultaat kan de Haagsohe kampioen zeer te
vreden zijn. Raichenbach verklaarde na af
loop dat vooral de ondernemende speeltrant
van Bom hem had geïmponeerd en dat het
spel van Bom niet veel minder dan een
openbaring was. Ik noteerde onderstaanden
stand en meen dat Bom hier de winst liet
glippen. Bom had tijdnood en ruilde af
Dat zijn twee zetten. Dit hielp hem door
den tijdnood heen, maar daarmee vergooide
Bom tevens zijn kans op winst. Het werd
remise. Wilt u met mij! de stand even op
zetten?
J. M. Bom (Zwart)
1 2
3
6
16
26
36
46
15
35
45
47 48 49 50
M. Raichenbach (Wit)
Zwart: 7 schijven op: 7, 12, 13, 17, 18,
30 en 35.
Wit: 7 schijven op: 16, 27, 28, 31, 38, 39
en 45.