Rondgang door den Dam-doolhof HET VERMISTE PAKKET N d 5 a s 5h 2 •a ists cut; 3 §-2^s^> --s i's s-s -§ ..-2.2 S. a d 2«n2'3la^ *3 sj r9 S j g a s 2 p 33^ a s 3-jps g ■^-s* 8" 173 ■11 d^ s li-s d »s s|c cd d bo cd M is^l ®so 3d ^02 •8*1 a^s-§ ■g-ö i a a a s êd 1 g a p a s -s g g &"gl g S Pi s is 3||^s dl i i 6 Wenken op technisch gebied. i- «1 ir E 5 UJ 4~* C c CO -J 1) t- o 3 <U *4 u 3 O es a. ^3 J *3 S O o 2 ü- -> s -? o o E S—i as CO H ffl m m i OJ O Tj od I X T3 CD O» M bo - CD +-» f_, d y «J <3 y >Jbd S3 CO -Q cd bol* cd CD Ti bO .2 nd VX H ~to CD o) y t-H cd bo cd 3 -3 t3 a i -2 1 -* O CSJ d o S ri O ^0 - ■rH 0) (J) N KJ a 3^ g_ m -0 -Ö 2 12 CD P.J3 5 ,d O N Td a,y g°, o w SJ f-. (D •^?0J rd cö .2 y P- CD Ti s CO CD pQ CD <D d Ti CD 2 cd J3 H3 ►>- 1 i m fn a -Ö OQ vi/ no ®d O T3 "3 d u Q o fH ®£3 cd t3 CD d Td cd d - cd T3 *- 3 cd *-> a> o a> faOXd bo •»-» K| hö a? o a:=f o CD o d w 03 CD d g m 5 j ffl aj o cD w a m a rd 03 cd O nd O as-e ©-« 03 Td d y a cd cd 'P -Jo® n CQ.H bo d CD O f-* d _i_ O o 0^:3 3 a N as CD M "TTC d od d N •24-^^ (1 *4—1 ®o N -r-i cd •24 G) cd sd bo fi 3 - ^■=>2 rd g CD O rQ co h 2, cd fcC«4H -O m bo°-£ -S ■X3 CD :ï?M -y tn :S?3 T3 CD CD -y- -S- o CD CD CD CD 2 d ai d <D"h a3 cd f-4 H .J-C j CD CD M <D CD CH a-d cd ©S tig 710 3 O bO *rH S 60-© §3 5 s ©•d cd cd Ti r5 Q S <D CD 32 rd Cd CD CD *"2 o„- a ^5 d J3 he cd O rd 33 £3 go rl cd CD d CD d w rj d CD 9 d d CD CD CD ■ai- •H CD 3 "d pd fi w CD CD o p24 O 3 a g> o ad o O W CD bOpd cd bo D rQ d •d CD d cd Ti ,r^ •2 ,2^3 CD bO xfi d t c £3 w d d CD :d> d 2 «13 P o <D CD CD nd he'd CD M a! U-J ^3 s o ts 5 u -'O g S d u m M 2-0 ^44 S3 ,^1-d U {5 <D S g, eo cvi id» -4-3 O S T cd -s^ bo t-« CD O bO O •rj -d S P a d eo CO 2 2 -4-» -4-^ O O -4-> -4-< CO cd •,_i cd CD cd Ti a> nd 00 F-> 00 CD OS OJ C a) T-> id eo Ti a g d g <D M bo d 2 0 CD cd bo g,"73 9 M p,»^- 43 3 S3 —s 10 fc33 J3 p T3 S f «5 S o 2 03 to o £-•»-■© 0) CU 03 M P «- «- CD I Ct CO as T3 N Jd W 0 v) *n c r c c 3 0) -=* s O 03 N c E c S ra c aa r? -4 2 5 as p- tO X g C r S "Z CD t. 3 c -Q -LJ ■*- c id cd CD S— ■a c n d -r 3 e c v 111 CD Qj b. DC as fe 75 "5 03 O) as as -a «- c jx cd a) as as t- a cd J -S S 2 s d-d» 2= as o cd m as O) o t- z C3) "O |SJ -H a ip f g I 0 -S L Cd J t. o c b S o -as Cd o -as -Stf -o .a *3 cd - d B 3 D B C C d K/i w.i t to zetïffcji V0./1 ci<? imderwÖKerfl of onderwijzeressen, die de 'kinderen van do notabelen vooraan zetten, op de mooiste plaatsen, en steeds een lofprijzing gereed hebben voor hun mooie jurk of strik of schoenen? Door deze ondoordachte lofuitingen maakt men kinderen ijdel en hoogmoedig en niet zelden ziet men dan de inconse quente opvoeders de kinderen voor deze ka rakterfout straffen! Namelijk dan, wanneer ze 'er den last van ondervinden. Natuurlijk kan een kind niet met iedereen omgaan als met zijns gelijke. Er zijn nu eenmaal in iedere 'klas, in iedere straat kin deren, die een verkeerden invloed uitoefe nen op anderen. Maar dan hebben de ouders den plicht, om te zorgen, dat ze hun kind duidelijk maken, waarom ze hem ver bieden met dezulken om te gaan. Een kind kan zeer wel meevoelen met de ellende van een ander, mits het daartoe wordt opge voed. Het beste is, het kind voor te houden: „Als jij nu die jongen eens was." Vaak blijkt pas later, uit een onverwachte opmerking, hoe het kind zich in de om standigheden van den ander ingedacht heeft. Het eischt veel tact en veel geduld en soms ook offers, om kinderen te gene zen van, of te bewaren voor hoogmoed. Etr is echter één middel, n.1. God te dan ken in alles wat wij ontvangen, dat ons en onze kinderen kan bewaren voor hoogmoed. Hebben wij waarlijk gedankt dan kun nen we ons niet hoogmoedig verheffen op wat ons als genadegave geschonken is. Nu is er echter één ding, waar ik voor wil waarschuwen. Verwar hoog moed niet met trots. Trots is voornaam, hoogmoed aanmatigend. Ware trots komt bij kinderen niet veel voor, omdat hun de voorwaarden daarvoor ontbreken. Trots kenmerkt zich, door waar de te hechten aan dingen die werkelijk van waarde zijn daarom kan men ook spre ken van edele trots. Een enikele maal komt deze trots bij kin deren voor en laten we dan voorzichtig zijn! Ina HoudierBakker zegt in haar boekje: „Het kind in den strijd met leugen en vrees". Laten we de ware trots eerbiedi gen; niet het trotsche hoofd willen buigen, de trotsche nek willen breken namelijk als er sprake is van werkelijk edele trots. Want hoeveel menschen, en vooral: hoe veel kinderen zijn er nog, die te trots zijn, om mee te doen aan laagheden, die zich fier afwenden van knoeierijen? Helaas, de meesten zijn laf en kruipe rig, toonen geen ruggegraat. Laten we deze trots behoeden zoo hij al, en trachten aan te kweeken, zoo hij niet aanwezig is. Natuurlijk moeten we niet de vergissing begaan, trots te noemen, wat aanmatiging, dus hoogmoed is. Het is echter trots, die de kleine Es ther bezit in A. M. de Jong's „Ln de draai kolk". Merijnlje voelt het. „Zij zou je nooit laten merken, dat ze je als kameraadje wilde hebben" denkt hij, en hij voelt als een bevrijding, hoe 'heel anders zij is dan de ietwat opdringerige David, wiens vurige genegenheid Merijntje bedrukt en verle gen maakt. Deze trots en de aanmatigende hoog moed van den boerenzoon uit Bartje, welk een verschil! Laten we ze niet verwisselen, waken wij voor aankweekers van hoogmoed, maar laten we de edele trots behoeden en zoo noodig in de juiste banen leiden. Niet wachten tot de misstanden zich geconso lideerd 'hebben, laten we denken aan 't versje van Vader Cats: „Vriend, zfjt gij wijs I3uig (niet breek!!) 't jeugdig rijs, Want de oude stam Is al te stram! P. W. J. S. Brandbommen. Er is deze week een oefening van de luchtbescherming in Zeeland gehouden. Aan alle kanten heeft men geprobeerd Zee- iiind een zoo donier mogïïJiJk „uiterlijk" te geven.. Alen heeft dit gedaan om zich zooveel mogelijk aan 't oog van vliegers te onttrekken, want men weet, dat deze vlie gers veel onheil in tijden van oorlog kun nen stichten. Wij hebben allen van gasaanvallen uit de lucht ge'hoord. Het doel van deze aan vallen mogen wij hekend veronderstellen. Niet zoo bekend is wellicht de meening, die vele deskundigen zijn toegedaan, dat wij eigenlijk van een gasaanval niet zoo bij zonder veel te duchten hebben. Ons kli maat, en bij uitstek het klimaat van Zee land, waterland bij uitstek, is al bijzondei- ongeschikt voor gasaanvallen. De grootst9 vijand van de strijdgassen is water en men is tot de conclusie gekomen dat er maar weinig dagen per jaar met gas gewerkt kan worden. Anders is het gesteld met de z.g. brand bommen, waarmee men een paniek onder de burgerbevolking tracht teweeg te bren gen. Deze kunnen ten allen tijde gebruikt worden en daarbij zijn deze brandbommen zeer effectief, d.w.z. zij hereiken veelal hun doel. Zooals de naam aangeeft heeft een brandbom de bedoeling brand te stichten. Treft een dergelijke bom den grond of komt hij door een schok tot ontbranding (van ont ploffing kan men hier niet spreken) dan kan de uitwerking van deze bommen zeer funeste gevolgen hebben. Het is te begrijpen, dat deze bommen ge maakt worden van zeer brandbare mate rialen. Maar alleen de aanwezigheid van brandbaar materiaal is niet voldoende om ook brand te maken. Wij kunnen ons voor stellen, dat een ouderwetsche „vuurmaker" 'heel goed brandt, maar daarmee is nog niet gezegd, dat, als men zoo'n vuurmaker op een dak van een huis laat vallen, dit huis zal gaan branden. Daarvoor zal men andere stoffen moeten gebruiken. De brandbom is nit materiaal samenge steld, dat bij ontbranding een zeer hooge temperatuur geeft. Dte voornaamste be- standdeelen zijn thermiet en electron. Het thermiet is een chemische stof, welke bij ontbranding zoo'n hooge temperatuur ont wikkelt dat men er b.v. ijzer gemakkelijk mee kan smelten. Tot dit doel wordt deze stof gebruikt voor het aaneenlassChen van rails. D'e ontbranding duurt slechts kort, maar de temperatuur wordt daarbij op gevoerd tot ca. 2000 gr. C. Het electron is een alliage of metaal mengsel dat reeds in het jaar 1909 door de Chemische fabriek Griesheim gevonden werd. Dit alliage bestaat nit magnesium en aluminium, beiden zeer lichte metalen. Het aluminium kennen wij allen wel, terwijl het magnesium aan velen onzer bekend kan zijn. Het voornaamste bestanddeel van het z.g. bliksemlicht, dat fotografen gebruiken om bij avond foto's te maken, is magne sium, ook een zeer licht metaal. Een bepaald mengsel van magnesium en aluminium heeft men electron genoemd. Dit metaal op zichzelf verhit tot een tempera tuur van ca. 650 gr. G., smelt zeer snel en ontbrandt dan uit zichzelf, onder de uit straling van een zeer helder en fel wit lfcht. D'aarbij ontwikkelt het een groote hitte, zoodat de temperatuur, die eerst ca. 650 graden G. moest zijn, uit zichzelf (door de verbranding) veel hooger oploopt. Nu bestaat de moderne brandbom uit thermiet met daaromheen een mantel van electron. Het voordeel van deze bom is, dat ze 'geen doodgewicht hebben, d.w.z. de geheele bom, zoowel vulling als lichaam, verbrandt ge heel. Daar 'het samenstellende materiaal zeer licht is kunnen deze bommen in zeer kleine afmetingen gemaakt worden, terwijl ze daarbij in een zeer groot aantal door vliegtuigen kunnen worden meegenomen. Bij de verbranding van deze bom ontstaat een zeer hooge temperatuur, die in staat is houten balken en trappen in brand te ste ken. Het is erg moeilijk om deze bom te dooven. Zou men met water blusschen, dan bereikt men juist het tegenovergestelde, daar door de geweldige temperatuur, die bij de verbranding ontstaat, het water ont leedt in waterstof en zuurstof, waardoor het zeer gevaarlijke knalgas" ontstaat, zoodat ontploffing* op ontploffing volgt. Hlusschon met water is dus hier zeker niet geboden. Ook de z.g. schuimbluschapparaten, die men b.v. als veiligheidsmaatregel in autobussen e.d. aantreft, hebben geen uitwerking op den brandbom. Bij een luchtbeschermingsoefening in Nij megen heeft men brandbommen ontstoken en daarbij verschillende firma's, die werken op „bluschgebied" in de gelegenheid ge steld deze zoo snel mogelijk te blusschen. Daarbij had geen dezer firma's een snel werkend en afdoend bestrijdingsmiddel kunnen vinden. Wij bezitten echter een eenvoudig middel om brandbommen onschadelijk te maken. Dit middel is zand. Een brandbom van 3 kg. werd door de Nijmeegsche brandweer in den tijd van 37 sec. gebluscht, door mid del van zand. Daarom geeft de luchtbeschermingsdienst het advies, om in tijden van gevaar, de zol der (die meestal een bergplaats is voor zeer brandbare „rommel") zooveel mogelijk te ontruimen en deze te bedekken met een laag zand van ca- 5 cm. Het is gebleken dat een brandbom dan geen enkele schade aan kan richten. Het eenige wat er van overblijft zijn eenige gloeiende slaikken en deze zijn met een ijzeren schop gemakkelijk te verwijderen. De experts verwachten van den brand bom een paniek aanbrengend element. Door groote steden met een aantal van deze bommen te bewerken zou de brandweer de daardoor ontstane branden niet meer kun nen bestrijden, daar er te veel branden te gelijk zouden zijn. Hierdoor zou onder de burgerbevolking een paniek ontstaan. Als ieder echter meehelpt en Voorzorgsmaat regelen neemt, om deze bommen zoo snel mogelijk te kunnen dooven, waarvoor maar eenig zand noodig is, is er van dit strijd middel ook niet veel onheil te verwachten. Paraat zijn en oppassen is natuurlijk het parool, maar rampen kunnen dan voor komen worden. Tenslotte kan de vlieger ook nog gebruik maken van brisantbommen met een sc'herf- werking, d.w.z. een vernietigende werking door explosie, welke van zeer uiteenloopen den aard kan zijn. Laten wij echter hopen, dat rechtstreek- sche aanvallen op de burgerbevolking geen regel zullen zijn, zooals een hooggeplaatst Nederlandsch militair schreef. Deze ver wijst het „platbranden" van steden naar het rijk der fabelen. Natuurlijk wordt de mogelijkheid van aanvallen op stations, ka zernes, fabrieken, electr. centrales e.d. on der de oogen gezien. Daarbij kan de burger bevolking veel last ondervinden. De geva ren welke men echter vroeger aan gasaan vallen en bombardementen toeschreef, zijn echter gelukkig niet zoo erg, als men oor spronkelijk dacht en als wij allen onze plicht doen en zooveel mogelijk meewerken, kan het gevaar nog sterker verminderd worden. J. S. te K. Vraagt U dat schema aan bij het door TT genoemde adres. Deze zal het zeker bezitten. De 6 E 5 verschilt van de EM I daarin dat de 6 E 5 maar één scha^ duwvleugel heeft, terwijl er bij de EMI een kruis ontstaat. T. G. te M. Als U in de roosterleiding der eindlamp een weerstand plaatst van ca. 150 Ohm zal het gillen wel ophouden. Het ontstaat waarschijnlijk door zelfgenereeren van de AL 4. door Grace Sinclair. 7) o1 „Zij zei het", herhaalde Mignonne. „Ik wist niet, wie God was, maar ik ben nu heel blij, dat er iemand is, die ons liefheeft, jou en mij, Gerard. Ik heb het ook aan Irene gevraagd, en die zei, dat het heusch waar was, dat God ons liefheeft. Ze wou, dat ik met haar mee mocht gaan naar de school in het Gouden Kruis en daar alles van Hem hooren. Zij wou me wel meenemen, zei ze. Mag ik? Gerard wist nauwelijks, wat hij zeggen moest. Het voorstel deed hem wel wat schrikken. Hij zou blij zijn, als Mignonne lezen en schrijven kon leeren, maar aan den anderen kant was het niet onmogelijk, dat zij geminacht zou worden en genegeerd, om dat zij het zusje van Gerard, den knecht van den gierigen Bruyère was. Natuurlijk zou de protectie van de Mo- rands voldoende zijn, maar Irene's aanbod was waarschijnlijk niet meer dan een on doordachte inval van een kind, en zo-u do goedkeuring van haar zuster of de oude Martha geenszins wegdragen. Het viel hem echter moeilijk om Mignon ne iets te weigeren. Hij waagde het er dus maar op en gaf zijn toestemming. De dagen van de kleine school in de hall van het Gouden Kruis waren echter geteld. Op den laatsten dag van het jaar werd er een bevel uitgevaardigd, dat Antoine Fro- ment verbood om nog langer in Genève te preeken, zoomin in het Gouden Kruis als in de huizen der particulieren. Den volgenden morgen was er nog een grootere menigte dan anders bij' het Loge ment het Gouden Kruis. Hij kon niet eens bij de deur komen en niet alleen was de hall stampvol, maar ook de gangen, de trappen en de heele straat. Het zien van Antoine Froment bracht een groote opgewondenheid te weeg. Hooren moesten en zouden zij hem. Maar de hall kon geen tiende van de men- schenmassa bevatten. „Naar de Molard!" riep er daarop een, en het volgende oogenblik klonk het van alle kanten: „Naar de Molard!" De Molard was een groot plein, dicht bij het meer, niet ver van de plek, waar de vischmarkt gehouden werd. Tegen dat Fro ment er aan kwam, stond het heele plein vol. Toch was het opeens doodstil, toen de jonge schoolmeester zijn hart in het gebed tot God verhief. „Vader", bad hij, „och, zie toch neer op blinden, wier leidslieden ook blinden zijn, en red Gij hen uit door Uw genade. Geef mij kracht en wijsheid, Heer, opdat het blij ken moge, dat Uw macht grooter is dan die van Satan, en Uw kracht niet is gelijk de kracht van een mensch." Hij stond boven op een bank en haalde nu zijn Nieuw-Testament te voorschijn. „Wacht u voor de valsche profeten", las hij, „die tot u komen in schaapskleederen, maar van binnen verscheurende wolven zijn'.' Zelfs zij, die Froment het beste kenden, hadden nog nooit zulke woorden gehoord, als nu van zijn lippen vloeiden. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Uit den wedstrijd om het Wereld kampioenschap. (V ervolg.) Stand na den 47en zet van Wit: R. C. Keiler (Zwart). 1 2 3 4 5 47 48 49 50 M. Raichenbach (Wit). Stand Zwart 9 schijven op: 7, 14, 16, 17, 18, 19, 23, 24 en 29. Stand Wit 9 schijven op: 25, 26, 27, 30, 32, 33, 35, 38 en 43. Na 712 van Zwart in bovenstaanden stand gingen wij vluchtig na wat de ge- Do jongen, moer look lilj niet, stond daar onbovreesd tegenover die groote menigte en gaf uiting aan een sterke veroordeeling van het kwaad, dat er was in het systeem, waar onder zij zuchtten. H# sprak over het slechte leven, dat zij leidden, die zich Gods vertegenwoordigers op aarde noemden, en over de afschuwelijke afgoderij, die leerde, dat een stuk brood, in een gouden kistje, God zelf was. Hij wist, dat zijn leven in de weegschaal hing, dat dit de laatste woorden zouden kunnen zijn, die Genève ooit van zijn lip pen hoorde, maar hij gevoelde, dat de tijd gekomen was om niet alleen de waarheid te verkondigen, maar ook om de dwaling te veroordeelen. Zelfs al zou het hem het leven kosten, dan zou hij toch met Paulus zeggen: „Want ik heb niets achtergehouden, dat ik u niet den ganschen raad Gods zou verkondigd hebben." Opeens kwam een Hugenoot, Claude Ber nard, aangeloopen. „Red je, Froment," riep hij. Omdat hij aan het uiterste eind van het plein gestaan had, had hij gezien wat de anderen niet opgemerkt hadden, dat er een groote troep gewapende mannen in de verte aankwam; overheidspersonen, priesters en soldaten. „Laten we terwille van Gods eer vermij den, dat er bloed vergoten zou worden", drong hij aan, toen Antoine weigerde en zijn rede wilde voort zetten. Zijn eigen leven achtte Antoine als niets, maar dit was een nieuwe gedachte, en hij zag, dat Bernard gelijk had. Het vechten begon reeds. In de verwarring, die volgde, werd hij haastig meegetrokken en verbor gen in het huis van een Hugenoot, Chan- tenys geheeten. Den geheelen dag hield hij zich daar ver scholen. De overheidspersonen hadden de menigte uiteengejaagd en aan den Raad meegedeeld, dat de jonge prediker verdwe nen was. De stad was weer rustig, maar de pries ters waren niet tevreden. Urenlang bleven zij nog zoeken naar Froment, die zulke ver pletterende beschuldigingen had durven uit spreken en toen zij hem eindelijk na donker opgespoord hadden ten huize van Perrin, waarheen hij door zijn vrienden was over gebracht, besloten zij te zorgen, dat hij hun niet weer onglippen zou. Ijlings begaven zij zich naar het huis en omringden het, terwijl zij met luide stem men riepen, dat zijl het in brand zouden steken als Perrin den j'ongen man hun niet overleverde. volgen waren van 2721, één der antwoor den van Wit. Wij lieten de analyse van het afspel aan de lezers over. Thans willen we na 712 wit's antwoorden 3328 en 4339 onder de „loupe" nemen. Wit: 48. 33—28 49 27X16 50. 38—33 A 51. 32—27 52. 16X7 53. 26X17 54 25X23 55. 30X19 56. 23—18 57. 35—30 58. 18—12 Zwart: 16—21 18—22 29X49 23X21 17—21 1420 49—44 44X24 24—8 8X35 35—21 en wint. A: Alles verliest hier. De aangegeven vari ant is buitengewoon geestig en interessant Nu rest ons nog 4339. Weer de aan- vangsstelling (zie diagram) opgezet en nu gespeeld: Wit: Zwart: 47 7—12 48. 43—39 17—22 49. 27—21 16X27 50. 32X21 12—17 51. 21X12 18X7 52. 26—21 7—12 53. 21—16 12—17! Ook dit leidt dus tot verlies voor Wit Conclusie? Na 712 is Wit verloren? Wij schreven in de vorige rubriek: „...be halve een analytisch nog nader te vinden remise". Ven-in was echter geen lafaard. „Ik heb volle vrijheid", zei hij, „er een knecht op na te houden, zonder jullie om permissie te vragen en dat zal ik doen ook, Antoine", vervolgde hij, zich tot den jongen prediker wendend, „bij deze huur ik je als knecht." Intusschen was echter iemand met grooten spoed weggerend, totdat hij een troep Huge noten bereikt had, die op ernstigen toon samen stonden te praten. „De priesters hebben meneer Froment op gespoord, en zijn van plan, om het huis van Ami Perrin en allen, die er in zijn, te verbranden", bracht de jongen met moeite uit. De anderen vroegen niet verder, maar haastten zich naar het aangewezen huis, en toen de priesters, die maar met enkelen waren, hen zagen aankomen, verwijderden zij zich onmiddellijk. Voor het oogenblik was Froment gered. (Wordt vervolgd.) GAAP ER MAAR LUSTIG OP LOS! Gaapt ge wel eens, vraagt Dr J. G. Men ken in „Spaar u zelf" Of onderdrukt ge den geeuw, omdat het niet netjes staat? 0, zeker, gapen kan duiden op ver veling, waarbij psychische invloeden ook een rol spelen. „Yawning is cateking", zegt de Engelschman, d.w.z. gapen werkt aan stekelijk. Maar het gapen is ook een nuttige bezig heid. Het is een krampachtige adem'ha- lingsbeweging, een langzame, diepe, hoor bare inademing. Het is een onwillekeurige, reflectorische beweging, die aan den gang gebracht wordt door het geprikkeld wor den van het ademhalingscentrum in het verlengde ruggemerg, als 'het bloed met ver- moeidheidsstoffen is overladen. Het bloed wordt dan van nieuwe zuurstof voorzien. Samen met het uitrekken, is gapen een goede gezichts- en lichaamsgymnastiek. D'e aangezichtsspieren, de keel en ver hemeltespieren, de ademhalingsspieren en bij het uitrekken tal van andere spieren doen mee. Gapen is daarom nuttig, ja, men zou het een geneesmiddel kunnen noemen. Gaap er daarom maar lustig op los. Werkt 'het storend in gezelschap, wel doe het elders. Voorwaarde moet natuurlijk zijn, dat men frissche lucht inademt, anders zou het gapen eerder nog nadeelig zijn. „Spaar u zelf". Practisch Handboek voor het Leven, door Dr J. G. Menken. La Rivière Voorhoeve, Zwolle. Nu speelde ik in de afgeloopen week dezen stand met Keiler nog eens na en we stootten toen ons hoofd tegen: 2722. En wel nadat vanuit den diagramstand is gespeeld: 477—12 48. 27—21 16X27 49. 32X21 18—22 50. 21—16 22—27 51. 43—39 27—32 52. 38X27 29X38 53. 26—21 17X26 en nu niet 1611, maar 2722!!! Wat is daar tegen te doen? Zou de stand dan toch remise zijn? Aan onze lezers nu een op gave. Allereerst beantwoording van deze vraag: Kan Zwart ontkomen aan de remise- forceering door 2722? En de tweede vraag is: Is vanuit den diagramstand inplaats van 712 een sterkere voortzetting mogelijk? Eén die wèl winst oplevert? Deze vragen staan buiten den wedstrijd. Ze zijn alleen gesteld aan damliefhebbers. Wij zijn zeer nieuwsgierig te vernemen wie over dit zeer belangwekkend partij fragment het goede licht verspreiden zal. (Wordt vervolgd.) Probleem 1. In de vorige rubriek stond probleem 1 van den wedstrijd. Er stond niet bij wan neer de inzending sloot. Daarom drukken we den stand nog een keer af en vermelden nu, dat men 10 dagen tijd heeft om zijn oplossing in te zenden en zoodoende mee te dingen naar één der fraaie prijzen, die aan het einde van een serie van 5 proble-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8