Rondgang door den Dam-doolhof
HET VERMISTE PAKKET
N
d
5
a s
5h
2
•a ists cut; 3
§-2^s^> --s
i's s-s
-§ ..-2.2 S. a d
2«n2'3la^
*3 sj r9 S
j g a
s
2 p
33^
a
s
3-jps
g
■^-s*
8"
173
■11
d^ s
li-s
d »s
s|c
cd d
bo cd
M
is^l
®so
3d
^02
•8*1
a^s-§
■g-ö i
a
a a s
êd
1 g a
p a
s -s g
g &"gl
g
S Pi
s
is
3||^s
dl i
i 6
Wenken op technisch gebied.
i- «1
ir
E 5
UJ 4~*
C
c
CO
-J
1) t-
o
3
<U *4
u
3 O
es a.
^3 J
*3
S O
o
2
ü-
->
s -?
o
o
E
S—i
as
CO
H ffl m m i OJ O Tj od
I X T3 CD
O» M bo - CD +-» f_,
d y «J <3
y >Jbd S3 CO -Q
cd
bol*
cd
CD
Ti
bO
.2
nd
VX
H
~to
CD
o)
y t-H
cd bo
cd 3
-3
t3
a i -2
1 -*
O
CSJ d
o S
ri
O ^0 -
■rH 0) (J)
N KJ
a
3^
g_
m -0 -Ö
2 12
CD
P.J3
5 ,d
O
N
Td a,y
g°,
o w
SJ f-. (D
•^?0J
rd
cö .2
y
P- CD
Ti
s
CO
CD
pQ
CD <D
d Ti
CD
2
cd J3
H3 ►>- 1
i m fn
a -Ö
OQ vi/
no ®d
O T3
"3
d u Q o
fH ®£3
cd t3
CD d
Td cd
d
- cd T3 *-
3
cd *-> a> o a>
faOXd bo •»-» K| hö
a?
o a:=f o
CD o d
w 03 CD
d g m
5 j
ffl aj o cD w
a m a
rd
03 cd
O nd
O
as-e
©-« 03
Td
d
y a cd
cd 'P
-Jo®
n CQ.H
bo
d
CD
O
f-* d _i_ O
o
0^:3
3
a N
as
CD
M "TTC d od
d N
•24-^^
(1 *4—1
®o
N
-r-i cd
•24 G) cd
sd bo
fi 3 -
^■=>2
rd g CD
O rQ
co h
2, cd
fcC«4H
-O m
bo°-£
-S
■X3 CD
:ï?M -y
tn :S?3
T3
CD CD -y-
-S- o
CD CD CD
CD
2 d ai
d <D"h
a3 cd
f-4 H .J-C
j CD
CD M
<D CD CH
a-d cd
©S tig
710 3
O bO *rH
S 60-©
§3 5
s
©•d
cd cd Ti r5
Q S <D CD
32
rd Cd
CD CD *"2
o„-
a
^5 d
J3 he cd
O rd
33
£3
go
rl cd
CD
d
CD
d w
rj d CD
9
d d
CD CD CD
■ai-
•H CD 3
"d pd fi
w
CD
CD o
p24 O
3 a
g>
o
ad
o
O W
CD
bOpd
cd bo
D rQ d
•d CD
d cd Ti ,r^
•2
,2^3
CD
bO xfi
d t c £3
w d d CD :d>
d 2 «13 P o
<D CD CD
nd he'd
CD
M
a! U-J
^3 s o
ts
5 u
-'O g
S d u
m
M 2-0
^44 S3
,^1-d U
{5 <D
S g, eo cvi
id»
-4-3
O
S T
cd -s^
bo t-«
CD O
bO O
•rj -d
S P
a
d
eo
CO
2
2
-4-» -4-^
O O
-4-> -4-<
CO
cd •,_i
cd CD
cd Ti
a>
nd 00
F-> 00
CD OS
OJ C
a) T->
id eo
Ti
a g
d g
<D M
bo
d
2 0
CD
cd bo
g,"73 9
M p,»^-
43 3
S3 —s
10 fc33
J3 p T3
S
f
«5
S o
2
03
to o
£-•»-■©
0)
CU 03
M P «-
«- CD
I Ct
CO as
T3 N
Jd W
0 v) *n
c r c c
3 0)
-=* s O 03
N c E
c S
ra c
aa r? -4
2
5 as
p-
tO
X g C
r S
"Z
CD t. 3 c
-Q -LJ
■*- c id
cd CD S—
■a c n
d
-r 3 e c
v 111
CD Qj b.
DC as
fe 75 "5 03
O)
as as
-a «-
c jx cd
a) as as
t- a
cd
J -S
S 2 s
d-d» 2=
as o cd m as
O) o t- z
C3) "O |SJ -H
a ip f
g I 0 -S
L Cd J t.
o c b S
o -as Cd o
-as -Stf -o .a *3
cd - d
B 3 D B
C C d
K/i w.i t to zetïffcji V0./1 ci<? imderwÖKerfl of
onderwijzeressen, die de 'kinderen van do
notabelen vooraan zetten, op de mooiste
plaatsen, en steeds een lofprijzing gereed
hebben voor hun mooie jurk of strik of
schoenen?
Door deze ondoordachte lofuitingen
maakt men kinderen ijdel en hoogmoedig
en niet zelden ziet men dan de inconse
quente opvoeders de kinderen voor deze ka
rakterfout straffen! Namelijk dan, wanneer
ze 'er den last van ondervinden.
Natuurlijk kan een kind niet met iedereen
omgaan als met zijns gelijke. Er zijn nu
eenmaal in iedere 'klas, in iedere straat kin
deren, die een verkeerden invloed uitoefe
nen op anderen. Maar dan hebben de
ouders den plicht, om te zorgen, dat ze hun
kind duidelijk maken, waarom ze hem ver
bieden met dezulken om te gaan. Een kind
kan zeer wel meevoelen met de ellende van
een ander, mits het daartoe wordt opge
voed. Het beste is, het kind voor te houden:
„Als jij nu die jongen eens was."
Vaak blijkt pas later, uit een onverwachte
opmerking, hoe het kind zich in de om
standigheden van den ander ingedacht
heeft. Het eischt veel tact en veel geduld
en soms ook offers, om kinderen te gene
zen van, of te bewaren voor hoogmoed.
Etr is echter één middel, n.1. God te dan
ken in alles wat wij ontvangen, dat ons en
onze kinderen kan bewaren voor hoogmoed.
Hebben wij waarlijk gedankt dan kun
nen we ons niet hoogmoedig verheffen op
wat ons als genadegave geschonken is.
Nu is er echter één ding, waar ik voor
wil waarschuwen. Verwar hoog
moed niet met trots. Trots is
voornaam, hoogmoed aanmatigend.
Ware trots komt bij kinderen niet veel
voor, omdat hun de voorwaarden daarvoor
ontbreken. Trots kenmerkt zich, door waar
de te hechten aan dingen die werkelijk van
waarde zijn daarom kan men ook spre
ken van edele trots.
Een enikele maal komt deze trots bij kin
deren voor en laten we dan voorzichtig
zijn! Ina HoudierBakker zegt in haar
boekje: „Het kind in den strijd met leugen
en vrees". Laten we de ware trots eerbiedi
gen; niet het trotsche hoofd willen buigen,
de trotsche nek willen breken namelijk
als er sprake is van werkelijk edele trots.
Want hoeveel menschen, en vooral: hoe
veel kinderen zijn er nog, die te trots
zijn, om mee te doen aan laagheden, die
zich fier afwenden van knoeierijen?
Helaas, de meesten zijn laf en kruipe
rig, toonen geen ruggegraat. Laten we deze
trots behoeden zoo hij al, en trachten aan
te kweeken, zoo hij niet aanwezig is.
Natuurlijk moeten we niet de vergissing
begaan, trots te noemen, wat aanmatiging,
dus hoogmoed is.
Het is echter trots, die de kleine Es
ther bezit in A. M. de Jong's „Ln de draai
kolk". Merijnlje voelt het. „Zij zou je nooit
laten merken, dat ze je als kameraadje
wilde hebben" denkt hij, en hij voelt als
een bevrijding, hoe 'heel anders zij is dan
de ietwat opdringerige David, wiens vurige
genegenheid Merijntje bedrukt en verle
gen maakt.
Deze trots en de aanmatigende hoog
moed van den boerenzoon uit Bartje,
welk een verschil!
Laten we ze niet verwisselen, waken
wij voor aankweekers van hoogmoed, maar
laten we de edele trots behoeden en
zoo noodig in de juiste banen leiden. Niet
wachten tot de misstanden zich geconso
lideerd 'hebben, laten we denken aan 't versje
van Vader Cats:
„Vriend, zfjt gij wijs
I3uig (niet breek!!) 't jeugdig rijs,
Want de oude stam
Is al te stram!
P. W. J. S.
Brandbommen.
Er is deze week een oefening van de
luchtbescherming in Zeeland gehouden.
Aan alle kanten heeft men geprobeerd Zee-
iiind een zoo donier mogïïJiJk „uiterlijk"
te geven.. Alen heeft dit gedaan om zich
zooveel mogelijk aan 't oog van vliegers te
onttrekken, want men weet, dat deze vlie
gers veel onheil in tijden van oorlog kun
nen stichten.
Wij hebben allen van gasaanvallen uit de
lucht ge'hoord. Het doel van deze aan
vallen mogen wij hekend veronderstellen.
Niet zoo bekend is wellicht de meening,
die vele deskundigen zijn toegedaan, dat
wij eigenlijk van een gasaanval niet zoo bij
zonder veel te duchten hebben. Ons kli
maat, en bij uitstek het klimaat van Zee
land, waterland bij uitstek, is al bijzondei-
ongeschikt voor gasaanvallen. De grootst9
vijand van de strijdgassen is water en men
is tot de conclusie gekomen dat er maar
weinig dagen per jaar met gas gewerkt
kan worden.
Anders is het gesteld met de z.g. brand
bommen, waarmee men een paniek onder
de burgerbevolking tracht teweeg te bren
gen. Deze kunnen ten allen tijde gebruikt
worden en daarbij zijn deze brandbommen
zeer effectief, d.w.z. zij hereiken veelal hun
doel.
Zooals de naam aangeeft heeft een
brandbom de bedoeling brand te stichten.
Treft een dergelijke bom den grond of komt
hij door een schok tot ontbranding (van ont
ploffing kan men hier niet spreken) dan
kan de uitwerking van deze bommen zeer
funeste gevolgen hebben.
Het is te begrijpen, dat deze bommen ge
maakt worden van zeer brandbare mate
rialen. Maar alleen de aanwezigheid van
brandbaar materiaal is niet voldoende om
ook brand te maken. Wij kunnen ons voor
stellen, dat een ouderwetsche „vuurmaker"
'heel goed brandt, maar daarmee is nog
niet gezegd, dat, als men zoo'n vuurmaker
op een dak van een huis laat vallen, dit
huis zal gaan branden. Daarvoor zal men
andere stoffen moeten gebruiken.
De brandbom is nit materiaal samenge
steld, dat bij ontbranding een zeer hooge
temperatuur geeft. Dte voornaamste be-
standdeelen zijn thermiet en electron. Het
thermiet is een chemische stof, welke bij
ontbranding zoo'n hooge temperatuur ont
wikkelt dat men er b.v. ijzer gemakkelijk
mee kan smelten. Tot dit doel wordt deze
stof gebruikt voor het aaneenlassChen van
rails. D'e ontbranding duurt slechts kort,
maar de temperatuur wordt daarbij op
gevoerd tot ca. 2000 gr. C.
Het electron is een alliage of metaal
mengsel dat reeds in het jaar 1909 door de
Chemische fabriek Griesheim gevonden
werd. Dit alliage bestaat nit magnesium en
aluminium, beiden zeer lichte metalen. Het
aluminium kennen wij allen wel, terwijl het
magnesium aan velen onzer bekend kan
zijn. Het voornaamste bestanddeel van het
z.g. bliksemlicht, dat fotografen gebruiken
om bij avond foto's te maken, is magne
sium, ook een zeer licht metaal.
Een bepaald mengsel van magnesium en
aluminium heeft men electron genoemd. Dit
metaal op zichzelf verhit tot een tempera
tuur van ca. 650 gr. G., smelt zeer snel en
ontbrandt dan uit zichzelf, onder de uit
straling van een zeer helder en fel wit
lfcht. D'aarbij ontwikkelt het een groote
hitte, zoodat de temperatuur, die eerst
ca. 650 graden G. moest zijn, uit zichzelf
(door de verbranding) veel hooger oploopt.
Nu bestaat de moderne brandbom uit
thermiet met daaromheen een mantel van
electron.
Het voordeel van deze bom is, dat ze 'geen
doodgewicht hebben, d.w.z. de geheele bom,
zoowel vulling als lichaam, verbrandt ge
heel. Daar 'het samenstellende materiaal
zeer licht is kunnen deze bommen in zeer
kleine afmetingen gemaakt worden, terwijl
ze daarbij in een zeer groot aantal door
vliegtuigen kunnen worden meegenomen.
Bij de verbranding van deze bom ontstaat
een zeer hooge temperatuur, die in staat is
houten balken en trappen in brand te ste
ken. Het is erg moeilijk om deze bom te
dooven. Zou men met water blusschen, dan
bereikt men juist het tegenovergestelde,
daar door de geweldige temperatuur, die
bij de verbranding ontstaat, het water ont
leedt in waterstof en zuurstof, waardoor het
zeer gevaarlijke knalgas" ontstaat, zoodat
ontploffing* op ontploffing volgt. Hlusschon
met water is dus hier zeker niet geboden.
Ook de z.g. schuimbluschapparaten, die men
b.v. als veiligheidsmaatregel in autobussen
e.d. aantreft, hebben geen uitwerking op
den brandbom.
Bij een luchtbeschermingsoefening in Nij
megen heeft men brandbommen ontstoken
en daarbij verschillende firma's, die werken
op „bluschgebied" in de gelegenheid ge
steld deze zoo snel mogelijk te blusschen.
Daarbij had geen dezer firma's een snel
werkend en afdoend bestrijdingsmiddel
kunnen vinden.
Wij bezitten echter een eenvoudig middel
om brandbommen onschadelijk te maken.
Dit middel is zand. Een brandbom van 3 kg.
werd door de Nijmeegsche brandweer in
den tijd van 37 sec. gebluscht, door mid
del van zand.
Daarom geeft de luchtbeschermingsdienst
het advies, om in tijden van gevaar, de zol
der (die meestal een bergplaats is voor zeer
brandbare „rommel") zooveel mogelijk te
ontruimen en deze te bedekken met een
laag zand van ca- 5 cm. Het is gebleken
dat een brandbom dan geen enkele schade
aan kan richten. Het eenige wat er van
overblijft zijn eenige gloeiende slaikken en
deze zijn met een ijzeren schop gemakkelijk
te verwijderen.
De experts verwachten van den brand
bom een paniek aanbrengend element. Door
groote steden met een aantal van deze
bommen te bewerken zou de brandweer de
daardoor ontstane branden niet meer kun
nen bestrijden, daar er te veel branden te
gelijk zouden zijn. Hierdoor zou onder de
burgerbevolking een paniek ontstaan. Als
ieder echter meehelpt en Voorzorgsmaat
regelen neemt, om deze bommen zoo snel
mogelijk te kunnen dooven, waarvoor maar
eenig zand noodig is, is er van dit strijd
middel ook niet veel onheil te verwachten.
Paraat zijn en oppassen is natuurlijk het
parool, maar rampen kunnen dan voor
komen worden.
Tenslotte kan de vlieger ook nog gebruik
maken van brisantbommen met een sc'herf-
werking, d.w.z. een vernietigende werking
door explosie, welke van zeer uiteenloopen
den aard kan zijn.
Laten wij echter hopen, dat rechtstreek-
sche aanvallen op de burgerbevolking geen
regel zullen zijn, zooals een hooggeplaatst
Nederlandsch militair schreef. Deze ver
wijst het „platbranden" van steden naar
het rijk der fabelen. Natuurlijk wordt de
mogelijkheid van aanvallen op stations, ka
zernes, fabrieken, electr. centrales e.d. on
der de oogen gezien. Daarbij kan de burger
bevolking veel last ondervinden. De geva
ren welke men echter vroeger aan gasaan
vallen en bombardementen toeschreef, zijn
echter gelukkig niet zoo erg, als men oor
spronkelijk dacht en als wij allen onze
plicht doen en zooveel mogelijk meewerken,
kan het gevaar nog sterker verminderd
worden.
J. S. te K. Vraagt U dat schema aan bij
het door TT genoemde adres. Deze zal het
zeker bezitten. De 6 E 5 verschilt van de
EM I daarin dat de 6 E 5 maar één scha^
duwvleugel heeft, terwijl er bij de EMI een
kruis ontstaat.
T. G. te M. Als U in de roosterleiding
der eindlamp een weerstand plaatst van ca.
150 Ohm zal het gillen wel ophouden. Het
ontstaat waarschijnlijk door zelfgenereeren
van de AL 4.
door Grace Sinclair.
7) o1
„Zij zei het", herhaalde Mignonne. „Ik
wist niet, wie God was, maar ik ben nu heel
blij, dat er iemand is, die ons liefheeft, jou
en mij, Gerard. Ik heb het ook aan Irene
gevraagd, en die zei, dat het heusch waar
was, dat God ons liefheeft. Ze wou, dat ik
met haar mee mocht gaan naar de school
in het Gouden Kruis en daar alles van Hem
hooren. Zij wou me wel meenemen, zei ze.
Mag ik?
Gerard wist nauwelijks, wat hij zeggen
moest. Het voorstel deed hem wel wat
schrikken. Hij zou blij zijn, als Mignonne
lezen en schrijven kon leeren, maar aan den
anderen kant was het niet onmogelijk, dat
zij geminacht zou worden en genegeerd, om
dat zij het zusje van Gerard, den knecht van
den gierigen Bruyère was.
Natuurlijk zou de protectie van de Mo-
rands voldoende zijn, maar Irene's aanbod
was waarschijnlijk niet meer dan een on
doordachte inval van een kind, en zo-u do
goedkeuring van haar zuster of de oude
Martha geenszins wegdragen.
Het viel hem echter moeilijk om Mignon
ne iets te weigeren. Hij waagde het er dus
maar op en gaf zijn toestemming.
De dagen van de kleine school in de hall
van het Gouden Kruis waren echter geteld.
Op den laatsten dag van het jaar werd er
een bevel uitgevaardigd, dat Antoine Fro-
ment verbood om nog langer in Genève te
preeken, zoomin in het Gouden Kruis als in
de huizen der particulieren.
Den volgenden morgen was er nog een
grootere menigte dan anders bij' het Loge
ment het Gouden Kruis. Hij kon niet eens
bij de deur komen en niet alleen was de hall
stampvol, maar ook de gangen, de trappen
en de heele straat.
Het zien van Antoine Froment bracht een
groote opgewondenheid te weeg.
Hooren moesten en zouden zij hem.
Maar de hall kon geen tiende van de men-
schenmassa bevatten.
„Naar de Molard!" riep er daarop een, en
het volgende oogenblik klonk het van alle
kanten:
„Naar de Molard!"
De Molard was een groot plein, dicht bij
het meer, niet ver van de plek, waar de
vischmarkt gehouden werd. Tegen dat Fro
ment er aan kwam, stond het heele plein
vol. Toch was het opeens doodstil, toen de
jonge schoolmeester zijn hart in het gebed
tot God verhief.
„Vader", bad hij, „och, zie toch neer op
blinden, wier leidslieden ook blinden zijn,
en red Gij hen uit door Uw genade. Geef
mij kracht en wijsheid, Heer, opdat het blij
ken moge, dat Uw macht grooter is dan die
van Satan, en Uw kracht niet is gelijk de
kracht van een mensch."
Hij stond boven op een bank en haalde
nu zijn Nieuw-Testament te voorschijn.
„Wacht u voor de valsche profeten", las
hij, „die tot u komen in schaapskleederen,
maar van binnen verscheurende wolven zijn'.'
Zelfs zij, die Froment het beste kenden,
hadden nog nooit zulke woorden gehoord,
als nu van zijn lippen vloeiden.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Uit den wedstrijd om het Wereld
kampioenschap.
(V ervolg.)
Stand na den 47en zet van Wit:
R. C. Keiler (Zwart).
1 2 3 4 5
47 48 49 50
M. Raichenbach (Wit).
Stand Zwart 9 schijven op: 7, 14, 16, 17,
18, 19, 23, 24 en 29.
Stand Wit 9 schijven op: 25, 26, 27, 30, 32,
33, 35, 38 en 43.
Na 712 van Zwart in bovenstaanden
stand gingen wij vluchtig na wat de ge-
Do jongen, moer look lilj niet, stond daar
onbovreesd tegenover die groote menigte en
gaf uiting aan een sterke veroordeeling van
het kwaad, dat er was in het systeem, waar
onder zij zuchtten.
H# sprak over het slechte leven, dat zij
leidden, die zich Gods vertegenwoordigers
op aarde noemden, en over de afschuwelijke
afgoderij, die leerde, dat een stuk brood,
in een gouden kistje, God zelf was.
Hij wist, dat zijn leven in de weegschaal
hing, dat dit de laatste woorden zouden
kunnen zijn, die Genève ooit van zijn lip
pen hoorde, maar hij gevoelde, dat de tijd
gekomen was om niet alleen de waarheid
te verkondigen, maar ook om de dwaling
te veroordeelen.
Zelfs al zou het hem het leven kosten, dan
zou hij toch met Paulus zeggen: „Want ik
heb niets achtergehouden, dat ik u niet den
ganschen raad Gods zou verkondigd hebben."
Opeens kwam een Hugenoot, Claude Ber
nard, aangeloopen.
„Red je, Froment," riep hij.
Omdat hij aan het uiterste eind van het
plein gestaan had, had hij gezien wat de
anderen niet opgemerkt hadden, dat er een
groote troep gewapende mannen in de verte
aankwam; overheidspersonen, priesters en
soldaten.
„Laten we terwille van Gods eer vermij
den, dat er bloed vergoten zou worden",
drong hij aan, toen Antoine weigerde en
zijn rede wilde voort zetten.
Zijn eigen leven achtte Antoine als niets,
maar dit was een nieuwe gedachte, en hij
zag, dat Bernard gelijk had. Het vechten
begon reeds. In de verwarring, die volgde,
werd hij haastig meegetrokken en verbor
gen in het huis van een Hugenoot, Chan-
tenys geheeten.
Den geheelen dag hield hij zich daar ver
scholen. De overheidspersonen hadden de
menigte uiteengejaagd en aan den Raad
meegedeeld, dat de jonge prediker verdwe
nen was.
De stad was weer rustig, maar de pries
ters waren niet tevreden. Urenlang bleven
zij nog zoeken naar Froment, die zulke ver
pletterende beschuldigingen had durven uit
spreken en toen zij hem eindelijk na donker
opgespoord hadden ten huize van Perrin,
waarheen hij door zijn vrienden was over
gebracht, besloten zij te zorgen, dat hij hun
niet weer onglippen zou.
Ijlings begaven zij zich naar het huis en
omringden het, terwijl zij met luide stem
men riepen, dat zijl het in brand zouden
steken als Perrin den j'ongen man hun niet
overleverde.
volgen waren van 2721, één der antwoor
den van Wit. Wij lieten de analyse van
het afspel aan de lezers over. Thans willen
we na 712 wit's antwoorden 3328 en
4339 onder de „loupe" nemen.
Wit:
48. 33—28
49 27X16
50. 38—33 A
51. 32—27
52. 16X7
53. 26X17
54 25X23
55. 30X19
56. 23—18
57. 35—30
58. 18—12
Zwart:
16—21
18—22
29X49
23X21
17—21
1420
49—44
44X24
24—8
8X35
35—21
en wint.
A: Alles verliest hier. De aangegeven vari
ant is buitengewoon geestig en interessant
Nu rest ons nog 4339. Weer de aan-
vangsstelling (zie diagram) opgezet en nu
gespeeld:
Wit:
Zwart:
47
7—12
48. 43—39
17—22
49. 27—21
16X27
50. 32X21
12—17
51. 21X12
18X7
52. 26—21
7—12
53. 21—16
12—17!
Ook dit leidt dus tot verlies voor Wit
Conclusie? Na 712 is Wit verloren?
Wij schreven in de vorige rubriek: „...be
halve een analytisch nog nader te vinden
remise".
Ven-in was echter geen lafaard.
„Ik heb volle vrijheid", zei hij, „er een
knecht op na te houden, zonder jullie om
permissie te vragen en dat zal ik doen ook,
Antoine", vervolgde hij, zich tot den jongen
prediker wendend, „bij deze huur ik je als
knecht."
Intusschen was echter iemand met grooten
spoed weggerend, totdat hij een troep Huge
noten bereikt had, die op ernstigen toon
samen stonden te praten.
„De priesters hebben meneer Froment op
gespoord, en zijn van plan, om het huis
van Ami Perrin en allen, die er in zijn, te
verbranden", bracht de jongen met moeite
uit.
De anderen vroegen niet verder, maar
haastten zich naar het aangewezen huis,
en toen de priesters, die maar met enkelen
waren, hen zagen aankomen, verwijderden
zij zich onmiddellijk.
Voor het oogenblik was Froment gered.
(Wordt vervolgd.)
GAAP ER MAAR LUSTIG OP LOS!
Gaapt ge wel eens, vraagt Dr J. G. Men
ken in „Spaar u zelf" Of onderdrukt ge
den geeuw, omdat het niet netjes staat?
0, zeker, gapen kan duiden op ver
veling, waarbij psychische invloeden ook
een rol spelen. „Yawning is cateking", zegt
de Engelschman, d.w.z. gapen werkt aan
stekelijk.
Maar het gapen is ook een nuttige bezig
heid. Het is een krampachtige adem'ha-
lingsbeweging, een langzame, diepe, hoor
bare inademing. Het is een onwillekeurige,
reflectorische beweging, die aan den gang
gebracht wordt door het geprikkeld wor
den van het ademhalingscentrum in het
verlengde ruggemerg, als 'het bloed met ver-
moeidheidsstoffen is overladen. Het bloed
wordt dan van nieuwe zuurstof voorzien.
Samen met het uitrekken, is gapen een
goede gezichts- en lichaamsgymnastiek.
D'e aangezichtsspieren, de keel en ver
hemeltespieren, de ademhalingsspieren en
bij het uitrekken tal van andere spieren
doen mee. Gapen is daarom nuttig, ja, men
zou het een geneesmiddel kunnen noemen.
Gaap er daarom maar lustig op los.
Werkt 'het storend in gezelschap, wel doe
het elders. Voorwaarde moet natuurlijk zijn,
dat men frissche lucht inademt, anders zou
het gapen eerder nog nadeelig zijn.
„Spaar u zelf". Practisch Handboek
voor het Leven, door Dr J. G. Menken. La
Rivière Voorhoeve, Zwolle.
Nu speelde ik in de afgeloopen week dezen
stand met Keiler nog eens na en we stootten
toen ons hoofd tegen: 2722.
En wel nadat vanuit den diagramstand
is gespeeld:
477—12
48. 27—21 16X27
49. 32X21 18—22
50. 21—16 22—27
51. 43—39 27—32
52. 38X27 29X38
53. 26—21 17X26
en nu niet 1611, maar 2722!!! Wat is
daar tegen te doen? Zou de stand dan toch
remise zijn? Aan onze lezers nu een op
gave. Allereerst beantwoording van deze
vraag: Kan Zwart ontkomen aan de remise-
forceering door 2722?
En de tweede vraag is: Is vanuit den
diagramstand inplaats van 712 een sterkere
voortzetting mogelijk? Eén die wèl winst
oplevert?
Deze vragen staan buiten den wedstrijd.
Ze zijn alleen gesteld aan damliefhebbers.
Wij zijn zeer nieuwsgierig te vernemen wie
over dit zeer belangwekkend partij fragment
het goede licht verspreiden zal.
(Wordt vervolgd.)
Probleem 1.
In de vorige rubriek stond probleem 1
van den wedstrijd. Er stond niet bij wan
neer de inzending sloot. Daarom drukken
we den stand nog een keer af en vermelden
nu, dat men 10 dagen tijd heeft om zijn
oplossing in te zenden en zoodoende mee
te dingen naar één der fraaie prijzen, die
aan het einde van een serie van 5 proble-