r? FgTFTP sÜftë ?Sf !Wf TT Voor de jeugd. Zaterdag 29 October 1938 Voor den Zondag. 8§P as u vn. 53e Jaar gang No. 5 Q MO 3 pg fö 2. £?po p, bg Q° oW O f o 9 K* UJ -». CO O co HJ *-a "Fg" f <i P - CO 3 o Ks I© H, <ri - B-g *.<3® p.© §aBS°8 ~a<? ■8 s* B 8 v_x <J r^N 3 W CsP g g p oi p g s (KJ *4 ts O kj fcj Pi Pi o o a5 ~ar a. >f ■s-s. 73 ^p° CO „Jï to r hjg vQ P 5» P 1-i JJ, CO 03 -m o?0' ggS P 1 a-5 Qlf^m *-i CO O 00 g««8pJ ogg w h-»- Cn Oi K CO CO CO 3 U '5! As P 5 2. s. p sr ?r -e tn P :D Nb <E. <*3 O o i-s CO w PS. >-< <"+- n 2. cr S5 9 m 2 oo p. I e-t> P CD a a P Oq Oa t-i 4 8 C po CL, P3 S P KJ Pa i—- QJ 0 3 PD aq tJ O oq 1 re 'Ui't lil UF*'!? 7* H-« <P. 2--® sB ;s g **3 0 p cr j S-®3 4 el «id fl&2- P* P ÊT c'B s - S" ^B. 5 g-s) C_f r w» o S S TT*~ p s. H o °s I O mrff" p c g p t*r P P^tJ £- P.B* O Q .Q. Q H We" g P g:!>!-^0q M 5'2. g *=-*"* 8*8 o "j® P 5' ÏLQ) O M H P g SOQ B O Pi 1—1^P r-£g«B H B ffl u BB-h-S-® ffi a" p p CD CD £tds -p"^ m e. ï7 ex p w r - - p cr O CR B e-«- trs o B 'S 2 c#V« Ptfl J.1 Sg.g-2 g-H ^iTrPg'PW^S" !B p e 3' s- is P a B *-" P >0 P- O, 1__| o (a-g*S0c P- J— c^. O (D 2- 5 o, P^ P C: p P Oq cr p 01 §s al g 10 C3 P 8 -j»- men worden toegekend. Zendt dus in de oplossing van: Wedstrijdprobleem No. 1. Auteur Jan Sinke te Kloetinge. Stand Zwart 10 schijven op: 3, 4, 12, 13, 15, 17, 18, 19, 23 en 29. Stand Wit 10 schijven op: 21, 25, 27, 28, 32, 34, 40, 42, 44 en 45. Wit speelt en wint. Beste Nichtjes en Neefjesl Jullie hebt op een paar na gezorgd goed op tijd te zijn, dus nu moet ik me ook aan mijn belofte houden en de prijisjes bekend maken, alleen, de titels van de boeken kan ik nog niet meedeelen, omdat de boeken er nog niet zijn Dat hooren jullie dus een volgende week nog wel. Ik zal ze niet eerder verzenden, omdat er misschien nog wel ge ruild moet worden. De potlooden werden wel toegezonden. Een boek ontvangen: J. P. Goen, Prins Bernhard, Zus, Moeders Lieveling, Meizon netje, Zusje en Parker. Ben vulpotlood: Karekiet en de Twee Gebroeders. 10 September. 1: Blij vierden we allen het jubileum van Koningin Wilhelmina. Onder- deelen: Wilhelmina, jubileum, vloot, kanon nen, radio, hulde, rijen, veertig, oranje, blan- je, bleu, winkel. 2: Lang leve de Koningin. Onderdeelen: koning, gevolg, vlag, kind, den, keel, Nel. 14 September. 1: Met spanning wacht men op het verloop van het internationaal ge beuren. Onderdeelen: Chamberlain, vliegtuig, Praag, Barcelona, wapen, vluchteling, bulle tin, straten, meteoren, nachten. 2: Axbeid adelt. Rust roest. Onderdeelen: roest, tol, blad, reis, dal, rusten, bel. 8 October. 1: Eén uur van onbedachtzaam heid, kan maken dat men jaren schreit. On derdeelen: Jerobeam, Debora, tand, jaar, ver zendt, kuchen, non, zucht, macaroni, ham steren, kermen. 2: Regen en wind, deden rillen ieder kind. Onderdeelen: rillen, eerder, diender, wilg, kei, Dirk, regen, dennen. 22 October. 1: Wat gij niet wilt dat u ge schiedt, zoo doe dat ook een ander niet. On derdeelen: Sittard, dijken, etage, distel, dito, Laren, oolijfc, zwachtel, ontwijken, luwte, on- noodig, dieet. 2: De appel valt niet ver van den boom. Onderdeelen: November, ladder, oven, appel, nat, pit, vlot. 's-H. H. Kinderen. „Attalanta". Ja, vergeleken met je zuster kom jij er wel dl echt af met die drie dagen vacantie. Maar ik hoop toch, dat het lang genoeg is om 'je werkijver weer aan te wakkeren. Je hebt heel wat voorraad noodig tot de kerstvacan- tie. Is de verkoudheid al weer over? Aagtekerke. „A. J." Dat is in lang niet gebeurd, wat we in A. een neefje had den. Gezellig, dat jij nu mee gaat doen, maar, de naam die je gekozen hebt, vindt ik niet zoo mooi, weet je geen andere? En vertel je me dan ook een volgenden keer hoe oud je bent? K o u d e k e r k e. „Farmer". Ja, ik dacht wel dat het zoo was. Jij kunt je nu in de vacantie's vast flink oefenen in je toekom stig beroep. Nog hartelijk gefeliciteerd met ivader's verjaardag. „Prins Maurite1". Dat waxen dus twee feesten vlak na elkaar, maar nu was ook ineens alles op. Br is ook al zoo lang geen goed ijs geweest, nu als het van den winter komt moet jij toch noo dig leeren schaatsen rijden. Nieuwdorp. „Bruinoogje". Nee zooals Donderdag was het niet erg, maar toch denk je je dan wel eens even in wat het in wer kelijkheid moet zijn. Ja, als het raadsel moeilijk is heb je des te meer plezier de oplossing te vindien. „Tromp". Het speet mij1 ook wel voor je, maar dat andere neefje deed al veel langer mee, dus moest ik jou wel laten veranderen. Nu, je hebt een goede keus gehad. De oplossingen staan nu in de krant dus kun je het zélf nakijken. „Fre- derik Hendrik". Ja, de anderen schreven ook al dat het raadsel zoo moeilijk was, maar ze hebben bet ook niet opgegeven. Zulke zonnige dagen zijn bij mij ook altijd welkom hoor. Bergen op Zoom. „Hardlooper". Er zijn voor jou zooveel plezierige dingien' dat je haajst nog altijd tekort zult komen. Die autobouwdoos kun je daar auto's mee bou wen? Maar goed oefenen met dammen, dan je haast nog tijd tekort zult komen. Die Zeeuw" meedoen. „J. P. Coen". Die film heb ik ook gezien en ik kan me voor stellen, dat jullie er van genoten hebt. Ik hoop het voor jou hoor, dat de schaatsten deze winter eindelijk weer eens ontvet kun nen worden. „D'e Ruyter". Aille namen staan nu in de krant, dus als je ze even telt is de vraag meteen opgelost. Wat heb je voor plannen? Over dat andere moet ik nog eens denken hoor. Héb je fijn geluierd in de va cantie? Nisse. „Zusje". Nu moet je me nog eens vertellen waarom je dat boekje hebt gekre gen. Was het een prijsje ergens voor? Ja, die verhaaltjes zijn heel mooi. Van dat versje ken ik alleen het eerste couplet maar. „Fietsertje". Je hebt gelijk hoor, het wa6 wel een 'beetje koud, maar in dezen tijd is het het mooiste weer dat je maar wensohen kunt. Het zal jullie wel gespeten hébben dat het zoo vroeg donker was, want toten was het spél gauw uit. S e r o o s k e t k,' e- „Duifje". Nee, zoo'n verbouwing is niet prettig, alleen dan wan neer het klaar is natuurlijk. Hier was het 'e morgens ook een 'beetje wit, maar het was weer gauw weg ook. Dat was dus echt wat je noemt een vet, vet varken. Nee hoor, ko nijnen houd ik er niet op na. „Karekiet". Ik ben 's morgens een uurtje later als jij, dus kan ik er ook wel van meepraten. Maar zooals van de week, nu dan ga je voor je plezier een tochtje makten. „Parker". Prettig dat je er om dacht de postzegels te sturen. Als er van ieder wat komt heb ik weer zoo een flinke voorraad. Zoo'n verjaardagsfeest dat is toch maar niet mis. Zijn nu al je vriendjes al 10 jaar geworden? 's-H. Arendskerke. „Meizonnetje". Jullie kunt het wel wat verdeelen en het eens om de beurt doen bijvoorbeeld. Als je elkaar wat helpt zal het best gaan. Als je een raadsel instuurt hoef je de oplossing natuurlijk niet meer in te zendien en het geldt toch ook mee. Wemeldinge. „Twee Gebroeders". Gaan jullie nu geregeld mee of wacht 'je tot je ook lid kunt worden? Dat zou fijn zijn naar de zaagclub, daar 'leer je 'het vast wel goed. B o r s e 1 e. „Zus". Zoo'n bezoek op school was toch wel een heele 'bijzonderheid. Niets geen wonder hoor, dat jullie er toch wel een beetje bang voor waren. Hartelijk dank voor de verrassing. De bloemen zijn pracht- tig en ik hoop dat ze lang goed blijven. „Moeders Lieveling." Wat heb je weer een mooie dingen gemaakt op de handwerkles. Moet het een stelletje van 6 worden? Jullie weten zooveel prettige spelletjes te beden ken, van vervelen zal op zoo'n manier wel geen sprake zijn. Goes. „Boertje." En was je Donderdag nog op tijd klaar met je huiswerk? Nu het is hier geen mislukking geworden. Dat het zóó donker zou zijn had ik niet verwacht. Baarland. „Prins Bernhard." Dat wordt een heele verandering en je moet me maar eens gauw schrijven, hoe alles nu gaat. Hebben jullie Maandag nog een feestje gehad? Ja, de zomer is nu alleen nog maar een herinnering. Hier volgens de raadsels. I. Voor de grooteren. Het geheel bestaat" uit 33 letters. 10. 14. 6. 10. 8. 30. 18. 3. is iets overdoen. Een 27. 17. 23. 13. 25. 6. stuurt een bood schap. Ben 24. 11. 15. 1. 5. 30. 8. 31. 26. wordt soms nog wel voor verlichting gebruikt. 20. 28. 33. is een naam uit een. der ver volgverhalen. 32. 22. 9. is een bepaling van tijd. 16. 2. 30. is een warme dracht. 16. 11. 7. 21. 5. 23. zijn aan onze Noord kust. Een 26. 19. 4. 12. 29. 6. komt in nood juist op tijd. I i jij! II. Voor de kleineren: 1. Met a ben ik speelgoed, met e kun je me luiden, met o ben ik rond, met ij tim mermansgereedschap. 2. Met u berg ik water, met o doe je aarde in me, met e een 'kleedigstuk. Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE. MOEDER'S OUDSTE. Lang kon Bonnie er niet over denken, want ineens hegon Petertje over iets andeTS. Zeg, begon ze tegen Fransje, zal ik je eens een fijn nieuwtje vertellen? Ik weet het zelf nog maaT pas, maar het is zoo iets eenigs: we gaan op reis, moeder en ik, wel voor drie maanden. Op reis? Waar naar toe? Naar Oma in Wageningen. Vader komt ook, maar die moet natuurlijk af en toe wel eens hier zijn. Nou, dan zal ik me wel niet meer vervelen, want in dezelfde laan, waar Oma woont, woont ook een tante, en daar hebben ze wel 8 'kinderen. Oma woont ook vlak bij het bosch en daar kun je zoo heer lijk wandelen. Er is er natuurlijk altijd wel een die met mij mee kan. Ik heb ook aan Moe gevraagd of ze een hangmat voor me koopt, die kunnen we dan in het bosch tus- schen de hoornen hangen; ik krijg er na tuurlijk een. Rie zag duidelijk dat PeteTtje echt genoot bij het vooruitzicht. Toch kon ze het niet goed begrijpen. Als je in zoo'n mooi huis woonde met zoo'n grooten tuin, en een kast vol speelgoed. Je treft het wel Frans. Petertje haar stem klonk nu ineens weer net zoo onvrien delijk als eerst; je hoeft dan ook niet meer naar mij toe 's Woensdagsmiddags; dan kan je altijd met je nieuwe vriendinnetje gaan spelen. Dan kunnen jullie wandelen en doen wat je wilt. Bonnie kreeg er een kleur van. Was ze maar niet mee gegaan; Petertje vond het niet eens prettig, en Rie, wat zou zij nu, doen, zoo alleen thuis; zou ze lezen? Fransje beweerde dadelijk dat ze het heelemaal niet naar had gevonden om nu naar Petertje te gaan, en dat ze Bonnie juist had meegenomen omdat dat nog ge zelliger was dan wanneer ze alleen kwam. Nou, viel Petertje haar in de rede, als die andere er nu ook bij was, dan hadden we het tenminste leuk kunnen hebben; wat kun je nu met z'n drieën spelen. Fransje wist niet goed wat hierop te antwoorden. Even keek ze naar Bonnie. Ze had tegen haar gezegd dat het te druk was als Rie ook meeging; zou ze daar nu aan denken?En, ze hadden vanmorgen al afge sproken om te gaan wandelen, maar Moe bad gezegd dat ze Petertje niet in den steek mocht laten, en, ja, eigenlijk was ze toch wel een.beetje blij om geweest toen ze van Petertje hoorde dat ze wegging, want ze had meteen gedacht dat ze dan den volgen den Woensdag wél konden wandelen. Nee, ze kon er niet veel op antwoorden, want Petertje had toch eigenlijk gelijk. Ineens wipte Petertje van den divan af. Frans, zei ze, ga je even mee naar mijn kamertje? Ik heb een nieuwe jurk gekregen, dan mag je hem even zien. Bonnie stond al half op om ook mee te gaan, toen Petertje tegen haar zei: wacht je even, we zijn zoo terug. (Wordt vervolgd.) bNDA<l S BLAD HK<1 i - EEUW VERDOEZELING DER GRENZEN. En haat oak den rok die van het vleeseh bevlekt is. Judas 23. De 'brief van den apostel Judas bevat een ernstige waarschuwing tot de geloovigen te gen degenfen die pogen ben af te trekken van het geloof, dat den heiligen overgele verd is. Zij moeten zich wachten voot degenen, die naar het vleesCh in onreine begeerlijk heden wandelen met verwerping van de over hen gestélde machten. Mienschen, die in leer en leven zich te buiten gaan, die niet naar den 'Geest wandelen, maar naar het vleeseh. En hij voegt er aan toe de waarschuwing om ook te haten den rok die van het vleeseh bevlekt is. Wij hebben hier te doen met een woord, dat, hoewel ongeveer twintig eeuwten' oud, ook in onze dagen nog ten volle actueel is. Er is altijd weer het gevaar, dat de ver leiding dezer wereld vat krijgt op hen, die behooren tot den kring des Verbonds. En vooral op jonge menschen is het daar bij gewoonlijk gemunt. Er is dan een pogen om allerlei wereldsche gewoonten als zeer onschuldig voor te stellen, en zoo de scheids lijnen te verdoezelen. Het is nn eenmaal zoo, dat er door hen, die God willen dienen heel wat nagelaten moet worden, dat in het afgetrokkene 'be schouwd niet als kwaad kan worden aan geduid. Allerlei spelen zijn vanouds als con trabande verklaard op het christelijk erf. Meerdere genietingen der wereld zijn ver oordeeld, omdat zij het gevaar met zich brengten de belijders van den Christus af te trekken van den dienst van God. De zonde zélf moet natuurlijk door hen die Gods Naam belijden met kracht wor den bestreden en afgewezen. Wat kennelijk indruischt tegen het gebod Gods, is zonder meer verwerpelijk. Wanneer in het 'hart de begeerte leeft om God te dienten naar Zijn Woord, dan wordt betgeen duidelijk overtre ding van de ordinantiën des Heeren in houdt tegengestaan. Maar daarom komt de verleiding dik wijls veel listiger en voorzichtiger. Fr is dan een pogen om te lokken tot wat wél de jaren door tot het terrein der we reld behoorde en in strijd is met de Chris telijke traditie, maar dat toch niet met zoo- PSALMZINGT DEN HEER. Uw wereld, Heer, is schoon en goed: het leven is een zegen. Geef kracht en trouw, geloof en moed, geef lust in Uwe wegen. Dan blijft ons oog omhoog gericht; dan zien wij in Uw vriendlijk licht wat wij van U verkregen. Al schijnt deez' aard een woestenij en 't kruis niet meer te dragen, Gij zijt Uw kind'ren toch nabij en hoort hun angstig klagen. Eens wischt Gij alle tranen af, aan gene zijde van het graf: laat ons dan niet versagen. Heel d'aard verkondigt Uwen lof: de vogel in de twijgen, de bloem, die geurt in veld en hof en mag Uw kind dan zwijgen? Geef dat ons aller hart verklankt, wat het Uw troon en liefde dankt, en zangen opwaarts stijgen. veel woordlen in de Heilige Schrift verboden wordt. Hoe dikwijls wordt niet de vraag gesteld: waarom mag dat nu niet? Wat is er niet een pogen om verboden verhoudingen en handelwijzen als onschuldig voor te stellen en goed te praten? Men gaat dan b.v. onderdeelen van ker mis en bioscoop van het geheel isoleerlen, om zoo ongemerkt toch het geheel in een onschuldig daglicht te stellen. Door de grenzen te verruimen wordt dan getracht den dienst van God en den dienst der wereld met elkaar te verbinden. Daarom is het goed herinnerd te wor- dlen aan de vermaning van Judas: haat ook den rok die van het vleeseh besmet is. Wanneer het lichaam door een besmet telijke ziekte is aangetast bestaat het ge vaar, dat de besmetting zich ook aan de kleeding zal meedeelen. Daarom moet men zich wachten voor bet besmette, het 'bevlekte kleed. D'e zonde is als een besmettelijke ziekte bezig den mensch te verderven. Wij moeten daarom de zonde haten. Maar wij1 moeten ook mjjdien en haten wat tot zonde kan ver lokken. Sommige menschen willen gaarne zoo precies de grenzen zien aangeduid. En als dat niet mogelijk blijkt, dan nemen zij de vrijheid te doen alsof er geen grenzen be staan. Welnu bier is «ten duidelijke grensschei ding: haat ook den rok die van het vleeseh bevlekt ie! DE OPVOEDING IN HET CHRISTELIJK GEZIN. Thans wil ik met u een veel voorkomende karakterfout bij kinderen behandelen: de hoogmoed. De definitie, die Dr F. Scholz van hoog moed geeft, is: „Eén verhoogd zelfbewust zijn, gepaard aan geringschatting van an deren". Hoogmoedige kinderen zijn de opschep pers, die anderen kunnen sarren met hun: „Dat heb ik nou, en jij lekker niet", „ik krijg toch veel meer dan jij", enzoovoort. Niet bet krijgen op zichzelf, maar het feit, dat anderen minder bedeeld zijn. geeft bun bet rechte pleizier. En waarop laten deze kinderen dai. zich voorstaan? Op stand, op mooie kleeren, op meer bezit, kortom, op dingen die ze zelf niet gemaakt hebben, maar die hun in den schoot geworpen zijn. En juist dit is oor zaak dat hoogmoedige kinderen zoo on uitstaanbaar zijn. Als ze neg, als eenmaal Nebukadnezar, konden zeggen: „Is dit niet het groote Babel dat ik gebouwd heb?", dan was er tenminste nog eenigen grond voor zelfverheffing maar het maakt hoogmoe dige kinderen bespottelijk, dat ze snoeven op dingen, die een ander voor hen lieaft bewerkt. Of baten we niet den boerenzoon uit „Bartje", met zijp aanmatigend: „Wost mien peerden zain?" Zouden we hem niet kunnen slaan, wanneer hij zijn opsomming van alles wat hij heeft, let wel, h ij, be sluit met de opmerking: „Ik wot' een dikke boer, en doe wordst mien arbaider". Ja, we haten hem en we zouden hem kunnen slaan, maar we doen beter, om eerst eens te zien, of we hem niet helpen kunnen. Want hoe 'kamt een kind zoo hoogmoe dig? Ligt niet vaak de schuld bij ouders en onderwijzers? Nog steeds zien we, door onderwijzers op school, de knappe kinderen geprezen om hun knapheid. Hun rapporten worden thuis en op' sohool als wonderen beschouwd. Ze krijgen er vaak thuis geld voor alles om hun knapheid die niet hun verdienste is. Maar de ijver van minder begaafden, die zach hebben moeten inspannen, wordt niet beloond. Laten we toch steeds de kinderen voor houden, dat God de talenten geeft, dat het niet hun eigen verdienste is, als ze knap zijn. Behalve op knapheid, verheffen kinderen zich op rijkdom van hun ouders. Ze ach ten zich veel beter, dan de kinderen der armen. Maar is ook hier niet de grootste schuld bij de ouders gelegen „Je mag niet met die vieze kinderen spelen, dat zijn geen vriendjes voor jou", hoorde ik eens eeïi moeder van een kind uit mijn klas zeggen tot haar zoontje. De „vieze kinderen" waren een paar armelijk, maar zindelijk gekleede jongetjes. Is het dan een wonder, dat zoo'n kind zich verheft, en bluft op zijn netheid?

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 7