STEUN AAN NOODLIJDENDE GEMEENTEN. De zorg voor de jeugdige werkloozen. Voorstellen tot verruiming van belastinggebied en invoering van een forensenbelasting. HET KIND VAN TREFUSA Uit de Provincie. DE ZEEUW van Dinsdag 25 October Tweede blad. Streven naar zoo groot mogelijke gemeentelijke zelfstandigheid. MIDDELBURG. Ingediend zijn twee ontwerpen van wet tot: 1. Wijziging van de wet van 22 Decem ber 1933 tot steun aan noodlijdende ge meenten; 2. Nadere wijziging van de wet van 15 Juli 1929 houdende herziening van de financieeie verhouding tusschen het rijk en> de gemeenten en wijziging; van artikel 283 van de Gemeentewet. Het doel van deze ontwerpen is de ge meenten zooveel mogelijk weder (finan cieel) zelfstandig te doen worden. Om dit te bereiken wordt o.m. voorgesteld de in voering van een forensenbelasting en an dere extra-belasting-bevoegdheden voor noodlijdende gemeenten. Aan de memorie van toelichting tot het eerste wetsontwerp ontleenen wij het vol gende: De zorgwekkende budgetaire omstan digheden van een groot deel der gemeen ten noopten de ministers van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, ernstig de vraag onder de oogen te zien, welke maat regelen zouden kunnen worden genomen om tot verbetering van den financieelen toestand dier gemeenten te geraken. De vraag dringt zich op, indien de steun van het rijk niet voldoende is, of in de moeilijkheden niet kan worden voorzien door een wijziging van de financi eeie verhouding tusschen de gemeenten onderling, in het bijzonder voor zoover deze verhouding is geregeld in de wet op de financieeie verhouding tusschen het rijk en de ge meenten. Intusschen hebben de ministers zich ernstig beraden over verdere mogelijkhe den tot beperking of wegneming van bud getaire tekorten, daarbij' zeer in het bij zonder aandacht schenkende aan het vraagstuk op welke wijze aan de gemeen te-besturen de zelfstandigheid in haar fi nancieel beleid kan worden terug gegeven. In de nota betreffende den toestand van 's rijks financiën is de weg aangegeven, waarlangs dit, .althans gedeeltelijk, zou ge vonden kunnen worden. Indien de belas tingvoorstellen, tot versterking van 's rijks middelen worden aanvaard, zal voor steun aan gemeenten en saneering der gemeen- tefinanciën een bedrag van f 37.250.000 beschikbaar zijn. De ministers meenen, dat moet worden gestreefd naar het vaststellen van een re geling der financieeie uitkeeringen, wel ke zooveel mogelijk volgens objectieve nor men den gemeenten de beschikbare gelden doet toevloeien. Het moet, naar hun over tuiging, mogelijk zijn langs dezen weg een gedeelte van de thans, financieel afhanke lijke gemeenten, de zoozeer begeerde fi nancieels zelfstandigheid terug te geven. Zij beseffen volkomen, dat ook na de vaststelling van bedoelde regelen er ge meenten zullen overblijven, die nog bij zondere hulp behoeven. Een gedeelte van het bedrag van f 37.250.000 zal dan ook gereserveerd moeten blijven voor gemeen ten, welke daarna nog met een budgetair tekort hebben te kampen, maar ook aan deze gemeenten moet de gelegenheid wor den geboden, desnoodig de plicht worden opgelegd zich zoo mogelijk zelf nog geheel of gedeeltelijk te redden. Daarbij zal het noodig zijn recht te laten wedervaren aan 'tzoo juiste algemeene beginsel bij het financieeie overheidsbeheer, dat de krin gen, die de uitgaven doen, zich ook in ze kere mate offers moeten getroosten. Op grond van deze over wegingen achten de minis ters het noodzakelijk, dat de mogelijkheid wordt ge opend voor gemeenten, wier begrooting niet sluit voor dat het rijk met gereed ge ld b ij springt, uit een b ij z o n - FEUILLETON door S. K. HOCKING. 77) o- HOOFDSTUK Hl. De mensch wikt, God beschikt. De begrafenis van juffrouw Treleven was zoo druk bezocht als men in St Aubyn in langen tijd niet gezien had. Maar er was reden voor. De Trelevens waren ten eerste zeer gezien. Maar dat was op zich zelf nog niet voldoende om den grooten toeloop te verklaren van menschen uit den omtrek. De waarheid was, dat het ge rucht zich den vorigen dag verspreid had van iets dat op Pendormic zou zijn ge beurd, iets ernstigs, maar wat, scheen niemand te weten. Iedereen was echter in spanning, en verlangend iemand anders er naar te vragen, maar niemand scheen in staat te zijn betrouwbare inlichtingen te geven. Er deden 'n aantal zonderlinge verhalen de ronde, maar de meesten wa ren zoo dwaas, dat er geen aandacht aan werd geschonken. Eindelijk opperde een of ander persoon dere verruiming van be lastinggebied nieuwe eigen inkomsten te putten. Ontkomt hierdoor de gemeente aan het stellen van voorwaarden op het gebied van de gemeentehuishouding, het voorschrift, dat deze extra^belasting slechts kan wor den geheven als daaraan vooraf is gegaan een verklaring van de kroon, dat daarte gen geen bezwaar bestaat, is waarborg, dat niet onnoodig naar deze nieuwe bron van inkomsten wordt gegrepen, anders zou de heffing weldra toch vrij algemeen zijn en het probleem slechts verschoven worden. De regeering stelt zich voor, deze toeste mming niet anders te geven dan in die gevallen, waarin het hef fen van nieuwe belasting inderdaad een juist effect zal hebben. Het komt de ministers voor, billijk te zijn, dat het gevoerde beleid uitdrukking vindt in den belastingdruk, ook wanneer de normale grenzen, die wet tot dusver kent, bereikt zijn. Een heilzame aanspo ring tot versobering kan voorts veeleer liggen in 't besef, dat der burgerij zwaar dere lasten worden opgelegd dan in het aanvaarden van eischen en opvolgen van wenken, gesteld en gegeven door instan ties van buitenaf. De ministers ontveinzen zioh evenwel niet dat b o - lastingverhooging het ver trek van draagkrachtige ingezetenen in de hand zal werken en de vestiging van zoodanige ingezetenen zal tegenhouden, waardoor het tegendeel zou worden be reikt. Om deze voor die gemeenten funeste ge volgen te ontgaan wordt nevens de be perking in de bevoegdheid tot een hoo- gere heffing, voorgesteld aan de gemeen telijke inkomstenbelasting een foren- belasting vast te koppelen. Ter toelichting wordt hierbij o.m. het volgende opgemerkt: De wet van 1929 heeft met de gedachte van een meervoudige „woonplaats" radi caal gebroken. Het komt den ministers echter voor, dat de wetgever hier iets te ver is gegaan. Zij aanvaarden de bestaande oplossing met betrekking tot de woonforensen, een op lossing, die, gelijk bekend is, hierin be staat, dat de bijkomstige woongemeenton zich moeten tevreden stellen met de woon forensen belasting van art. 288 van de ge meentewet, met de personeele belasting naar de grondslagen huurwaarde, meubi lair en biljarten en eventueel met andere belastingen op ter plaatse aanwezige goe deren, een en ander terwijl de gemeente van hoofdverblijf aan die bijkomstige woongemeenten niets van hare belasting capaciteit behoeft af te staan. In de verhouding tusschen de gemeen ten van hoofdverblijf en de centrale werk- gemeente (niet: alle werkgemeenten) mee nen ziji echter een verandering te moeten voorstellen. Zij meenen den werkforens te moeten zien als een burger van twee ge meenten: van de gemeente van hoofdver blijf en van de gemeente, waar de forens het centrum van zijn werkzaamheden heeft. Alleen tusschen deze ge meenten vinde een verdee ling van bevoegdheid tot opcentenheffing plaats. Maar dan ook een werkelijke ver deeling, zoodat niemand meer betaalt aan opcenten dan hij zou hebben bet.aald, indien het aantal opcenten in de woongemeente niet lager was dan dat in de werkgemeente. In deze orde van gedachten krijgt elk het vermoeden, dat er den volgenden dag bij de begrafenis wel iemand zou zijn die er alles van wist en die het wilde vertel len. Dat vermoeden werd door anderen overgenomen en vertrekt, en binnen 12 uren was het bericht dat men er bij de begrafenis meer van zou hooien het ge- heele kerspel door verspreid. Twintig jaar geleden werd in Cornwal- Iis een begrafenis onverschillig welk karakter of welke positie de overledene bezat als een zeer belangrijke gebeurte nis beschouwd. Dat was in de dagen der voorvergaderingen van de buren, waarop het weer, de landbouw, en de nieuwtjes van den dag besproken werden. Het is bijina overbodig te zeggen, dat op de begrafenis van juffrouw Treleven de deugden van de overledene niet de voor naamste onderwerpen vormden van de gesprekken. Stukje voor stukje was de waarheid over den erfgenaam van de Trefusa's uit gelekt, en door al die brokjes bij elkander te passen, verkreeg men een tamelijk cor recte lezing van het gebeurde. De opgewondenheid was groot en zelfs te grooter, omdat zij onderdrukt moest worden. Zulk een sensatie had in langen tijd het kalme leven van St Aubyn niet in beweging gebracht. De plechtigheid der begrafenis dreigde er zelfs onder te zullen lijden. Het gefluister van stemmen liet van beide gemeenten een hoofdsomgedeel te, waarop uitsluitend zij hare opcen ten heft. Bij de gedachte splitsing van de hoofd som is voorts aan de woongemeente een voorgift gegeven van f27, overeenstem- mende met de belastbare som van f 1800, bedraagt de hoofdsom niet meer dan f 27, dan heft alleen de woongemeente opcen ten; bedraagt de hoofdsom wel meer, dan wordt voor elke gemeente de helft van het excedent tot basis voor opcentenheffing, terwijl de woongemeente, uiteraard, hare bevoegdheid ten aanzien van de eerste f 27 van de hoofdsom behoudt. EEN KRANIGE PRESTATIE. Onder de stempelboekjes voor den tocht door Zeeland, welke bij het be stuur der Provinciale Zeeuwsche Ver- eeniging voor Vreemdelingenverkeer zijn binnengekomen, is een exemplaar, waar bij de toerist zich niet tevreden beeft ge steld met het gestelde maximum van 20 gemeentestempels, maar er106 heeft verzameld, dus van alle gemeenten in onze provincie. LUCHTBESCHERMINGSAVOND. Gisteravond had in de groote Schut tershofzaal de aangekondigde druk be zochte bijeenkomst plaats uitgaande van den gemeentelijken luchtbeschermings dienst. Onder de aanwezigen merkten wij op den Commissaris der Koningin, den Commandant der maritieme middelen te Vlissingen met zijn adjudant; den burge meester, den gemeentesecretaris, verschil lende raadsleden, leden van de rechter lijke macht enz., enz. Het hoofd der luchtbescherming, do heer J. H. Voorthuyzen, heette alten hartelijk welkom, in zonderheid den Com missaris der Koningin. Spr, zeide, dat men meende dezen avond te moeten orga- niseeren in verband met de komende oefeningen en met het gebeuren van een viertal weken geleden. Men wil de aanwe zigen inlichten over de luchtbescherming zonder in technische onderdeelen af te dalen en het doel van den dienst op een voudige wijze naar voren brengen. De heer Dr S. S. Smeding, sprak hierna over: „De burgerbevolking in den oorlog en wettelijke regeling harer bescherming tegen luchtgevaar in Nederland". De vraag is, aMus spreker, hoe moet de mensch in dezen tijd staan tegenover het geweldige probleem van oorlog en vrede? Het antwoord moet luiden; realis tisch en idealistisch. Idealistisch moet men blijven werken met alle macht en kracht aan de bevordering van de vredes- en rechtsidee, opdat eens de rede en het reoht zullen regeeren over de brute macht en het geweld. Maar daarnaast realis tisch de oogen niet sluiten voor de wer kelijkheid. Nederland ligt strategisch, uiterst ge vaarlijk. Als Duitschland Frankrijk an dermaal zou aanvallen, dan ligt zijn weg de deskundigen hebben het een en an dermaal uiteengezet door Nederland, hoogstwaarschijnlijk althans. En de lucht weg BerlijnLonden loopt over Den Haag, LondenLeipzig over.... Middel burg. De kans, dat wij er heelemaal buiten blvven, is voor een volgenden West-Euro- peeschen oorlog, naar de vaklieden zeg gen, veel kleiner dan in 1914. Moeten wij aan dit alles pas gaan den ken, als het zoover is. Als het te laat is om nog een organisatie voor luchtbe scherming te bouw>en, om personeel in te deelen en op te leiden en te oefenen? Dat zou misdadig zijn. Volledige veiligheid is niet te bereiken. Maar: de luchtbeschermingsdienst en een goede opvoeding tot zelfbescherming zul len er voor zorgen, dat er veel minder slachtoffers komien dan anders. Men mag de branden niet laten bran den, de gewonden niet aan hun lot over laten, men moet de bedolvenen trachten te bevrijden, de strijdgassen trachten te neu traliseenen. Om dit te kunnen doen in tijd van nood, is voorbereiding, organisatie in tijd van vrede noodig. zich zelfs in de kerk hooren. De aan de groeve gesproken woorden waren voor doovemansooren gezegd, en het einde werd met een zuoht van verlichting gehoord. D'e rouwdragenden liepen bijna ongemerkt door de menigte naar huis terug, behalve dat er nu en dan een belangstellende blik op Kitty werd geworpen. Zij had vroeger immers omgang gehad met den man, die den ouden Trefusa zoo handig een loer gedraaid had, en wiens toeleg nu aan het licht was gekomen. Men vroeg zich af, wat zij van haar vroegeren minnaar wist, en of zij; nog wel aan hem dacht. De historie was vreemd en bijna onge looflijk en toen de rouwdragenden vertrok ken waren verzamelde zich 't grootste deel van de menigte in „Het Koningswapen". Anderen vulden de werkplaats van Ezra Drake, terwijl er nog enkele in kleine groepjes op straat stonden te hengelen naar verder nieuws. De oude herinnerin gen waren als door een tooverstaf weer vernieuwd de oude verhalen werden weer met nieuwe belangstelling gedaan. Hoewel er dertig jaar verloopen waren sedert Ahram Fowey met gebroken hart en vol wanhoop van Heide Hoek was ver trokken, waren er nog verscheiden men schen die zioh hem herinnerden. Voor de jongeren was hij slechts een naam een naam, die in den loop der jaren minder en minder was gehoord, en spoedig uit het MAATREGELEN IN GROOTEN STIJL? Naar „De Tijd" verneemt, heeft de Mi nister van Sociale Zaken na overleg in den ministerraad besloten, de zorg voor de jeugdige werkloozen los te maken uit bet ressort van de werkverschaffing en tot een zelfstandigen crisisdienst, jeugddienst, van het departement te verheffen. Deze dienst zal onder leiding worden gesteld van den referendaris, den heer G. W. F. van Hoeven. Binnen enkele dagen zal de Jeugdraad officieel van dit besluit in keu nis worden gesteld. Deze maatregel vormt een gunstige aan wijzing omtrent den koers van de jeugd- werkloozenzorg in de naaste toekomst, al dus het blad. Degenen, die tot dusverre ten departemente de jeugdwerkloozen- zorg beheerden, maakten er voor niemand een geheim van, dat zij van bepaalde diep ingrijpende maatregelen tegenstanders waren. De heer Van Hoeven is dat aller minst. Reeds geruimen tijd voordat de ge dachte aan maatregelen in grooten stijl speciaal ten behoeve van de werklooze jeugd ernstig ter sprake werd gebracht, drong deze ambtenaar in publicaties aan op zulke maatregelen en iedere instem ming die hij1 daarmee vond, registreerde 'hij nauwkeurig om zoo effectief mogelijk en in zoo breed mogelijken kring de idee te propageeren, dat voor de jeugd maatre gelen in grooten stijl mogelijk, wenschelijk en noodzakelijk zijn. „De Maasbode" interpreteert de taaie, welke den heer Van Hoeven wacht eenigs- zins anders. Zij; schrijft, dat de heer Van Hoeven de zorg voor de jeugdige werkloo zen zal overnemen om den heer Meijer de Vries, die met werk is overladen, eenigs- zins te ontlasten. Naar aanleiding van de wet van 23 April 1936, tot bescherming der bevolking tegen luchtaanvallen, behandelt spr. de volgende punten: ten eerste: voor de burgers zelf is zelfbescherming de eerste zaak, ten tweede: de algemeene burger luchtbescherming is gemeentelijke zaak, geen Rijkszaak. Wat het eerste betreft, een groot ,deel van het geven van voor lichting is overgenomen door de Ver eeniging voor Luchtbescherming, een se- mi-officieele vereeniging die zeer goed werk doet. Daarnaast bestaan nog ge meentelijke voorlichtingsdiensten. Maar, de zelfbescherming moet men zelf doen. De algemeene of men zou kunnen zeggen openbare luchtbescherming is echter ge meentezaak. Zij is opgedragen aan de burgemeesters. Er zijn drie soorten gemeenten in Ne derland, uit luchtgevaarsoogpunt bezien dan. De heel erg gevaarlijke (klasse I), de gevaarlijke (klasse II) en de betrek kelijk ongevaarlijke gemeenten (klasse III). In Zeeland liggen in klasse I: Vlis singen (Marine en kustartillerie) en Vere (mijnenloods, vliegtuigloodsen). In klasse II liggen hier Middelburg en Soeburg. Heel de rest in Zeeland is klasse III. In de gemeenten der derde gevarenklasse behoeven de minste maatregelen genomen te worden. Eigenlijk kan daar volstaan worden met het maiken van een organisa tie, die alleen optreedt als er werkelijk wat gebeurd is. In de gemeenten der tweede en eeiste gevarenklasse daarente gen moeten diensten ingericht worden, lieden van gasmaskers voorzien zijn, reddingsploegen gemaakt worden, en al wat dies meer zij. De kosten van open bare schuilplaatsen, van de materia'en tot uitrusting van de diensten in de gemeen ten der tweede en eerste gevarenklasse draagt het Rijk. De wet voorziet de mogelijkheid schuil kelders in te richten onder nieuw te bouwen of te verbouwen gebouwen. Te Middelburg heeft men sindsdien een zie kenhuis en een nieuwe school voor de S.D.O.A. gefcregen maar onder het een n'och het ander zit een schuilkelder. Ten slotte wees spr. nog op een zeer belangrijk principieel punt. De burger- luchtbescherming is geen aardigheidje. Het is een wettelijk geregelde algemeene burgerlijke dienstplicht. De tweede spreker, de heer J. H. geheugen zou zijn verdwenen wanneer deze plotselinge onthulling niet had plaats gehad. Er waren er enkelen, die openlijk goed keurden wat Abram had verricht. Zij zeiden dat dit voor hem de eenige weg was geweest om zijn rechten te herwin nen, en zij verklaarden dat zij; hetzelfde zouden gedaan hebben, wanneer ziji in de plaats van Abram waren geweest. Zü noemden Edward een domkop, zeiden dat hij veel te kieskeurig was voor deze wereld en spraken er hun afkeer over uit, dat hij de handelingen van zijn vader aan het licht had gebracht, vooral na de gemeene wijze waarop de oude Peter dezen bestolen had. Deze soort menschen waren echter be slist in de minderheid. Een slechte daad openlijk te verdedigen, daartoe behoori moed, maar toch waren ier slechts weini gen die eenige sympathie voor Peter Tre fusa uitspraken. Abrams daad mocht ver keerd zijn, Peter had niet beter verdiend en door alle gesprekken heen klonk een toon van spijt dat de toeleg mislukt was. Edward was algemeen een lieveling van de buurt geworden. Hij' had veel belang stelling getoond in het welvaren van de pachters, had zich veel met hen ingelaten en was zoo toeschietelijk en zoo vrij' van trots, dat hij een grooter plaats innam in hun harten dan hij of zij zelf wisten. Voorthuyzen, hoofd van den lucht beschermingsdienst sprak over „Wat men van een gemeentelijken luchtbescher mingsdienst kan en mag verwachten. Dit is in groote trekken het nemen van maatregelen tot vermindering van gevol gen van luchtaanvallen. Bij de luchtbescherming hebben de Ned. Vereeniging, het Rijk en de gemeen te ieder haar taaik. De luchtbeschermingsdienst is een ge meentelijk civiele en dus geen militaire dienst en de bestaande gemeentelijke be drijven en diensten vormen er de kern van, een en ander door speciale groepen aangevuld. De hoofdleiding van den dienst berust bij den burgemeester, die daarin wordt terzijde gestaan door het hoofd van den luchtbeschermingsdienst. De taak van den •dienst is te waarschuwen voor luchtge vaar en de gevolgen er van te beperken en weg te nemen. Daartoe is de dienst weder in verschil lende takken onderverdeeld. Ten eerste de waarschuwingsdienst, die van de lucht- wacht, die door een radiopost en door eigen waarschuwings- en luisterpost op de hoogte komt van naderende vliegtui gen en daarop alarm kan maken. De tweede afdeeling is de maskeerings- >en herstellingsdienst, die feitelijk geheel hij gemeentebedrijven berust. Deze zorgen voor de stedelijke verduistering en geven advies aan particulieren. Verder zorgen zij voor de opheffing van de eerste gevol gen en met name van schade toegebracht aan gas- en waterleiding en electrisch net. Daarop volgt dan als vanzelf spre kend later de herstelling. De derde dienst is de dekking- en opruimingsdienst, die bij gemeentewerken zal komen te berus ten, Daaronder valt wat het eerste be treft de zorg voor openbare schuilplaat sen, en advies geven aan de bevolking voor het inrichten van particuliere schuil plaatsen. Na een aanval uit de lucht volgt dan vanzelf het opheffen van de eerste belemmeringen als gevolg van instortin gen en hët zoeken naar eventueele gewon den. Ook hier volgt later geheele herstel ling. De vierde afdeeling is de brandweer dienst, die volgens spr. geen nadere toe lichting behoeft. De geneeskundige dienst is de vijfde af deeling, men vergete niet, dat het roode kruis een militaire taak heeft en men op de Eërste Hulp bij' Ongelukken met trans portdiensten moet kunnen vertrouwen. Dan volgt als zesde de politiedienst, die ook geheel voor zichzelf spreekt en ge volgd wordt door den gasbeschermings- dienst. Hier is een taak voor de chemi sche afdeeling en de gemeentereiniging. De laatste afdeeling is de pers- en voorlichtingsdienst, die afgezien van het werken van de vereeniging voor luchtbe scherming een nuttige taak heeft. Voor een goeden dienst is een verdee ling in wijken van de stad noodig en moet het personeel worden gerequireerd uit de niet dienstplichtige 'man nen en vrouwen. Dat personeel moet goed geoefend worden. Spr. heeft groote waar deering voor de ijverige hulp van velen, maar er zijn ook veel wegblijvers. Spr. komt nu tot de gevaren, die ons dreigen en noemt ten eerste de zware brisant gra naten, die niet talrijk gebruikt worden. T'en tweede de brandbommen, die licht zijn en zeer talrijik gebruikt worden, waardoor het onmogelijk wordt, dat onze goed ingerichte gemeente-brandweer de bevolking voldoende zal behoeden tegen ■de gevolgen. Ten derde de gasbommen, die wel zeer ernstig zijn, doch wier gevaar voor Ne derland toch gemakkelijk is te overschot ten. Tegen de eerste soort bommen zijn schuilruimten in te richten, maar ook de ze maken, dat veiligheid maar een be trekkelijk begrip is. Vete kelders te Mid delburg zijn goed in te richten voor dit doel. Voor de tweede soort moet men trach ten de brandgevaarlijkheid te verminde ren en wel door ten eerste de waterlei ding tot de bovenverdieping door te trek ken; ten tweede brandbare, niet noodza kelijke dingen op te ruimen; ten derde het hout van de bovenverdieping te doen behandelen met brandwerende middelen, die in den handel zijn. Ten vierde kan men de zolder bedekken met brandvrije De meesten bewonderden hem, omdat hij zoo vrijwillig liet varen wat niet zijn eigendom was. Maar het speet hen zeer, dat hij de wettige erfgenaam der Trefusa's niet was, want het was niet waarschijn lijk, dat zij zoo'n goede weer in zijn plaats kregen. Intusschen liep Peter als een krankzin nige door het groote huis. Soms was hij geheel neerslachtig en bijna tot tranen toe bewogen. Men kon dan geen woord uit hem krijgen. Dan weer bulderde en vloek te hij op de stuitendste manier, en maakte de dienstboden half krankzinnig door zijn drift. Hij had niet gemerkt, dat Edward het huis verlaten had, vóór hij geheel buiten zijn bereik was. Toen hij hem aan de deur afsnauwde, had hij1 niet gedacht dat hij onmiddellijk Pendormic zou verlaten. Hij had verondersteld dat hij nog een paar dagen zou blijven en had dat ook graag toegestaan. De oude man was werkelijk van zijn veronderstelden kleinzoon gaan houden en zou hem bij zich gehouden heb ben, wanneer hij zich daardoor niet te zeer vernederd had gevoeld. Op een of andere wijze had Edward het beste in Peters hart aangeraakt. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 5