STEUN AAN NOODLIJDENDE GEMEENTEN.
De zorg voor de jeugdige
werkloozen.
Voorstellen tot verruiming van belastinggebied en
invoering van een forensenbelasting.
HET KIND VAN TREFUSA
Uit de Provincie.
DE ZEEUW van Dinsdag 25 October Tweede blad.
Streven naar zoo groot mogelijke gemeentelijke zelfstandigheid.
MIDDELBURG.
Ingediend zijn twee ontwerpen van wet
tot:
1. Wijziging van de wet van 22 Decem
ber 1933 tot steun aan noodlijdende ge
meenten;
2. Nadere wijziging van de wet van 15
Juli 1929 houdende herziening van de
financieeie verhouding tusschen het rijk
en> de gemeenten en wijziging; van artikel
283 van de Gemeentewet.
Het doel van deze ontwerpen is de ge
meenten zooveel mogelijk weder (finan
cieel) zelfstandig te doen worden. Om dit
te bereiken wordt o.m. voorgesteld de in
voering van een forensenbelasting en an
dere extra-belasting-bevoegdheden voor
noodlijdende gemeenten.
Aan de memorie van toelichting tot het
eerste wetsontwerp ontleenen wij het vol
gende:
De zorgwekkende budgetaire omstan
digheden van een groot deel der gemeen
ten noopten de ministers van Financiën
en van Binnenlandsche Zaken, ernstig de
vraag onder de oogen te zien, welke maat
regelen zouden kunnen worden genomen
om tot verbetering van den financieelen
toestand dier gemeenten te geraken.
De vraag dringt zich op, indien de steun
van het rijk niet voldoende is, of in de
moeilijkheden niet kan worden voorzien
door een wijziging van de financi
eeie verhouding tusschen
de gemeenten onderling, in
het bijzonder voor zoover deze verhouding
is geregeld in de wet op de financieeie
verhouding tusschen het rijk en de ge
meenten.
Intusschen hebben de ministers zich
ernstig beraden over verdere mogelijkhe
den tot beperking of wegneming van bud
getaire tekorten, daarbij' zeer in het bij
zonder aandacht schenkende aan het
vraagstuk op welke wijze aan de gemeen
te-besturen de zelfstandigheid in haar fi
nancieel beleid kan worden terug gegeven.
In de nota betreffende den toestand van
's rijks financiën is de weg aangegeven,
waarlangs dit, .althans gedeeltelijk, zou ge
vonden kunnen worden. Indien de belas
tingvoorstellen, tot versterking van 's rijks
middelen worden aanvaard, zal voor steun
aan gemeenten en saneering der gemeen-
tefinanciën een bedrag van f 37.250.000
beschikbaar zijn.
De ministers meenen, dat moet worden
gestreefd naar het vaststellen van een re
geling der financieeie uitkeeringen, wel
ke zooveel mogelijk volgens objectieve nor
men den gemeenten de beschikbare gelden
doet toevloeien. Het moet, naar hun over
tuiging, mogelijk zijn langs dezen weg een
gedeelte van de thans, financieel afhanke
lijke gemeenten, de zoozeer begeerde fi
nancieels zelfstandigheid terug te geven.
Zij beseffen volkomen, dat ook na de
vaststelling van bedoelde regelen er ge
meenten zullen overblijven, die nog bij
zondere hulp behoeven. Een gedeelte van
het bedrag van f 37.250.000 zal dan ook
gereserveerd moeten blijven voor gemeen
ten, welke daarna nog met een budgetair
tekort hebben te kampen, maar ook aan
deze gemeenten moet de gelegenheid wor
den geboden, desnoodig de plicht worden
opgelegd zich zoo mogelijk zelf nog geheel
of gedeeltelijk te redden. Daarbij zal het
noodig zijn recht te laten wedervaren aan
'tzoo juiste algemeene beginsel bij het
financieeie overheidsbeheer, dat de krin
gen, die de uitgaven doen, zich ook in ze
kere mate offers moeten getroosten.
Op grond van deze over
wegingen achten de minis
ters het noodzakelijk, dat
de mogelijkheid wordt ge
opend voor gemeenten, wier
begrooting niet sluit voor
dat het rijk met gereed ge ld
b ij springt, uit een b ij z o n -
FEUILLETON
door
S. K. HOCKING.
77) o-
HOOFDSTUK Hl.
De mensch wikt, God beschikt.
De begrafenis van juffrouw Treleven
was zoo druk bezocht als men in St Aubyn
in langen tijd niet gezien had. Maar er
was reden voor. De Trelevens waren ten
eerste zeer gezien. Maar dat was op zich
zelf nog niet voldoende om den grooten
toeloop te verklaren van menschen uit den
omtrek. De waarheid was, dat het ge
rucht zich den vorigen dag verspreid had
van iets dat op Pendormic zou zijn ge
beurd, iets ernstigs, maar wat, scheen
niemand te weten. Iedereen was echter in
spanning, en verlangend iemand anders
er naar te vragen, maar niemand scheen
in staat te zijn betrouwbare inlichtingen
te geven. Er deden 'n aantal zonderlinge
verhalen de ronde, maar de meesten wa
ren zoo dwaas, dat er geen aandacht aan
werd geschonken.
Eindelijk opperde een of ander persoon
dere verruiming van be
lastinggebied nieuwe eigen
inkomsten te putten.
Ontkomt hierdoor de gemeente aan het
stellen van voorwaarden op het gebied van
de gemeentehuishouding, het voorschrift,
dat deze extra^belasting slechts kan wor
den geheven als daaraan vooraf is gegaan
een verklaring van de kroon, dat daarte
gen geen bezwaar bestaat, is waarborg, dat
niet onnoodig naar deze nieuwe bron van
inkomsten wordt gegrepen, anders zou de
heffing weldra toch vrij algemeen zijn en
het probleem slechts verschoven worden.
De regeering stelt zich
voor, deze toeste mming niet
anders te geven dan in die
gevallen, waarin het hef
fen van nieuwe belasting
inderdaad een juist effect
zal hebben.
Het komt de ministers voor, billijk te
zijn, dat het gevoerde beleid uitdrukking
vindt in den belastingdruk, ook wanneer
de normale grenzen, die wet tot dusver
kent, bereikt zijn. Een heilzame aanspo
ring tot versobering kan voorts veeleer
liggen in 't besef, dat der burgerij zwaar
dere lasten worden opgelegd dan in het
aanvaarden van eischen en opvolgen van
wenken, gesteld en gegeven door instan
ties van buitenaf.
De ministers ontveinzen
zioh evenwel niet dat b o -
lastingverhooging het ver
trek van draagkrachtige
ingezetenen in de hand zal
werken en de vestiging van
zoodanige ingezetenen zal
tegenhouden, waardoor het
tegendeel zou worden be
reikt.
Om deze voor die gemeenten funeste ge
volgen te ontgaan wordt nevens de be
perking in de bevoegdheid tot een hoo-
gere heffing, voorgesteld aan de gemeen
telijke inkomstenbelasting een foren-
belasting vast te koppelen.
Ter toelichting wordt hierbij o.m. het
volgende opgemerkt:
De wet van 1929 heeft met de gedachte
van een meervoudige „woonplaats" radi
caal gebroken.
Het komt den ministers echter voor, dat
de wetgever hier iets te ver is gegaan. Zij
aanvaarden de bestaande oplossing met
betrekking tot de woonforensen, een op
lossing, die, gelijk bekend is, hierin be
staat, dat de bijkomstige woongemeenton
zich moeten tevreden stellen met de woon
forensen belasting van art. 288 van de ge
meentewet, met de personeele belasting
naar de grondslagen huurwaarde, meubi
lair en biljarten en eventueel met andere
belastingen op ter plaatse aanwezige goe
deren, een en ander terwijl de gemeente
van hoofdverblijf aan die bijkomstige
woongemeenten niets van hare belasting
capaciteit behoeft af te staan.
In de verhouding tusschen de gemeen
ten van hoofdverblijf en de centrale werk-
gemeente (niet: alle werkgemeenten) mee
nen ziji echter een verandering te moeten
voorstellen. Zij meenen den werkforens te
moeten zien als een burger van twee ge
meenten: van de gemeente van hoofdver
blijf en van de gemeente, waar de forens
het centrum van zijn werkzaamheden
heeft.
Alleen tusschen deze ge
meenten vinde een verdee
ling van bevoegdheid tot
opcentenheffing plaats. Maar
dan ook een werkelijke ver
deeling, zoodat niemand
meer betaalt aan opcenten
dan hij zou hebben bet.aald,
indien het aantal opcenten
in de woongemeente niet
lager was dan dat in de
werkgemeente.
In deze orde van gedachten krijgt elk
het vermoeden, dat er den volgenden dag
bij de begrafenis wel iemand zou zijn die
er alles van wist en die het wilde vertel
len. Dat vermoeden werd door anderen
overgenomen en vertrekt, en binnen 12
uren was het bericht dat men er bij de
begrafenis meer van zou hooien het ge-
heele kerspel door verspreid.
Twintig jaar geleden werd in Cornwal-
Iis een begrafenis onverschillig welk
karakter of welke positie de overledene
bezat als een zeer belangrijke gebeurte
nis beschouwd. Dat was in de dagen der
voorvergaderingen van de buren, waarop
het weer, de landbouw, en de nieuwtjes
van den dag besproken werden.
Het is bijina overbodig te zeggen, dat op
de begrafenis van juffrouw Treleven de
deugden van de overledene niet de voor
naamste onderwerpen vormden van de
gesprekken.
Stukje voor stukje was de waarheid
over den erfgenaam van de Trefusa's uit
gelekt, en door al die brokjes bij elkander
te passen, verkreeg men een tamelijk cor
recte lezing van het gebeurde.
De opgewondenheid was groot en zelfs
te grooter, omdat zij onderdrukt moest
worden. Zulk een sensatie had in langen
tijd het kalme leven van St Aubyn niet in
beweging gebracht. De plechtigheid der
begrafenis dreigde er zelfs onder te zullen
lijden. Het gefluister van stemmen liet
van beide gemeenten een hoofdsomgedeel
te, waarop uitsluitend zij hare opcen
ten heft.
Bij de gedachte splitsing van de hoofd
som is voorts aan de woongemeente een
voorgift gegeven van f27, overeenstem-
mende met de belastbare som van f 1800,
bedraagt de hoofdsom niet meer dan f 27,
dan heft alleen de woongemeente opcen
ten; bedraagt de hoofdsom wel meer, dan
wordt voor elke gemeente de helft van het
excedent tot basis voor opcentenheffing,
terwijl de woongemeente, uiteraard, hare
bevoegdheid ten aanzien van de eerste
f 27 van de hoofdsom behoudt.
EEN KRANIGE PRESTATIE.
Onder de stempelboekjes voor den
tocht door Zeeland, welke bij het be
stuur der Provinciale Zeeuwsche Ver-
eeniging voor Vreemdelingenverkeer zijn
binnengekomen, is een exemplaar, waar
bij de toerist zich niet tevreden beeft ge
steld met het gestelde maximum van 20
gemeentestempels, maar er106
heeft verzameld, dus van alle gemeenten
in onze provincie.
LUCHTBESCHERMINGSAVOND.
Gisteravond had in de groote Schut
tershofzaal de aangekondigde druk be
zochte bijeenkomst plaats uitgaande van
den gemeentelijken luchtbeschermings
dienst.
Onder de aanwezigen merkten wij op
den Commissaris der Koningin, den
Commandant der maritieme middelen te
Vlissingen met zijn adjudant; den burge
meester, den gemeentesecretaris, verschil
lende raadsleden, leden van de rechter
lijke macht enz., enz.
Het hoofd der luchtbescherming, do
heer J. H. Voorthuyzen, heette alten
hartelijk welkom, in zonderheid den Com
missaris der Koningin. Spr, zeide, dat
men meende dezen avond te moeten orga-
niseeren in verband met de komende
oefeningen en met het gebeuren van een
viertal weken geleden. Men wil de aanwe
zigen inlichten over de luchtbescherming
zonder in technische onderdeelen af te
dalen en het doel van den dienst op een
voudige wijze naar voren brengen. De
heer Dr S. S. Smeding, sprak hierna
over: „De burgerbevolking in den oorlog
en wettelijke regeling harer bescherming
tegen luchtgevaar in Nederland".
De vraag is, aMus spreker, hoe moet
de mensch in dezen tijd staan tegenover
het geweldige probleem van oorlog en
vrede? Het antwoord moet luiden; realis
tisch en idealistisch. Idealistisch moet
men blijven werken met alle macht en
kracht aan de bevordering van de vredes-
en rechtsidee, opdat eens de rede en het
reoht zullen regeeren over de brute macht
en het geweld. Maar daarnaast realis
tisch de oogen niet sluiten voor de wer
kelijkheid.
Nederland ligt strategisch, uiterst ge
vaarlijk. Als Duitschland Frankrijk an
dermaal zou aanvallen, dan ligt zijn weg
de deskundigen hebben het een en an
dermaal uiteengezet door Nederland,
hoogstwaarschijnlijk althans. En de lucht
weg BerlijnLonden loopt over Den
Haag, LondenLeipzig over.... Middel
burg.
De kans, dat wij er heelemaal buiten
blvven, is voor een volgenden West-Euro-
peeschen oorlog, naar de vaklieden zeg
gen, veel kleiner dan in 1914.
Moeten wij aan dit alles pas gaan den
ken, als het zoover is. Als het te laat is
om nog een organisatie voor luchtbe
scherming te bouw>en, om personeel in te
deelen en op te leiden en te oefenen? Dat
zou misdadig zijn.
Volledige veiligheid is niet te bereiken.
Maar: de luchtbeschermingsdienst en een
goede opvoeding tot zelfbescherming zul
len er voor zorgen, dat er veel minder
slachtoffers komien dan anders.
Men mag de branden niet laten bran
den, de gewonden niet aan hun lot over
laten, men moet de bedolvenen trachten te
bevrijden, de strijdgassen trachten te neu
traliseenen.
Om dit te kunnen doen in tijd van
nood, is voorbereiding, organisatie in tijd
van vrede noodig.
zich zelfs in de kerk hooren. De aan de
groeve gesproken woorden waren voor
doovemansooren gezegd, en het einde werd
met een zuoht van verlichting gehoord.
D'e rouwdragenden liepen bijna ongemerkt
door de menigte naar huis terug, behalve
dat er nu en dan een belangstellende blik
op Kitty werd geworpen. Zij had vroeger
immers omgang gehad met den man, die
den ouden Trefusa zoo handig een loer
gedraaid had, en wiens toeleg nu aan het
licht was gekomen. Men vroeg zich af, wat
zij van haar vroegeren minnaar wist, en
of zij; nog wel aan hem dacht.
De historie was vreemd en bijna onge
looflijk en toen de rouwdragenden vertrok
ken waren verzamelde zich 't grootste deel
van de menigte in „Het Koningswapen".
Anderen vulden de werkplaats van Ezra
Drake, terwijl er nog enkele in kleine
groepjes op straat stonden te hengelen
naar verder nieuws. De oude herinnerin
gen waren als door een tooverstaf weer
vernieuwd de oude verhalen werden
weer met nieuwe belangstelling gedaan.
Hoewel er dertig jaar verloopen waren
sedert Ahram Fowey met gebroken hart
en vol wanhoop van Heide Hoek was ver
trokken, waren er nog verscheiden men
schen die zioh hem herinnerden. Voor de
jongeren was hij slechts een naam een
naam, die in den loop der jaren minder
en minder was gehoord, en spoedig uit het
MAATREGELEN IN GROOTEN STIJL?
Naar „De Tijd" verneemt, heeft de Mi
nister van Sociale Zaken na overleg in
den ministerraad besloten, de zorg voor de
jeugdige werkloozen los te maken uit bet
ressort van de werkverschaffing en tot een
zelfstandigen crisisdienst, jeugddienst,
van het departement te verheffen. Deze
dienst zal onder leiding worden gesteld
van den referendaris, den heer G. W. F.
van Hoeven. Binnen enkele dagen zal de
Jeugdraad officieel van dit besluit in keu
nis worden gesteld.
Deze maatregel vormt een gunstige aan
wijzing omtrent den koers van de jeugd-
werkloozenzorg in de naaste toekomst, al
dus het blad. Degenen, die tot dusverre
ten departemente de jeugdwerkloozen-
zorg beheerden, maakten er voor niemand
een geheim van, dat zij van bepaalde diep
ingrijpende maatregelen tegenstanders
waren. De heer Van Hoeven is dat aller
minst. Reeds geruimen tijd voordat de ge
dachte aan maatregelen in grooten stijl
speciaal ten behoeve van de werklooze
jeugd ernstig ter sprake werd gebracht,
drong deze ambtenaar in publicaties aan
op zulke maatregelen en iedere instem
ming die hij1 daarmee vond, registreerde
'hij nauwkeurig om zoo effectief mogelijk
en in zoo breed mogelijken kring de idee
te propageeren, dat voor de jeugd maatre
gelen in grooten stijl mogelijk, wenschelijk
en noodzakelijk zijn.
„De Maasbode" interpreteert de taaie,
welke den heer Van Hoeven wacht eenigs-
zins anders. Zij; schrijft, dat de heer Van
Hoeven de zorg voor de jeugdige werkloo
zen zal overnemen om den heer Meijer de
Vries, die met werk is overladen, eenigs-
zins te ontlasten.
Naar aanleiding van de wet van 23
April 1936, tot bescherming der bevolking
tegen luchtaanvallen, behandelt spr. de
volgende punten: ten eerste: voor de
burgers zelf is zelfbescherming de eerste
zaak, ten tweede: de algemeene burger
luchtbescherming is gemeentelijke zaak,
geen Rijkszaak. Wat het eerste betreft,
een groot ,deel van het geven van voor
lichting is overgenomen door de Ver
eeniging voor Luchtbescherming, een se-
mi-officieele vereeniging die zeer goed
werk doet. Daarnaast bestaan nog ge
meentelijke voorlichtingsdiensten. Maar,
de zelfbescherming moet men zelf doen.
De algemeene of men zou kunnen zeggen
openbare luchtbescherming is echter ge
meentezaak. Zij is opgedragen aan de
burgemeesters.
Er zijn drie soorten gemeenten in Ne
derland, uit luchtgevaarsoogpunt bezien
dan. De heel erg gevaarlijke (klasse I),
de gevaarlijke (klasse II) en de betrek
kelijk ongevaarlijke gemeenten (klasse
III). In Zeeland liggen in klasse I: Vlis
singen (Marine en kustartillerie) en Vere
(mijnenloods, vliegtuigloodsen). In klasse
II liggen hier Middelburg en Soeburg.
Heel de rest in Zeeland is klasse III. In
de gemeenten der derde gevarenklasse
behoeven de minste maatregelen genomen
te worden. Eigenlijk kan daar volstaan
worden met het maiken van een organisa
tie, die alleen optreedt als er werkelijk
wat gebeurd is. In de gemeenten der
tweede en eeiste gevarenklasse daarente
gen moeten diensten ingericht worden,
lieden van gasmaskers voorzien zijn,
reddingsploegen gemaakt worden, en al
wat dies meer zij. De kosten van open
bare schuilplaatsen, van de materia'en tot
uitrusting van de diensten in de gemeen
ten der tweede en eerste gevarenklasse
draagt het Rijk.
De wet voorziet de mogelijkheid schuil
kelders in te richten onder nieuw te
bouwen of te verbouwen gebouwen. Te
Middelburg heeft men sindsdien een zie
kenhuis en een nieuwe school voor de
S.D.O.A. gefcregen maar onder het een
n'och het ander zit een schuilkelder.
Ten slotte wees spr. nog op een zeer
belangrijk principieel punt. De burger-
luchtbescherming is geen aardigheidje.
Het is een wettelijk geregelde algemeene
burgerlijke dienstplicht.
De tweede spreker, de heer J. H.
geheugen zou zijn verdwenen wanneer
deze plotselinge onthulling niet had plaats
gehad.
Er waren er enkelen, die openlijk goed
keurden wat Abram had verricht. Zij
zeiden dat dit voor hem de eenige weg
was geweest om zijn rechten te herwin
nen, en zij verklaarden dat zij; hetzelfde
zouden gedaan hebben, wanneer ziji in de
plaats van Abram waren geweest. Zü
noemden Edward een domkop, zeiden dat
hij veel te kieskeurig was voor deze wereld
en spraken er hun afkeer over uit, dat hij
de handelingen van zijn vader aan het
licht had gebracht, vooral na de gemeene
wijze waarop de oude Peter dezen bestolen
had.
Deze soort menschen waren echter be
slist in de minderheid. Een slechte daad
openlijk te verdedigen, daartoe behoori
moed, maar toch waren ier slechts weini
gen die eenige sympathie voor Peter Tre
fusa uitspraken. Abrams daad mocht ver
keerd zijn, Peter had niet beter verdiend
en door alle gesprekken heen klonk een
toon van spijt dat de toeleg mislukt was.
Edward was algemeen een lieveling van
de buurt geworden. Hij' had veel belang
stelling getoond in het welvaren van de
pachters, had zich veel met hen ingelaten
en was zoo toeschietelijk en zoo vrij' van
trots, dat hij een grooter plaats innam in
hun harten dan hij of zij zelf wisten.
Voorthuyzen, hoofd van den lucht
beschermingsdienst sprak over „Wat men
van een gemeentelijken luchtbescher
mingsdienst kan en mag verwachten.
Dit is in groote trekken het nemen van
maatregelen tot vermindering van gevol
gen van luchtaanvallen.
Bij de luchtbescherming hebben de
Ned. Vereeniging, het Rijk en de gemeen
te ieder haar taaik.
De luchtbeschermingsdienst is een ge
meentelijk civiele en dus geen militaire
dienst en de bestaande gemeentelijke be
drijven en diensten vormen er de kern
van, een en ander door speciale groepen
aangevuld.
De hoofdleiding van den dienst berust
bij den burgemeester, die daarin wordt
terzijde gestaan door het hoofd van den
luchtbeschermingsdienst. De taak van den
•dienst is te waarschuwen voor luchtge
vaar en de gevolgen er van te beperken
en weg te nemen.
Daartoe is de dienst weder in verschil
lende takken onderverdeeld. Ten eerste de
waarschuwingsdienst, die van de lucht-
wacht, die door een radiopost en door
eigen waarschuwings- en luisterpost op
de hoogte komt van naderende vliegtui
gen en daarop alarm kan maken.
De tweede afdeeling is de maskeerings-
>en herstellingsdienst, die feitelijk geheel
hij gemeentebedrijven berust. Deze zorgen
voor de stedelijke verduistering en geven
advies aan particulieren. Verder zorgen
zij voor de opheffing van de eerste gevol
gen en met name van schade toegebracht
aan gas- en waterleiding en electrisch
net. Daarop volgt dan als vanzelf spre
kend later de herstelling. De derde dienst
is de dekking- en opruimingsdienst, die
bij gemeentewerken zal komen te berus
ten, Daaronder valt wat het eerste be
treft de zorg voor openbare schuilplaat
sen, en advies geven aan de bevolking
voor het inrichten van particuliere schuil
plaatsen. Na een aanval uit de lucht volgt
dan vanzelf het opheffen van de eerste
belemmeringen als gevolg van instortin
gen en hët zoeken naar eventueele gewon
den. Ook hier volgt later geheele herstel
ling.
De vierde afdeeling is de brandweer
dienst, die volgens spr. geen nadere toe
lichting behoeft.
De geneeskundige dienst is de vijfde af
deeling, men vergete niet, dat het roode
kruis een militaire taak heeft en men op
de Eërste Hulp bij' Ongelukken met trans
portdiensten moet kunnen vertrouwen.
Dan volgt als zesde de politiedienst, die
ook geheel voor zichzelf spreekt en ge
volgd wordt door den gasbeschermings-
dienst. Hier is een taak voor de chemi
sche afdeeling en de gemeentereiniging.
De laatste afdeeling is de pers- en
voorlichtingsdienst, die afgezien van het
werken van de vereeniging voor luchtbe
scherming een nuttige taak heeft.
Voor een goeden dienst is een verdee
ling in wijken van de stad noodig en
moet het personeel worden gerequireerd
uit de niet dienstplichtige 'man
nen en vrouwen. Dat personeel moet goed
geoefend worden. Spr. heeft groote waar
deering voor de ijverige hulp van velen,
maar er zijn ook veel wegblijvers. Spr.
komt nu tot de gevaren, die ons dreigen
en noemt ten eerste de zware brisant gra
naten, die niet talrijk gebruikt worden.
T'en tweede de brandbommen, die licht
zijn en zeer talrijik gebruikt worden,
waardoor het onmogelijk wordt, dat onze
goed ingerichte gemeente-brandweer de
bevolking voldoende zal behoeden tegen
■de gevolgen.
Ten derde de gasbommen, die wel zeer
ernstig zijn, doch wier gevaar voor Ne
derland toch gemakkelijk is te overschot
ten. Tegen de eerste soort bommen zijn
schuilruimten in te richten, maar ook de
ze maken, dat veiligheid maar een be
trekkelijk begrip is. Vete kelders te Mid
delburg zijn goed in te richten voor dit
doel.
Voor de tweede soort moet men trach
ten de brandgevaarlijkheid te verminde
ren en wel door ten eerste de waterlei
ding tot de bovenverdieping door te trek
ken; ten tweede brandbare, niet noodza
kelijke dingen op te ruimen; ten derde
het hout van de bovenverdieping te doen
behandelen met brandwerende middelen,
die in den handel zijn. Ten vierde kan
men de zolder bedekken met brandvrije
De meesten bewonderden hem, omdat
hij zoo vrijwillig liet varen wat niet zijn
eigendom was. Maar het speet hen zeer,
dat hij de wettige erfgenaam der Trefusa's
niet was, want het was niet waarschijn
lijk, dat zij zoo'n goede weer in zijn plaats
kregen.
Intusschen liep Peter als een krankzin
nige door het groote huis. Soms was hij
geheel neerslachtig en bijna tot tranen
toe bewogen. Men kon dan geen woord uit
hem krijgen. Dan weer bulderde en vloek
te hij op de stuitendste manier, en maakte
de dienstboden half krankzinnig door zijn
drift.
Hij had niet gemerkt, dat Edward het
huis verlaten had, vóór hij geheel buiten
zijn bereik was. Toen hij hem aan de deur
afsnauwde, had hij1 niet gedacht dat hij
onmiddellijk Pendormic zou verlaten. Hij
had verondersteld dat hij nog een paar
dagen zou blijven en had dat ook graag
toegestaan. De oude man was werkelijk
van zijn veronderstelden kleinzoon gaan
houden en zou hem bij zich gehouden heb
ben, wanneer hij zich daardoor niet te
zeer vernederd had gevoeld. Op een of
andere wijze had Edward het beste in
Peters hart aangeraakt.
(Wordt vervolgd.)