HET KOLOHIALE VRAAËSÏUK WEER ACTUEEL
Uit de Provincie
HET KIND VAN TREFUSA
DE ZEEUW van Donderdag 6 October 1938 Tweede Blad
Waarop kan Duitschland aanspraak maken
Het economisch belang der voormalige Duitsche gebieden.
DUITSCH LAND'S VOORMALIGE KOLONIËN IN AFRIKA
MIDDELBURG.
GOES.
FEUILLETON
De mare, dat na de bevredigende oplos
sing van de Tsjechische kwestie binnen
afzienbaren tijd ook de andere vraagstuk
ken, die Europa nog verdeeld houden,
dus vooral ook bet koloniale probleem,
het onderwerp van vriendschappelijke
onderhandelingen tusschen de vertegen
woordigers der groote mogendheden zul
len zijn, heeft in Duitschland groote
vreugde iverwekt. De Duitschers hebben
het hooit goed kunnen verkroppen, dat
men hun te Versailles hun koloniën ont
nomen heeft onder de leuze, dat zij niet
in staat zouden zijn deze naar behooren
te besturen. Niet ten onrechte wijst men
er op, dat deze leuze op een onwaarheid
berust en dat integendeel Düitsch'land
voor den wereldoorlog ook op cultureel
gebied in zijn koloniën uitstekend werk
verricht heeft. In Düitschland beschouwt
men het derhalve niet alleen als een
zaak van economisch voordeel, maar nog
meer als een kwestie van eer, ddt deze
oude koloniën ten minste voor een deel
aan het Rijk worden teruggegeven.
Waaruit bestaan nu deze oude Duit
sche koloniën? Deze moeten gezocht wor
den in Afrika, Oceanië en China. In
Afrika waren het Togo (thans Fransch
mandaat), Kameroen (thans Fransch en
ten deöle Britsch mandaat), Duitsch Z.
W.-Afrika (thans mandaat van de Unie
van Zuid-Afrika) en Duitsch Oost-Afrika
(thans Britsch mandaat); in Oceanië:
Keizer Wilhelmsland (op Nieuw-Guinea)
en de Bismarck-archipel (thans mandaat
ivan Australië), de Carolinen (thans Ja-
pansoh mandaat) en Samoa (thans man
daat van Nieuw-Zeeland); in Azië: het
paChtgebied van Kiautsjou (eerst aan Ja
pan, later aan China, thans weer in be
zit van Japan). Zooals men ziet was het
Duitsche koloniale gebied in Afrika en
Oceanië zeer uitgestrekt (in totaal onge
veer 2.9 millioen vierk. km.), zoodat
Duitschland in dit opzicht achter Enge
land en Frankrijk de derde plaats in-
DEJtl
Dultsch-Oost-Afrika.
Dit Oost-AMkaansche gebied (ongeveer
tweemaal zoo groot als het huidige Duit
sche Rijk) bestaat voor het grootste deel
uit een machtige, golvende hoogvlakte,
van de kust afgesloten door een smalle
strook laagland, die zich van noord naar
zuid steeds meer verbreedt. Het heele
land heeft een zuiver tropisch karakter,
met natten en drogen tijd en wordt naast
bergland en woudgebieden van verschil
lende 'dichtheid en aard, voor drie kwart
ingenomen door steppen en savanen.
De bosschen leveren de nuttige Lan
severia, de voor de caoutchouc-bereiding
belangrijke Landolphia en planten, 'die
vetten en oliën bevatten, zooals sesam
enz. In de binnenlanden zijn koffieplan
tages, aan de kust kokos- en caoutchouc-
aanplantingen. Koffie, coprah, vanille en
vezelplanten hebben een goede toekomst.
De oeverlanden ivan de Roefidsji zijn ge
schikt voor de katoencultuur. Tanga
voert hout uit.
Dit belangrijke gebied van bijna 1 mil
lioen vierkante kilometer kwam op het
N.W.-deel (Oeroendi en Roeanda kwa
men aan België) na onder Britsch man
daat en staat thans bekend onder den
naam Tanganjika-territorium. Het land
heeft op het oogenblik ongeveer 9000
blanke inwoners, hoofdzakelijk Engel-
schen en 5 millioen inlanders en Arabie
ren.
Duitsch Z.W.-Afrika.
Een geheel ander beeld biedt Zuid-
West-Afrika, het eerste koloniale gebied,
waar Duitschland vasten voet kreeg. Het
kustland wordt gevormd door een breede
dorre woestijn, waaruit steil de hoog
vlakte van het binnenland oprijst, 'die in
het Oosten zacht golvend uitloopt in de
Kali'hari-woestijn. Behalve het uiterste
Noorden heeft het ge'heele gebied een
sub-tropisch karakter, met woestijn en
steppen, geringen regenval en ook in den
bodem weinig waterrijkdom.
Het land is rijk aan mineralen, zooals
diamanten, koper, vanadium, tin, goud en
ijzer. Ook de veeteelt is zeer belangrijk.
Het aantal blanken, dat hier woont, is
vele malen grooter dan in Tanganjika,
een gevolg van het voor Europeanen zeer
gunstige klimaat. Naast vele Boeren (Z.
W.-Afrika is na den oorlog aan de Unie
van Zuid-Afrika als mandaat gekomen)
wonen hier nog steeds veel Duitschers
en ook een betrekkelijk groot aantal En-
gelschen.
Kameroen en Togo.
Duitschlands derde groote kolonie in
Afrika was Kameroen, dat een zuiver tro
pisch karakter heeft. Een breed woud
scheidt het ten deele gekoloniseerde kust
gebied van de hoogvlakte in het binnen
land. Het klimaat in de kuststreek is on
gezond en zelfs gevaarlijk; in het hoogere
binnenland is het beter. Toch werd door
de Duitschers met succes partij getrok
ken van den vruchtbaren bodem voor de
cultuur van oliepalmen, cocospalmen, ba
nanen, maniok, bataten, aardnoten, se
sam en mais, Ook koffie- en rubberplan
tages vindt men hier. Het kustgebied is
rijk aan voortreffelijke houtsoorten, o.a.
ebbenhout, In het binnenland wordt vee
teelt uitgeoefend, terwijl de bodem goud
en zilver bevat. Het aantal blanke inwo
ners in betrekkelijk gering (hoofdzake
lijk Fransehen, Engelschen en Duit
schers).
Duitsch-Kameroen kwam na den we
reldoorlog als mandaat ivoor een deel
aan Frankrijk en de rest aan Engeland.
Over de kleine kolonie Togo valt weinig
te vermelden. Zij. ligt aan den Golf van
Guinee en heeft slechts een kleine blanke
bevolking, hoofdzakelijk uit Duitschers
bestaande. Na den oorlog werd het gebied
verdeeld tusschen Engeland en Frank
rijk,
De koloniën In de Zuidzee.
Van de koloniën in de Zuidzee en in
Azië noemen wij' alleen het vroegere
Duitsch-Nieuw-Guinea en de Bismarck-
archipel, wijl deze gebieden als buur
landen van onze Oostelijke bezittingen in
Indië voor ons van 'het grootste belang
zijn.
Deze gebieden, waar nog een duizend
tal Duitschers wonen, leveren vooral
goud, waarvan de sterk gemoderniseerde
productie steeds stijgende is, katoen en
copra.
Welke koloniën kunnen worden
teruggegeven.
Zooals dit overzicht aantoont zijn de
vroegere Duitsche koloniën niet zeer ge
schikt, om het dreigende Duitsche bevol
kingsoverschot onder te kunnen brengen.
Slechts in bepaalde deelen van Zuid-
West- en Oost-Afrika is het klimaat van
dien aard, dat daar een duurzame „An-
siedelung" mogelijk wordt.
Voor Duitschland zijn de oude koloniën
dan ook wel hoofdzakelijk van belang,
wijl zij producten voortbrengen, waaraan
het Rijk dringend behoefte heeft, terwijl
ook de importmogelijkheden door den
Duitschen handel niet te laag mogen wor
den aangeslagen.
Duitschland legt zich bij' den wensch
naar teruggave der koloniën, althans
voorloopig, bepaalde beperkingen op.
Over het algemeen maakt men nog geen
aanspraak op de koloniën in Oceanië en
Azië.
Wel blijft men aanspraak maken op
teruggave van de oude koloniën in
Afrika, hoewel men ook hier niet het
onderste uit de kan schijnt te willen heb
ben. Zoo ziet men in, dat het voor Enge
land uiterst moeilijk moet zijn. Oost-Afri
ka af te staan, wijl hierover de voor het
Empire zoo belangrijke verbindingslijn
CaïroKaapstad loopt, terwijl zich in
Tanganjika in de laatste twintig jaren
vele Engelschen hebben "•evestigd. Enge
land heeft nog steeds het plan, in de toe
komst van zijn Oost-Afri'kaanschen be
zittingen een dominion te maken, waar
van Kenya het middelpunt zou zijn.
(Voor Engeland is het daarom mis
schien gemakkelijker, Duitschland op kos
ten van anderen tevreden te stellen.)
Tegen een teruggave van Togo en Ka
meroen zal zoowel in Londen als Parijs
weinig bezwaar bestaan en hierop rekent
men dan ook in ieder geval in Duitsch
land. Verder schijnt men hier ook op te
ruggave van Zuid-West-Afrika te staan.
Dit is intusschen een mandaat van de
Unie van Zuid-Afrika en daar zijn de
meeningen over een eventueels 'teruggave
verdeeld.
Zooals men ziet, het koloniale vraag
stuk is volstrekt niet zoo gemakkelijk op
te lossen, als men wel eens aanneemt.
AUTO VAN DEN DIJK GEREDEN.
Bestuurder aan zijn wonden bezweken.
Op den weg van Terneuzen naar
A k s el heeft gisteravond een verkeers
ongeluk met doodelijken afloop plaats
gehad.
Een auto, welke bestuurd werd door
den heer K. v. d. H., rustend landbou
wer te Aksel en waarin zich bovendien
nog een viertal andere personen uit die
gemeente bevonden is ter hoogte van de
buurtschap Margrette van den dijk gere
den. Vermoedelijk is het ongeluk ont
staan, doordat de bestuurder wilde uit
wijken voor een meisje, dat daar per
fiets reed.
De heer v. d. H, kreeg zoodanige ver
wondingen, dat hij tijdens het vervoer
naar het ziekenhuis te Terneuzen is
overleden. De andere inzittenden kregen
slechts gering letsel.
Dn nood i ge angerusth ei d
Gisteren waren de werkloozen, dip van
hier naar Ellewoudsdijk gaan werken in
de werkverschaffing, geruimen tijd over
tijd. Dit veroorzaakte in hun familiekring
groote ongerustheid. De directeur van do
Arbeidsbeurs heeft zich per auto in ile
richting Ellewoudsdijk begeven Na een
uur was bij en waren ook de werklieden
allen te Middelburg terug. Er was auto
pech geweest en men had lang moeten
wachten op andere bussen, doch onge
lukken hadden niet plaats gehad.
Ongewenschte klant.
Gistermiddag kwam de 83-jarige V. in
een winkel in de Langedelft,
Hij' kocht een versnapering. Toen
hij doze had opgegeten, weigerde de klant
die pas was „afgezwaaid" als militair, te
betalen en zeide, dat men maar bij de
militairen om geld moest gaan. Hij liet
het niet bij woorden en pakte de winkel
juffrouw bij' den arm, die zich met kracht
tegen den man verweerde. Op de komst
van andere personen is de man na het
uiten van minder beleefde taal weg ge
gaan. Maar ook buiten trok hij' aller aan
dacht. Ten slotte heeft hij in een café in
de Gravenstraat de orde verstoord.
Het eind van het liedje wa:i, dat hij on
der verzet zijnerzijds naar het politiebu
reau werd overgebracht, waarbij' hiji ook
nog een politieman beleedigde,
Bevolking.
Ingekomen: M. Koens, dienstbode van
Heinkenszand, Opr. Gr. Markt 11; J.
Bosman en vrouw, melkslij'ter, van Nisse,
's H. H. kinderenstr. 45; E. v. Sighem,
leerl. verpleegster, van Utrecht, Oostwal
31; J. M. v. Luyk en gezin, arb.-telegr.,
van Krabbendijke, 'Zuidvlietstr. 23; J.
Minderhout, bondenkoopman, van Brus
sel, Salonwoonwagen G 50; P. C. v. d.
Male, winkelknecht, van Poortvliet, W.
Zelleweg 7; G. Kooman en gezin, arb.-
telegr. N.S., van Kruiningen, Violenstr.
15; F. W. van Heerikhuizen, leeraar van
Bussum, Westwal 22; J. de Feijter, bak
kersknecht, van Hloogeveen, Zonnebl.-
Ruim drie duizend manschappen der grensverdediging zijn Dinsdag in Maastricht teruggekeerd. Het défilé der
troepen werd door vele autoriteiten bijgewoond.
door
S. K. HOCKING.
62) -o—
Toen het feestmaal in vollen gang was,
begon de aristocratie uit de omstreken te
komen, en Edward keek soherp uit of Do-
rotbee nog niet kwam. Hij was erg te
leurgesteld dat tante Jans voor beiden
geantwoord had. Hij had een briefje van
Dorothee's hand verwacht, dat hij zich
voorgesteld had te bewaren. Het was ech
ter een groote voldoening voor hem te we
ten, dat zijn uitnoodiging wes aangeno
men, en dat hij t,en gelegenheid zou heb
ben om weer eens met Dorthee te praten.
In de laatste dagen had hij zijn hersens
gepijnigd over de vraag waardoor zij
elkander niet ontmoet hadden. Was het
geheel toevallig of had Dtorothee hem met
opzet ontweken? Hij was van plan zich
daarover vandaag opheldering te ver
schaffen.
Eindelijk zag hij juffrouw Jans met
Mona in een ernstig gesprek gewikkeld en
zijn hart klopte van vreugde. Dorothee
was dus eindelijk gekomen, en hij haastte
zich door de menigte, er niet aan twijfe
lende of zij zou dicht bij haar tante in
de huurt zijn.
Mona kwam hem met een verstoorde
uitdrukking op haar gelaat tegemoet.
„Dorothee is niet gekomen", zei ze.
„Het is meer dan erg."
„Niet gekomen?" vroeg hij ongeloovig.
„Ze is niet al te goed in orde", ver
klaarde tante Jans dichterbij1 komende,
„Ze scheen vanmorgen heel goed te zijn
Maar die hoofdpijn kan soms zoo plotse
ling opkomen."
„Dat spijt me", zei hij na een pauze én
keerde zich om naar een paar nieuw
aangekomen gasten.
Maar na dat oogenblik was bij' hem de
hemel betrokken. Hij wist dat het slechts
was wat hij verdiende, dat hij geen recht
had Dorothee lief te hebben, omdat hij
geëngageerd was met Mona. Maar dat
verminderde zijn leed en teleurstelling in
het geheel niet. Hij1 liep als te voren tus
schen de gasten door, en lachte en praatte
en scheen buitengewoon vroolijk, maar
zijn hart was als van lood, en wanneer
hij aan zijn eigen wensch had gehoor ge
geven, zou hij ergens huiten het gezicht
der anderen in het gras zijn neergezon
ken om zijn smart uit te schreien.
Het was duidelijk genoeg dat Dorothee
hem met opzet vermeed. Blijkbaar doorzag
zij hem en trachtte zij zich tegen hem te
beschermen. Hoogstwaarschijnlijk ver
achtte zij hem, omdat hij in zijn hart niet
edelmoediger was voor Mona. Of wel
het was een verschrikkelijke gedachte die
in hem opkwam zij' verdacht hem
van kwade bedoelingen.
Gelukkig voor Edward waren de fees
ten feitelijk zonder ceremonieel vertoon.
Het was een „onder onsje" in de open
lucht, en iedereen was vrij om plezier te
maken zooals hij of zij dat wenschte. Na
tuurlijk moest Edward een toespraak hou
den, dat was onvermijdelijk.
Dé zon was reeds half achter den hori
zon toen een oudg pachter op zijn stoel
klom en een dronk instelde op de gezond
heid van den jonker.
Dat was het teeken voor een algemeen
hoera.
Edward zou zich graag van de taak om
te antwoorden hebben afgemaakt, wan
neer dat mogelijk was geweest. Hij' had
nog nooit in het publiek gesproken, en hij
wist bovendien niet anders te zeggen dan
een dankbetuiging.
„Kom jongen, op een stoel en zeg wat
ge te vertellen hebt," zei zijn grootvader,
hem met zijn elleboog aanstootend.
„Maar" en hier dempte hij zijn stem
„doe geen belofte over de pacht".
Edward klom op een stoel, en terwijl
de menschen begonnen te juichen keek
hij langzaam om zich heen. De zon was
verdwenen, maar in het westen gloeide de
hemel als vuur, en verlichtte de verweer
de gezichten van de hem omringenden.
Plotseling ontstelde hij. Zijn blik was ge
vallen op een gezicht, dat niet aan een
inwoner van St. Aubyn behoorde. Hij keek
nog eens, maar het was verdwenen. Maar
toch was de vluchtige blik voldoende om
hem een koude rilling over zijn rug te
doen gaan. De oplossing, waarnaar hij
voor verscheiden weken had gezocht, had
hij plotseling gevonden. Het was Daan
van Goolong Greek. "Waarom was hij hier
gekomen? Wat moest hij hier?
Gelukkig begon er iemand weer te zin
gen, de anderen vielen in, zoodat hiji ge
legenheid had zich weer te herstellen.
HOOFDSTUK XXIII.
Een openbaring.
Juist toen Edward zijn toespraak geëin
digd had, liet Daan zijn gezicht weer zien,
en een vluchtige blik van herkenning werd
tusschen hen gewisseld.
„De jonge hond schijint mij na al die
jaren nog te herkennen,"-bromde Daan in
zichzelf, en zijn kleine oogjes werden bijna
onzichtbaar. „Zooveel te beter .Ieder over
wonnen punt is een stap nader tot het
doel. Het is een geduldspel geweest, maar
ik heb de laatste troeven in de hand.
Voor middernacht zal ik wel mijn robber
gewonnen hebben," en hij! wreef met een
vergenoegd gezicht zijn handen.
Een paar minuten later stond Edward
voor hem met gloeiende wangen en een
bezorgden'blik in zijn oogen.
„Daan," zei hij. „Ik dacht al ,dat ik mij
niet kon vergissen."
„U hebt een goed geheugen, mijnheer
Edie," was het antwoord. „Maar u was
altijd een vlugge jongen."
„Dank je. Maar wat heeft je hierheen
gebracht?"
„Ik kwam om u te zien en u mijn ne
derige gelukwenschen aan te bieden met
de anderen."
„Het is heel vriendelijk van je."
„Dat hoop ik." De rustelooze oogen
glinsterden als twee lichtpuntjes.
„Maar je bent vroeger ook al hier ge
weest."
„Eens. Ik was nieuwsgierig te zien in
wat voor land u terecht was gekomen. Het
is hier beter dan in Goolong Greek, hé?"
Edward keek hem even aandachtig aan,
en was minder op zijn gemak. Hij1 had
Daan vroeger altijd wel mogen lijden,
maar om de een of andere reden stond hij
hem nu niet aan. Er was een gluiperige
blik in die kleine grijze oogjes, die hem
hinderde, en een glimlach om die dunne
scherp gesneden lippen, die vriendelijk
moest zijn, maar bijna kwaadaardig leek.
„Wijl kunnen hier niet blijven praten
bij al die menschen," zei Edward einde
lijk. „En ik heb je een heeleboel te vra
gen."
(Wordt vervolgd.)
KAME
ROEN
DO 1
.AFRIKA
D OObl -AFRIKA