Rondgang door den Dam-doolhnf HET VERMISTE PAKKET c H lls-aSs&sI-ss^ alls s.g, Wenken op technisch gebied. n. A JL. (J O a I 5 ir> c O n 1 3 «d u <u u o c «3 Li. 3 O 3 C 3 (fl O "1 -5 V b 4-> *0 c. 03 -3 5 Id UJ c -• ft co «J •*-« CÖ -s T3 ft °3 <u OT3 1 T3 .L cn CD a> ft a> ft ft o ft o o T3 1 "S, öo 73 a> 'o C •OJp^cJOO CD a -55- "'•5'0 m g 53 fe2® 5 üi® o rt .2 22 2 ^■s 8 _-2 cC-§ g di-i C 8 o p<,a w® e£ ^cd^K^K-g.Q 2 .2 *3 oS2o Ö+-»,0 ft +j H *0 "ft fQ rj —4 w 5» -ö r *N O H O ïflo -S g^i-g 1M C a} -H A S2 2 «-« 32 ,ft ft N N^t as®»® 2 JWCD 7gb^g5^?2 o "°s g "ÖtG ft 1 1 y I m t, -S° gjf S^ggl^SaSS^^lgS0!,,-^^-? S-S l^|li:5il0ll|8<|§?is!M'!!is§ïrt5 aa ao tfi E -ft Q^CQ^ Q n ,ft ft n .5 sb s -a CD ft o J -§> a S CD M is rM i g -Ö XJ 0) d ft bo •2ö „.S m jgrtf pc 2 Q -ft 05 'S 10 2 8 fl r02 0"S"K I -83.3 to? •ïli^M - a i> g t CD *0) .r-, 2 CÖ "«•a-0?!! a> a) 73 ^3 bo 5r! ft d P ^£•3 a.-s** a cd a bo w cd cö N -*J ^_j ^-H cd of i J9 ff|"8| I! fcfl j$£ S-i at, 1 SrfJ H-ë^ |-g cOf-^Oo^iffl .S H n-2 b- ro o o "a ft g, bo -S - S a, -S 91 o> S "g g o^'g ®o S. a> oS q ft n3 ci O rS '-S fl s 322 ft ed CD M V -2 g g'i? «-a> H ÖJ ffir-ir cuu p r m iu Td <u ©Ti p S 5 S o n P 00 VT3 fl^1 ®-3 O) <B OJ d -5-S P<£ S"S g' S Mieester leer zoo zal ik hem maar noemen was harteloos. In onze klas zat een jongen, wiens vader een grutterszaak dreef en G. C. C. M. heette, gelijk ieder op het naambordje lezen kon. "Wanneer de kleine M. nu iets misdreven had en daarom voor de klasse moest komen, greep meester hem bij het aardige kuifje, dat zoo hups zijn jongensschedel aanmeldde, en schudde den kleinen kop op en neer, een soort schedel- rammeling, onder het knerpend gekraak van: „Zeg jij, G. G. G. a C. C. a G. G. C. G. G. C. M., zal jijenz. Bij iedere G. werd de kleine kop gerammeld. Wij anderen zaten dat met stillen haat aan te zien. O, hoe haatten en vervloekten wij dien kerel, dien gemeenen kinöerbeul. Als we gekund hadden, we hadden hem tot modder getrapt. Maar daar stond hij, on aantastbaar, in zijn macht als meester. En wij zaten stom, strak, de handjes gevouwen op den tafelrand, de rug rechtop, een doodstille klas, machteloos overgeleverd aan een slavendrijver zonder hart of gewe ten." Op zichzelf is de fijngevoeligheid weer een zeer gecompliceerd iets, deels aange boren, onbewust: fijne tact, vooral bij vrou wen, ook bij natuurmenschen, veel bij oos- tersche volken; of bewust: als een bliksem snel verloop van de voorstellingen en van bet oordeel: tegenwoordigheid van geest b.v. die Marcus Antonius (uit Shakespea re's drama Julius Caesar) volkomen deed aanvoelen, hoe en hoever de stemming der volksmassa op het Forum was enz Als de school en het gezin er in slagen de leerlingen en kinderen te doen arbeiden uit liefde tot het gemeenschappelijke doel, dat aller verantwoordelijkheidsgevoel wak ker roept, zijn preekjes niet noodig. Door aanraking met het volle leven: uit ervaring en door goede lectuur, vooral door goede auto-biografieën van groote mannen en vrouwen, van Livingstone en Schweitzer, Florence Nightengale, Helen Keiler, enz. enz. komt het kind tot ontwikkeling zijner fijngevoeligheid en zóó tot ontplooiing van zijn „karakter" en tot zelfwerkzaamheid en zelfregeering. P. W. J. S. Vliegtechniek. Nadat wij de vorige week iets verteld heb ben over de stabiliseering van het vliegtuig, Bullen wij deze week de ontwikkeling van de vliegmachine tot de huidige verkeersmachine behandelen. Allereerst kwam het vraagstuk vein den motor aan de orde. In 1909 b.v. had men nog als regel motoren, die slechts een le vensduur van enkele uren hadden. Hiermee te gaan vliegen zou natuurlijk een zeer on verantwoordelijke daad zijn. Al spoedig kwam hier echter verbetering in en vooral de oorlogsjaren hebben den motor en ook de vliegmachine een groote stap voorwaarts go- geven. De geheele bouw der vliegtuigen onder ging een principieele verandering. De Wrights hadden nog een onbeschermde plaats, blootgesteld aaji weer en wind. De machine kreeg nu een romp, herinnerend aan het vogellijf. Een groote moeilijkheid was echter ook nog het opstijgen en dalen. De eerste machi nes van Wright stonden op een slee en het geheel werd door een in een houten toren neervallend zwaar gewicht over een korte glijbaan zoo snel vooruit getrokken, dat het aan het eind der haan met motorkracht kon vliegen. De volgende stap bestond daarin, dat men de vliegmachine wielen gaf. Eerst door het aanbrengen van deze wielen, kon het vlieg tuig veilig landen en opstijgen. Ook de vleugels ondergingen een veran dering. De onveilige bamboeconstructie werd vervangen door geïmpregneerd en meervou dig gelijmd hout. Het geraamte werd met gevernist linnen, later met celion bespannen. Tegenwoordig wordt in de vliegindustrie veel aluminium gebruikt. Een vakwerk van lichte aluminium buizen draagt de huid van dunne gelaschte aluminium plaat. De vleugels werden zelfs zoo sterk gemaakt, dat men ze met ongeveer 20 menschen be lasten kon, zonder dat ze iets doorbogen, ook aan het eind, terwijl de vleugel aan het an dere einde ingeklemd was aan de romp. Daarbij is de vleugel zoo licht, dat twee per sonen deze gemakkelijk kunnen dragen. De tegenwoordig bij de K.L.M. in gebruik zijnde Douglas-vliegtuigen zijn ook geheel van metaal, terwijl Junkers, de Duitsche professor uit Dessau, 't allereerste een heel metalen vliegtuig bouwde. Later ontstonden ook de z.g. „tweedek kers", dat zijn vliegtuigen welke twee boven elkaar gebouwde vleugels hebben. Deze heb ben een grooter draagvermogen als de een- dekkers. Ze zijn echter niet zoo snel als de eendekkers. Voor goederentransport kiest men dus bij voorkeur de tweedekker, voor snelle verkeersvliegtuigen en gevechtsvlieg tuigen de eendekker. Gedurende den oorlog werden in alle op zichten ongehoorde eisehen aan de vlieg machine gesteld. Het z.g. waarnemings vliegtuig moest vele uren lang met aviateur en waarnemer bemand in de lucht blijven. Het gevechtsvliegtuig moest met korten aan loop stijgen, in enkele minuten op eenige dui zenden meters stijgen. De bommenwerper moest een zoo groot mogelijke lading bommen over zeer groote afstanden tot midden in het vijandelijke deel transporteeren. Daarbij moesten deze machines zoo be- drijfszeker zijn, als maar eenigszins moge- gelijk was. Daardoor kwam men tot een vol gende ontwikkelingsvorm, het vliegtuig met meer motoren. Er zijn zelfs al vliegtuigen met zes motoren en nog wel met meer. Deze motoren maakte men onafhankelijk van elkaar, zoodat het mogelijk was een grootere bedrijfszekerheid te krijgen. Viel er een mo tor uit, dan hield men altijd nog voldoende motorkracht over, om verder te vliegen of om, in ieder geval, een vluchthaven te kun nen aandoen. Gelukkig is niet alleen in den oorlogstijd de vliegmachine met rasse schreden vooruit gegaan, ook in den na-oorlogstijd zijn er tel kens weer verbeteringen aangebracht, ter wijl daarbij de bedrijfszekerheid niet uit het oog verloren werd. Bracht men niet alleen verbetering aan in de vliegtuigen zelf, ook de „gronddienst" werd georganiseerd. Tegenwoordig is men radiografisch in voortdurend contact met de piloten, terwijl men radiobakens 'heeft voor het landen bij mist e.d. Hebben wij allen niet destijds het groote voordeel van dit radiobaken gezien bij de landing van de Pelikaan op Schip hol? Tegenwoordig kan men zelfs zijn „natje en droogje" in de lucht krijgen en in Ame rika zijn er zelfs toestellen welke slaapplaat sen hebben. Het nachtvliegen gebeurt daar trouwens regelmatig. De tijd zal ook niet ver meer zijn, dat er een geregelde dienst op Amerika zal zijn en heeft de K.L.M. geen plannen om binnen afzienbaren tijd in twee dagen naar Indië te vliegen Men kan tegenwoordig op een dienst regeling precies bepalen hoe laat men in b.v. Karachi aankomt en wel op de minuut af en niet alleen dat deze dienstregeling op papier bestaat, maar ook in werkelijkheid vliegt men op de minuut. De vliegmachine kan aan de menschheid groote diensten herwijzen en een dringende persoonlijke boodschap kan er mee binnen enkele uren overgebracht worden, getuige de reizen van Chamberlain naar Buitschland. De vliegmachine kan echter ook vernie tigend en angstaanjagend werken en wij willen allen hopen, dat wij met deze eigen schap van het vliegtuig, die het als een nood zakelijk kwaad bezit, nooit kennis zullen maken en dat het ook. niet meer noodig zal zijn, dat er van deze eigenschappen gebruik gemaakt behoeft te worden. Vragen. M. R. te Y. Om de selectiviteit, d.w.z. het vrij van elkaar ontvangen van zendsta tions, op de korte golf bij Uw toestel iets te verbeteren, bestaat er wel een middel. Afdoende is dit echter niet. Probeert U echter eens in serie in de antenne en con- densatortje van 25100 cm te zetten (d.w.z. de condensator met het ééne einde aan de antenne-aansluiting van Uw toestel ver binden en met het andere einde aan de antenne zelf, zoodat de antenne niet meer rechtstreeks aan het toestel is verbonden, maar over dat concfensatortje). De waarde der condensator moet U proefondervinde lijk bepalen. Begint U b.v. eens met 50 cm, dit zal wel ongeveer goed zijn. De kosten bedragen misschien 20 a 30 ct. Wij ontraden U ten stelligste zeefkringen en dergelijke lapmiddelen te gebruiken, daar deze duur zijn en zooiets ook niet afdoende is. De fout zit voornamelijk in de veroudering van het toestel. door Grace Sinclair. 3) „Dat weet je wel beter," zei Béril op ver ontwaardigden toon. „Alsof ik jullie ooit zou kunnen vergetenl Als je eens wist, hoe ik al dat geld haat, waar jij over spreekt, zou je mij' er nooit meer aan herinneren. Telkens als ik er aan denk, maakt het mij! akelig." „Nu, geld is anders een heel goed ding", antwoordde Greta lachend. „Heel dikwijls verlang ik naar wat meer. Als je elke week voor acht personen te zorgen had, zou je gauw verzoend raken met je geld. Ik heb vader nog nooit verweten, dat hij mij te veel gaf; maar ik heb wel dikwijls gewenscht dat hij zijn arme patiënten niet zoo lief had en er wat meer waren, die hem goed betalen konden." „0, ja, geld, dat op die manier verdiend is," zei Béril op nadenkenden toon; „maar op geld kan ook wel een vloek rusten. Het is ook wel eens bloedgeld. Zou je het dan graag hebben? Vader had eerst zijn geld lief, maar eindelijk haatte hij het, en maakte, dat ik het ook verafschuwde. Ik zal nooit gelukkig zijn, voor ik het kwijt ben. Je denkt misschien, dat ik niet meen, wat ik zeg, maar ik meen het heusch. Laten we dus heelemaal niet meer aan geld denken, maar leer jij mij naaien en stoppen en koken en afwasschen, net als jij doet." „Wat denk jij ervan, Ulric?" vroeg Greta lachend aan 'haar broertje, die juist de ka mer binnenkwam. „Béril wil ook werken net als Martha en ik. Vind jij nu, dat koken en koper poetsen werk voor haar is?" Ulric haalde zijn schouders op. „Het moet een saai ding wezen, om een meisje te zijn", zei hij. „Ik ben blij, dat ik een man ben, en wat beters in het voor uitzicht heb dan koken en naaien. 0'1 je lacht, Greta; je denkt, dat ik maar een jongen ben, maar zelfs jongens kunnen hun aandeel hebben in het gevecht, dat we hier weldra in Genève zullen hebben. Ge nève is altijd vrij geweest en is bereid haar laatsten droppel bloed te geven voor die vrijheid." „Waarom wil Genève gaan vechten?" vroeg Béril, „en tegen wien wil het gaan vechten?" „Heb je nooit gehoord van den Hertog van Savoye?" antwoordde Ulric en van Bisschop de la Baume?" „Ik geloof het niet", antwoordde Béril. „Je dacht zeker", ging hij met groote ver ontwaardiging voort, „dat ons Genève niets anders is dan een stad in Zwitserland?" „Is het dat dan niet?" vroeg Béril onnoo- zel. „Heb je ooit zoo iets gehoord, Greta?" vroeg Ulric woedend. „Wel, Aimée weet het nog beter. Hoe is het mogelijk, en ze is toch al vijftienl" „Genève is een vrije republiek, Béril", zei Greta vol trots, „en dit is de hoofdstad. Wij zijn altijd vrij en onafhankelijk geweest, van' de tijden der Romeinen af, en hebben altijd een eigen bestuur gehad. We zijn bevrijd geworden; we hebben vele vijan den gehad, maar we zijn nooit overwonnen geworden." „Bat zullen we ook nooit", zei Ulric. „De Hertog van Savoye is de ergste vijand van ons allemaal", ging Greta voort. „Reeds honderden jaren hebben de herto- WERP 'T ALLES VRIJ OP GOD. Wat zoudt gijl u, mijn ziel zoo hard be klagen, Omdat de Heer een kruis u geeft te dragen? Waartoe die smart, in 't angstig hari? Zoudt gij' vergeefs uw God om liefde vra gen? Wat plaagt g'uzelf niet twijfel en met zor gen? Omdat Zijjn hulp voor 't zielsoog is ver borgen? Werp 't alles vrij op God, daar Hij Dezelfde blijft, zoowel vandaag als morgen! gen geprobeerd, om Genève bij hun eigen bezittingen te voegen. Wij moeten steeds op onze hoede zijn, omdat de legers van Sa voye ons altijd bedreigen. Al de jongens hier zijn net als Ulric; hun eenige gedachte is, later soldaat te worden en voor Genève te strijden." „Vader zegt, dat het gTOotste gevaar voor Genève het van binnen uit bedreigt", viel Ulric haar in de rede. „Zie je, er zijn hier in Genève drie partijen: „Een, die op de hand van den Hertog van Savoye is, en een voor Bisschop de la Baume, die wel een paar jaar geleden is moeten vluchten, maar zijn vicaris woont hier nog in zijn paleis. Dat is dus twee, en ten derde hebben we hier de Hugenoten. „Op wiens hand zijn die?" vroeg Béril. De naam Hugenoten zou in latere jaren maar al te goed bekend worden in haar land; maar de Hugenoten van Genève hadden niets te maken met die van Frankrijk. Die van Genève waren een politieke partij en geen godsdienstige. „De Hugenoten zijn noch voor den Hertog, noch voor den Bisschop ze zijn voor Genève," zei Ulric. „Zijl willen dat Genève vrij! zal zijn en vrij zal blijven. Vader is een Hugenoot, en ik ben het ook. Het waren de Hugenoten, die Willem Farel welkom heetten in de stad. Heb je ooit van hem gehoord? Het zal wel niet." Maar het was wèl zoo. „Het was op den dag dat vader en ik in Genève kwamen", zei Béril. „We begrepen niet, wat er aan de hand was. Het markt plein leek wel een slagveld. Het was er stampvol, en de menschen leken wel bezeten. Onze paarden konden niet voor- of achter uit. Vader ging aan den eenen kant van mij staan, en zijn knecht Jan aan den anderen om mij te beschermen. Wij hoorden een ge weer afschieten, en toen ging de deur open van het gebouw, waar de menschen voor stonden en er kwamen twee inannen uit. De eene was een kleine, vermoeid uitziende man, met rood haar en een rooden baard." „Dat was meneer Farel", zei Ulric. Béril knikte. „Ik zag al heel gauw," zei ze, „dat hij het was tegen wien hun woede gericht was en ik dacht niet anders, of ze zouden hem in stukken scheuren. De menigte leek wel een zee van woedende gezichten, en ze riepen allen: „Weg met den Lutherschen hond! Sla hem dood! Verdrink hem! Gooi hem in de Rhone". En toch zag hij er zoo kalm uit en zoo vriendelijk. Ik zie zijn "ezicht nog voor mij. 0, wat verlangde ik, naar hem toe te gaan en hem te helpen!" „Het was het paleis, waar de vicaris woont", zei Ulric. „Hij1 was daar in verhoor genomen. Buiten stonden tachtig gewapende priesters te wachten, om hem en Saunier te dooden, zoodra zij buiten kwamen." „Ik was zoo blij," ging Béril voort, „toen de soldaten hem en Saunier veilig door de menigte heen gekregen hadden. Verder heb ik er niets meer van gehoord, omdat vader toen meteen dat ongeluk met zijn paard had. De paarden waren erg onrustig ge worden, en iemand gooide met een steen en trof vaders paard. Dat begon te steige ren en gooide vader uit het zadel. Je weet de rest. Die jongen, Gerard noemen jullie hem, kwam ons te hulp; hij wees ons den weg naar het logement en rende toen weg, om je vader te halen. Vader leek eerst be ter te worden, hoewel hij zich zoo erg be zeerd had, maar opeens werd hij weer erger en toen stierf hij." „Den volgenden morgen gingen zij veilig hier vandaan", zei Ulric, die niet wist, hoe hij zijn deelneming moest betoonen en dus maar voortging met zijn onderwerp. „Er stond wel een groote menigte op hen te wachten, maar het kleine troepje, het wa ren er zeven ging er ongehinderd tus- schen door en bereikte de boot, die op het meer voor hen klaar lag en roeide weg, en dat was het eind van het evangelie in Genève. Zij kwamen, om het hier te pre diken, en in twee dagen waren ze al weer weg. Vader en verscheidene andere Huge noten waren hem echter gaan hooren in het logement, den eerste avond, toen hij hier was, en de priesters nog niet van hem gehoord hadden, en hij zegt, dat hij nooit zal vergeten, wat hij toen vernomen heeft. Hij had nog nooit zoo iets hier in Genève gehoord." Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Groote gebeurtenissen Er is een bekend gezegde: Groote. ge beurtenissen werpen haar schaduwen vooruit. Zoo is het ook met evenementen in de damwereld. Daarom laat deze rubriek u een partij! zien, waarvan we hopen dat Keiler er niet één in de a.s. match zal spelen. Besliste positiefouten komen er in voor. Eln het slot was voor ons, toeschou wers, een groote teleurstelling. Het was de vijfde partij; 17 October 1934. M. Rai- chenbach speelde met wit en R. G. Keiler had zwart: 1. 33128 19—23 2. 28X19 14X23 3. 39—33 10—14 4. 3430 14—19 5. 30—25 17—22 6. 25X14 19X10 7. 4439 10-14 8. 32—28 23X32 9. 37X17 11X22 10. 41—37 5—10 11. 31—26 18—23 12. 37—31 12—18 13. 50—44 14—19 14. 31—27 22X31 15. 26X37 18—22 16. 37—32 13—18 17. 36—31 7—12 18. 33—28 22X33 19. 39X28 1—7 20. 31—27 7—11 21. 46—41 12—17 22. 44—39 Stand na 22 van Wit: 1 2 3 4 5 23. 28X17 24. 41—36 25. 42X31 26. 31—27 27. 39—33 28. 47—42 29. 43—39 30. 35X24 31. 4237 32. 37—31 33. 49X40 34. 39—34 35. 34—29 36. 40X29 37. 31—26 38. 26X17 39. 29X18 50 17—22 11X31 31—37 15—20 9—13 20—24 4—9 24—30 19X30 30—3ö 35X44 6—11 11—17 23X34 17—21 10—15 18—23 13X11 40. 32—28 41. 36—31 42. 38—32 43. 33—29 44. 32X41 Stand na 44 van Wit: 11—17 17—21 21—26 26X37 1 3 6 16 26 36 46 15 '25 35 45 47 48 49 50 Dit is de noodlottige stand. Hier speelde Keiler 813??? Raichenbach antwoordde met 2822 en zwart kan den doortocht naar dam van wit niet meer beletten. 8 12 was natuurlijk DE zet geweest. Wel was Raichenbach in het voordeel gebleven, imaar winst was er niet te bekennen. Remise wordt dan het slot. Na 2822 van Wit, moest Keiler spelen. Eh wat deed hij? Hij gaf op Dit was de tweede blunder. Im mers na 28, 2217, 1319, 2721, 16X27, 17—11, 8—12, 11—6 en 12—18 zie ik nog niet in hoe Raichenbach deze partij zal gaan winnen. Keiler zelf schreef inder tijd over deze partij: „Het opgeven bij' den 45sten zet was dus mijln grootste fout in deze partij, die ik ooit op dit gebied ge maakt heb." Nog eenige bemerkingen: 22 van zwart: Waarom? Deze ruil heeft geen nut. Veel beter is 812, 28. 29 van zwart: Ook een ruil die alleen hem treft, die de ruil doet. Verzwakking. 6 11 was DE zet. 32 van wit: Sterk. Het zwarte stuk op 35 zou geen nadeel voor zwart beteekenen, omdat het witte stuk op 45 er nog is. Daarom is de witte uitruil zoo goed. Nu komt 3934:29 opzetten. Wij! besluiten met een woord van Kei ler, gesproken bij de prijsuitreiking toen hij het woord richtte tot Raichenbach: „maar geloof niet, dat u nu op uw lauweren kunt rusten. Wij, anderen, zullen doorgaan ons voor te bereiden enwij komen terug." Keiler heeft zich terdege voorbereid enhij is teruggekomen. Op 1 October zullen ze weer tegenover elkaar zitten om te strijden den onbloedigen strijd op het honderdruitig mozaïk. Het spel van den geest en van het vernuft. De eenvoudige houtjes verzettend. Sober. Maar zóó moei lijk, dat er nooit feilloos zal worden ge speeld, omdat het mensohelijk denken niet onbeperkt is. Zoo moeilijk is het damspel. Correspondentie. Nog een week geduld heeren! Dan krijgt u allen antwoord. De voorbereiding van de match KeilerRaichenbach heeft zooveel van mijn vrijen tijd gevorderd, dat ik er heusch niet toe ben gekomen. Nu deze voorbereidingen achter den rug zijn, hoop ik gelegenheid te hebben uw vragen te be antwoorden en het gezondene te „testen". Beste Nichtjes en Neefjes! We hebben deze week een stukje wereld geschiedenis beleefd dat we wel niet gauw zullen vergeten. Spannende dagen waren het in heel Europa, in de grootste steden tot in de kleinste gehuchten; de menschen wachtten op het antwoord op die eene vraag; zal er oorlog komen, ja of nee? We hoorden van de oorlogstoebereidselen in Duitschland en Tsjecho-Slowakije, mo bilisatie in Frankrijk, in België kwamen steeds imeer militairen onder de wapenen, in Engeland was men op alles voorbereid. In al die landen stonden de honderden vliegtuigen klaar om op het eeTste teeken

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8