Rondgang door den Dam-doolhof.
g-a-3ïJ3 3
I a"
«1
ll
asg
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
a
®sl
a-
la
4l
60 g a
8-g
M-
9
S I
a
fl
JOHN BUNYAN.
De eitvinfter van de parachute.
Q
s
tJ
<N
IT>
C
3
1> u
O
«3
»- 3
-J
C
O
.as
3 O
co a.
5=
O
b
E
3
c
CQ
c
U
O
O
z
b
3
CQ
co
o>
CD
■o
c
a g|
c
83
LL
-ï
U
4-»
u
O
.fa
O
■o
CS
c
co
NI
O
—1
co
CQ
-3
Q
CS
O
09
CD
A g
g a
oi c
UJ uj
■W M A Uj"
«L
5Pts a a
CD g .H E «3
H ÏS'3w5 U fe-S
a O'S
fl Is
-®-
u- m
q"S
13)
-~
S-S.2 «j CS
*-• a>
-•-» a
73 - •»-< bo
60 03
*4 0
03 ft 60 60
.2 r a
to
ö-a-g
3 T l-S-lll 8.2.2.9 o- a o»2
I «iSO.qtio'qqolf-qiaGQo'dt.taq
J
®tjfl q
- 607! 2 «M
to M In
H <0
UI UJU)
c"3
Is, 2
■8 3 a-o
:a-_§
t>
«cö
ïïl'
q
ffi p
a
o
a
bOJ=3
o-s d
J5 N to
o a
o
■3 -3
J a
s's ie
q q
j is
Si a jaj -O
9 "H a
,2 <D 03
-d ®'0
0 2 o
W qW
"t£ Ti
r^J Q) _jD
q tri IS
®^«S
m 35
■3-p
M
I"9
*h
bc0
■4-»
CQ
•gf
o
Ti
S "t?
U <33
03
5 si!
d o
d bo
d S
bciS'O
jï
=3 2 Ü.S
■p
£®3g
a^
®^S
t-1
0 a
e-a s
„-S dl^
pa^-Sögp,^
®3 rdf>£ h rt
s^g-3 -
g - 5 g
S
8-3
flS' a
O
60,rt
CÖ -t3
«3
^tdS,
P-i 0
bo o3
fl
a
H y
cé m
a* '3
5s "S
<D O
'©.r
a
-3ff
rt -s-Ö
q-^ q
- d
P< S»
q o
3 bo"®
q d S,
3 rSf
W2d
83
fs
P<
e© 3
-1 S
■g^-S q S3
>-•
^•2
j w (1) fö
.9 o
S q
a)
af
Sflfld
"ri<!
3 p H P O
Od^®S®-g
g>| a llgl^
a
q ■-
P
O
r©
FH"H
®T3 qj
flu
ii,rj©fio Q ;^J
0pCT3 >SS©^hOh^N
M
J
- e c
1-5 3
Lje
co tsi
q
•-<
q "8
q
:r?
a-ó ww
bo
g
,s S3
a d a g>.2 "c
V q 6o| SW
a, .q p!
o «TO
jo
bog'5
d
TO
Say
N
T3
w q
O ft d
ra -O bo J«3 U3
O A)
N
•2 3
W-g
9 a
"H p
.9 q
3 M
H
q afl 3
<D a
b£.pi**-4 g
5 "N X5'
©rt
"g q
3 g
-i2
^<S
.i-T w
q
12 3 -j.
bo£n <e
q to
O T3 n
>gs-
ï^agS
WP| Mg
S jo oo
zo zoras feel voor bun arbeiders; wel richten
«e hun fabrieken zoo gezond mogelijk in:
maar het doel is slechts: wanneer de arbei
ders krachtig, tevreden en gezond zijn zul
len ze aanmerkelijk meer presteeren en krij
gen wij uiteindelijk meer in het laadje.
Ten opzichte van de wetenschap voelt de
economische mensch niets voor de zuivere
theorie. Wel voor de toegepaste wetenschap.
Iedere groote fabriek heeft zijn laboratoria.
Hoe meer uitvindingen en machines, hoe
minder arbeidskrachten noodig zijn en hoe
goedkooper en vlugger gewerkt wordt. Ook
de arbeiders zelve moeten zoo economisch
mogelijk werken. In Amerika is hiertoe een
heel systeem uitgedacht, het z.g. Taylor-stel-
eel. Men probeert er mede met een minimum
arbeidskracht een maximum rendement te
krijgen. De „loopende band" in de fabrieken,
■waarbij de mensch niet meer is dan een
etuk machine is het resultaat van dit
streven.
Men kan niet zeggen dat de economische
mensch uit der aard zeer godsdienstig is.
Hij is er te zeer aardsch voor ingesteld.
Wanneer hij godsdienstig is, dan ziet hij
dikwijls in aardsche welvaart het toppunt
van Gods genade. Ook hier blijft hij dus
laag bij den grond. Groot gevaar is er voor
hem ongodsdienstig te worden en zijn ziel
te verkoopen aan den mammon. Steeds zal
hij zich de gelijkenis van den rijken jonge
ling voor oogen dienen te houden, waarvan
het slot voor hem een ernstige waarschuwing
inhoudt: ,,Als nu de jongeling dit woord
hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had
vele goederen. En Jezus zeide tot Zijne disci
pelen: Voorwaar, ik zeg u, dat een rijke be
zwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal
ingaan. En wederom zeg ik u, het is lichter
dat een kemel ga door het oog van een
naald, dan dat een rijke inga in het konink
rijk Gods". P. W. J. S.
Koningschap en begaafdheid vallen hij
onze Koningin samen en dit juist is de oor
zaak van de goede samenwerking, die er
Bteeds was tusschen Kroon en Parlement.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Onweer.
Wij zullen het deze week eens hebben
over het natuurverschijnsel, wat men on
weer noemt. De behandeling van dit onder
werp komt zeker in een radiorubriek te pas,
daar onweer de radio-ontvangst zoo kan
storen, dat het luisteren onmogelijk gemaakt
Wordt. Zelfs kan het gevaarlijk zijn, gedu
rende een onweersbui naar de radio te luis
teren, daar de kans op blikseminslag dan
grooter is. Alvorens dit nader te verklaren,
zullen wij eerst nagaan wat onweer eigen
lijk is.
Het onweer is een ontladingsverschijnsel
in de atmosfeer, waarbij een electrische
vonk overspringt tusschen twee tegengesteld
geladen wolken of tusschen een geladen
wolk en de aarde.
Zooals wij allen wel zullen weten hebben
wij z.g. positieve en negatieve electriciteiL
Wij kunnen b.v. een metalen bolletje op
laden met b.v. positieve electriciteiL Een
ander bolletje zouden wij kunnen opladen
met negatieve electriciteiL Brengt men nu
de bolletjes heel dicht bij elkaar, dan ont
staat er een vonk, welke zelfs door een
briefkaart heen kan slaan.
Bij het onweerverschijnsel gebeurt dit, als
'tware, in 't grooL De wolken krijgen door
warmte en straling een zekere lading en
tusschen de wolken kan een vonk over
al aan.
De wolken zijn geladen over hun geheele
volume, omdat een wolk bestaat uit ver
schillende waterdruppeltjes, die ieder een
eigen lading hebben. Zoodoende kan het
spanningsverschil tusschen twee wolken
heel hoog worden, waardoor zelfs een vonk
kan ontstaan van 40 K.M. lengte. De over
slag van de vonk tusschen aarde en wolk
is meestal veel korter. Deze bedraagt meestal
niet meer als 3 K.M.
De vonk, die overslaat, heet bliksem en
dat er hooge spanningen bij een bliksem-
oversiag noodig zijn, kan u blijken, als men
bedenkt, dat tusschen twee kleine bolletjes,
die een spanningsverschil van 5000 volt heb
ben, eerst een vonk overspringt, als ze el
kaar genaderd zijn tot op 1 millimeter. Voor
een overslag van 2 C.M. moet de spanning
31.500 volt zijn.
De bliksem bestaat meestal uit meerdere
ladingen tegelijk, zoodat ze wel 1 sec. kan
duren. Een enkele vonk duurt maar 0.00002
sec.
Daar een onweerswolk eigenlijk de groot
ste lading induceert aan de uitstekende pun
ten van de aarde, zal het gevaar voor blik
seminslag ook het grootst zijn bij huizen,
torens, kortom bij alle voorwerpen, die bui
ten de omgeving uitsteken. De gevolgen van
den bliksem kunnen van verschillenden aard
zijn, maar heeft er inslag plaats, dan wordt
er meestal, door de groote warmteontwikke
ling, die er plaats vindt, brand veroorzaakt.
De bliksem, dat is dus de electrische
vonk, die overspringt, verhit de lucht, die
het op zijn weg tegenkomt zeer sterk. Die
verhitting is zoo sterk, dat de lucht op een
gegeven oogenblik zoo uitzet, dat ze de
omliggende luchtlagen opzij drukt. Die om
liggende lagen lucht koelen daarna die ver
hitte lucht weer af en dringen het weer
terug. Dit verschijnsel kan zich eenige keeren
herhalen en dit verschijnsel gaat gepaard
met een geluidsverschijnsel, wat men den
donder noemL Dit is op zichzelf totaal on
gevaarlijk. De bliksem is het gevaarlijke bij
een onweersbui.
Zooeven schreven wij, dat de bliksem
zoekt naar uitstekende punten, om over te
slaan. Antenne's zijn meestal een zeer ge
schikt doel hiervoor en de antenne is door
middel van de antennespoel aan aarde
verbonden, zoodat dus bij inslag de vonk
door het toestel gaaL Daarom zetten wij
liever bij onweer de antenne af, zoodat ze
los van H toestel is.
Ook brengt men aan de antenne edel
gasveiligheden aan, die automatisch hun
werk doen. De spanning verdwijnt hierdoor
namelijk direct naar aarde.
Ter beveiliging van gebouwen gebruikt
men den bliksemafleider. Franklin heeft deze
uitgevonden en deze wordt bijna voortdurend
nog gebruikL
Deze bestaat uit eenige puntige, metalen
stangen, die op de hoogste punten van het
gebouw geplaatst worden en die door draden
met weinig weerstand (dik koperdraad)
met aarde (b.v. met het grondwater) zijn
verbonden.
De beveiligende werking berust hoofd
zakelijk daarop, dat de bliksem de weinig
weerstand biedende geleiding volgt, waar
door de lading zonder schade aan het ge
bouw naar aarde wordt afgeleid.
Vragen. L. K. te 's-H. U moet de con
densator van 1000 c.M. vervangen door één
met een capaciteit van 50 c.M. De waarde,
die U aangeeft, is zeker niet goed. Met 50
C.M. zult U zeker succes hebben.
Wij raden U een permanent dynamischen
luidspreker aan, met een conus van c.a.
20 cJWL
J. de M. te G. Wij willen het gelooven,
dat Uw toestel bromb U hebt de geheele
smoors poel vergeten en dat is toch een nood
zakelijk iets in Uw geval.
door H. ZEEBERG.
47) o-
„Opa gaat de boerderij niet af, vóór Papa
er is of hij iets uit Amsterdam heeft ge
hoord", glimlachte zij. „Maar dat kan niet
meer vóór den Zondag."
„Er kan morgenavond wel een brief zijn.
Maar die wordt pas Maandagmorgen be
zorgd. Je zoudt morgenavond eens op het
postkantoor kunnen informeeren."
Ina bleef niet lang. Zij verlangde naar de
boerderij, naar de beide oudjes, die haar
zoo dierbaar geworden waren.
„We brengen je naar de Val", riep Dolf,
opspringend. „Je gaat toch mee, Willy?"
„Zeg, verstrooide professor, waar zit je
verstand? Dacht je, dat ik in den voormid-
KONINGIN EN PARLEMENT.
„De constitutioneele monarchie is op zich
zeiven reeds zonder twijfel de gelukkigste
regeeringsvorm van den modernen tijd.
Indien dan nog daarenboven bet regee-
rend Vorstenhuis wortelt in de historie van
bet volk, aan welks hoofd het gesteld is;
door de eeuwen heen lief en leed met het
volk gedeeld; en zich over en weer tusschen
volk en vorst dat innige gevoelen van saam-
h'oorigheid beeft ontwikkeld, dat in dagen
van nood tegen zware stormen sterk maakt
en in tijden van vreugde vorst en volk ge
lijkelijk in den jubel doen deelnemen, zoo
als dat bier te lande bet geval is, dan zijn
inderdaad alle voorwaarden verwezenlijkt
voor een opgewekt nationaal leven, een
duurzaam nationaal geluk, dat misschien
d'oor omstandigheden van buitenaf voor een
oogenblik kan worden verduisterd, doch dat
tenslotte toch weer als een stralende dage
raad verrijst."
dag, en dat nog wel op Vrijdag, uit fietsen
kan gaan? En jij, mijnheer de student? Ik
meende in mijn onnoozelheid, dat je naar
huis gekomen waart, om te studeeren!"
„De week is nu toch gebroken", vond Dolf
koddig. „Vóór Maandag voer ik geen snars
uiL"
„Zit hem achter de vodden, vader. Want
het gaat zoo niet goed."
Dominé Westwoud lachte er eens hartelijk
om. En even later oogde het drietal Ina en
Dolf na, die vroolijk wegpeddelden.
Willy ging aan haar werk.
En toen keek mevrouw Westwoud haar
man aan. Met een veelbeteekenenden blik.
„Wat is er lieve?" lachte hij.
„Die twee worden, als God wil, een paar,
mannie", zeide zij, wijzend in de richting,
die de vertrokkenen hadden ingeslagen.
„Je wilt toch niet voor koppelaarster gaan
spelen, hoop ik."
„Dank je. Daarvoor ben ik niet in de wieg
gelegd. Het is ook het domste, wat een
moeder kan doen. Maar mijn oogen zien
het duidelijk en klaar."
„Je kondt wel eens gelijk hebben, vrouw
tje. We zullen zien."
Mevrouw West woud staarde in de verte.
„Waar denk je aan?"
„Aan Gods wonderlijke leidingen. Daar
komt dat zoekende schaap naar hier en
vindt Jezus. Zij wordt bovendien de schakel,
die vader en zoon, gescheiden door een zon
dige daad, weer verbinden gaat, zoodat een
arme moeder geheel opleeft. En tenslotte
wordt dat meisje, dat ik heb liefgekregen,
onze schoondochter."
„Vrouw, vrouw, wees toch wijzer en ver
tel dat laatste niet verder. Wat weten we
daar nu van?"
„Ik zeg het alleen aan mijn man. Tusschen
ons is er maar één verschil: ik zeg het;
jij denkt het. Of vergis ik mij?"
„Gedachten zijn tolvrij, vrouwtje", lach
te hij.
„Hè, wat ben je naar. Enfin, je zult wel
zien, dat ik gelijk krijg."
„Het is best mogelijk", meende hij. „Dolf
is in elk geval gereed tot den aanval. Maar
Ina Neerlandt Mieras is er óók nog."
„Maar Ina Neerlandt Mieras heeft Dolf
lief."
„Hoe weet je dat?"
,,'k Heb het g e z i e n."
„Dan buig ik het hoofd. Want het moeder
oog ziet scherp. Nu, een betere schoondoch
ter kunnen wij niet krijgen. Maar het meest
verheug ik mij in den ouden Mieras, die in
Gods kracht den duivel overwonnen heeft
en nu van een zwaren last is bevrijd. God
geve, dat hij nog vele jaren genieten mag
van het nu verkregen geluk, dat hij in dwa
zen trots jarenlang heeft vergooid."
Intusschen reden Ina en Dolf denzelfden
weg, dien zij een uur tevoren hadden ge
peddeld.
Zij verhaalde in het kort de gebeurtenissen
van jaren geleden en van de laatste dagen.
„Ik hoorde er een hap en een snap van",
zeide Dolf, „maar dit is althans een aanéén-
geschakeld verhaal. Vreemd, hé, dat je daar
voor naar Zuidstad moest komen?"
Zij keek hem aan. En hij zag, hoe in haar
oog een traan blonk.
„Ik kan niet onder woorden brengen, hoe
dankbaar ik ben, dat ik op aanraden van
Mien naar hier ben gekomen. Dat voorstel,
met een goed hart gedaan, heeft enorme
gevolgen gehad. Hoe kunnen er menschen
zijn, die beweren, dat er niet een God is
en dat alles bestaat uit louter toeval?! Als
men dan niet gelooft aan een God, moet
men toch de leiding eener Hoogere Macht
erkennen."
Zij hadden het erf der boerderij bereikt.
Dolf verklaarde op haar verzoek, mede naar
binnen te gaan, dat hij gaarne later eens
zou komen, want dat het beter was, dat
eerst zijn vader na het gebeurde een be
zoek bracht.
Dus peddelde hij weer terug, het beeld
van het door hem begeerde meisje steeds
voor oogen.
En Ina vond haar Grootvader en Groot
moeder, pratend met elkaar. Op de tafel lag
een groen biljet. Een telegram!
„Lees, Ina."
Met bevende hand reikte Zacharias Mieras
het draadbericht zijn kleindochter over:
„Kom Maandagavond per tram. Piet."
HOOFDSTUK XIX.
Zij stond op het uiterste puntje van het
perron van het tramstation, vol verlangen
starend naar het Oosten, vanwaar de stoom
tram komen moest, die het eiland doorsneed,
om op een bepaald punt over te gaan in
een bootdienst, die een vijf kwartier verder
weer stoomtram tot Rotterdam werd.
Het was een warme dag geweest. Maar
nu bracht de vóóravond het was onge
veer zeven uur dan eenige koelte.
Even half zeven, te vroeg, had Ina de
pastorie verlaten, waar zij eenige uren had
vertoefd en ook het avondmaal had genut
tigd.
In vijf minuten kon zij het station berei
ken afstanden waren er niet in Zuidstad
maar zij ging veel vroeger, verteerd als
zij werd door het verlangen naar haar vader.
Zij ging er alleen heen. Uit fijngevoelig
heid, die zij zeer waardeerde, had niemand
aangeboden, haar te vergezellen. Alleen was
afgesproken, dat zij met haar vader naar
de pastorie zou komen, waarna deze op de
fiets van den predikant naar de boerderij
zou gaan.
Want het was boer Mieras niet mogelijk
geweest, met hét rijtuig of de tilbury zijn
zoon in Zuidstad te gaan halen. Hij kon
het niet. Vreemde menschen mochten bij de
ontmoeting niet zijn. Eh bet liefst wilde
bij, tegelijk mét zijn vrouw, zijn weerkee-
renden zoon begroeten. Ook wenschte hij
niet een knecht met het rijtuig te zenden.
Dus was dankbaar geaccepteerd de oplos
sing, die dominé Westwoud aan de hand
had gedaan
Herhaaldelijk klonk door de stille avond
lucht de schrille stoomfluit van de naderen
de tram, die evenwel nog niet te zien was.
Ina kon haar ongeduld schier niet bedwin
gen. Maar eindelijk dan toch verscheen de
vierkante locomotief om den hoek, om wel
dra puffend en hijgend stil te staan.
Zij had haar vader, die uitkeek, reeds
gezien. En even later lag Ina in zijn armen.
„Wat heerlijk, dat li er bent!" riep zij.
„Ben je maar alleen, Ina?"
Zij hoorde eenige teleurstelling in die
vraag en legde heel kort de situatie uit,
waarop hij erkennen moest, dat het zóó in
derdaad beter was.
„Hoe maken vader en moeder het?"
„Uitstekend, papa. Zij tellen de minu
ten."
„Ik fiets onmiddellijk weg en ga niet de
pastorie binnen. Later zal ik wel eens kennis
maken 't Is nu nog zoo vreemd. En dan de
omstandigheden."
Hij stond stil, keek om zich heen.
„Kent u de omgeving nog, papa?"
,,'k Weet wel, waar ik ben. Maar er is
hier veel veranderd. Het stadje zélf zal wel
niet veranderd zijn."
„Ik waan mij er soms in de middel
eeuwen", meende Ina. „Maar vader, wat
zei mama? En Gretha? Óf is die nog niet
thuis"
„Gretha komt Zaterdag thuis. ïk vertrek
Donderdag en haal mama in Rotterdam op."
„Is moeder in Rotterdam"
„Ja, ik had haar voorbereid. Dat heb ik
je immers geschreven? Ja, natuurlijk. Toen
■werd liet, tot mijn verbazing eenigszins,
heel kalm opgenomen...."
„Is mama niet boos op mij? 'tGing zoo
achter haar rug om. Ik geloof niet, dat het
goed was. Maar het kon toch niet anders,
wel?"
„Dé omstandigheden waren nu eenmaal
niet anders, Ina. Je moeder is ook niet be
paald boos, al heeft zij er wel een aanmer
king over gemaakt. Maar toen ik er met
haar over sprak, viel alle geheimzinnig
heid weg, want 'k heb haar al je brieven
laten lezen en ook die eene van moeder en
die van vader."
„Mama keek wel vreemd op?"
„Dat valt te verstaan. Maar zij heeft mij
niets in den weg gelegd en onmiddellijk be
grepen, dat ik zoo spoedig mogelijk naar
hier moest gaan. Van de gelegenheid heeft
zij gebruik gemaakt, om tante Mathilde in
Rotterdam te bezoeken, waar ik haar Don
derdag halen ga."
„Mama wilde zeker niet mee komen?"
„Neen. Dat moest ik niet van haar ver
gen. 'k'Heb er ook niet op aangedrongen.
Wie weet, wat er later nog" gebeurt. In den
grond is mama er, geloof ik, niet afkeerig
van."
„Dat zou heerlijk zijn!" meende Ina uit
den grond van haar hart. „Ik zou zoo
gaarne willen, dat ik ook met mama ver
trouwelijker werd. In de pastorie heb ik ge
zien, wat een moeder beteekent, papa. 'k Heb
eigenlijk alstijd een moeder gemist."
(•Slot volgt.)
Het is op 91 Augustus a.s. twee honderd
en vijftig jaar geleden dat John Bunyan, de
ketellapper van Elstow, gestorven is.
Buhyan is vooral bekend door zijn werk
„Genade overvloeiende", waaruit blijkt hoe
hij' eerst de zonde diende, maar later tot be
keering kwam en niet ophield te getuigen
van de overvloeiende genade van Jezus
Christus ook aan hem bewezen.
Het meest bekend is Bunyan echter door
zijn ..E e ii' s Ghristenreize naar
de eeuwighei d". Er is een tijd ge
weest, toen het aantal bladen en tijdschriften
veel geringer was en in Christelijke gezinnen
de romans vrijwel contrabande waren, dat
dit boek in vele gezinnen tot de dagelijlksehe
lectuur behoorde.
Het is tallooze malen vertaald en her
drukt en tienduizenden zijn door dit in de
gevangenis geschreven werk getroost en ge
sterkt.
Eenigen tijd geleden schreef Ds Barkey
Wolf in Timotheüs over dit boek:
Toen Bunyan zijn meesterwerk „De Ghris-
tenxeis naar de eeuwigheid" schreef, dat on
sterfelijke boek tusschen sterfelijke geschrif
ten, gebruikte hij' voor „reis" een heel ander
woord dan onze Nederlandsche vertaling zou
doen vermoeden, een woord dat eigenlijk niet
zuiver in het Nederlandsch kan worden
weergegeven. Zijn titel luidde niet: „The Pil
grim's travel" of iets dergelijks, maar „The
Pilgrim's Progress".
Het is erg jammer dat dit woord „Pro
gress" zoo onvoldoende in onze vertalingen
is weergegeven en ook eigenlijk niet adae-
quaat kan worden vertaald. Wij begrijpen
allen dat Bunyan met zijn mooi gekozen uit
drukking „progress" wilde aangeven, dat een
Christen op zijn weg naar de eeuwigheid
vorderingen maakt. Hij' staat niet stil, maar
komt vooruit. Hij blijft niet altijd staan op
dezelfde plaats. Gij treft hem morgen niet
aan waar hij' heden stond, en heden niet,
waar hij' zich gisteren bevond. Er is iets
progressiefs in zijn weg. Hij kan zeggen met
den apostel: „de zaligheid is ons nu na
derbij dan toen wij eerst geloofden". Of
hij kan spreken met Gezelle:
„Nog tien stappen, drie stappen, één stap,
Nog driemaal Hosanna! één stap en
één stem
En 'k vluchtte in Uw armen, o Jesul"
Bunyan wil in de wereld mannen en vrou
wen zien die zich, geestelijk gesproken,
steeds verder verwijderen van het punt waar
ze stonden en steeds dichter naderen bij het
punt waar zij zien het land dat ver weg is
en waar zij den Koning, Christus, zullen
aanschouwen in Zijn schoonheid.
De nachtelijke parachutesprong van den
Engelschman Guyne Johns van een hoogte
van 5400 M. af en de tragische dood van
den Franschen parachutespringer Louis-le-
Saunier, die bij een poging, zijn in Maart
1938 gevestigde wereldrecord met een sprong
van een hoogte van 11.245 M. af te verbe
teren, om het leven kwam, hebben de aan
dacht weer eens op de „noodrem" van de
moderne luchtvaart gevestigd.
Het Parijsche dagblad „Ejpoque" geeft een
beschouwing over de verschillende toege
paste methoden bij het parachutespring^
en wijst er daarbij op, dat de onvrijwillige
uitvinder van de parachute een Fransche
strafgevangene, Lavin genaamd was, die we
gens het vervaardigen van valsche munten
in het midden der 17de eeuw in den toren
van de vesting Miolan aan de Isère opge
sloten zat.
Lavin had op zekeren dag een poging tot
vlucht ondernomen, door met behulp van een
regenscherm den sprong van den toren te
wagen. De onvrijwillige uitvinder van de
parachute werd echter, na heelhuids in het
water van de Isère terecht te zijn gekomen,
weer door de bewaarders van de gevange
nis gearresteerd.
150 jaren later ondernam een andere ge
vangene, de voor de vlucht van Lodewijk
XVI verantwoordelijk gemaakte postmees
ter en afgevaardigde der conventie Drouet
met behulp van een door hem zelf vervaar
digde parachute een eveneens mislukte po
ging tot ontvluchting uit een Pruisische ves
ting. Hij werd echter angstig en riep onder
den sprong om hulp. Door het personeel
van de gevangenis werd hij met gebroken
beenen gevonden.
De eigenlijke uitvinder van de tegenwoor
dige parachute is een commissaris van het
Fransche revolutionaire leger, Jacques Gar-
nerin, die evenals zijn voorgangers uit de
gevangenis ontvluchten wilde. Garnerin ech
ter maakte van de nood niet slechts een
deugd, maar zette zijn parachutesprongen
voort, tot het hem in het jaar 1797 gelukte,
door 'een sprong uit een luchtballon van een
hoogte van 1000 M. af de aandacht van de
wereld op zich te vestigen.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Uit de ipartij.
In de rubriek van 13 Augustus j.l. gaven
wij een fragment uit den strijd tusschen
den heer 'Sopar en ons om den kampioene
titel van de Chr. Damver. Amsterdam. Deze
strijd duurt onverminderd (voort. De stand
is nog steedis gelijk '(6 tegen 6); daaruit
blijkt dus, dat na de eerste 3 partijen die in
3 tegen 3 eindigden, drie remise zijn gewor
den. In de vierde partij moest ik de remise
forceeren. Dit geschiedde in dezen stand
Sopar (zwart).
1 2 3 4 5
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49 50
Schroder (wit).
Zwart 5 schijven op 4, 18, 27, 33 en 44.
Wit 1 dam 'op 14 en 3 schijven op 15,
36 en 42.