Rondgang door den Dam-doolhof. g-a-3ïJ3 3 I a" «1 ll asg Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL a ®sl a- la 4l 60 g a 8-g M- 9 S I a fl JOHN BUNYAN. De eitvinfter van de parachute. Q s tJ <N IT> C 3 1> u O «3 »- 3 -J C O .as 3 O co a. 5= O b E 3 c CQ c U O O z b 3 CQ co o> CD ■o c a g| c 83 LL -ï U 4-» u O .fa O ■o CS c co NI O —1 co CQ -3 Q CS O 09 CD A g g a oi c UJ uj ■W M A Uj" «L 5Pts a a CD g .H E «3 H ÏS'3w5 U fe-S a O'S fl Is -®- u- m q"S 13) -~ S-S.2 «j CS *-• a> -•-» a 73 - •»-< bo 60 03 *4 0 03 ft 60 60 .2 r a to ö-a-g 3 T l-S-lll 8.2.2.9 o- a o»2 I «iSO.qtio'qqolf-qiaGQo'dt.taq J ®tjfl q - 607! 2 «M to M In H <0 UI UJU) c"3 Is, 2 ■8 3 a-o :a-_§ t> «cö ïïl' q ffi p a o a bOJ=3 o-s d J5 N to o a o ■3 -3 J a s's ie q q j is Si a jaj -O 9 "H a ,2 <D 03 -d ®'0 0 2 o W qW "t£ Ti r^J Q) _jD q tri IS ®^«S m 35 ■3-p M I"9 *h bc0 ■4-» CQ •gf o Ti S "t? U <33 03 5 si! d o d bo d S bciS'O jï =3 2 Ü.S ■p £®3g a^ ®^S t-1 0 a e-a s „-S dl^ pa^-Sögp,^ ®3 rdf>£ h rt s^g-3 - g - 5 g S 8-3 flS' a O 60,rt CÖ -t3 «3 ^tdS, P-i 0 bo o3 fl a H y cé m a* '3 5s "S <D O '©.r a -3ff rt -s-Ö q-^ q - d P< S» q o 3 bo"® q d S, 3 rSf W2d 83 fs P< e© 3 -1 S ■g^-S q S3 >-• ^•2 j w (1) fö .9 o S q a) af Sflfld "ri<! 3 p H P O Od^®S®-g g>| a llgl^ a q ■- P O r© FH"H ®T3 qj flu ii,rj©fio Q ;^J 0pCT3 >SS©^hOh^N M J - e c 1-5 3 Lje co tsi q •-< q "8 q :r? a-ó ww bo g ,s S3 a d a g>.2 "c V q 6o| SW a, .q p! o «TO jo bog'5 d TO Say N T3 w q O ft d ra -O bo J«3 U3 O A) N •2 3 W-g 9 a "H p .9 q 3 M H q afl 3 <D a b£.pi**-4 g 5 "N X5' ©rt "g q 3 g -i2 ^<S .i-T w q 12 3 -j. bo£n <e q to O T3 n >gs- ï^agS WP| Mg S jo oo zo zoras feel voor bun arbeiders; wel richten «e hun fabrieken zoo gezond mogelijk in: maar het doel is slechts: wanneer de arbei ders krachtig, tevreden en gezond zijn zul len ze aanmerkelijk meer presteeren en krij gen wij uiteindelijk meer in het laadje. Ten opzichte van de wetenschap voelt de economische mensch niets voor de zuivere theorie. Wel voor de toegepaste wetenschap. Iedere groote fabriek heeft zijn laboratoria. Hoe meer uitvindingen en machines, hoe minder arbeidskrachten noodig zijn en hoe goedkooper en vlugger gewerkt wordt. Ook de arbeiders zelve moeten zoo economisch mogelijk werken. In Amerika is hiertoe een heel systeem uitgedacht, het z.g. Taylor-stel- eel. Men probeert er mede met een minimum arbeidskracht een maximum rendement te krijgen. De „loopende band" in de fabrieken, ■waarbij de mensch niet meer is dan een etuk machine is het resultaat van dit streven. Men kan niet zeggen dat de economische mensch uit der aard zeer godsdienstig is. Hij is er te zeer aardsch voor ingesteld. Wanneer hij godsdienstig is, dan ziet hij dikwijls in aardsche welvaart het toppunt van Gods genade. Ook hier blijft hij dus laag bij den grond. Groot gevaar is er voor hem ongodsdienstig te worden en zijn ziel te verkoopen aan den mammon. Steeds zal hij zich de gelijkenis van den rijken jonge ling voor oogen dienen te houden, waarvan het slot voor hem een ernstige waarschuwing inhoudt: ,,Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen. En Jezus zeide tot Zijne disci pelen: Voorwaar, ik zeg u, dat een rijke be zwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. En wederom zeg ik u, het is lichter dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het konink rijk Gods". P. W. J. S. Koningschap en begaafdheid vallen hij onze Koningin samen en dit juist is de oor zaak van de goede samenwerking, die er Bteeds was tusschen Kroon en Parlement. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Onweer. Wij zullen het deze week eens hebben over het natuurverschijnsel, wat men on weer noemt. De behandeling van dit onder werp komt zeker in een radiorubriek te pas, daar onweer de radio-ontvangst zoo kan storen, dat het luisteren onmogelijk gemaakt Wordt. Zelfs kan het gevaarlijk zijn, gedu rende een onweersbui naar de radio te luis teren, daar de kans op blikseminslag dan grooter is. Alvorens dit nader te verklaren, zullen wij eerst nagaan wat onweer eigen lijk is. Het onweer is een ontladingsverschijnsel in de atmosfeer, waarbij een electrische vonk overspringt tusschen twee tegengesteld geladen wolken of tusschen een geladen wolk en de aarde. Zooals wij allen wel zullen weten hebben wij z.g. positieve en negatieve electriciteiL Wij kunnen b.v. een metalen bolletje op laden met b.v. positieve electriciteiL Een ander bolletje zouden wij kunnen opladen met negatieve electriciteiL Brengt men nu de bolletjes heel dicht bij elkaar, dan ont staat er een vonk, welke zelfs door een briefkaart heen kan slaan. Bij het onweerverschijnsel gebeurt dit, als 'tware, in 't grooL De wolken krijgen door warmte en straling een zekere lading en tusschen de wolken kan een vonk over al aan. De wolken zijn geladen over hun geheele volume, omdat een wolk bestaat uit ver schillende waterdruppeltjes, die ieder een eigen lading hebben. Zoodoende kan het spanningsverschil tusschen twee wolken heel hoog worden, waardoor zelfs een vonk kan ontstaan van 40 K.M. lengte. De over slag van de vonk tusschen aarde en wolk is meestal veel korter. Deze bedraagt meestal niet meer als 3 K.M. De vonk, die overslaat, heet bliksem en dat er hooge spanningen bij een bliksem- oversiag noodig zijn, kan u blijken, als men bedenkt, dat tusschen twee kleine bolletjes, die een spanningsverschil van 5000 volt heb ben, eerst een vonk overspringt, als ze el kaar genaderd zijn tot op 1 millimeter. Voor een overslag van 2 C.M. moet de spanning 31.500 volt zijn. De bliksem bestaat meestal uit meerdere ladingen tegelijk, zoodat ze wel 1 sec. kan duren. Een enkele vonk duurt maar 0.00002 sec. Daar een onweerswolk eigenlijk de groot ste lading induceert aan de uitstekende pun ten van de aarde, zal het gevaar voor blik seminslag ook het grootst zijn bij huizen, torens, kortom bij alle voorwerpen, die bui ten de omgeving uitsteken. De gevolgen van den bliksem kunnen van verschillenden aard zijn, maar heeft er inslag plaats, dan wordt er meestal, door de groote warmteontwikke ling, die er plaats vindt, brand veroorzaakt. De bliksem, dat is dus de electrische vonk, die overspringt, verhit de lucht, die het op zijn weg tegenkomt zeer sterk. Die verhitting is zoo sterk, dat de lucht op een gegeven oogenblik zoo uitzet, dat ze de omliggende luchtlagen opzij drukt. Die om liggende lagen lucht koelen daarna die ver hitte lucht weer af en dringen het weer terug. Dit verschijnsel kan zich eenige keeren herhalen en dit verschijnsel gaat gepaard met een geluidsverschijnsel, wat men den donder noemL Dit is op zichzelf totaal on gevaarlijk. De bliksem is het gevaarlijke bij een onweersbui. Zooeven schreven wij, dat de bliksem zoekt naar uitstekende punten, om over te slaan. Antenne's zijn meestal een zeer ge schikt doel hiervoor en de antenne is door middel van de antennespoel aan aarde verbonden, zoodat dus bij inslag de vonk door het toestel gaaL Daarom zetten wij liever bij onweer de antenne af, zoodat ze los van H toestel is. Ook brengt men aan de antenne edel gasveiligheden aan, die automatisch hun werk doen. De spanning verdwijnt hierdoor namelijk direct naar aarde. Ter beveiliging van gebouwen gebruikt men den bliksemafleider. Franklin heeft deze uitgevonden en deze wordt bijna voortdurend nog gebruikL Deze bestaat uit eenige puntige, metalen stangen, die op de hoogste punten van het gebouw geplaatst worden en die door draden met weinig weerstand (dik koperdraad) met aarde (b.v. met het grondwater) zijn verbonden. De beveiligende werking berust hoofd zakelijk daarop, dat de bliksem de weinig weerstand biedende geleiding volgt, waar door de lading zonder schade aan het ge bouw naar aarde wordt afgeleid. Vragen. L. K. te 's-H. U moet de con densator van 1000 c.M. vervangen door één met een capaciteit van 50 c.M. De waarde, die U aangeeft, is zeker niet goed. Met 50 C.M. zult U zeker succes hebben. Wij raden U een permanent dynamischen luidspreker aan, met een conus van c.a. 20 cJWL J. de M. te G. Wij willen het gelooven, dat Uw toestel bromb U hebt de geheele smoors poel vergeten en dat is toch een nood zakelijk iets in Uw geval. door H. ZEEBERG. 47) o- „Opa gaat de boerderij niet af, vóór Papa er is of hij iets uit Amsterdam heeft ge hoord", glimlachte zij. „Maar dat kan niet meer vóór den Zondag." „Er kan morgenavond wel een brief zijn. Maar die wordt pas Maandagmorgen be zorgd. Je zoudt morgenavond eens op het postkantoor kunnen informeeren." Ina bleef niet lang. Zij verlangde naar de boerderij, naar de beide oudjes, die haar zoo dierbaar geworden waren. „We brengen je naar de Val", riep Dolf, opspringend. „Je gaat toch mee, Willy?" „Zeg, verstrooide professor, waar zit je verstand? Dacht je, dat ik in den voormid- KONINGIN EN PARLEMENT. „De constitutioneele monarchie is op zich zeiven reeds zonder twijfel de gelukkigste regeeringsvorm van den modernen tijd. Indien dan nog daarenboven bet regee- rend Vorstenhuis wortelt in de historie van bet volk, aan welks hoofd het gesteld is; door de eeuwen heen lief en leed met het volk gedeeld; en zich over en weer tusschen volk en vorst dat innige gevoelen van saam- h'oorigheid beeft ontwikkeld, dat in dagen van nood tegen zware stormen sterk maakt en in tijden van vreugde vorst en volk ge lijkelijk in den jubel doen deelnemen, zoo als dat bier te lande bet geval is, dan zijn inderdaad alle voorwaarden verwezenlijkt voor een opgewekt nationaal leven, een duurzaam nationaal geluk, dat misschien d'oor omstandigheden van buitenaf voor een oogenblik kan worden verduisterd, doch dat tenslotte toch weer als een stralende dage raad verrijst." dag, en dat nog wel op Vrijdag, uit fietsen kan gaan? En jij, mijnheer de student? Ik meende in mijn onnoozelheid, dat je naar huis gekomen waart, om te studeeren!" „De week is nu toch gebroken", vond Dolf koddig. „Vóór Maandag voer ik geen snars uiL" „Zit hem achter de vodden, vader. Want het gaat zoo niet goed." Dominé Westwoud lachte er eens hartelijk om. En even later oogde het drietal Ina en Dolf na, die vroolijk wegpeddelden. Willy ging aan haar werk. En toen keek mevrouw Westwoud haar man aan. Met een veelbeteekenenden blik. „Wat is er lieve?" lachte hij. „Die twee worden, als God wil, een paar, mannie", zeide zij, wijzend in de richting, die de vertrokkenen hadden ingeslagen. „Je wilt toch niet voor koppelaarster gaan spelen, hoop ik." „Dank je. Daarvoor ben ik niet in de wieg gelegd. Het is ook het domste, wat een moeder kan doen. Maar mijn oogen zien het duidelijk en klaar." „Je kondt wel eens gelijk hebben, vrouw tje. We zullen zien." Mevrouw West woud staarde in de verte. „Waar denk je aan?" „Aan Gods wonderlijke leidingen. Daar komt dat zoekende schaap naar hier en vindt Jezus. Zij wordt bovendien de schakel, die vader en zoon, gescheiden door een zon dige daad, weer verbinden gaat, zoodat een arme moeder geheel opleeft. En tenslotte wordt dat meisje, dat ik heb liefgekregen, onze schoondochter." „Vrouw, vrouw, wees toch wijzer en ver tel dat laatste niet verder. Wat weten we daar nu van?" „Ik zeg het alleen aan mijn man. Tusschen ons is er maar één verschil: ik zeg het; jij denkt het. Of vergis ik mij?" „Gedachten zijn tolvrij, vrouwtje", lach te hij. „Hè, wat ben je naar. Enfin, je zult wel zien, dat ik gelijk krijg." „Het is best mogelijk", meende hij. „Dolf is in elk geval gereed tot den aanval. Maar Ina Neerlandt Mieras is er óók nog." „Maar Ina Neerlandt Mieras heeft Dolf lief." „Hoe weet je dat?" ,,'k Heb het g e z i e n." „Dan buig ik het hoofd. Want het moeder oog ziet scherp. Nu, een betere schoondoch ter kunnen wij niet krijgen. Maar het meest verheug ik mij in den ouden Mieras, die in Gods kracht den duivel overwonnen heeft en nu van een zwaren last is bevrijd. God geve, dat hij nog vele jaren genieten mag van het nu verkregen geluk, dat hij in dwa zen trots jarenlang heeft vergooid." Intusschen reden Ina en Dolf denzelfden weg, dien zij een uur tevoren hadden ge peddeld. Zij verhaalde in het kort de gebeurtenissen van jaren geleden en van de laatste dagen. „Ik hoorde er een hap en een snap van", zeide Dolf, „maar dit is althans een aanéén- geschakeld verhaal. Vreemd, hé, dat je daar voor naar Zuidstad moest komen?" Zij keek hem aan. En hij zag, hoe in haar oog een traan blonk. „Ik kan niet onder woorden brengen, hoe dankbaar ik ben, dat ik op aanraden van Mien naar hier ben gekomen. Dat voorstel, met een goed hart gedaan, heeft enorme gevolgen gehad. Hoe kunnen er menschen zijn, die beweren, dat er niet een God is en dat alles bestaat uit louter toeval?! Als men dan niet gelooft aan een God, moet men toch de leiding eener Hoogere Macht erkennen." Zij hadden het erf der boerderij bereikt. Dolf verklaarde op haar verzoek, mede naar binnen te gaan, dat hij gaarne later eens zou komen, want dat het beter was, dat eerst zijn vader na het gebeurde een be zoek bracht. Dus peddelde hij weer terug, het beeld van het door hem begeerde meisje steeds voor oogen. En Ina vond haar Grootvader en Groot moeder, pratend met elkaar. Op de tafel lag een groen biljet. Een telegram! „Lees, Ina." Met bevende hand reikte Zacharias Mieras het draadbericht zijn kleindochter over: „Kom Maandagavond per tram. Piet." HOOFDSTUK XIX. Zij stond op het uiterste puntje van het perron van het tramstation, vol verlangen starend naar het Oosten, vanwaar de stoom tram komen moest, die het eiland doorsneed, om op een bepaald punt over te gaan in een bootdienst, die een vijf kwartier verder weer stoomtram tot Rotterdam werd. Het was een warme dag geweest. Maar nu bracht de vóóravond het was onge veer zeven uur dan eenige koelte. Even half zeven, te vroeg, had Ina de pastorie verlaten, waar zij eenige uren had vertoefd en ook het avondmaal had genut tigd. In vijf minuten kon zij het station berei ken afstanden waren er niet in Zuidstad maar zij ging veel vroeger, verteerd als zij werd door het verlangen naar haar vader. Zij ging er alleen heen. Uit fijngevoelig heid, die zij zeer waardeerde, had niemand aangeboden, haar te vergezellen. Alleen was afgesproken, dat zij met haar vader naar de pastorie zou komen, waarna deze op de fiets van den predikant naar de boerderij zou gaan. Want het was boer Mieras niet mogelijk geweest, met hét rijtuig of de tilbury zijn zoon in Zuidstad te gaan halen. Hij kon het niet. Vreemde menschen mochten bij de ontmoeting niet zijn. Eh bet liefst wilde bij, tegelijk mét zijn vrouw, zijn weerkee- renden zoon begroeten. Ook wenschte hij niet een knecht met het rijtuig te zenden. Dus was dankbaar geaccepteerd de oplos sing, die dominé Westwoud aan de hand had gedaan Herhaaldelijk klonk door de stille avond lucht de schrille stoomfluit van de naderen de tram, die evenwel nog niet te zien was. Ina kon haar ongeduld schier niet bedwin gen. Maar eindelijk dan toch verscheen de vierkante locomotief om den hoek, om wel dra puffend en hijgend stil te staan. Zij had haar vader, die uitkeek, reeds gezien. En even later lag Ina in zijn armen. „Wat heerlijk, dat li er bent!" riep zij. „Ben je maar alleen, Ina?" Zij hoorde eenige teleurstelling in die vraag en legde heel kort de situatie uit, waarop hij erkennen moest, dat het zóó in derdaad beter was. „Hoe maken vader en moeder het?" „Uitstekend, papa. Zij tellen de minu ten." „Ik fiets onmiddellijk weg en ga niet de pastorie binnen. Later zal ik wel eens kennis maken 't Is nu nog zoo vreemd. En dan de omstandigheden." Hij stond stil, keek om zich heen. „Kent u de omgeving nog, papa?" ,,'k Weet wel, waar ik ben. Maar er is hier veel veranderd. Het stadje zélf zal wel niet veranderd zijn." „Ik waan mij er soms in de middel eeuwen", meende Ina. „Maar vader, wat zei mama? En Gretha? Óf is die nog niet thuis" „Gretha komt Zaterdag thuis. ïk vertrek Donderdag en haal mama in Rotterdam op." „Is moeder in Rotterdam" „Ja, ik had haar voorbereid. Dat heb ik je immers geschreven? Ja, natuurlijk. Toen ■werd liet, tot mijn verbazing eenigszins, heel kalm opgenomen...." „Is mama niet boos op mij? 'tGing zoo achter haar rug om. Ik geloof niet, dat het goed was. Maar het kon toch niet anders, wel?" „Dé omstandigheden waren nu eenmaal niet anders, Ina. Je moeder is ook niet be paald boos, al heeft zij er wel een aanmer king over gemaakt. Maar toen ik er met haar over sprak, viel alle geheimzinnig heid weg, want 'k heb haar al je brieven laten lezen en ook die eene van moeder en die van vader." „Mama keek wel vreemd op?" „Dat valt te verstaan. Maar zij heeft mij niets in den weg gelegd en onmiddellijk be grepen, dat ik zoo spoedig mogelijk naar hier moest gaan. Van de gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt, om tante Mathilde in Rotterdam te bezoeken, waar ik haar Don derdag halen ga." „Mama wilde zeker niet mee komen?" „Neen. Dat moest ik niet van haar ver gen. 'k'Heb er ook niet op aangedrongen. Wie weet, wat er later nog" gebeurt. In den grond is mama er, geloof ik, niet afkeerig van." „Dat zou heerlijk zijn!" meende Ina uit den grond van haar hart. „Ik zou zoo gaarne willen, dat ik ook met mama ver trouwelijker werd. In de pastorie heb ik ge zien, wat een moeder beteekent, papa. 'k Heb eigenlijk alstijd een moeder gemist." (•Slot volgt.) Het is op 91 Augustus a.s. twee honderd en vijftig jaar geleden dat John Bunyan, de ketellapper van Elstow, gestorven is. Buhyan is vooral bekend door zijn werk „Genade overvloeiende", waaruit blijkt hoe hij' eerst de zonde diende, maar later tot be keering kwam en niet ophield te getuigen van de overvloeiende genade van Jezus Christus ook aan hem bewezen. Het meest bekend is Bunyan echter door zijn ..E e ii' s Ghristenreize naar de eeuwighei d". Er is een tijd ge weest, toen het aantal bladen en tijdschriften veel geringer was en in Christelijke gezinnen de romans vrijwel contrabande waren, dat dit boek in vele gezinnen tot de dagelijlksehe lectuur behoorde. Het is tallooze malen vertaald en her drukt en tienduizenden zijn door dit in de gevangenis geschreven werk getroost en ge sterkt. Eenigen tijd geleden schreef Ds Barkey Wolf in Timotheüs over dit boek: Toen Bunyan zijn meesterwerk „De Ghris- tenxeis naar de eeuwigheid" schreef, dat on sterfelijke boek tusschen sterfelijke geschrif ten, gebruikte hij' voor „reis" een heel ander woord dan onze Nederlandsche vertaling zou doen vermoeden, een woord dat eigenlijk niet zuiver in het Nederlandsch kan worden weergegeven. Zijn titel luidde niet: „The Pil grim's travel" of iets dergelijks, maar „The Pilgrim's Progress". Het is erg jammer dat dit woord „Pro gress" zoo onvoldoende in onze vertalingen is weergegeven en ook eigenlijk niet adae- quaat kan worden vertaald. Wij begrijpen allen dat Bunyan met zijn mooi gekozen uit drukking „progress" wilde aangeven, dat een Christen op zijn weg naar de eeuwigheid vorderingen maakt. Hij' staat niet stil, maar komt vooruit. Hij blijft niet altijd staan op dezelfde plaats. Gij treft hem morgen niet aan waar hij' heden stond, en heden niet, waar hij' zich gisteren bevond. Er is iets progressiefs in zijn weg. Hij kan zeggen met den apostel: „de zaligheid is ons nu na derbij dan toen wij eerst geloofden". Of hij kan spreken met Gezelle: „Nog tien stappen, drie stappen, één stap, Nog driemaal Hosanna! één stap en één stem En 'k vluchtte in Uw armen, o Jesul" Bunyan wil in de wereld mannen en vrou wen zien die zich, geestelijk gesproken, steeds verder verwijderen van het punt waar ze stonden en steeds dichter naderen bij het punt waar zij zien het land dat ver weg is en waar zij den Koning, Christus, zullen aanschouwen in Zijn schoonheid. De nachtelijke parachutesprong van den Engelschman Guyne Johns van een hoogte van 5400 M. af en de tragische dood van den Franschen parachutespringer Louis-le- Saunier, die bij een poging, zijn in Maart 1938 gevestigde wereldrecord met een sprong van een hoogte van 11.245 M. af te verbe teren, om het leven kwam, hebben de aan dacht weer eens op de „noodrem" van de moderne luchtvaart gevestigd. Het Parijsche dagblad „Ejpoque" geeft een beschouwing over de verschillende toege paste methoden bij het parachutespring^ en wijst er daarbij op, dat de onvrijwillige uitvinder van de parachute een Fransche strafgevangene, Lavin genaamd was, die we gens het vervaardigen van valsche munten in het midden der 17de eeuw in den toren van de vesting Miolan aan de Isère opge sloten zat. Lavin had op zekeren dag een poging tot vlucht ondernomen, door met behulp van een regenscherm den sprong van den toren te wagen. De onvrijwillige uitvinder van de parachute werd echter, na heelhuids in het water van de Isère terecht te zijn gekomen, weer door de bewaarders van de gevange nis gearresteerd. 150 jaren later ondernam een andere ge vangene, de voor de vlucht van Lodewijk XVI verantwoordelijk gemaakte postmees ter en afgevaardigde der conventie Drouet met behulp van een door hem zelf vervaar digde parachute een eveneens mislukte po ging tot ontvluchting uit een Pruisische ves ting. Hij werd echter angstig en riep onder den sprong om hulp. Door het personeel van de gevangenis werd hij met gebroken beenen gevonden. De eigenlijke uitvinder van de tegenwoor dige parachute is een commissaris van het Fransche revolutionaire leger, Jacques Gar- nerin, die evenals zijn voorgangers uit de gevangenis ontvluchten wilde. Garnerin ech ter maakte van de nood niet slechts een deugd, maar zette zijn parachutesprongen voort, tot het hem in het jaar 1797 gelukte, door 'een sprong uit een luchtballon van een hoogte van 1000 M. af de aandacht van de wereld op zich te vestigen. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Uit de ipartij. In de rubriek van 13 Augustus j.l. gaven wij een fragment uit den strijd tusschen den heer 'Sopar en ons om den kampioene titel van de Chr. Damver. Amsterdam. Deze strijd duurt onverminderd (voort. De stand is nog steedis gelijk '(6 tegen 6); daaruit blijkt dus, dat na de eerste 3 partijen die in 3 tegen 3 eindigden, drie remise zijn gewor den. In de vierde partij moest ik de remise forceeren. Dit geschiedde in dezen stand Sopar (zwart). 1 2 3 4 5 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Schroder (wit). Zwart 5 schijven op 4, 18, 27, 33 en 44. Wit 1 dam 'op 14 en 3 schijven op 15, 36 en 42.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8