Rondgang door den Dam-doolhof. «if a gai'0 s Si -3-ög S q C5 p "3 - - f* J o>"2 I S g»j"" *3a.JI| alkalis fW •si 3 St I S*M Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL ïflflfilli s 1° rt S a fc c X V U O 3 »Ti 3 t J 3 O OQ o "- c LL CQ bOTJ fl w 03 gas -=t g 3 Cj u bo 03 os a a o tD fl^O r> n rt .3 «H ®.sa 60 u 5 S '3 9 tS> 8.2 .5 .3 CQ !'N ■a -E^ '3"ifeö'K®®3P 1 Tl ffl j 2:H wil: h ©-5 -S M -a .a 3 g g .2 a S S O-s *.3 «j-g n'^jfiJS50 lö'g J's <0 «45 a - - as 23 P.3.2 a? g a S O bof H HJS S g 5iqj 33 8« S3 t3 tJ B a T §:J •S o cS ?®S P bo a ®-$ S a w B >-. ^.rS .zrT Is^ g e S> a"0 T T ë§l r-Z o ^.a L, H d.§ 8 bo .-3 CD O a .a p 0 a bcB a a bo OS o 3 rt -B as® •P T 0> T3 "S Tj OI Cu ^-> P :2 «3 8 ■hBO a 5 Bh ooio voorlichting; ie/»ni.s ijs macht, I Ja kunsl, iie£ aesthetische, heeft slechts matig of in 't geheel niet zijn belangstelling. Ten opzichte van den godsdienst staat hi/ óf afwijzend; alle godsdienst is onwetenschappelijk; óf hij betrekt de religieuse vraagstukken in het rede-onderzoek, en loopt de kans, een star dogmaticus te worden, die Gods openbaring tracht te wringen in het systeem van de wetenschap, en daardoor slechts de doode vorm in handen houdt, terwijl de levende inhoud is gevlucht. Thans wil ik u de toepassing van Spran- gers karakterindeeling in de werkelijkheid laten zien. Ik heb voor mij het ontroerende boek van Eve Curie over haar moeder, de uit vindster van het radium. Deze vrouw, pro fessor in de Natuurkunde aan de Sorbonne, die tweemaal de Nobelprijs ontving, was een groot geleerde, en we vinden by haar typische trekken van de theoretische mensch. Dat haar sterkste hartstocht kennisdrang is, wordt bewezen door het feit, dat ze, op een ijskoude zolderkamer, zonder eenig comfort, bijna zonder eten, onafgebroken werkt. Flauwvallend van den honger, werkt ze, als ze bijgekomen is, weer rustig door. Haar gansche leven heeft ze onder de meest on gunstige voorwaarden bovenmenschelijk zware arbeid verricht. Uitsluitend voor de wetenschap, want de roem haatte en vrees de ze, omdat ze, beroemd zijnde, achtervolgd werd door journalisten en anderen, die haar beletten te werken. En geld? Hoor hoe het echtpaar Curie over geld denkt. Wanneer blijkt, dat bet radium een geweldige handels waarde vertegenwoordigt, staat het echtpaar Curie voor het probleem; bekendmaken van de behandeling van het erts, waarin de ra- diumzouten zich bevinden, of patent aan vragen en zoodoende rechten behouden op de fabrikatie van het radium in de geheele wereld. „Er komt een starende uitdrukking in Mama's oogen. Ze overlegt ernstig het vraagstuk van de winst, van de materieele belooning. Dan verwerpt ze het bijna dade lijk: Natuurkundigen maken altijd zonder voorbehoud hun onderzoekingen bekend. Dat onze ontdekking een handelswaarde krijgt is een toeval waarvan we niet mogen profitee- ren". Hier is dus geen slordige onverschillig heid voor geld, maar een weigering, omdat het accepteeren in strijd zou zijn met den geest der wetenschap. Echter: het echtpaar, en vooral madame Curie, vertoont ook trekken, die afwijken van 9p rangers beeld. Zoo is zij zeer sociaal voelend, haar familïezin is sterk ontwikkeld (een voorbeeld van totale onverschilligheid op dit punt is de groote wijsgeer Kant), en in den oorlog Iaat ze haar laboratoriumwerk in den steek om door een door haar in- gestelden radiologischen dienst duizenden gewonden tot zegen te zijn. Ook is madame Curie een uitstekende docente: „Madame Curie heeft een buitengewoon talent om de. wetenschappelijke wonderen binnen het be reik van eenvoudige geesten te brengen." Dit is ook weer hier gebleken hoe juist een karakterindeeling ook is, toch is de mensch te gevarieerd om erin onderge bracht te worden geheel en al. Honderd ge leerden zullen uitgesproken kenmerken van den theoretischen mensch vertoonen, en alle honderd zijn verschillend, geen twee zijn er gelijk. Dit is het wonder van de menschelijke persoonlijkheid, het wonder, dat God heeft gewrocht. De volgende maal zal ik een van de andere levensvormen van Spranger met u behande len. P. W. J. S. O Eve Curie, „Madame Curie, haar leven en werk", geautoriseerde bewerking uit het Fransch van Willy Corsari. H. P. Leopold's Uitg.-Mij. N.V., Den Haag. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Radiolampen. Gaven wij u de vorige week een overzicht van de nieuwere typen radiolampen, thans zullen wij u een meer gedetailleerde beschrij ving van iedere lamp afzonderlijk geven, op dat man wcot voor walk. doel man aan en ander kan gebruiken. We beginnen met de E C 4, een duo-diode- lamp, dat is een lamp met een dubbele diode (zooals het type al aangeeft) met onderling gescheiden kathodes. De twee systemen zijn gescheiden door een scherm, dat met een af zonderlijk contact aan de huls is verbonden. Beide diode-systemen kunnen voor detectie gebruikt worden. De EBC3 is een duodiode-diode, een combinatie van een triode en twee dioden met een gemeenschappelijke kathode. Het diode-systeem kan dienen voor 1- of 2-fasige gelijkrichting en voor vertraagde automatische geluidsterke-regeling; het triode-gedeelte kan gebruikt worden voor IJ. versterking dan wel voor andere doel einden. De met de triode verkregen l.f. verster king is bij weerstandskoppeling ongeveer 20-voudig. voldoende om de meeste eindlam- pen volledig te moduleeren. De EBG3 kan ook als oscillator in com binatie met de heptode EH 2 worden toe gepast. Om terugwerking van het triode-gedeelte op de dioden te voorkomen, is een afscher ming tusschen deze systemen aangebracht, die inwendig met de kathode is verbonden. De metalliseering van den ballon is met een speciaal contact aan de huls verbonden, zoo dat directe aarding mogelijk is. De EÏBL 1 is een combinatie van een duo diode met een steile 9-watt-penthode-eind- lamp, die in één ballon zijn ondergebracht; zij bezitten een gemeenschappelijke kathode. De beide dioden zijn onder het penthode- gedeelte tegenover de kathode opgesteld. Tusschen beide systemen is een afscherming aangebracht, om onderlinge beïnvloeding te voorkomen. Bovendien is daartoe het stuur- rooster van de penthode aan den top van den ballon uitgevoerd. De verbindingen naar de electroden moeten zoo kort mogelijk gehou den worden. Het kan soms aanbeveling ver dienen, een weerstand van circa 1000 ohm in de stuurroosterleiding en van circa 100 ohm in de schermroosterleiding op te ne men. Wanneer tusschen een der als detector ge bruikte dioden en het penthodegedeelte l.f. versterking toegepast wordt, kan dit para sitair gebrom en gegil tot gevolg hebben. Dit wordt voorkomen, indien men een 7-voudige l.f. versterking als maximum aanhoudt. De EF 6 is een penthode, speciaal geschikt voor l.f. versterking en voor anode- en roos- terdetectie. Als l.f. versterker geschakeld, kan de EF 6 een zoo groote anodewisselspan ning geven, dat de normale eindtrap volle dig gemoduleerd wordt. Aangezien de hoogfrequent-weerstand van de anode en het stuurrooster ten opzichte van de kathode zelfs in het hereik van 12 tot 60 meter in vergelijking met de impedan tie van de gebruikte afstemkringen zeer groot is, kan met dit type lamp een verster king verkregen worden, die gelijk is aan het product van steilheid en uitwendigen weer stand. In dit kortegolfbereik is bovendien de impedantie, die in de plaats van de roos- ter-anode-capaciteit optreedt zóó groot, dat zelfs bij de hoogst toelaatbare versterking geen oscilleeren optreedt. Deze zeer gunstige kortegolf-eigenschappen zijn voor een voor naam deel te danken aan de toepassing van de P-huls en de aparte aansluiting van het vangrooster. Bij gebruik van de EF 6 als roosterdetector met weerstandskoppeling verdient het aan beveling, de schermroosterspanning via een serie-weerstand af te takken. Ditzelfde geldt voor gebruik als l.f. versterker met weer standskoppeling. In het algemeen mag de HF 6 in ontvangapparaten met een inge- bouwden luidspreker niet op een te groote gevoeligheid gebruikt worden, aangezien an ders micTofonisch effect zou optreden. De l.f. gevoeligheid mag daarom niet minder dan 5 mV bedragen. De EL 3 is een 9 W indirect verhitte penthode-eindlamp, die ongeveer overeen komt met het bekende type AL 4 voor 4 V wisselstroom voeding. De steilheid bedraagt eveneens 9,5 mA/V. Dank zij deze groote steilheid kan de ge voeligheid van de l.f. veTsterkertrap belang rijk verhoogd worden, hetgeen toepassing van l.f. tegenkoppeling mogelijk maakt. negatieve; roostorspanninp kan het btsst automatisch door middel van een kathode- weerstand van 150 ohm verkregen worden. Voor een goede weergave van de lage tonen verdient het aanbeveling, dezen weerstand te overbruggen door een condensator van 25 a 50 micro Farad. De toevoerleidingen naar de electroden moeten zoo 'kort mogelijk worden gehouden. Veelal is het noodzakelijk, in de stuurroos terleiding een weerstand van circa 1000 ohm en in de schermroosterleiding een weerstand van circa 100 ohm op te nemen. Vragen: L. K. te 's H. Wij danken u voor de toezending van het schema. Als u de eindlamp door een grooter type veTvangt, zult u een nog ronder eindgeluid verkrijgen. Vragen betreffende alle mogelijke techni sche moeilijkheden, ten zenden aan de Re dactie, onder vermelding van „Radio". door H. ZEEBERG. 45) „Wat woTdt hier zwaarwichtig gedelibe reerd," klonk opeens Willy's vroolij'ke stem. „Mag Dolf soms nog niet komen? Nu, Ina zal het wel prettig vinden." „Wat bazel je eigenlijk?" vroeg haar moe der. „Och,let er maar niet op, moes. Ik praat mijn mond weer eens voorbij. Een groote fout van mij. U moet maai net doen, of u niets hebt gehoord." „Ja, meisje, maar dat is nu te laat. Biecht op. Wat heb je?" lachte de predikant. „Niets, mijnheer de pastoor. Niets te biechten. Want ik weet heusoh niets. Alleen combinatievermogen, 't Is zoo vreemd, dat Dolf telkens naar Ina informeert en Ina weten wil, hoe het in Amsterdam gaat. Met Mien, natuurlijk. Hm. hm." „Je bent toch eigenlijk een onverbeterlijke rakkert. Maar ik zou dat combinatievermo gen laten rusten, Willy, en niet praten over dingen, waarvan je niets weet." „U kunt gerust wezen, moeder. Ik praat er met geen sterveling over. Maar 'k heb nu eenmaal mijn oogen niet in den zak," lachte Willy vroolijk. „Hoor eens, Willy, 'k moet je eens wat van Ina vertellen," begon de predikant. En terwijl Willy verwonderd toeluisterde en tenslotte groote oogen opzette van steeds stijgende verbazang, deelde haar vader het dramatisch gebeuren op de boerderij mede. „Als je dat nu in een boek las, zou je zeg gen: dat heeft die auteur aardig gevonden en je geloofde er natuurlijk niets van. Maar dit is nu eens reine werkelijkheid. Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk! En hoe ter wereld heeft Ina dat vóór zich kunnen houdenl" „Ziji is met een voor een vrouw zeldzame tact te werk gegaan," vond dominé West woud. „Bepaald complimenteus voor de dames," merkte Willy op. „Soort u dat, moeder?" „En tengevolge daarvan," dus ging de pre dikant onverstoorbaar verder, „heeft zij Willy Westwoud buiten het geval gelaten, wetende, dat die moeilijk zwijgen kan, zelfs vermoedens uit." „Vader is toch altijd de baas in het pla gen," zei "\yilly. „Enfin, dat is nu eenmaal zoo. Alleen begrijp ik boer Mieras niet. Hoe is het mogelijk, dat een vader om zoo'n futi liteit zijh zoon weg jaagt en jaren haat blijft koesteren!" „Niets is zoo onbegrijpelijk als de ziel van een mensch, Willy. En de ziel van een boer is, geloof ik, nog moeilijker te doorgronden. De duivel had Mieras stevig te pakken. Maar nu heeft Gods ontferming hem gegrepen. Dat trotsche hart is radicaal gebroken. Over de boerderij aan de Val schijnt de zon van Gods liefde. Soli Deo Gloria." HOOFDSTUK XVIII. „Mijn allerliefste papa! Van opwinding kan ik haast niet schrij ven. En tooh moet het. Want u zult den brief van Grootvader al hebben ontvangen. Nu moet u toch weten, hoe het gegaan is. CQ V3 3 Q£ <A 3 CC •lij 'fi O 3 -3 P5 3 co 13 Q VJ <5 H B 23 ""5? T3 rrt fl nj ."2 cd cd jÈ JE! 13 Sie Po 00 '3 si -b a "8.2 .B .3 5 b oiB'S tx>53'£lg.-Sfl_!'rH:;VB.B - fl c to bo ra Jj w Jv y .i J cp rD 'P •-< tu bD OQ p n o .si ss s ^'>2 rP N O; TI P» 3:5 co i u «j UJJ-. ■o <D S «1 bï 21 a ■S i.sj§ t- -P •a 2 fl 2 r a_ .H P O rP 'd g r t er? h ■H fc. o I i t> '"5 2 3 gM j} Cd .P r-0 N -o S) a "5 W BI to .r- •r-l fP cd E 8 s ,/TWAS EEN DAG VAN GROOTE HETTE". De lang aanhoudende warmte heeft aan het ïïdbl. aanleiding gegeven tot het aan bieden van „een bouquetje zonne- en warm- tebloemen, bijeengegaard uit den tuin der Nederlandsche letterkunde". Behalve het bekende „Vers" van dr Lau- riard, bevat dit bouquetje o.m. de volgende ontboezeming van Bilderdijk „Klei- en leemgrond barst en splijt, Daar de zon zijn korst doorsnijdt; Beuk en Pijn en Eik verschroeien Van zijn sapverteerend gloeie En gaan kleur en lommer kwijt. Alles wat de hand der Lente Op de dorre takken entte, Jonge scheutjes, levend groen. Alles zwijmt in kracht en verven, Alles schijnt van spijt testerven Bij de glorierijke gerven Van het voedend Jaarsaizoen. In den gindschen Elzenschaauw Ligt de maaier mat en flaauw, Door den middag uitgebraden, In zijn tapplend zweet te baden, Zuchtend naar den avonddaauw. 't Meisjen veegt met purpren handen, Gloeiend van het zonnebranden, 't Druipend voorhoofd lachend droog. Laat de lucht haar frischheid rooven, Fier van aan zijn zij' te sloven, Raapt zy airen, bindt zy schoven, Het genoegen in het oog. Op den doorgeblaakten grond Ligt de meestertrouwe hond Naar den ademtocht te hijgen; Wind en bosch en vogels zwijgen, En de stilte heerscht in 't rond. 't Rundvee slechts, door dorst gedrongen, Loeit met uitgezette longen Door de kaalgeschroeide wei', En de weerklank in de dalen Met een akelig herhalen Schijnt den nood te willen malen Van de zwijgende vallei. Zelfs het schubbig watervolk Voelt de grondelooze kolk, Als het zandig bed der beken, Van een laauWen gloed ontsteken, Van den bruinvisch tot den bolk, 't Geeft beweging noch gewemel Door de baren, aan den hemel; Alles schuwt den heeten dag. 't Mat gevogelte in zijn holen En de visch, in 't wier verscholen, Alles zoekt, heangst, verstolen, Hoe het dien ontwijken mag." „Natuurlijk: God heeft het gedaan. Groot moeder en ik hebben niet tevergeefs gebeden. Maar de Heere gebruikt middelen. En het middel is de radio geweest. De stem uit den aether, zeg ik. En uw foto in het tijdschrift. „Van dat laatste heb ik u Zondag ge schreven. Toen was er iets niet in orde met Grootvader. Ik betrapte hem later met uw portret in den stal. „Die arme Grootvader heeft al die jaren veel geleden, papa. Dat is nu pas duidelijk geworden. „Maai', ik zou vertellen. Nu, gisteravond, even vóór u zoudt beginnen te spreken, ver liet Grootvader de u zoo welbekende kamer. Ik dacht: hij wil zijn zoon niet hooren. Maar ik zette de radio open eneven later kwam Grootvader binnen en luisterde. Zij!n hand op de tafel trilde en zijn mond ver trok. Toen u uitgesproken was, zeide hij al leen, met een stem, die door merg en been drong, zóó schor en zóó vol emotie; „Dat was Piet, moeder." „Ik ben weggeloopen, want ik kon niet meer. Opi mijn slaapkamer heb ik vreugde tranen laten rollen. Want ik begreep: dat was het begin van de verandering. „Den volgenden morgen, dus vanmorgen, heb ik Grootvader slechts even gesproken. Hij! praatte niet over het gebeurde. Wel zag hij er ellendig uit. „Van Grootmoeder hoorde ik, dat hij van nacht niet heeft geslapen en al heel, heel vroeg de zon was nog niet op naar den zeedijk is gegaan, om alleen te zijp. Alleen met God ook. „Daama Uoeft ("irootvïitior noK met Opoo over u gepraat. Maar wat weet ik niet. Al leen vertelde Grootmoeder er bij, dat Opa naar de stad was en een bezoek bij den dominé zou brengen. Het duurde lang eer hij terug was. Maar toen stond zijn gelaat ook veel opgewekter. „Ik verliet het vertrek. Het werd een lang gesprek tusschen de beide oudjes. „Toen ik weer naar beneden ging, dat moest, want het werd tijd, zag ik een tooneel, om nooit te vergeten: hand in hand zaten Grootvader en Grootmoeder. Opoe's gezicht straalde als het ware van een bovenaard- schen glans. En ook Opa was vroolijk en opgewekt. „Hij deelde mij mede, hoe hij jaren geleden een verkeerde daad had gedaan en hoe hij nu zijn zoon om vergeving had gevraagd en gesmeekt, naar de boerderij te komen. Hij had gehoord van Opoe, dat ik op de hoogte was en nu wilde hij mij ook alles meedeelen. „Grootmoeder lachte even guitig en zei toen: „En nu, Zacharias, heb ik nog een belangrijke mededeeling. Wie denk je, dat Ina nu eigenlijk is?" „Toen had u dat gezicht van Grootvader eens moeten zien! Hij begreep natuurlijk niets en keek mij in stomme verbazing aan. „De ontknooping kunt u zich levendig voorstellen! Oteh, och, wat was die arme man blij! Hij riep al maar: „Heere, dat alles heb ik niet verdiend!" „Den geheelen dag heeft Opa geen slag uitgevoerd. We gaan dan morgen ook niet, zooals de bedoeling was, naar Harenstede. Opa moet de schade inhalen. Maar Groot moeder zeide mij: „Let op, dat hij morgen de boerderij niet verlaat." Dat kan best waar zijn! „Den ganschen middag hebben we over u en thuis gepraat. Hebben uw ooren niet getuit? Duizend vragen zijn mij gedaan. Ik kan ze niet eens alle beantwoorden. „Wat heerlijk toch, dat u mij nog toe stemming hebt gegeven, naar Zuidstad te gaan! Ik heb hier de rust voor mijn moede ziel gevonden, maar ook dit. En ik heb nu ook geleerd, hoe de zonde jarenlang een mensch in boeien gekluisterd kan houden, maar dat de Heere machtig is, die boeien te verbreken. „Zoo graag had ik vanmiddag naar de pastorie willen gaan, maar het gelukte niet. Ik mocht niet weg. En alleen het feit, dat ik aan u schrijven ging, heeft het ge wonnen, dat ik nu op mijn kamer zit. Ik mag niet te lang wegblijven. Natuurlijk hebt u de hartelijke groeten van de oudjes, die hevig naar u verlangen. „Als het eenigszins kan, stel uw komst dan niet te lang uit, papa. Opa zou in staat zijn, naar Arnhem te reizenl Maar 'k heb hem dat afgeraden. En Grootmoeder wil het ook niet. „We moeten onzen jongen te gelijk zien", zegt zij. 0, papa, het is niet te beschrijven, hoe gelukkig die oudjes zijnl „Hoe die Grootvader in eenige dagen, eigenlijk in één dag, veranderd is! Het is gewoon zichtbaar, dat hij zijn handen heeft geslaakt en in de ruimte gekomen is. „Vanmiddag moest ik voor het orgel en wij zongen: „Hij straft ons, maar naar onze zonden niet". Eerst zong Opa dapper mee, maar de laatste regel, neen, dat ging niet meer. Ik heb nog nooit een man zien huilen, vond het ook een naar gezicht, maar Opa schreide als een kind. „Het wachten is nu op u. Kom toch zoo spoedig mogelijk. Als het kan met mama. Want die zouden de oudjes ook zoo graag spreken. ,,'kHeb er niet veel op gezegd. Uit uw vorig schrijven heb ik begrepen, dat u mama op de hoogte zoudt brengen. Ik hoop toch, dat zij niet al te boos op mij zal zijn, dat wij zoo druk hebben gecorrespondeerd bui ten haar om. Maar hoe kon ik andersl „Ik vrees, dat mama niet zal mee komen. Er zal nog wel eenigen tijd over heen loo- pen, eer zij met het denkbeeld, dat Opa en Opoe nog leven, is verzoend. „Veel zal ook afhangen van de houding van Gretha. Wanneer komt zij terug uit Duitschland? Wat ben ik blij, dat er van een verloving met Louis van Santhoven niets komt. Het is mij nog een raadsel, dat daar aan in ernst gedacht is. Want toen ik nog thuis was, word door ernstige monschon dien naam min of meer met afkeer genoemd en werden mijnheer en mevrouw Van Sant hoven met zoo'n deugniet van een zoon be klaagd. Gretha noemt mij altijd dwaas en excentriek, maar voor wat zij wilde heb ik zoo gauw geen kwalificatie. Enfin, het is achter den rug en Gretha zal wel vroolijk uit Duitschland komen, niet lijdend aan een gebroken hart. Och, zij is in den grond niet zoo kwaad. Als zij maar wat ernstiger was en niet zoo het genot, dat vergaat, najoeg. „Ik kan u niet zeggen, hoe gelukkig ik mij gevoel, nu ik de zekerheid heb, het eigendom van Jezus te zijn. Als dat geluk mama en Gretha eens deelachtig mocht worden, wat zouden wij dan goed met elkaar over weg kunnen! „Ik moet eindigen, mijn lieve papa. Doe mama de hartelijke groeten en verzeker haar, dat ik gelukkig ben. „Komt u zoo spoedig mogelijk? Ik haal u van boot of tram. Uw Ina." Al vroeg den volgenden morgen het was nauwelijks tien uur peddelde Ina het erf van de boerderij af. Zij kon niet wachten tot den middag met naar de pas torie te gaan, waar men zou deelen in haar vreugde. En lachend had Grootmoeder, die in eenen wel beter scheen te zijn geworden, haar toestemming gegeven, te gaan, mits zij om twaalf uur terug zou zijn. Grootmoeders vermoeden was juist geble ken: de boer was niet naar het land ge gaan, om „de schade in te halen". Hij schar relde wat op het erf en in de schuren, om dan in eenen weer binnen te komen. Hij beweerde voorloopig de boerderij niet te zullen verlaten. Als Piet onverwachts eens kwam en hij was niet thuis Ina, rijdend met een kalm vaartje, had nóg schik om die kinderlijke naieviteit van dien anders zoo stroeven Grootvader. Alsof Papa zoo maar uit de lucht zou komen val len! En alsof hij vóór den Zondag nog in Zuidstad zou zijnl Hij ontving op zijn vroegst Zaterdagmorgen den brief pas. Ten minste dat was waar ook! haar brief. Be brief van Grootvader kwam dien dag al in Arnhem. Dan zou het nog wel kunnen, dat papa Zaterdagavond kwam! Maar dat zou al heel vlug zijnl Ina was zóó in gedachten verdiept, dat zij niet eens bemerkte, hoe van de zijde der stad een heer op de fiets naderde, die haar reeds lang in de gaten had. Over zijn gelaat gleed een vroolijke lach. Toen hij vlak bij was, slaakte Ina een kreet en sprong van haar rijwiel, welk voor beeld de ander volgde. „Ik dacht, dat je mij vergeten waart en holderdebolder wilde doorrijden", lachte Dolf Westwoud. de hand uitstekend. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Uit de partij. In de Chr. Damvereeniging Amsterdam kwam het in de Hoofdklasse tusschen de heeren J. Ph. Sopar (Wit) en Jur. Schroder (Zwart) tot dezen stand: 1 2 3 4 5 47 48 49 50

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8