Rondgang door den Dam-doolhof.
«if
a gai'0 s
Si -3-ög
S q C5 p "3 -
- f* J o>"2 I S g»j""
*3a.JI| alkalis
fW
•si 3
St I
S*M
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
ïflflfilli
s
1°
rt
S a
fc
c
X V U
O
3
»Ti 3 t
J
3 O
OQ
o "-
c LL
CQ
bOTJ
fl w
03
gas
-=t g 3
Cj
u bo
03
os a
a o
tD
fl^O
r> n
rt .3 «H
®.sa
60 u 5
S '3 9
tS> 8.2
.5
.3 CQ !'N
■a
-E^ '3"ifeö'K®®3P
1 Tl ffl j 2:H wil: h
©-5 -S M
-a .a 3 g g .2 a S S
O-s *.3 «j-g n'^jfiJS50 lö'g
J's <0 «45 a - -
as 23 P.3.2 a? g a S
O bof H HJS
S g
5iqj
33
8«
S3
t3 tJ
B
a T
§:J
•S o cS
?®S
P bo a
®-$ S
a
w
B
>-.
^.rS
.zrT
Is^ g
e S>
a"0
T T
ë§l
r-Z
o ^.a
L, H
d.§ 8
bo .-3
CD O
a .a p
0 a
bcB a
a
bo OS
o 3
rt -B
as®
•P T
0> T3 "S
Tj OI
Cu ^->
P :2 «3 8
■hBO
a 5
Bh
ooio voorlichting; ie/»ni.s ijs macht, I Ja kunsl,
iie£ aesthetische, heeft slechts matig of in 't
geheel niet zijn belangstelling. Ten opzichte
van den godsdienst staat hi/ óf afwijzend;
alle godsdienst is onwetenschappelijk; óf hij
betrekt de religieuse vraagstukken in het
rede-onderzoek, en loopt de kans, een star
dogmaticus te worden, die Gods openbaring
tracht te wringen in het systeem van de
wetenschap, en daardoor slechts de doode
vorm in handen houdt, terwijl de levende
inhoud is gevlucht.
Thans wil ik u de toepassing van Spran-
gers karakterindeeling in de werkelijkheid
laten zien.
Ik heb voor mij het ontroerende boek van
Eve Curie over haar moeder, de uit
vindster van het radium. Deze vrouw, pro
fessor in de Natuurkunde aan de Sorbonne,
die tweemaal de Nobelprijs ontving, was
een groot geleerde, en we vinden by haar
typische trekken van de theoretische mensch.
Dat haar sterkste hartstocht kennisdrang is,
wordt bewezen door het feit, dat ze, op een
ijskoude zolderkamer, zonder eenig comfort,
bijna zonder eten, onafgebroken werkt.
Flauwvallend van den honger, werkt ze, als
ze bijgekomen is, weer rustig door. Haar
gansche leven heeft ze onder de meest on
gunstige voorwaarden bovenmenschelijk
zware arbeid verricht. Uitsluitend voor de
wetenschap, want de roem haatte en vrees
de ze, omdat ze, beroemd zijnde, achtervolgd
werd door journalisten en anderen, die haar
beletten te werken. En geld? Hoor hoe het
echtpaar Curie over geld denkt. Wanneer
blijkt, dat bet radium een geweldige handels
waarde vertegenwoordigt, staat het echtpaar
Curie voor het probleem; bekendmaken van
de behandeling van het erts, waarin de ra-
diumzouten zich bevinden, of patent aan
vragen en zoodoende rechten behouden op
de fabrikatie van het radium in de geheele
wereld.
„Er komt een starende uitdrukking in
Mama's oogen. Ze overlegt ernstig het
vraagstuk van de winst, van de materieele
belooning. Dan verwerpt ze het bijna dade
lijk: Natuurkundigen maken altijd zonder
voorbehoud hun onderzoekingen bekend. Dat
onze ontdekking een handelswaarde krijgt is
een toeval waarvan we niet mogen profitee-
ren". Hier is dus geen slordige onverschillig
heid voor geld, maar een weigering, omdat
het accepteeren in strijd zou zijn met den
geest der wetenschap.
Echter: het echtpaar, en vooral madame
Curie, vertoont ook trekken, die afwijken
van 9p rangers beeld. Zoo is zij zeer sociaal
voelend, haar familïezin is sterk ontwikkeld
(een voorbeeld van totale onverschilligheid
op dit punt is de groote wijsgeer Kant), en in
den oorlog Iaat ze haar laboratoriumwerk
in den steek om door een door haar in-
gestelden radiologischen dienst duizenden
gewonden tot zegen te zijn. Ook is madame
Curie een uitstekende docente: „Madame
Curie heeft een buitengewoon talent om de.
wetenschappelijke wonderen binnen het be
reik van eenvoudige geesten te brengen."
Dit is ook weer hier gebleken hoe juist
een karakterindeeling ook is, toch is de
mensch te gevarieerd om erin onderge
bracht te worden geheel en al. Honderd ge
leerden zullen uitgesproken kenmerken van
den theoretischen mensch vertoonen, en alle
honderd zijn verschillend, geen twee zijn er
gelijk. Dit is het wonder van de menschelijke
persoonlijkheid, het wonder, dat God heeft
gewrocht.
De volgende maal zal ik een van de andere
levensvormen van Spranger met u behande
len. P. W. J. S.
O Eve Curie, „Madame Curie, haar leven
en werk", geautoriseerde bewerking uit het
Fransch van Willy Corsari. H. P.
Leopold's Uitg.-Mij. N.V., Den Haag.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Radiolampen.
Gaven wij u de vorige week een overzicht
van de nieuwere typen radiolampen, thans
zullen wij u een meer gedetailleerde beschrij
ving van iedere lamp afzonderlijk geven, op
dat man wcot voor walk. doel man aan en
ander kan gebruiken.
We beginnen met de E C 4, een duo-diode-
lamp, dat is een lamp met een dubbele diode
(zooals het type al aangeeft) met onderling
gescheiden kathodes. De twee systemen zijn
gescheiden door een scherm, dat met een af
zonderlijk contact aan de huls is verbonden.
Beide diode-systemen kunnen voor detectie
gebruikt worden.
De EBC3 is een duodiode-diode, een
combinatie van een triode en twee dioden
met een gemeenschappelijke kathode.
Het diode-systeem kan dienen voor 1- of
2-fasige gelijkrichting en voor vertraagde
automatische geluidsterke-regeling; het
triode-gedeelte kan gebruikt worden voor
IJ. versterking dan wel voor andere doel
einden.
De met de triode verkregen l.f. verster
king is bij weerstandskoppeling ongeveer
20-voudig. voldoende om de meeste eindlam-
pen volledig te moduleeren.
De EBG3 kan ook als oscillator in com
binatie met de heptode EH 2 worden toe
gepast.
Om terugwerking van het triode-gedeelte
op de dioden te voorkomen, is een afscher
ming tusschen deze systemen aangebracht,
die inwendig met de kathode is verbonden.
De metalliseering van den ballon is met een
speciaal contact aan de huls verbonden, zoo
dat directe aarding mogelijk is.
De EÏBL 1 is een combinatie van een duo
diode met een steile 9-watt-penthode-eind-
lamp, die in één ballon zijn ondergebracht;
zij bezitten een gemeenschappelijke kathode.
De beide dioden zijn onder het penthode-
gedeelte tegenover de kathode opgesteld.
Tusschen beide systemen is een afscherming
aangebracht, om onderlinge beïnvloeding te
voorkomen. Bovendien is daartoe het stuur-
rooster van de penthode aan den top van den
ballon uitgevoerd. De verbindingen naar de
electroden moeten zoo kort mogelijk gehou
den worden. Het kan soms aanbeveling ver
dienen, een weerstand van circa 1000 ohm
in de stuurroosterleiding en van circa 100
ohm in de schermroosterleiding op te ne
men.
Wanneer tusschen een der als detector ge
bruikte dioden en het penthodegedeelte l.f.
versterking toegepast wordt, kan dit para
sitair gebrom en gegil tot gevolg hebben. Dit
wordt voorkomen, indien men een 7-voudige
l.f. versterking als maximum aanhoudt.
De EF 6 is een penthode, speciaal geschikt
voor l.f. versterking en voor anode- en roos-
terdetectie. Als l.f. versterker geschakeld,
kan de EF 6 een zoo groote anodewisselspan
ning geven, dat de normale eindtrap volle
dig gemoduleerd wordt.
Aangezien de hoogfrequent-weerstand van
de anode en het stuurrooster ten opzichte
van de kathode zelfs in het hereik van 12
tot 60 meter in vergelijking met de impedan
tie van de gebruikte afstemkringen zeer
groot is, kan met dit type lamp een verster
king verkregen worden, die gelijk is aan het
product van steilheid en uitwendigen weer
stand. In dit kortegolfbereik is bovendien de
impedantie, die in de plaats van de roos-
ter-anode-capaciteit optreedt zóó groot, dat
zelfs bij de hoogst toelaatbare versterking
geen oscilleeren optreedt. Deze zeer gunstige
kortegolf-eigenschappen zijn voor een voor
naam deel te danken aan de toepassing van
de P-huls en de aparte aansluiting van het
vangrooster.
Bij gebruik van de EF 6 als roosterdetector
met weerstandskoppeling verdient het aan
beveling, de schermroosterspanning via een
serie-weerstand af te takken. Ditzelfde geldt
voor gebruik als l.f. versterker met weer
standskoppeling. In het algemeen mag de
HF 6 in ontvangapparaten met een inge-
bouwden luidspreker niet op een te groote
gevoeligheid gebruikt worden, aangezien an
ders micTofonisch effect zou optreden. De
l.f. gevoeligheid mag daarom niet minder
dan 5 mV bedragen.
De EL 3 is een 9 W indirect verhitte
penthode-eindlamp, die ongeveer overeen
komt met het bekende type AL 4 voor 4 V
wisselstroom voeding. De steilheid bedraagt
eveneens 9,5 mA/V.
Dank zij deze groote steilheid kan de ge
voeligheid van de l.f. veTsterkertrap belang
rijk verhoogd worden, hetgeen toepassing
van l.f. tegenkoppeling mogelijk maakt.
negatieve; roostorspanninp kan het btsst
automatisch door middel van een kathode-
weerstand van 150 ohm verkregen worden.
Voor een goede weergave van de lage tonen
verdient het aanbeveling, dezen weerstand
te overbruggen door een condensator van
25 a 50 micro Farad.
De toevoerleidingen naar de electroden
moeten zoo 'kort mogelijk worden gehouden.
Veelal is het noodzakelijk, in de stuurroos
terleiding een weerstand van circa 1000 ohm
en in de schermroosterleiding een weerstand
van circa 100 ohm op te nemen.
Vragen: L. K. te 's H. Wij danken u
voor de toezending van het schema. Als u
de eindlamp door een grooter type veTvangt,
zult u een nog ronder eindgeluid verkrijgen.
Vragen betreffende alle mogelijke techni
sche moeilijkheden, ten zenden aan de Re
dactie, onder vermelding van „Radio".
door H. ZEEBERG.
45)
„Wat woTdt hier zwaarwichtig gedelibe
reerd," klonk opeens Willy's vroolij'ke stem.
„Mag Dolf soms nog niet komen? Nu, Ina
zal het wel prettig vinden."
„Wat bazel je eigenlijk?" vroeg haar moe
der.
„Och,let er maar niet op, moes. Ik praat
mijn mond weer eens voorbij. Een groote
fout van mij. U moet maai net doen, of u
niets hebt gehoord."
„Ja, meisje, maar dat is nu te laat. Biecht
op. Wat heb je?" lachte de predikant.
„Niets, mijnheer de pastoor. Niets te
biechten. Want ik weet heusoh niets. Alleen
combinatievermogen, 't Is zoo vreemd, dat
Dolf telkens naar Ina informeert en Ina
weten wil, hoe het in Amsterdam gaat. Met
Mien, natuurlijk. Hm. hm."
„Je bent toch eigenlijk een onverbeterlijke
rakkert. Maar ik zou dat combinatievermo
gen laten rusten, Willy, en niet praten over
dingen, waarvan je niets weet."
„U kunt gerust wezen, moeder. Ik praat er
met geen sterveling over. Maar 'k heb nu
eenmaal mijn oogen niet in den zak," lachte
Willy vroolijk.
„Hoor eens, Willy, 'k moet je eens wat van
Ina vertellen," begon de predikant.
En terwijl Willy verwonderd toeluisterde
en tenslotte groote oogen opzette van steeds
stijgende verbazang, deelde haar vader het
dramatisch gebeuren op de boerderij mede.
„Als je dat nu in een boek las, zou je zeg
gen: dat heeft die auteur aardig gevonden
en je geloofde er natuurlijk niets van. Maar
dit is nu eens reine werkelijkheid. Hoe is
het mogelijk, hoe is het mogelijk! En hoe
ter wereld heeft Ina dat vóór zich kunnen
houdenl"
„Ziji is met een voor een vrouw zeldzame
tact te werk gegaan," vond dominé West
woud.
„Bepaald complimenteus voor de dames,"
merkte Willy op. „Soort u dat, moeder?"
„En tengevolge daarvan," dus ging de pre
dikant onverstoorbaar verder, „heeft zij
Willy Westwoud buiten het geval gelaten,
wetende, dat die moeilijk zwijgen kan, zelfs
vermoedens uit."
„Vader is toch altijd de baas in het pla
gen," zei "\yilly. „Enfin, dat is nu eenmaal
zoo. Alleen begrijp ik boer Mieras niet. Hoe
is het mogelijk, dat een vader om zoo'n futi
liteit zijh zoon weg jaagt en jaren haat blijft
koesteren!"
„Niets is zoo onbegrijpelijk als de ziel van
een mensch, Willy. En de ziel van een boer
is, geloof ik, nog moeilijker te doorgronden.
De duivel had Mieras stevig te pakken. Maar
nu heeft Gods ontferming hem gegrepen. Dat
trotsche hart is radicaal gebroken. Over de
boerderij aan de Val schijnt de zon van Gods
liefde. Soli Deo Gloria."
HOOFDSTUK XVIII.
„Mijn allerliefste papa!
Van opwinding kan ik haast niet schrij
ven. En tooh moet het. Want u zult den
brief van Grootvader al hebben ontvangen.
Nu moet u toch weten, hoe het gegaan is.
CQ
V3
3
Q£
<A
3
CC
•lij
'fi O
3 -3
P5 3
co
13
Q
VJ <5 H B
23
""5? T3 rrt
fl nj ."2
cd cd jÈ JE!
13 Sie
Po 00
'3 si -b a
"8.2 .B .3
5 b oiB'S
tx>53'£lg.-Sfl_!'rH:;VB.B
- fl
c
to
bo
ra Jj w Jv y .i J cp rD 'P •-< tu
bD OQ
p
n
o
.si
ss s
^'>2
rP
N
O;
TI P»
3:5
co
i u «j UJJ-.
■o <D S
«1 bï 21 a
■S i.sj§
t- -P
•a
2
fl 2 r
a_ .H P
O rP 'd g
r t er? h
■H fc.
o
I i
t> '"5
2 3
gM j}
Cd .P r-0
N -o S) a "5
W BI to .r-
•r-l fP
cd
E
8 s
,/TWAS EEN DAG VAN GROOTE
HETTE".
De lang aanhoudende warmte heeft aan
het ïïdbl. aanleiding gegeven tot het aan
bieden van „een bouquetje zonne- en warm-
tebloemen, bijeengegaard uit den tuin der
Nederlandsche letterkunde".
Behalve het bekende „Vers" van dr Lau-
riard, bevat dit bouquetje o.m. de volgende
ontboezeming van Bilderdijk
„Klei- en leemgrond barst en splijt,
Daar de zon zijn korst doorsnijdt;
Beuk en Pijn en Eik verschroeien
Van zijn sapverteerend gloeie
En gaan kleur en lommer kwijt.
Alles wat de hand der Lente
Op de dorre takken entte,
Jonge scheutjes, levend groen.
Alles zwijmt in kracht en verven,
Alles schijnt van spijt testerven
Bij de glorierijke gerven
Van het voedend Jaarsaizoen.
In den gindschen Elzenschaauw
Ligt de maaier mat en flaauw,
Door den middag uitgebraden,
In zijn tapplend zweet te baden,
Zuchtend naar den avonddaauw.
't Meisjen veegt met purpren handen,
Gloeiend van het zonnebranden,
't Druipend voorhoofd lachend droog.
Laat de lucht haar frischheid rooven,
Fier van aan zijn zij' te sloven,
Raapt zy airen, bindt zy schoven,
Het genoegen in het oog.
Op den doorgeblaakten grond
Ligt de meestertrouwe hond
Naar den ademtocht te hijgen;
Wind en bosch en vogels zwijgen,
En de stilte heerscht in 't rond.
't Rundvee slechts, door dorst gedrongen,
Loeit met uitgezette longen
Door de kaalgeschroeide wei',
En de weerklank in de dalen
Met een akelig herhalen
Schijnt den nood te willen malen
Van de zwijgende vallei.
Zelfs het schubbig watervolk
Voelt de grondelooze kolk,
Als het zandig bed der beken,
Van een laauWen gloed ontsteken,
Van den bruinvisch tot den bolk,
't Geeft beweging noch gewemel
Door de baren, aan den hemel;
Alles schuwt den heeten dag.
't Mat gevogelte in zijn holen
En de visch, in 't wier verscholen,
Alles zoekt, heangst, verstolen,
Hoe het dien ontwijken mag."
„Natuurlijk: God heeft het gedaan. Groot
moeder en ik hebben niet tevergeefs gebeden.
Maar de Heere gebruikt middelen. En het
middel is de radio geweest. De stem uit den
aether, zeg ik. En uw foto in het tijdschrift.
„Van dat laatste heb ik u Zondag ge
schreven. Toen was er iets niet in orde met
Grootvader. Ik betrapte hem later met uw
portret in den stal.
„Die arme Grootvader heeft al die jaren
veel geleden, papa. Dat is nu pas duidelijk
geworden.
„Maai', ik zou vertellen. Nu, gisteravond,
even vóór u zoudt beginnen te spreken, ver
liet Grootvader de u zoo welbekende kamer.
Ik dacht: hij wil zijn zoon niet hooren. Maar
ik zette de radio open eneven later
kwam Grootvader binnen en luisterde. Zij!n
hand op de tafel trilde en zijn mond ver
trok. Toen u uitgesproken was, zeide hij al
leen, met een stem, die door merg en been
drong, zóó schor en zóó vol emotie; „Dat was
Piet, moeder."
„Ik ben weggeloopen, want ik kon niet
meer. Opi mijn slaapkamer heb ik vreugde
tranen laten rollen. Want ik begreep: dat
was het begin van de verandering.
„Den volgenden morgen, dus vanmorgen,
heb ik Grootvader slechts even gesproken.
Hij! praatte niet over het gebeurde. Wel zag
hij er ellendig uit.
„Van Grootmoeder hoorde ik, dat hij van
nacht niet heeft geslapen en al heel, heel
vroeg de zon was nog niet op naar den
zeedijk is gegaan, om alleen te zijp. Alleen
met God ook.
„Daama Uoeft ("irootvïitior noK met Opoo
over u gepraat. Maar wat weet ik niet. Al
leen vertelde Grootmoeder er bij, dat Opa
naar de stad was en een bezoek bij den
dominé zou brengen.
Het duurde lang eer hij terug was. Maar
toen stond zijn gelaat ook veel opgewekter.
„Ik verliet het vertrek. Het werd een lang
gesprek tusschen de beide oudjes.
„Toen ik weer naar beneden ging, dat
moest, want het werd tijd, zag ik een tooneel,
om nooit te vergeten: hand in hand zaten
Grootvader en Grootmoeder. Opoe's gezicht
straalde als het ware van een bovenaard-
schen glans. En ook Opa was vroolijk en
opgewekt.
„Hij deelde mij mede, hoe hij jaren geleden
een verkeerde daad had gedaan en hoe hij
nu zijn zoon om vergeving had gevraagd
en gesmeekt, naar de boerderij te komen.
Hij had gehoord van Opoe, dat ik op de
hoogte was en nu wilde hij mij ook alles
meedeelen.
„Grootmoeder lachte even guitig en zei
toen: „En nu, Zacharias, heb ik nog een
belangrijke mededeeling. Wie denk je, dat
Ina nu eigenlijk is?"
„Toen had u dat gezicht van Grootvader
eens moeten zien! Hij begreep natuurlijk
niets en keek mij in stomme verbazing aan.
„De ontknooping kunt u zich levendig
voorstellen! Oteh, och, wat was die arme man
blij! Hij riep al maar: „Heere, dat alles heb
ik niet verdiend!"
„Den geheelen dag heeft Opa geen slag
uitgevoerd. We gaan dan morgen ook niet,
zooals de bedoeling was, naar Harenstede.
Opa moet de schade inhalen. Maar Groot
moeder zeide mij: „Let op, dat hij morgen
de boerderij niet verlaat." Dat kan best
waar zijn!
„Den ganschen middag hebben we over
u en thuis gepraat. Hebben uw ooren niet
getuit? Duizend vragen zijn mij gedaan. Ik
kan ze niet eens alle beantwoorden.
„Wat heerlijk toch, dat u mij nog toe
stemming hebt gegeven, naar Zuidstad te
gaan! Ik heb hier de rust voor mijn moede
ziel gevonden, maar ook dit. En ik heb nu
ook geleerd, hoe de zonde jarenlang een
mensch in boeien gekluisterd kan houden,
maar dat de Heere machtig is, die boeien
te verbreken.
„Zoo graag had ik vanmiddag naar de
pastorie willen gaan, maar het gelukte niet.
Ik mocht niet weg. En alleen het feit,
dat ik aan u schrijven ging, heeft het ge
wonnen, dat ik nu op mijn kamer zit. Ik
mag niet te lang wegblijven. Natuurlijk
hebt u de hartelijke groeten van de oudjes,
die hevig naar u verlangen.
„Als het eenigszins kan, stel uw komst
dan niet te lang uit, papa. Opa zou in staat
zijn, naar Arnhem te reizenl Maar 'k heb
hem dat afgeraden. En Grootmoeder wil
het ook niet. „We moeten onzen jongen te
gelijk zien", zegt zij. 0, papa, het is niet te
beschrijven, hoe gelukkig die oudjes zijnl
„Hoe die Grootvader in eenige dagen,
eigenlijk in één dag, veranderd is! Het is
gewoon zichtbaar, dat hij zijn handen heeft
geslaakt en in de ruimte gekomen is.
„Vanmiddag moest ik voor het orgel en
wij zongen: „Hij straft ons, maar naar onze
zonden niet". Eerst zong Opa dapper mee,
maar de laatste regel, neen, dat ging niet
meer. Ik heb nog nooit een man zien huilen,
vond het ook een naar gezicht, maar Opa
schreide als een kind.
„Het wachten is nu op u. Kom toch zoo
spoedig mogelijk. Als het kan met mama.
Want die zouden de oudjes ook zoo graag
spreken.
,,'kHeb er niet veel op gezegd. Uit uw
vorig schrijven heb ik begrepen, dat u mama
op de hoogte zoudt brengen. Ik hoop toch,
dat zij niet al te boos op mij zal zijn, dat
wij zoo druk hebben gecorrespondeerd bui
ten haar om. Maar hoe kon ik andersl
„Ik vrees, dat mama niet zal mee komen.
Er zal nog wel eenigen tijd over heen loo-
pen, eer zij met het denkbeeld, dat Opa en
Opoe nog leven, is verzoend.
„Veel zal ook afhangen van de houding
van Gretha. Wanneer komt zij terug uit
Duitschland? Wat ben ik blij, dat er van een
verloving met Louis van Santhoven niets
komt. Het is mij nog een raadsel, dat daar
aan in ernst gedacht is. Want toen ik nog
thuis was, word door ernstige monschon
dien naam min of meer met afkeer genoemd
en werden mijnheer en mevrouw Van Sant
hoven met zoo'n deugniet van een zoon be
klaagd. Gretha noemt mij altijd dwaas en
excentriek, maar voor wat zij wilde heb ik
zoo gauw geen kwalificatie. Enfin, het is
achter den rug en Gretha zal wel vroolijk
uit Duitschland komen, niet lijdend aan een
gebroken hart. Och, zij is in den grond niet
zoo kwaad. Als zij maar wat ernstiger was
en niet zoo het genot, dat vergaat, najoeg.
„Ik kan u niet zeggen, hoe gelukkig ik
mij gevoel, nu ik de zekerheid heb, het
eigendom van Jezus te zijn. Als dat geluk
mama en Gretha eens deelachtig mocht
worden, wat zouden wij dan goed met elkaar
over weg kunnen!
„Ik moet eindigen, mijn lieve papa. Doe
mama de hartelijke groeten en verzeker
haar, dat ik gelukkig ben.
„Komt u zoo spoedig mogelijk? Ik haal
u van boot of tram.
Uw Ina."
Al vroeg den volgenden morgen het
was nauwelijks tien uur peddelde Ina
het erf van de boerderij af. Zij kon niet
wachten tot den middag met naar de pas
torie te gaan, waar men zou deelen in haar
vreugde. En lachend had Grootmoeder, die
in eenen wel beter scheen te zijn geworden,
haar toestemming gegeven, te gaan, mits zij
om twaalf uur terug zou zijn.
Grootmoeders vermoeden was juist geble
ken: de boer was niet naar het land ge
gaan, om „de schade in te halen". Hij schar
relde wat op het erf en in de schuren, om
dan in eenen weer binnen te komen.
Hij beweerde voorloopig de boerderij
niet te zullen verlaten. Als Piet onverwachts
eens kwam en hij was niet thuis
Ina, rijdend met een kalm vaartje, had
nóg schik om die kinderlijke naieviteit van
dien anders zoo stroeven Grootvader. Alsof
Papa zoo maar uit de lucht zou komen val
len! En alsof hij vóór den Zondag nog
in Zuidstad zou zijnl Hij ontving op zijn
vroegst Zaterdagmorgen den brief pas. Ten
minste dat was waar ook! haar brief.
Be brief van Grootvader kwam dien dag al
in Arnhem. Dan zou het nog wel kunnen,
dat papa Zaterdagavond kwam! Maar dat
zou al heel vlug zijnl
Ina was zóó in gedachten verdiept, dat
zij niet eens bemerkte, hoe van de zijde der
stad een heer op de fiets naderde, die haar
reeds lang in de gaten had. Over zijn gelaat
gleed een vroolijke lach.
Toen hij vlak bij was, slaakte Ina een
kreet en sprong van haar rijwiel, welk voor
beeld de ander volgde.
„Ik dacht, dat je mij vergeten waart en
holderdebolder wilde doorrijden", lachte
Dolf Westwoud. de hand uitstekend.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Uit de partij.
In de Chr. Damvereeniging Amsterdam
kwam het in de Hoofdklasse tusschen de
heeren J. Ph. Sopar (Wit) en Jur. Schroder
(Zwart) tot dezen stand:
1 2 3 4 5
47 48 49 50