r I#-al II 3 I Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL fc 5 ->" 5 ro 'in l- fl fl fl fl OT a C C M in 0> t> U. O if 3 5 H 3 a O w U (0 3 O u z o 2 S -> a> u a o jL c E o <- -X 03 S3 a eo c C C 09 V IM -C w r- C 03 U 03 C 03 03 -a s 3 O ©Nu -* s JC o w> C cjj 3 a CC i-i 3 U a' <o cd ja 53 JH M fl «2 TO O 3 C3 M a 2 X 2 "J P.-Ö g »|o o- ■3 be a fl 3 :=?22 a -E -»-j s w Ö-7- o fl o <a be - Kr 03 CO a T5 a w +j p: o u s. a ri be Q fl «a so.? I O s- w s: fla ,5 ®§2^.2o3® "-a Krs m -d G4 m 02 O -H J2 0 60 EQ r*4 EQ T3 Cö UQ T3 fl fl flj ?H T5 2 as flfl-hfl S ^^fl 2 ©a hn W Sasga' %-%'■ I S g S §>|J§ d d Ö|:S". ,1® a «..a'S-a J,® a «JiJI a a o rfl 2 -»-» 5 *rf .2 a >4 ®-§£ 1 2 .a a W rcJ •fl' 6jC ?-(-a nd •S.9 11 PffPT. ri <Tt h* O fl - 3 -a s -s a fl P< s bp a o a Sd ^3 t> t> m -0 d ho m ^.2 3 g-rt d d ra d <M fl A 3 A n rrt N HI p_S _bd V P 2 A be fl 3 fl -+2 fl rfl g< fl O fl tH flb h -an- ■fi-1 M 03 Oi 03 en 0 s> 03 _o CO .5,^-0 5- a t, fl Ah - M fcuo fl fl fl fl '-A 2H w Tj fl rt tig d S d o e U6 a. 3 A A gs 0 is -IfJaTi d &1 •^©flflflfl^flfl 5 fl a - -ImM sJS® d S^.S S tc^-i W fi ia oW-M .2 d he'd d -5; 0 2 3 bS a o .2 O id ffi a drS Ss Mg-0 fl B g'3st,fl |-2 a 2 60,2.2 -d a fl fl CO _M fH TO t w.S£® ®^j oj cd TO CP fl -- 2'd .2 5 tz - badtsddPflfl co t- o 00 2 Ld CC c O 60 S, A ca -c a .if fl Nl 00 rj- «HI ^r/dvcn, flit* I' 'j km if juiet attifsr ix.-jjrevp, fcoe wvixiig gi'luk. hij huur gegeven had. en z^> hexn etn iiy wist, dat 2Mj tocii van haar had gehouden als van geen ander mensch, vóór noch na. dien Uid. ,JLk hield ook van je boven alles" zei hjj „dat weet ik nu beter dan toen, maar waarom we altijd zoo waren, ik was een dwaas, dat ik niet toegaf, maar toch ik niet Zij schudde het hoofd. „JTe kunt nu niet meer zeggen, hoe alles kwamhet is te lang geleden." „Neen je kunt je niet meer in die dag gen in-voelen." En dan later op 'teind van het verhaal lezen we: Zij keek lang om zich heen, naar den tuin, het huis. Hij hield haar groote, krachtige hand vast Zij hadden het niet uitgespro ken maar zij wisten beiden: alles hadden zij elkaar reeds lang vergeven jaren ge leden al 1 nog vóór zij het zich bewust waren Men ziet het lezer: wij moeten ook bij zeer heftige verschillen en conflicten voor zichtig zijn met het voorbarige oordeel: de liefde is weg, is uitgebrand. Verder zullen twee zulke moeilijke mensehen moeten lee- ren: gehoorzaamheid en Gods gebod: den naaste lief te hebben als zich zelf. Door bid den en werken zullen zij hun godsdienstig leven persoonlijk n te samen moeten ver sterken. Dan zal er bij veel dat een pro bleem b 1 ij f t groote kracht naar binnen en naar buiten uitgaan van een dergelijk gelijk gestemd huwelijk. In geheel andere richting ligt het gevaar, wanneer de beide partners uitgesproken pio- nisch zijn. Dan zal men voor een storing der rustige, behagelijke harmonie niet te vree zen hebben: maar er dreigt een ander ge vaar, n.l. dat men het leven al te gemak kelijk, al te vredig door komt. Het huwe lijksbootje dobbert zoo zachtjes op het rus tige water van het kanaal der sleur en wel willende vriendelijkheid, er steken nooit ern stige stormen op die het in gevaar brengen, dat er kans bestaat op: verveling. Vooral deze mensch en moeten veel kin deren hebben, maar dat heeft men niet steeds in eigen hand. Blijven zulke men- sóhen kinderloos dan moeten ze zich in 't ge meenschapsleven mengen, in vereeniging en kerk. Ze moeten als 't ware, tot versterking en verdieping van hun geestelijk leven de spanningen, de strijd en moeite, eerder zoe ken dan vermijden. Zijn er veel kinderen, dan is hierdoor gelukkig genoeg kans tot zorg, om hen te bewaren voor het groote gevaar van egoïstische bedaarde, kalme, op pervlakkige levensgenieters te worden. P. W. J. STEENZ. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Vacantie enweerbericht. De maand Augustus staat weer voor de deur. Als 't volgende artikel in deze rubriek ver schijnt, zullen velen hun vacantie begonnen zijn en probeeren krachten te verzamelen om weer met frisschen en nieuwen moed te kan nen beginnen. Een andere mogelijkheid is, dat men ach in de vacantie eens dubbel en dwars gaat inspannen, om tenslotte in het dagelijkache werk weer ontspanning te zoeken. Afgezien van de manier, waarop wij onze vacantie willen doorbrengen, is er één ding zéker: wij willen graag allemaal mooi weer hébben. En al zijn wij nooit pessimistisch gestemd, het kan toch voorkomen, dat u in uw vacantie een paar minder mooie dagen kunt hebben. Is men ergens in pension en is men ge noodzaakt om in Katwijk „binnen" te blij ven, terwijl we toch zoo graag naar „buiten" zouden willen, dan brengt een en ander consequenties met zich mee, die wij moeten accepteeren, maar die we toch liever niet aanvaarden. Dan moet er op middelen gezind worden om het gezelschap te amuseeren en helaas zijn die er niet zoo heel veeL Bij de spelletjes en „uitvindsels", waartoe men dan zijn toevlucht neemt, heeft men Han f o«k ^raa^ ecu heotje muziek, om degenen dio niet actief aan een en ander deelnemen, ook te amaseeren. Het 2ajn dan de groote puzzle's om op be paalde oogenbli'kken van den dag een mu ziekje naar onzen zin uit te kunnen zoeken. Maar onze speciale interesse gaat natuurlijk naar de weerberichten uit. Hiervoor willen we u enkele „tips" geven. De Hollandsche zenders zijn al heel ge makkelijk te vinden en daar heeft men van acht uur 's morgens tot 12 uur middernacht kans om „iets" te hooren. MSaar iedereen is daar niet tevreden mee. Men wil, zeker in de vacantietijd, eens iets anders hooren. U kunt dan 's morgens til om 5 uur be ginnen en als n aan uw toestelafstemming draait zult u zeker een of andere Duitsche zender hooren met berichten en ochtend gymnastiek. Om zeven uur 's morgens is daar volop „kur"-muziek te hooren en men hoort daar dan bij voorkeur militaire marsdhen. Hier voor bestaat den laatsten tijd in Duitsch- land toch een bijzondere voorliefde. Europa gaa.t dan zoo zoetjes aan ontwa ken en onze zuiderburen, de Belgen, komen ook in den aether. Muziek, ochtendgymna stiek enweerbericht. En voor het zuiden van ons land heeft dit bericht groote waarde. Deze voorspelling komt namelijk meestal uit en (wij willen niets ten kwade van onze „weerkundigen" zeggen) dat kan men meestal niet van ieder weerbericht zeggen. Nadat nn intusschen ook onze Holland sche zenders er bij gekomen zijn, is er nu volop keus te maken tot ongeveer tien uur in den morgen. Fransche zenders, Radio Luxemburg, Ra dio Normandië, Kalundborg werken er nu lustig op los. Als al deze zenders hun morgengezang ge staakt hebben, zijn er de Engelsche zenders. Deze zenden om 10.45 u. alle een weerbe richt uit en al hebben wij daar wel niet veel aan in Holland, het is toch altijd prettig te weten, 'hoe de mensch en daar ver weg hun vacantie moeten doorbrengen. En klaart het in Engeland op, wie weet, wat het dan hier zal doen. Ziet het er voor beiden „vrij hopeloos" uit, dan is er nog altijd gedeelde smart, waar van het spreekwoord zegt, dat het maar halve smart is. De morgenuren zijn dan al aardig ver streken en zijn we eenmaal zoo ver dat het 12 uur geworden is, dan is er mogelijkheid genoeg in ons radiotoestel. Uit België komt er dan om 10 minuten voor één weer een weerbericht voor den middag, avond en nacht en dit bericht zal dan over ons „uit of thuis" zijn voor dien dag kunnen beslissen. Om 12.15 u. had men ook het uitvoerig weerbericht van onze eigen zenders kunnen hooren, waarbij een totaal overzicht van het weer in Europa gegeven wordt. Zoo ziet men dat men met een beetje uit zoeken al aardig wat over het weer te we ten kan komen. Deze berichten worden trouwens den geheel en dag doorgezet en als n even een radioprogramma naziet, zult n direct de tijden, waarop één en ander ge beurt, kunnen waarnemen. Zijn de weerberichten en het weer niet van dien aard dat ze de stemming erin kun nen hotfden, dan weten ook wij geen raad, maar luister in ieder geval naar ieder weer bericht, zoodat het een soort sport wordt. Misschien kan zoo'n bericht nw geheele va cantie goed maken I Vragen. M. S. te G. Het doet ons genoe gen dat de storing verdwenen is. De aard- leiding was dus losgeraakt. Wij raden u de aardleiding aan de buis vast te soldeeren. Dan hebt n er nooit meer last van. Doet u dit niet. dan oxydeert de buis ook heel gauw en het aardcontact heeft dan ook weinig waarde. J. v. O. te ML Een ééndraadsantenne van 10'15 ML lijkt ons in Uw geval het beste. U moet deze zoo „vrij" mogelijk ophangen. De revolutie-leer is de religie van het ongeloof, tot al wat op geloof berust in nega tieve betrekking. GROEN VAN PRINSTERER. MODERN HEIDENDOM. Aan., een beschouwing over moderne vor men van bijgeloof in de „JE indh. Gr t." is het volgende ontleend: „Het oeroude primitieve, heidensche bij geloof, dat er beseheruimiddelen zijn, die in den vorm van amuletten kwade, demoni sche invloeden kunnen afweren, leeft thans weer sterk op. Er zullen heden in de groote steden maar weinig belangrijke juwelierszaken zijn, waar men geen amuletten kan koopen, zooals de twaalf teekens van den dierenriem, die als broches worden gedragen, scarabeeën, kleine gouden schildpadden, een sleutelvormig hië roglief: alle talismans die reeds door de oude Egyptische soldaten gedragen werden. Verder kan men weer Oostersche goden- en demonenfiguren zooals de geluksgod „Bibi" ontmoeten. Ook ziet men het zoogenaamde Touchwood en een klein zilveren gelukspoppetje met zwaren houten kop. Ivoren Boeddhabeeldjes bengelen aan de horlogekettingen of worden door de dames in haar handtasch gedragen; sieraden met zoogenaamde „maand steenen", die, overeenstemmend met de geboorte maand van den drager, ongunstige „pla neetkrachten" verzwakken en gunstige ver sterken. Bijzonder verbreid is 'het talisman-bijge loof bij publieke artisten en sportsmen. Het bijgeloof zit den modernen mensch („de gevaarlijkste gek die er bestaat", zoo als Dr Poels eens zei), vooral den zooge- naamden intellectueel met zijn onheldere en zwevende religiositeit, als in het bloed. Zijn ■huwelijk sluit hij wegens den stand der ster ren. Zaken, processen en dergelijke worden niet krachtens zakelijke gezichtspunten on dernomen, maar volgens astrologische ge gevens. Naast de astrologen werken clairvoyantes, kaartlegsters en anderen, die magische reuk werken en zalven verkoopen en van het bij geloof der onnoozelen leven. In Berlijn moeten om en om 2500 waar zeggers en waarzegsters zijn. En het houdt niet bij de Nederlandsche grenzen op! Hoe wel Den Hang bijvoorbeeld tienmaal kleiner is dan Berlijn, zijn er naar een goed kenner van de stad verzekerde weinig minder dan 1000 dames en heeren, die teeren op de zakken van het bijgeloovig publiek. Dat deze onnoozelen niet enkel onder de zoo genaamde lagere volksklassen schuilen, kan men wel opmaken uit de reeksen advertenties van sterrenwichelaars, koffiedikkers, slapen de^) dames, waarzegsters, kaartlegsters enz. enz. in de mondaine bladen." Dit zijn wel droevige verschijnselen. Maar hoe kan het anders. Waar het verstand niet meer steunt op het geloof in Gods Woord, daar drijven gevoel en verbeelding den mensch naar het godsdien stig surrogaat. Ongeloof en bijgeloof gaan hand in hand. Het moderne „beschaafde" heidendom van onze dagen vertoont al de verschijnselen van het heidendom in niet-gekerstende streken. door H- ZEEBERG. 43) Dan keek zij verlangend naar de deur. En waarlijk! Zacharias Mieras was weg- geloopien, om de stem van zijn zoon niet te hooren. Natuurlijk had hij begrepen, dat de radio zou worden opengezet. Hij was de kaïmer ontvloden. Maar werd er weer been gedrongen. Ein bij ging. Zette zich in den stoel en luisterde, zijn vrouw aanziende, heel even, met een raadselachtigen blik. De stem in den aether sprak. Maar de zin der voordracht drong tot geen van drieën door. Zij hoorden alleen woorden, woor den. Zij hoorden de stem. Zacharias Mlieras, in-bleek, staarde naar den grond. De hand, die op de tafel lag Ina zag het duidelijk .beefde. „Ik heb gezegd. En dank u wel voor de welwillendheid, waarmede u naar mij ge luisterd hebt." Toen keek Zacharias Mieras op. ONTDEKKING VAN DE STEENKOOL. liet is dit jaar 740 jaar geleden, dat de steenkool in Europa ontdekt werd. Althans, de Stadskroniek van Luik ver meldt, dat daar in 1198 voor het eerst de thans zoo algemeene brandstof werd ge bruikt. Het smidskunstwerk had daar n.l. in die dagen een buitengewonen bloei bereikt en de Luiksche wapenen vonden aftrek door geheel Europa. Op zekeren dag, zoo ver meldt de kroniek, onder de regeering van den prins-bisschop D'e Guye (11951200) kwam er bij een smid, Hullos genaamd, te Coche, bij Luik, een onbekend oud man, die hem vroeg hoe het met de smederij stond en of hij tevreden was. De smid antwoordde, dat het hem niet aan werk ontbrak, maar dat de houtskolen zoo duur werden. Daar op zei de oude man, dat hij maar eens naar den Monniksberg moest gaan, daar zou hij zwarte steenen vinden, welke uitstekend als brandstof konden dienen. Die Monniksberg, ook Publemont gehee- ten, ligt dicht bij Val St. Lambert, een voormalig Benedictijnerklooster bij Luik. Smid Hullos ging aan het zoeken en vond wat hem voorspeld was: hij dolf daar de eerste steenkolen. D'e oude man kreeg later in de volksover levering, zooals dit meer gebeurd is, een soort bovenaardsch karakter: hij werd een engel (Angelus). Dit wordt aldus verklaard, dat hij misschien uit Engeland kwam, waar toen het gebruik der steenkolen al bekend was en dus als Angelus te boek kwam te staan. Hoe 'het ook zij, het schijnt zeker, dat op genoemd tijdstip inderdaad bij Luik voor het eerst steenkool werd gedolven, zoo dat de datum van het 740-jarig „jubileum" wel juist schijnt te zijn. Tegenover dit alles staat echter de ver klaring van een ingenieur te Kerkrade, die verklaarde, dat daar ter plaatse in het jaar 1113 reeds steenkolen werden gedolven en wel door monniken. De eerste steenkolenmijn moet volgens hem niet bij Luik, doch bij Kerkrade wor den gezocht, zoodat wij dus in 1913 al 'het achtste eeuwfeest van de steenkool in Euro pa hadden kunnen vieren. „Dat was Piet, moeder," stootte hij uit, sprekend met schorren toon. Zij knikte sprakeloos, haar tranen den vrijen loop latend. Ina sloop uit het vertrek. 1 HOOFDSTUK XVII. Mevrouw Westwoud stak haar hoofd bin nen de deur van de studeerkamer. „Mieras. Oan je te spreken," zeide zijl De predikant sprong op. „Dan is het in orde," antwoordde hij vroo- lijk. „Daar heb je nu den boer in zijn ware gedaante! 'fcHad verwacht, dat hij mij' zou komen bezoeken." Een oogenblik later kwam Zacharias Mie ras binnen, begroet door den dominé, die luchtig had willen spreken, om den bezoeker op zijn gemak te zetten. Mlaar de woorden bestierven hem op de lippen. Want vóór hem stond niet een zelfbewuste boer, maar een gebroken man. „Wat is er, Mieras? Iets ergs met je vrouw?" „Neen, neen, mijn vrouw maakt het heel goed, dominé. Maar ikik ben een groot zondaar. Dominé Westwoud glimlachte. ,,'tHeb je van schrik nog niet eens een hand gegeven, man. Hier is een stevige. En ga daar dan eens zitten. Zoo, vind je je zelf een groot zondaar? Nu, dat is nog zoo kwaad niet. Eb gelukkig voor je zijn wij dat alle maal. Je dominé niet minder dan jij. Ale wij zóó ons zelf kennen, wel, dan mogen we dankbaar zijn. Want dan snakken wij om vergeving en komen voor God op de knieën. En hoe heerlijk is het dan, te weten en te ervaren, dat Hijl genadig is en in Christus Jezus, Zijn Zoon, ons zegt: „Sta op, uw zon den zijn u vergeven". Je weet den weg toch, Mieras? De knieën zijn toch niet te stram?" „Dominé, ik vecht met mijn trotsche hart. Maar het wil niet barsten. Eb tóch moet het." „l)at doe je ad enkele «lagen, 1x6, Mieraus? 1 Daarom was je zeker Zondag niet in do kerk? Kn daarom ontweek je mij Dinsdag zeker? Ja, ik heb wel gezien, dat je -vlug -van het daanhek wegliep, 't Is niet erg, hoor, dat je menschen ontloopt. Als je maar bedenkt, dat je God niet ontloopen kunt. Je hebt de laatste dagen met Hem te doen, niet?" ,,'t Is niet van de laatste dagen. Al jaren, dominé. Maar den laatsten tijd heel erg. Ik zag mijn vrouw wegkwijnen en dat was mijn schuld.... En toenen toen ging ik mijn daad al meer als zonde voor God zien. Maar ik verzette mij met ikracht Ikoch, 'kweet niet'tWas vreese- lijïk. Al die jaren woelde en werkte het in mijMaar het trotsche hart wilde niet breken „Is het nu gebroken, Mieras?" Vol medelijden klonk de stem van den pre dikant. ,,'t Wil nóg niet, dominé. Ik durfde Zon dag niet naar de kerk, want ik zag duidelijk, hoe daar jaar op jaar een huichelaar had gezetenEn nu wordt het straks weer Zondag en. De predikant liep naar de deur en draaide den sleutel om. „:Mieras, wiji doen het eenige, wat wij moe ten en kunnen doen. Hijl zonk op1 de knieën. En de boer van de Val volgde dat voorbeeld. Etn toen klonk door de studeerkamer de gedempte stem van dominé Westwoud, die bad als een kind Ze stonden op. En 'twas stil. Zacharias Mjeras staarde voor zich uit. Maar op zijn gelaat lag niet meer zoo'n sombere trek; was niet meer dat wanhopige, dat bopelooze te bespeuren. De dominé zag het met blijd- De boer van de Val keek hem aan. „Nu weet dominé nog niet eensbe gon hij. „Ik weet het wel, Mieras. Maar al wist ik het niet, dan zou ik misschien toch ge handeld hebben, als ik deed. We moeten eerst naar God om vergeving. Dat andere komt vanzelf. Het is heerlijk voor je, dat je alles nog kunt goedmaken. Ja, ik weet alles. Al eenigen tijd. Hteb je gisteravond je zoon gehoord?" Zacharias Mieras knikte. „Ik ook, Mieras. 'tWas een mooie voor dracht. Veel menschen aan de rivieren zullen er naar geluisterd hebben. I k deed het om dat het miji bekend was, dat de spreker je zoon was. Hoofdingenieur van den Rijkswa terstaat, Mlieras, dat is geen kleinigheid! Eir zat zeker wel een goeden kop op dien jon gen?" „Hij kon best leeren. Maar daar had ik het land aan." „Dat was natuurlijk glad verkeerd, want die gaven had de jongen van God ontvangen. En over ontvangen gaven moeten we rent- meesteren." „Het was verkeerd. Dominé weet alles?" „Alles, Mieras. Straks vertel ik wel, hoe." „Het was verkeerd. Maar ik zag het toen niet in. Later pas. Zes, zeven jaar later schreef hij. Ik zond de brieven terug. Maar n a dien tijd was het mis met mij. Twintig jaar lang heb ik gevochten. Ik werkte en ezelde om die gedachten weg te bannen. E'n toen ging mijn vrouw al meer sukkelen. Het was Gods straf op mijn zonde. Zwaarder werd mijn strijd. Toen zag ik het portret in het radio-tijdschrift. Het keek mij zoo ver wijtend aan en het zei: „je waart een ont aarde vader en door jou heb ik God verlo ren". O, dominé, het was vreeselijk. En nóg izjei de duifvel„je hebt goed gedaan; je moest je vaderlijk gezag laten gelden". Maar ik deed niet goed. Zóó mag een vader niet handelen. De jongen zou nooit een goede boer geworden zijn. Zijn heele leven was dan bedorven. Het werd mij telkens duidelijker. Toen hoorde ik gisteravond zijn stem, die niets veranderd was. E'n toen kon ik niet meer. Den ganschen nacht heb ik liggen woelen en werken Héb je er niet met je vtouw over ge sproken, Mieras?" „Tegen den morgen, dominé. 'kHeb ge zegd: zóó kan het niet langer. Ik ben uit bed gegaan en als een worm heb ik tegen den zeedijk gekropen.Eb nu ben ik hier. Toen ik weg ging, zei mijn vrouw: „'k Zal voor jo 1>ïd«lort"Do arme zdol zal \\wt- wo\ ja.ren gedaan tiobbon.'* „Dtat heeft zeMieras. 'k Weet er alles van. Maar waarom sprak zij nooit met je over het gebeurde?" „Mijn schuld, domiqé, alles mijn schuld, 'k Had het haar verboden. Ik was een beest voor mijn vrouw." „Tut, tut, Mieras. Je behoeft het niet erger te maken dan het is. Zóó denkt je vrouw er niet over." „Een beest", herhaalde de boer. „Al mijn goedheid en liefde ik zie het nu heel dui delijk kon niet goed maken het feit, dat ik een kind van het moederhart wegtrapte. D'at is het ergste, wat een vader kan doen." „Het is echt", dacht de predikant. „De ommekeer is volkomen. Dat trotsche boeren- hart is al geknakt, al denkt de stakkerd nog, dat dit niet het geval is." „En wat denk je nu te doen, Mieras?" Eén bevende hand haalde een gefrankeer de brief uit den zak. Het couvert was niet beschreven. „Ik Heb vanmorgen vroeg een brief aan mijn zoon geschreven. Of dominé het adres er op wil zetten en den brief verzen den." De predikant begreep het verzoek niet. „Dat wil ik wel doen. Maar waarom? Je kimt het zelf toch ook?" „Als Piet mijn schrift ziet, stuurt hij den brief misschien ongeopend terug. Dat heb ik ook verdiend. "kHeb bet met zijn brief ook gedaan. En als hij zegt: 'k heb niets meer met vader te maken, dan heeft hij ge lijk. Ik heb hem weggejaagd als een hond. De jongen had geen schuld. Maar als a het adres schrijft, maakt hij den brief open en dan zal hij niet weigeren, te komen. 'kHeb geschreven, dat zijn vader en zijn moeder hem terug wenschen, maar dat ik, als hij dat verkiest, niet op de boerderij zal zijn en dat hij dan alleen zijn moeder ont moet. En dan komt hij zeker. Want zijn moeder was zijn alles. Ik kan begrijpen, dat hij zijn vader niet weer zien wiL 'k Heb dat verdiend en wil er voor boo ten. Maar zijn moeder, die stakkerd, voor haar moet hij komen." Als muziek klonken den predikant deze woorden in de ooren: dit was de taal der zelfverbrijzeling. Deze boer voelde al zijn schuld; gaf toe, dat hij alleen de schul dige was; wilde boeten voor zijn verkeerd doen; als zijn zoon hem niet wilde zien, hij kon het begrijpen en zou het dragen.. „Zou je je zoon niet willen zien, Mie ras?" „Ik dominé? Ik zou naar hem toe willen gaan en zeggen: jongen, ik heb je in mijn trots en eigenwaan slecht behandeld; ver geef het je ouden vader, hoewel hij dat niet verdient. Maar de reis is te ver en "kweet niet, of Piet mij ontvangen wil. 'k Heb het er niet naar gemaakt, 'k Heb hem gevraagd, of hij naar huis komen wil, in elk geval naar zijn moeder." „Je kunt zélf het adres er wel opzet ten, Mieras." „Maar Piet kent mijn schrift. Het is alleen wat beverig geworden. Als hij den brief terugzendt zonder open te maken? 'kHeb dat verdiend, dominé. Een twintig jaar geleden heb ik twee brieven van hem ook teruggezonden zonder een woord van mij er bij." De predikant glimlachte vroolijk. „Mieras, ik kan je nóg niet alles vertel len, wat ik weet. Maar dit durf ik wel zeg gen: je zoon zal den brief open maken, on verschillig, wie het adres geschreven heeft. Hij zal den brief lezen en zoo spoedig hij kan naar Zuidstad komen en naar de boer derij gaan, om daar niet alleen zijn moeder, maar ook zijn vader te ontmoeten. Hij zal dan niet alleen zijn vader vergeven, maar óók vergeving vragen." „Dat behoeft niet, want hij heeft niets misdaan. Maar hoe wéét dominé? Is dat alles nu waar? Het is te mooi, om waar te zijn. 'k Heb het niet verdiend." „Onze God is een genadig God en Vader, Mieras. Voor den zondaar, die op de knieën valt, heeft Hij een gewillig oor. Hij is met ontferming bewogen en Hij doet niet met ons naar onze zonden. Hij straft ons, maar niet naar onze ongerechtigheden. Dat blijkt ook in jouw géval, Mieras. Wat ik je heb

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8