r
I#-al
II
3 I
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
fc
5 ->"
5
ro
'in
l-
fl
fl
fl
fl
OT
a
C
C M
in
0>
t> U.
O
if 3
5 H
3
a
O w
U (0
3 O
u z
o
2
S
->
a>
u
a
o
jL
c
E
o
<- -X
03
S3
a
eo
c C
C 09
V
IM -C
w r-
C
03
U
03 C
03
03 -a s
3
O
©Nu
-* s
JC
o w>
C cjj 3
a CC
i-i
3 U a'
<o cd ja 53
JH
M
fl
«2 TO
O 3 C3
M
a 2
X 2 "J
P.-Ö g
»|o o-
■3 be a fl 3 :=?22
a -E
-»-j s
w Ö-7-
o fl o <a
be - Kr
03 CO
a T5 a
w +j p: o u s. a ri
be Q
fl «a
so.?
I O s-
w s: fla ,5
®§2^.2o3®
"-a Krs m -d G4 m
02 O -H J2 0
60 EQ r*4 EQ T3 Cö UQ
T3
fl
fl
flj
?H
T5
2
as
flfl-hfl S ^^fl 2 ©a hn W
Sasga' %-%'■
I S g S §>|J§ d d Ö|:S".
,1® a «..a'S-a J,® a «JiJI
a a o rfl 2 -»-» 5 *rf
.2 a >4 ®-§£ 1 2
.a a
W rcJ
•fl' 6jC
?-(-a
nd
•S.9
11
PffPT.
ri <Tt h* O fl
- 3 -a s -s
a fl P<
s bp a
o a Sd ^3
t> t>
m -0
d ho m
^.2 3
g-rt
d
d ra d
<M
fl A
3 A n
rrt N HI
p_S _bd
V P 2 A
be fl 3
fl -+2
fl rfl g<
fl O fl tH
flb h
-an-
■fi-1
M
03
Oi
03
en
0
s>
03
_o
CO
.5,^-0
5- a
t, fl
Ah
- M
fcuo fl
fl fl
fl '-A
2H
w
Tj
fl rt
tig
d S d
o
e U6 a.
3
A A
gs 0 is -IfJaTi d &1
•^©flflflfl^flfl 5 fl a
- -ImM sJS® d S^.S S
tc^-i W fi ia oW-M
.2 d
he'd d -5;
0 2 3
bS a o .2
O id ffi
a drS
Ss
Mg-0 fl
B g'3st,fl
|-2 a 2
60,2.2 -d a
fl fl CO _M fH TO
t w.S£® ®^j
oj cd
TO CP fl
-- 2'd .2 5 tz -
badtsddPflfl
co
t-
o
00
2
Ld
CC
c
O
60
S, A
ca
-c a
.if fl
Nl
00
rj-
«HI ^r/dvcn, flit* I' 'j km if juiet attifsr ix.-jjrevp,
fcoe wvixiig gi'luk. hij huur gegeven had. en
z^> hexn etn iiy wist, dat 2Mj tocii van
haar had gehouden als van geen ander
mensch, vóór noch na. dien Uid.
,JLk hield ook van je boven alles" zei
hjj „dat weet ik nu beter dan toen,
maar waarom we altijd zoo waren, ik was
een dwaas, dat ik niet toegaf, maar toch ik
niet
Zij schudde het hoofd.
„JTe kunt nu niet meer zeggen, hoe alles
kwamhet is te lang geleden."
„Neen je kunt je niet meer in die dag
gen in-voelen."
En dan later op 'teind van het verhaal
lezen we:
Zij keek lang om zich heen, naar den tuin,
het huis. Hij hield haar groote, krachtige
hand vast Zij hadden het niet uitgespro
ken maar zij wisten beiden: alles hadden
zij elkaar reeds lang vergeven jaren ge
leden al 1 nog vóór zij het zich bewust
waren
Men ziet het lezer: wij moeten ook bij
zeer heftige verschillen en conflicten voor
zichtig zijn met het voorbarige oordeel: de
liefde is weg, is uitgebrand. Verder zullen
twee zulke moeilijke mensehen moeten lee-
ren: gehoorzaamheid en Gods gebod: den
naaste lief te hebben als zich zelf. Door bid
den en werken zullen zij hun godsdienstig
leven persoonlijk n te samen moeten ver
sterken. Dan zal er bij veel dat een pro
bleem b 1 ij f t groote kracht naar binnen en
naar buiten uitgaan van een dergelijk gelijk
gestemd huwelijk.
In geheel andere richting ligt het gevaar,
wanneer de beide partners uitgesproken pio-
nisch zijn. Dan zal men voor een storing der
rustige, behagelijke harmonie niet te vree
zen hebben: maar er dreigt een ander ge
vaar, n.l. dat men het leven al te gemak
kelijk, al te vredig door komt. Het huwe
lijksbootje dobbert zoo zachtjes op het rus
tige water van het kanaal der sleur en wel
willende vriendelijkheid, er steken nooit ern
stige stormen op die het in gevaar brengen,
dat er kans bestaat op: verveling.
Vooral deze mensch en moeten veel kin
deren hebben, maar dat heeft men niet
steeds in eigen hand. Blijven zulke men-
sóhen kinderloos dan moeten ze zich in 't ge
meenschapsleven mengen, in vereeniging en
kerk. Ze moeten als 't ware, tot versterking
en verdieping van hun geestelijk leven de
spanningen, de strijd en moeite, eerder zoe
ken dan vermijden. Zijn er veel kinderen,
dan is hierdoor gelukkig genoeg kans tot
zorg, om hen te bewaren voor het groote
gevaar van egoïstische bedaarde, kalme, op
pervlakkige levensgenieters te worden.
P. W. J. STEENZ.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Vacantie enweerbericht.
De maand Augustus staat weer voor de
deur.
Als 't volgende artikel in deze rubriek ver
schijnt, zullen velen hun vacantie begonnen
zijn en probeeren krachten te verzamelen om
weer met frisschen en nieuwen moed te kan
nen beginnen.
Een andere mogelijkheid is, dat men ach
in de vacantie eens dubbel en dwars gaat
inspannen, om tenslotte in het dagelijkache
werk weer ontspanning te zoeken.
Afgezien van de manier, waarop wij onze
vacantie willen doorbrengen, is er één ding
zéker: wij willen graag allemaal mooi weer
hébben. En al zijn wij nooit pessimistisch
gestemd, het kan toch voorkomen, dat u in
uw vacantie een paar minder mooie dagen
kunt hebben.
Is men ergens in pension en is men ge
noodzaakt om in Katwijk „binnen" te blij
ven, terwijl we toch zoo graag naar „buiten"
zouden willen, dan brengt een en ander
consequenties met zich mee, die wij moeten
accepteeren, maar die we toch liever niet
aanvaarden.
Dan moet er op middelen gezind worden
om het gezelschap te amuseeren en helaas
zijn die er niet zoo heel veeL
Bij de spelletjes en „uitvindsels", waartoe
men dan zijn toevlucht neemt, heeft men Han
f o«k ^raa^ ecu heotje muziek, om degenen dio
niet actief aan een en ander deelnemen, ook
te amaseeren.
Het 2ajn dan de groote puzzle's om op be
paalde oogenbli'kken van den dag een mu
ziekje naar onzen zin uit te kunnen zoeken.
Maar onze speciale interesse gaat natuurlijk
naar de weerberichten uit.
Hiervoor willen we u enkele „tips" geven.
De Hollandsche zenders zijn al heel ge
makkelijk te vinden en daar heeft men van
acht uur 's morgens tot 12 uur middernacht
kans om „iets" te hooren.
MSaar iedereen is daar niet tevreden mee.
Men wil, zeker in de vacantietijd, eens iets
anders hooren.
U kunt dan 's morgens til om 5 uur be
ginnen en als n aan uw toestelafstemming
draait zult u zeker een of andere Duitsche
zender hooren met berichten en ochtend
gymnastiek.
Om zeven uur 's morgens is daar volop
„kur"-muziek te hooren en men hoort daar
dan bij voorkeur militaire marsdhen. Hier
voor bestaat den laatsten tijd in Duitsch-
land toch een bijzondere voorliefde.
Europa gaa.t dan zoo zoetjes aan ontwa
ken en onze zuiderburen, de Belgen, komen
ook in den aether. Muziek, ochtendgymna
stiek enweerbericht.
En voor het zuiden van ons land heeft dit
bericht groote waarde.
Deze voorspelling komt namelijk meestal
uit en (wij willen niets ten kwade van onze
„weerkundigen" zeggen) dat kan men
meestal niet van ieder weerbericht zeggen.
Nadat nn intusschen ook onze Holland
sche zenders er bij gekomen zijn, is er nu
volop keus te maken tot ongeveer tien uur in
den morgen.
Fransche zenders, Radio Luxemburg, Ra
dio Normandië, Kalundborg werken er nu
lustig op los.
Als al deze zenders hun morgengezang ge
staakt hebben, zijn er de Engelsche zenders.
Deze zenden om 10.45 u. alle een weerbe
richt uit en al hebben wij daar wel niet veel
aan in Holland, het is toch altijd prettig te
weten, 'hoe de mensch en daar ver weg hun
vacantie moeten doorbrengen. En klaart het
in Engeland op, wie weet, wat het dan hier
zal doen.
Ziet het er voor beiden „vrij hopeloos" uit,
dan is er nog altijd gedeelde smart, waar
van het spreekwoord zegt, dat het maar
halve smart is.
De morgenuren zijn dan al aardig ver
streken en zijn we eenmaal zoo ver dat het
12 uur geworden is, dan is er mogelijkheid
genoeg in ons radiotoestel.
Uit België komt er dan om 10 minuten
voor één weer een weerbericht voor den
middag, avond en nacht en dit bericht zal
dan over ons „uit of thuis" zijn voor dien
dag kunnen beslissen.
Om 12.15 u. had men ook het uitvoerig
weerbericht van onze eigen zenders kunnen
hooren, waarbij een totaal overzicht van het
weer in Europa gegeven wordt.
Zoo ziet men dat men met een beetje uit
zoeken al aardig wat over het weer te we
ten kan komen. Deze berichten worden
trouwens den geheel en dag doorgezet en als
n even een radioprogramma naziet, zult
n direct de tijden, waarop één en ander ge
beurt, kunnen waarnemen.
Zijn de weerberichten en het weer niet
van dien aard dat ze de stemming erin kun
nen hotfden, dan weten ook wij geen raad,
maar luister in ieder geval naar ieder weer
bericht, zoodat het een soort sport wordt.
Misschien kan zoo'n bericht nw geheele va
cantie goed maken I
Vragen. M. S. te G. Het doet ons genoe
gen dat de storing verdwenen is. De aard-
leiding was dus losgeraakt. Wij raden u de
aardleiding aan de buis vast te soldeeren.
Dan hebt n er nooit meer last van. Doet u dit
niet. dan oxydeert de buis ook heel gauw
en het aardcontact heeft dan ook weinig
waarde.
J. v. O. te ML Een ééndraadsantenne van
10'15 ML lijkt ons in Uw geval het beste.
U moet deze zoo „vrij" mogelijk ophangen.
De revolutie-leer is de religie van het
ongeloof, tot al wat op geloof berust in nega
tieve betrekking.
GROEN VAN PRINSTERER.
MODERN HEIDENDOM.
Aan., een beschouwing over moderne vor
men van bijgeloof in de „JE indh. Gr t." is
het volgende ontleend:
„Het oeroude primitieve, heidensche bij
geloof, dat er beseheruimiddelen zijn, die
in den vorm van amuletten kwade, demoni
sche invloeden kunnen afweren, leeft thans
weer sterk op.
Er zullen heden in de groote steden maar
weinig belangrijke juwelierszaken zijn, waar
men geen amuletten kan koopen, zooals de
twaalf teekens van den dierenriem, die als
broches worden gedragen, scarabeeën, kleine
gouden schildpadden, een sleutelvormig hië
roglief: alle talismans die reeds door de
oude Egyptische soldaten gedragen werden.
Verder kan men weer Oostersche goden- en
demonenfiguren zooals de geluksgod „Bibi"
ontmoeten.
Ook ziet men het zoogenaamde Touchwood
en een klein zilveren gelukspoppetje met
zwaren houten kop. Ivoren Boeddhabeeldjes
bengelen aan de horlogekettingen of worden
door de dames in haar handtasch gedragen;
sieraden met zoogenaamde „maand steenen",
die, overeenstemmend met de geboorte
maand van den drager, ongunstige „pla
neetkrachten" verzwakken en gunstige ver
sterken.
Bijzonder verbreid is 'het talisman-bijge
loof bij publieke artisten en sportsmen.
Het bijgeloof zit den modernen mensch
(„de gevaarlijkste gek die er bestaat", zoo
als Dr Poels eens zei), vooral den zooge-
naamden intellectueel met zijn onheldere en
zwevende religiositeit, als in het bloed. Zijn
■huwelijk sluit hij wegens den stand der ster
ren. Zaken, processen en dergelijke worden
niet krachtens zakelijke gezichtspunten on
dernomen, maar volgens astrologische ge
gevens.
Naast de astrologen werken clairvoyantes,
kaartlegsters en anderen, die magische reuk
werken en zalven verkoopen en van het bij
geloof der onnoozelen leven.
In Berlijn moeten om en om 2500 waar
zeggers en waarzegsters zijn. En het houdt
niet bij de Nederlandsche grenzen op! Hoe
wel Den Hang bijvoorbeeld tienmaal kleiner
is dan Berlijn, zijn er naar een goed
kenner van de stad verzekerde weinig
minder dan 1000 dames en heeren, die teeren
op de zakken van het bijgeloovig publiek.
Dat deze onnoozelen niet enkel onder de zoo
genaamde lagere volksklassen schuilen, kan
men wel opmaken uit de reeksen advertenties
van sterrenwichelaars, koffiedikkers, slapen
de^) dames, waarzegsters, kaartlegsters
enz. enz. in de mondaine bladen."
Dit zijn wel droevige verschijnselen.
Maar hoe kan het anders.
Waar het verstand niet meer steunt op het
geloof in Gods Woord, daar drijven gevoel en
verbeelding den mensch naar het godsdien
stig surrogaat.
Ongeloof en bijgeloof gaan hand in hand.
Het moderne „beschaafde" heidendom van
onze dagen vertoont al de verschijnselen van
het heidendom in niet-gekerstende streken.
door H- ZEEBERG.
43)
Dan keek zij verlangend naar de deur.
En waarlijk! Zacharias Mieras was weg-
geloopien, om de stem van zijn zoon niet
te hooren. Natuurlijk had hij begrepen, dat
de radio zou worden opengezet. Hij was de
kaïmer ontvloden. Maar werd er weer been
gedrongen.
Ein bij ging. Zette zich in den stoel en
luisterde, zijn vrouw aanziende, heel even,
met een raadselachtigen blik.
De stem in den aether sprak. Maar de
zin der voordracht drong tot geen van drieën
door. Zij hoorden alleen woorden, woor
den. Zij hoorden de stem.
Zacharias Mlieras, in-bleek, staarde naar
den grond. De hand, die op de tafel lag
Ina zag het duidelijk .beefde.
„Ik heb gezegd. En dank u wel voor de
welwillendheid, waarmede u naar mij ge
luisterd hebt."
Toen keek Zacharias Mieras op.
ONTDEKKING VAN DE STEENKOOL.
liet is dit jaar 740 jaar geleden, dat de
steenkool in Europa ontdekt werd.
Althans, de Stadskroniek van Luik ver
meldt, dat daar in 1198 voor het eerst de
thans zoo algemeene brandstof werd ge
bruikt.
Het smidskunstwerk had daar n.l. in
die dagen een buitengewonen bloei bereikt
en de Luiksche wapenen vonden aftrek door
geheel Europa. Op zekeren dag, zoo ver
meldt de kroniek, onder de regeering van
den prins-bisschop D'e Guye (11951200)
kwam er bij een smid, Hullos genaamd, te
Coche, bij Luik, een onbekend oud man,
die hem vroeg hoe het met de smederij stond
en of hij tevreden was. De smid antwoordde,
dat het hem niet aan werk ontbrak, maar
dat de houtskolen zoo duur werden. Daar
op zei de oude man, dat hij maar eens naar
den Monniksberg moest gaan, daar zou hij
zwarte steenen vinden, welke uitstekend als
brandstof konden dienen.
Die Monniksberg, ook Publemont gehee-
ten, ligt dicht bij Val St. Lambert, een
voormalig Benedictijnerklooster bij Luik.
Smid Hullos ging aan het zoeken en vond
wat hem voorspeld was: hij dolf daar de
eerste steenkolen.
D'e oude man kreeg later in de volksover
levering, zooals dit meer gebeurd is, een
soort bovenaardsch karakter: hij werd een
engel (Angelus). Dit wordt aldus verklaard,
dat hij misschien uit Engeland kwam, waar
toen het gebruik der steenkolen al bekend
was en dus als Angelus te boek kwam te
staan. Hoe 'het ook zij, het schijnt zeker,
dat op genoemd tijdstip inderdaad bij Luik
voor het eerst steenkool werd gedolven, zoo
dat de datum van het 740-jarig „jubileum"
wel juist schijnt te zijn.
Tegenover dit alles staat echter de ver
klaring van een ingenieur te Kerkrade, die
verklaarde, dat daar ter plaatse in het jaar
1113 reeds steenkolen werden gedolven en
wel door monniken.
De eerste steenkolenmijn moet volgens
hem niet bij Luik, doch bij Kerkrade wor
den gezocht, zoodat wij dus in 1913 al 'het
achtste eeuwfeest van de steenkool in Euro
pa hadden kunnen vieren.
„Dat was Piet, moeder," stootte hij uit,
sprekend met schorren toon.
Zij knikte sprakeloos, haar tranen den vrijen
loop latend.
Ina sloop uit het vertrek.
1
HOOFDSTUK XVII.
Mevrouw Westwoud stak haar hoofd bin
nen de deur van de studeerkamer.
„Mieras. Oan je te spreken," zeide zijl
De predikant sprong op.
„Dan is het in orde," antwoordde hij vroo-
lijk. „Daar heb je nu den boer in zijn ware
gedaante! 'fcHad verwacht, dat hij mij' zou
komen bezoeken."
Een oogenblik later kwam Zacharias Mie
ras binnen, begroet door den dominé, die
luchtig had willen spreken, om den bezoeker
op zijn gemak te zetten. Mlaar de woorden
bestierven hem op de lippen. Want vóór hem
stond niet een zelfbewuste boer, maar een
gebroken man.
„Wat is er, Mieras? Iets ergs met je
vrouw?"
„Neen, neen, mijn vrouw maakt het heel
goed, dominé. Maar ikik ben een groot
zondaar.
Dominé Westwoud glimlachte.
,,'tHeb je van schrik nog niet eens een
hand gegeven, man. Hier is een stevige. En
ga daar dan eens zitten. Zoo, vind je je zelf
een groot zondaar? Nu, dat is nog zoo kwaad
niet. Eb gelukkig voor je zijn wij dat alle
maal. Je dominé niet minder dan jij. Ale
wij zóó ons zelf kennen, wel, dan mogen we
dankbaar zijn. Want dan snakken wij om
vergeving en komen voor God op de knieën.
En hoe heerlijk is het dan, te weten en te
ervaren, dat Hijl genadig is en in Christus
Jezus, Zijn Zoon, ons zegt: „Sta op, uw zon
den zijn u vergeven". Je weet den weg toch,
Mieras? De knieën zijn toch niet te stram?"
„Dominé, ik vecht met mijn trotsche hart.
Maar het wil niet barsten. Eb tóch moet
het."
„l)at doe je ad enkele «lagen, 1x6, Mieraus? 1
Daarom was je zeker Zondag niet in do
kerk? Kn daarom ontweek je mij Dinsdag
zeker? Ja, ik heb wel gezien, dat je -vlug -van
het daanhek wegliep, 't Is niet erg, hoor, dat
je menschen ontloopt. Als je maar bedenkt,
dat je God niet ontloopen kunt. Je hebt de
laatste dagen met Hem te doen, niet?"
,,'t Is niet van de laatste dagen. Al jaren,
dominé. Maar den laatsten tijd heel erg. Ik
zag mijn vrouw wegkwijnen en dat was
mijn schuld.... En toenen toen ging
ik mijn daad al meer als zonde voor God
zien. Maar ik verzette mij met ikracht
Ikoch, 'kweet niet'tWas vreese-
lijïk. Al die jaren woelde en werkte het in
mijMaar het trotsche hart wilde niet
breken
„Is het nu gebroken, Mieras?"
Vol medelijden klonk de stem van den pre
dikant.
,,'t Wil nóg niet, dominé. Ik durfde Zon
dag niet naar de kerk, want ik zag duidelijk,
hoe daar jaar op jaar een huichelaar had
gezetenEn nu wordt het straks weer
Zondag en.
De predikant liep naar de deur en draaide
den sleutel om.
„:Mieras, wiji doen het eenige, wat wij moe
ten en kunnen doen.
Hijl zonk op1 de knieën. En de boer van de
Val volgde dat voorbeeld.
Etn toen klonk door de studeerkamer de
gedempte stem van dominé Westwoud, die
bad als een kind
Ze stonden op. En 'twas stil. Zacharias
Mjeras staarde voor zich uit. Maar op zijn
gelaat lag niet meer zoo'n sombere trek; was
niet meer dat wanhopige, dat bopelooze te
bespeuren. De dominé zag het met blijd-
De boer van de Val keek hem aan.
„Nu weet dominé nog niet eensbe
gon hij.
„Ik weet het wel, Mieras. Maar al wist
ik het niet, dan zou ik misschien toch ge
handeld hebben, als ik deed. We moeten
eerst naar God om vergeving. Dat andere
komt vanzelf. Het is heerlijk voor je, dat je
alles nog kunt goedmaken. Ja, ik weet alles.
Al eenigen tijd. Hteb je gisteravond je zoon
gehoord?"
Zacharias Mieras knikte.
„Ik ook, Mieras. 'tWas een mooie voor
dracht. Veel menschen aan de rivieren zullen
er naar geluisterd hebben. I k deed het om
dat het miji bekend was, dat de spreker je
zoon was. Hoofdingenieur van den Rijkswa
terstaat, Mlieras, dat is geen kleinigheid! Eir
zat zeker wel een goeden kop op dien jon
gen?"
„Hij kon best leeren. Maar daar had ik
het land aan."
„Dat was natuurlijk glad verkeerd, want
die gaven had de jongen van God ontvangen.
En over ontvangen gaven moeten we rent-
meesteren."
„Het was verkeerd. Dominé weet alles?"
„Alles, Mieras. Straks vertel ik wel, hoe."
„Het was verkeerd. Maar ik zag het toen
niet in. Later pas. Zes, zeven jaar later
schreef hij. Ik zond de brieven terug. Maar
n a dien tijd was het mis met mij. Twintig
jaar lang heb ik gevochten. Ik werkte en
ezelde om die gedachten weg te bannen. E'n
toen ging mijn vrouw al meer sukkelen. Het
was Gods straf op mijn zonde. Zwaarder
werd mijn strijd. Toen zag ik het portret in
het radio-tijdschrift. Het keek mij zoo ver
wijtend aan en het zei: „je waart een ont
aarde vader en door jou heb ik God verlo
ren". O, dominé, het was vreeselijk. En nóg
izjei de duifvel„je hebt goed gedaan; je
moest je vaderlijk gezag laten gelden". Maar
ik deed niet goed. Zóó mag een vader niet
handelen. De jongen zou nooit een goede
boer geworden zijn. Zijn heele leven was dan
bedorven. Het werd mij telkens duidelijker.
Toen hoorde ik gisteravond zijn stem, die
niets veranderd was. E'n toen kon ik niet
meer. Den ganschen nacht heb ik liggen
woelen en werken
Héb je er niet met je vtouw over ge
sproken, Mieras?"
„Tegen den morgen, dominé. 'kHeb ge
zegd: zóó kan het niet langer. Ik ben uit
bed gegaan en als een worm heb ik tegen
den zeedijk gekropen.Eb nu ben ik hier.
Toen ik weg ging, zei mijn vrouw: „'k Zal
voor jo 1>ïd«lort"Do arme zdol zal \\wt- wo\
ja.ren gedaan tiobbon.'*
„Dtat heeft zeMieras. 'k Weet er alles
van. Maar waarom sprak zij nooit met je
over het gebeurde?"
„Mijn schuld, domiqé, alles mijn schuld,
'k Had het haar verboden. Ik was een beest
voor mijn vrouw."
„Tut, tut, Mieras. Je behoeft het niet
erger te maken dan het is. Zóó denkt je
vrouw er niet over."
„Een beest", herhaalde de boer. „Al mijn
goedheid en liefde ik zie het nu heel dui
delijk kon niet goed maken het feit, dat
ik een kind van het moederhart wegtrapte.
D'at is het ergste, wat een vader kan doen."
„Het is echt", dacht de predikant. „De
ommekeer is volkomen. Dat trotsche boeren-
hart is al geknakt, al denkt de stakkerd nog,
dat dit niet het geval is."
„En wat denk je nu te doen, Mieras?"
Eén bevende hand haalde een gefrankeer
de brief uit den zak. Het couvert was niet
beschreven.
„Ik Heb vanmorgen vroeg een brief aan
mijn zoon geschreven. Of dominé het
adres er op wil zetten en den brief verzen
den."
De predikant begreep het verzoek niet.
„Dat wil ik wel doen. Maar waarom?
Je kimt het zelf toch ook?"
„Als Piet mijn schrift ziet, stuurt hij den
brief misschien ongeopend terug. Dat heb
ik ook verdiend. "kHeb bet met zijn brief
ook gedaan. En als hij zegt: 'k heb niets
meer met vader te maken, dan heeft hij ge
lijk. Ik heb hem weggejaagd als een hond.
De jongen had geen schuld. Maar als a
het adres schrijft, maakt hij den brief open
en dan zal hij niet weigeren, te komen.
'kHeb geschreven, dat zijn vader en zijn
moeder hem terug wenschen, maar dat ik,
als hij dat verkiest, niet op de boerderij zal
zijn en dat hij dan alleen zijn moeder ont
moet. En dan komt hij zeker. Want zijn
moeder was zijn alles. Ik kan begrijpen,
dat hij zijn vader niet weer zien wiL
'k Heb dat verdiend en wil er voor boo
ten. Maar zijn moeder, die stakkerd, voor
haar moet hij komen."
Als muziek klonken den predikant deze
woorden in de ooren: dit was de taal der
zelfverbrijzeling. Deze boer voelde al zijn
schuld; gaf toe, dat hij alleen de schul
dige was; wilde boeten voor zijn verkeerd
doen; als zijn zoon hem niet wilde zien,
hij kon het begrijpen en zou het dragen..
„Zou je je zoon niet willen zien, Mie
ras?"
„Ik dominé? Ik zou naar hem toe willen
gaan en zeggen: jongen, ik heb je in mijn
trots en eigenwaan slecht behandeld; ver
geef het je ouden vader, hoewel hij dat
niet verdient. Maar de reis is te ver en
"kweet niet, of Piet mij ontvangen wil.
'k Heb het er niet naar gemaakt, 'k Heb
hem gevraagd, of hij naar huis komen
wil, in elk geval naar zijn moeder."
„Je kunt zélf het adres er wel opzet
ten, Mieras."
„Maar Piet kent mijn schrift. Het is
alleen wat beverig geworden. Als hij den
brief terugzendt zonder open te maken?
'kHeb dat verdiend, dominé. Een twintig
jaar geleden heb ik twee brieven van hem
ook teruggezonden zonder een woord van
mij er bij."
De predikant glimlachte vroolijk.
„Mieras, ik kan je nóg niet alles vertel
len, wat ik weet. Maar dit durf ik wel zeg
gen: je zoon zal den brief open maken, on
verschillig, wie het adres geschreven heeft.
Hij zal den brief lezen en zoo spoedig hij
kan naar Zuidstad komen en naar de boer
derij gaan, om daar niet alleen zijn moeder,
maar ook zijn vader te ontmoeten. Hij zal
dan niet alleen zijn vader vergeven, maar
óók vergeving vragen."
„Dat behoeft niet, want hij heeft niets
misdaan. Maar hoe wéét dominé? Is dat
alles nu waar? Het is te mooi, om waar te
zijn. 'k Heb het niet verdiend."
„Onze God is een genadig God en Vader,
Mieras. Voor den zondaar, die op de knieën
valt, heeft Hij een gewillig oor. Hij is met
ontferming bewogen en Hij doet niet met
ons naar onze zonden. Hij straft ons, maar
niet naar onze ongerechtigheden. Dat blijkt
ook in jouw géval, Mieras. Wat ik je heb