ajHJ. F^ï^TpiliTT 3 J *4 s 1 s I! ai i Rondgang door den Dam-doolhof. 1 DE BOERDERIJ AAN DE VAL I H cn a 3 Q UI Ui I •3 I ffi !c e- w s a 0 J IJ W W Z O D *r\ D U O 63 s 5 -i c - s o C2 0. T3 - O z s a- -5 5 ->* o o E rO s 4J as CO 03 CO CO hn 0 li®. CO O 2iZ-ö -4-» r-4 '0-3 fl-2 a fflO dJ 05 *4 "t2 s. W O cd «w CD m ^3 T3 -Ei t, "H O pq S g ëm^-sW ia o ö»l T3 Tj d cd f-4 cd o cd 3 =31 d CD O cd 0 c 3d m 0"O CD -*-> CD Ü3 cd «4-t CD NJ CD CD -a t3 CD T3 a s CD O CD rS —- -t~> cd cu 10 d fco °3 d "d •S S 0 ffl 22 m •'-* o p d <Q ,0 d»0 a> d - ^•H P 32 tri ÏH bO to P cd >r1 5 d S b" fl q :d S f fi a> S2|s2 «5S, cd bfl -C W i—« O d Cd CO T3 g 3 o g g a H o tj aj o M a M N I n gfS' S^.2 O O dP O td bo &'i/] roepings^evocl doodelifh werit, dan is er in onze Christelijke kringen een verba- zee de achteruitgang te constateerden. En de bewijzen zijn er, dat deze achter uitgang er is. Wat te zeggen van het volgend antwoord gegeven door een 14-jarigen jongen ter be antwoording van de schriftelijke vraag „Wat wil je worden en waarom?" „Ik wil onderwijzer worden, omdat dit een .vaste betrekking is, met een pensioen. En ik wil bij 't Christelijk onderwijs, omdat daar nog de meeste kans op een baantje is." (Ik sta voor de juiste weergave van dit verbluffende antwoord in. S.) Ziedaar de weerslag van de thuis ge boorde gesprekken. Als dit, door den druk der malaise, de sfeer wordt, waarin in onze christelijke gezinnen de kinderen worden opgevoed, dan is de crisis der ziel grooter en erger dan die der portemonnaie. Liever een kind, dat zichzelf overschat, bij 't kiezen van z'n desnoods vermeende „roeping", dan een nuchter zakelijk men- echenkind van 14 jaar, dat het woord „roe ping" nooit gehoord heeft, en in de plaats hiervan alleen maar weet van „cénten". Precies ditzelfde geldt nu weer van de verloving. Een mooie partij, een goede par tij, een man met een vaste positie, het zijn de vele eischen die men stelt. Neen het is niet alles eerlijk en spontaan, het is niet een geloovig uitzien naar een partner, die bovenal geestelijk de gewenschte voor ons is. Het geld speelt vaak een eerste rol; men is berekend, men „kijkt" uit en „gebruikt zijn verstand". En God schijnt hierbij geen rol meer te worden toebedeeld. Inplaats van deze vraag tot zichzelf: „Ben ik de man, die dit meisje gelukkig kan maken?" „Wil ik haar waar geluk?" vraagt men: „Zal ze mij gelukkig kunnen maken". En dan rekent men onder gelukkig héél vaak: lichamelijk en financieel geluk. Een mooi en rijk meis je: ziedaar het ideaal. Wordt op een dergelijke aardsche 'basis een huwelijk gesloten dan kan door Gods gonade nog heel veel terecht komen. Maar dan komt dit geestelijk naar elkaar toe groeien, vaak doordat men moeilijke jaren met elkander door moet maken. Soms moet eerst alles ons uit de handen worden ge slagen, moeten we berooid daar staan om elkanders wezenlijke waarde te schatten en te winnen. O, hoeveel kinderverdriet, hoe veel verkeerde of lamlendige opvoeding is 'het gevolg van die eerste mislukte huwelijks jaren, waarin beide partijen slechts eigen geluk, eigen bevrediging, eigen belang zoch ten en handhaafden. Wat kan het goed en schoon zijn als wer kelijk het heilig bedoelen voor zit elkaar te dienen (dat is niet te verwennen!) en te helpen. Hoe hebben, vooral in de eerste levensjaren, die zoo belangrijk zijn voor 't geheele verdere leven, de kinderen recht op een dergelijk zonnnig huwelijksleven hunner ouders. En als het met de beste bedoelingen tij dens de verloving inderdaad niet gaat, om dat één van beide partijen toch niet lief kan hebben, omdat het hart spreekt: dit is niet de weg; dan kan de ware liefde het offer brengen en, wél met groote droefheid, maar niet met bitterheid de band verbre ken. Als een verloving op deze wijze „uit" gaat: hoe zijn de jonge menschen dan door de diepte gegaan. Onmogelijk is het dan van te spreken over: „de eer, wie het had uit gemaakt". Hier behoort de familie niet in te roddelen, slechts vol liefde tegemoet te komen, te schragen. Men 'blijve dan met groote waardeering en ernst de andere partij beschouwen, al zal het wijs zijn ze zoo min mogelijk te ontmoeten (ook de familieleden niet) en te vens eenmaal de zaak beëindigd zijnde, moe ten de gesprekken er over zooveel mogelijk vermeden. God is dan de eenige trooster in het per soonlijk gesprek, dat Hij wil hebben met onze ziel. Nuchterheid en vroomheid zijn ook hier noodig om dit kruis te dragen. P. W. J. S. Wenken op electrisch gebied RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Wat zijn electrische trillingen? Eens zal de dag komen, dat koperdraden, gummiomhulsel en ijzerband nog slechts in het museum rusten. Dan zal de mensch, die met zijn vriend wil spreken en niet weet waar die zich bevindt, met een electrische stem roepen, een stem, die alleen degene verstaat, die het afge stemde electrische oor bezit. De stem zal roe pen: „Waar ben je?" En het antwoord zal klinken in zijn oor: „Ik. ben in een diepe mijn, op den top van den Andes of op den verren Oceaan". Ongeveer 40 jaar zijn verloopen sinds de Engelsche natuurkundige William Edward Ayrton deze profetische woorden sprak en reeds zijn ze bijna vervuld. Op electrische golven vliegen berichten gansch den aardbol om. Concerten ergens in Londen of New York in een concertzaal gegeven, worden duizend mijlen vandaar op den Oceaan of in de eenzaamheid van de prairie of oerwoud vernomen. Ja, de woorden van Ayrton schijnen ons reeds thans bijna vanzelf sprekend, want maar al te spoedig wordt het wonderlijk alle- daagsch. Van een electrische stem en een gelijkge stemd electrisch oor spreekt de Engelsche natuurkundige. Met deze beide woorden teekent hij het heele probleem van de draadlooze telegra- phie en telefonie. Elk draadloos zendstation is inderdaad een electrische stem. Zooals een klinkende klok naar alle kan ten geluidsgalmen uitzendt, zoo zendt de antenne van het draadloos zendstation electrische golven de ruimte in. Voor de geluidsgolven geldt de wet, dat zij zich in de lucht met een snelheid van 330 M. per sec. voortplanten, om het even hoe groot het aantal trillingen per seconde is, welke hoogte dus de toon heeft, die zij vormen. Voor de electrische golven geldt dezelfde wet, alleen is haar voortplantingssnelheid rond l.OOO.OOO maal grooter; zij is gelijk aan de lichtsnelheid en bedraagt 300.000 KM per seconde. Maar heide soorten trillingen gehoorza men aan dezelfde wetten van één voor elk /trillingsgetal zelfde voortplantingssnelheid en voor beide geldt daarom ook de betrek king dat het aantal trillingen 'per seconde, vermenigvuldigd met de golflengte gelijk is aan de voortplantingssnelheid. Als wij b.v. weten, dat de enkel gestreepte a van een piano (de toon die bijna in 't midden ligt) per seconde 435 heele trillingen heeft, dan kunnen wij direct berekenen dat de lengte van zoo'n geluidsgolf 76 cm moet bedragen, daar deze lengte vermenigvuldigd met 435 de bekende voortplantingssnelheid van het geluid (330 M p. sec.) geeft. Op dezelfde wijze rekent men, als wij hooren dat een draadloos station met een millioen tril lingen per seconde zendt. De gezochte golf lengte in meters is dan gelijk aan de voortplantingssnelheid van electrische gol ven in meters, dus 300.000.000 M., gedeeld door het trillingsgetal 1.000.000, d.w.z. 300 M. Uit de geluidsleer weten wij ook dat er zeer verschillende tonen en geluiden zijn. Het begint bij den korten paukenslag en leidt via de klanken van klokken en piano's naar de gerekte tonen van violen en sire nes. Bij den paukenslag wordt een korte rij geluidsgolven opgewekt, die niet eens van constante lengte zijn. Een aangeslagen klok geeft wel een toon van gelijke hoogte. De afzonderlijk, door de klok uitgezonden tril lingen hebben hetzelfde trillingsgetal en de zelfde golflengte, maar de trilling van de klok is een gedempte trilling. De hoogte en diepte der golfbergen en dalen neemt snel af en in korten tijd sterft de toon weg. Bij een viool daarentegen is de demping veel kleiner. Gedurende de heele tijd van de streek wordt de toon met con stante sterkte, d.w.z. ongedempt, volgehou den. Ongeveer diezelfde etappes heeft de techniek der draadlooze telegrafie met de zendstations doorgemaakt. Wij zul Ion do volgend© werk iets vertel len over deze geschiedenis der draadlooze telegrafie, opdat wij ook eenig inzicht krij- gen in hetgeen er nu eigenlijk bij1 een radio- zendinrichting en ontvangapparaat gebeurt. Vragen: J. de M. te G. Wij mochten eenige gege vens over uw toestel ontvangen. De eindlamp is de G 453, terwijl het toestel een E 446 en E447 bevat. Als plaatstroomlamp bevat het toestel lamptype 1823. De netsohakelaar is gecombineerd met de sterkteregeling, terwijl de korte- en lange- golf-overschakeling gecombineerd is met de afstemknop. U kunt het toestel op 220 volt en 110 volt gebruiken. Ook zonder al te groote antenne zal het toestel goede ontvangst geven. We ra den u echter een buitenantenne aan. J. v. O. te R. Een laagohmige luidspreker kunt u niet gebruiken op de distributie. Bij^ na iedere normale luidspreker is voor dis tributie ook geschikt. Uw distributiebedrijf kan u echter iedere gewenschte inlichting hierover geven. door H. ZEEBERG. 35) -o „Je bent heel lief en goed voor mij. Die stadsmenschen weten ook voor alles een oplossing! Als Piet nu maar terugschrijft. Hoe ziet hij er uit?" Ina glimlachte. „Stel u uw man maar voor, toen hij zóó oud was als nü uw zoon. Hij gelijkt sprekend op hem. Dat trof mij juist. Van daar, dat ik het uw dochter vroeg. Maar zullen we het zóó doen? U kunt morgen ochtend wel een briefje schrijven. Met pot lood maar. Dan zal ik het vanavond doen, en morgen den brief naar Zuidstad bren gen. Als er antwoord komt, komt het aan mijn adres en dan krijgt u den brief onmiddellijk." „Ja, dat is goed. 0, wat ben ik blij, dat alles te weten. Ik hoop, dat Piet zijn moe der toch antwoord geeft." „Ik reken daarop", zei Ina op vasten toon. „Natuurlijk doet ingenieur Mieras dat, want hij. is een rechtschapen man." Zij zag tot haar vreugde, hoe de oogen van haar Grootmoeder vroolijk lichtten. „Maar één ding moet u mij beloven", zeide zij dan. En op den vragend'en blik van de ander: „Als dat antwoord' komt, en u kunt daarop gerust rekenen, en het is gunstig, dan moet u het den boer vertellen. Want zóó mag het toch niet bljjven." „Dat 'kan ik niet beloven, Ina. Want dat weet ik niet. De boer wil niets hooren over Piet. „U vindt het misschien erg eigenwijs van mij, maar ik geloof, dat u zich vergist." „Neen, neen, ik vergis mij niet. Maar... ja, ik weet nietik durf er niet over te beginnen Je vindt dat zeker laf Maar je weet nietNeen, dat kan ik niet be>* loven"k Wil nog wel eens zienHet hangt ook af van wat Piet terugschrijft A1 s dat gebeurt Ina besloot niet meer aan te dringen. Zij was nu weer een heel eind verder gekomen. Nu imoest binnen kort nog aanbreken het oogenblik, waarop zij1 zich bekend maakte. Soms twijfelde zij! er aan, of zij goed had gehandeld; of Grootmoeder niet nóg meer verteld hebben zou, als zij' wist met wie zij te doen had. Maar aan den anderen kant: de blijdschap zou al te groot zijn geweest. N u al was Grootmoeder van het gebeurde neel en al in de war. Zij was moe. Zij had een kleur van opwinding. Haar oogen schitterden niet na tuurlijk. Het was ook niet meer mogelijk, het ge sprek voort te zetten, want Mina keerde te rug van de melkerij' en even later reed de tilbury het erf op. Onmiddellijk zag Zacharias Mieras aan zijn vrouw iets bijizonders. „Wat heb je?" vroeg hij bezorgd, zijn groote hand op haar hoofd leggend. „We hebben wat druk gepraat," haastte 3 *a *n t- o qj o - "O s J c 03 - sE J 5 .5 o Ph5 T3 rr x O O V 3 co ri G 5 ri ft3 CÖ cö bc T3 G E W SS p, aj G .s G rU "êti O o co cd c S 0 Tj o =0 g e J5 *>v rH O G .-G O 0ÜPg S'3 2 T3 G o 2 bo o --7 G O S3 G fajOrG G CO O. -H U G O „G G G ÖJOrG cd ."G .2 f> G N G a G rG G G bi G "-< G5 r* O cd co G 'G bfl o - fco O -O rG •ElB pq.0 U W O bfl G G G2 bi jr f-, rJ* g o G cd G cd G Td 3 cd N T3 G cd G Q. T3 «tg c u W T3 N bfl g G -G 1 G G 5 B rG O S 0« .2 cd g TJ r-1 GJ G G f4 G G o cd O cd si G2 WW rö G cd G 'rG Q O P G 0 73 S, g.S'E n 2 S .2 rG TT T3 O O •G bfl bfl cd C bfl G G iG G G cd t+H bcW G Ic '-H 9> 1G -G G cd *-< .2 tx> a> o Ufl a> 0 rg 0 ®0 G _Q G O g bfl f~i G o? cd -4-> ^3 O G o G O to— cd W rG cd o 1-2/S f 1 f G Gh *4-4 G O a J G G O S. tZ G -G cG G S (i u S - fcc B 0) 0 SJOT - a 2 c 0.5 g S'g'o J 3 - rG G -G G h 02 p, G G H g G G G g NJ ■5; 2 0 CO G rG -G I? o PINKSTERZANG. Kom, kom, o driemaal Heilige Geest Ei, zegen dit ons Pinksterfeest Kom, Tortelduif van 's hemels dak, En breng ons den olijventak. Vertrooster, breng ons Christus' vree, En neem in ons geweten stee 0' Geest, maak onzen geest gewis, Dat God ons aller Vader is. God's Vinger, Die het steenen hert Vermorzelt, dat het weeker werd, Eh Christus' wet, die eeuwig blijft, In ons gemoed en zinnen schrijft. 0 Gij!, Die onbegrijpelijk zijl, Die 't hart tot Uwen Tempel wijdt, Die onze inwendigheid herschept, Eh lust hiji ons te wonen hebt. Kom Hemeldauw, en overstort 't Gemoed, onvruchtbaar en verdord. 0, stroom des levens, o Fontein, Bevochtig ons en maak ons rein. Kom Goddelijk vuur, en steek voortaan Ons koude ziel met ijver aan, Kom, Heilig Vuur, verteer, verslind Al wat in ons nog 't vleesch bemint! Gij, Wind des Heeren, leid toch mee Der zielen schip in 's werelds zee Opdat ze, vrij' van klip en strand, Bereiken 't eeuwig vaderland. VONDEL. zich Ina te zeggen. „Als uw vrouw ook een maal bezig is, hé?" „Maar dat moet u verbieden," zeide hij, ietwat heftig, ,,'t Is niet goed voor mijn vrouw." „Het gaat wel weer over, man. 'kHeb er niets geen last meer van." De boer schudde het hoofd. „Je moet voorzichtig zijn, moeder, 't Gaat gelu'kkig nu weer goed. Stien was ook best tevreden over je. Je moet de groeten nog hebben, 'k Heb afgesproken, als het tenmin ste hier kan, dat we volgende week eens naar Harenstede komen" onder het spre ken had hij zich tot Ina gewend. „Wiji?" vroeg deze verbaasd. „Gaat u dan mee?" „Als het mag tenminste. Ik wilde dan met de tilbury." „Dat is een pracht van een idee! Natuur lijk wil ik dat graag!" riep Ina. „Ik zal Willy van den dominé dan vragen, hier te komen." „Dat is niet noodig. Ik kan best met Mina een paar dagen alleen," vond de boerin. „Ik voel me al veel beter." „Er komt niets van in," besliste Ina re soluut. „Als u dat niet hebben wil, ga ik niet naar Harenstede." Toen was het pleit beslecht: Willy West woud zou verzocht worden, een paar dagen op de boerderij' te komen. Zij was er geen vreemde, want enkele malen per week kwam zij overwippen, er nauwelijiks mede verzoend, dat de rustbehoevende logé zoo spoedig de pastorie verlaten had. Ina verbaasde zich over het voorstel van haar Grootvader. Maar zij' nam zich voor, als de ontknooping er dan nog niet was, eenvoudig met Grootvader te praten. Al moest dan ook alles op haren en snaren wor den gezet. Zij was het niet alleen, die zich verbaas de over de houding van den boer. Dat was ook de boerin. Die reeds lang wist, dat Ina in een goed blaadje bij haar man stond, maar die iets dergelij'ks nooit zou hebben verwacht. „Zijl mag ook wel eens wat hebben," ver klaarde hij later op den avond, toen Ina op haar slaapkamertje druk zat te schrijven. „Ze offert zich zoo voor ons op. En 't is een aardig meisje, dat zegt Stien ook. Je vindt het toch wel goed, dat ik ga?" „Natuurlijk. Op mijn beurt zeg ik, dat jij ook wel eens wat hebben mag. Gelukkig ben j'e de laatste dagen niet zoo somber." „Ik ben blij!, dat je weer wat beter wordt. Vrouw, ik kan je niet missen. Dan is alles uit mijn leven weg." Hij sprak op een toon vol hartstocht. E!n liot was, of er een snik door z;ijn woorden klonk. Zij schrok er van. „Dun heb je altijd den Ileere onzen God nog, Zacharias", wees zij hem zacht terecht. „Soms vrees ik, dat je God wel eens uit het oog verliest." „Daarin vergis je je, moeder," antwoord de hij. Om dan plotseling het vertrek te verla ten f Zacharias Mieras liep naar den stal, waar zich geen enkel beest bevond. Hij leunde tegen één der kribben. En hij 'kreunde. Intusschen schreef Ina een uitvoerigen brief aan haar vader, hem alles nauwkeu rig meedeelend en aanwijzingen gevend, hoe hij' met zijn antwoord handelen moest. Ook vertelde zij1, met haar Grootvader naar Ha renstede te zullen gaan en dan te zullen trachten, hem over het verleden aan het praten te krijgen. Als dat bezwaarlijk ging, zou zij' eenvoudig laten merken, van alles op de hoogte te zajn. Opeens viel haar iets in. Zij zocht een aanteekenboekje op en bemerkte zich niet vergist te hebben: de volgende week Dins dag sprak haar vader voor de radio. Dan moesten zij in elk geval niet in Harenstede zijtn. 't Was niet onmogelijk, dat Grootvader luisterde. Maar -moest hij' wel weten, wie er sprak? Het tijdschrift, dat Zaterdag kwam, zou het vermelden! Zou de ontknoo ping er Zaterdag al zijn? Zijl zou er eens met Grootmoeder over spreken. Want zij kon nu wel met veel bravour allerlei plannen ten aanzien van Grootvader maken, maar feit was toch, dat Grootmoeder hem veel beter kende. Neen, neen, zij moest voorzich tig te werk gaan. E'n den volgenden dag ook eens advies aan dominé Westwoud vragen. Misschien was die wel genegen, met Groot vader te praten, nu zij het pad in zooverre had mogen banen. SCHRIJFMATERIAAL IN DEN OUDEN TIJD. Schrift in klei. In oude tijden heeft men verschillende soorten schrijfmateriaal gebruikt. Men heeft geschreven in lood, in steen, in klei, op 'hout, op potscherven, op papyrus, op perkament, op klei. Omtrent het schrift in klei schrijft Ds N. Buffinga in zijn: „Het Nieuwe Testament in den loop der eeuwe n": „Schatten voor de kennis van de oude we reld zijn ons bewaard door den bodem der Eufraat-Tigris-vlakte, waarheen Genesis ver wijst als de bakermat der mensohheid en de geboorteplaats van de groote wereldrijken der oudheid, waaraan de namen van Assyrië en Ba'bel voor immer verbonden zijn. In de ruines van de oude paleizen der vroegere wereldsteden als Ninevé, Babel, Nippoer, zijn duizenden en duizenden klei- tafeltjes gevonden, en andere oudheidkun dige schatten, als leemprisma's en leem- cylin'ders, platen van marmer of albast, stierkolossen, obelisken en tempelmuren, re- liefs van veldslagen en 'belegeringen, jaoht- tafereelen en offerfeesten, door welke vond sten een verrassend licht is opgegaan over de oude Oostersche wereld. (Een deel dei- gevonden reliefs is zeer merkwaardig voor onze kennis van Sanheri'bs strijd met Hiskia van Juda.) De gevonden kleitafeltjes zijn langwerpige van klei of leem gevormde blokjes. Als de klei nog zacht was, werd met oen puntig voorwerp een spijkerschrift er in aange bracht en daarna werden de beschreven ta feltjes in de zon of kunstmatig gedroogd. De ingegraven teekens waren dan natuurlijk onuitwisbaar. Sinds 1933 is zaal na zaal in de musea van Londen en Parijs, Berlijn en Gonstan- tinopel, én ook in Amerika, gevuld met steeds meerdere duizendtallen kleitafeltjes en in scripties, die uit den schoot der Eufraat- en Tigris-vlakte zijn opgedolven. In de ruines van Assurbanipals paleis te Ninevé werd niet minder dan een geheele bibliotheek van kleitafeltjes gevonden; my thologische, astronomische, chronologische en grammaticale teksten, geileden, hymnen en klaagzangen, woordenlijsten en tweetalige kleitafeltjes. Onder deze tabletten waren er met verha^ len over de Schepping en de zondvloed (Gil- gamesj-epos). Ze zijn alle geborgen in het Britsoh museum. Te Tello werden een 30.000 kleitafeltjes gevonden, die ons een blik geven in de won dere ontwikkeling van dien tijd, toen land bouw, handel, kunst en wetenschap, staat kundig en maatschappelijk leven op een veel hooger trap stonden dan ooit kon worden vermoed. Te Nippoer in Zuid-Babylonië zijn in de tempel-^libliotheek niet minder dan 23.000 kleitafeltjes ontdekt met tafels van verme- nigvudiging, lijsten met. de voornaamste ge beurtenissen, lijsten van lengte- en inhouds maten, aardrijkskundige lijsten met namen van bergen en landen; voorts hymnen en ge beden, toover- en bezweringsformulieren, mythologische en astrologische teksten. In het oude Nippoer was n.l. gevestigd één der 'belangrijkste van alle oude Babylonische scholen. Ook zijn er nog een 28.000 contract tafeltjes in andere gedeelten der stad ont dekt. Sinds 1898 worden de ruïnes van Babel stelselmatig doorzocht. Het geweldig paleis van Nebukadnezar is blootgelegd, waarin men aantrof een zaal, versierd met 'gekleur de tegels, en een reeks vertrekken van aller lei aard, in één waarvan Alexander de Groo te 'gestorven is. Babel is als het ware uit den grond herrezen. Bijbelteksten heeft men echter op geen kleitafeltjes aangetroffen". Dit boekje, waarvoor Prof. F. "W. Gros heide een warm gesteld voorwoord schreef, bevat een schat van wetenswaardigheden omtrent 't Nieuwe Testament. Achtereenvol gens wordt gehandeld over de taal, de tekst, de oude vertalingen van 'het Nieuwe Testa ment, de aanhalingen van de Kerkvaders, de gedrukte tekst en nieuwe vertalingen. Het bevat 2'6 illustraties naar foto's en teekenin- gen. Uitgeefster is U. M. Holland te Am sterdam. Prof. Grosheide, een deskundige bij uitnemendheid, zegt van dit boekje o.m.: „Ds Buffinga schrijft duidelijk. Hiji is er in ge slaagd allerlei vrij ingewikkelde kwestieis op bevattelijke wijze voor te stellen. Men zal dit geschrift gaarne lezenDs Buffinga gaf ons een k o s t el ijk boek dat we gaarne aanbevelen". Onder redactie van Jur. Schroder, Sfa- dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Oplossingen. Probleem 2 (beginners): Stand zwart: 1 dam op 41 en 6 schijven op: 14/16, 19, 20 en 24. Stand wit: 1 dam op 3 en 6 schijven op: 25, 26, 30, 33, 35 en 38. Wit 1. 33—29 2. 3024 A 3. 3X36 Zwart 24X42' 20X29 B A wit kan ook nog eerst 2621 spelen. Dan gaan er nog meer stukken van het bord, vooral als zwart na 3024 dan ook 20X29 slaat. B Hier kan zwart 19X30, doch dan slaat wit 35X24, zwart 20X29 en de afwikke ling ondergaat daardoor dus geen wijziging. 'Goede oplossingen van D'ikkie v. d. Kreeke te Goes; A. Matthijsse Gzn. te Nisse; G. Sulsters te Kapelle-Biezelinge; A. W. Kaat te Kapelle; Ghristiaan Sturm te Se- rooskerke (W.); Gorrie Corstanje te GoelS (ook van no. 1); K. Blomaard te Kloetinge; Teun de Vries te Middelburg en „Junior" te Vlissingen. Probleem H. Auteur: 'H. M. Slahbekoorn, Goes. Stand zwart, 13 schijven op: 7, 8, 9, 12, 14, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 27 en 28. Stand wit 13 schijven op: 25, 26, 30, 32, 35, 36, 38, 39, 41, 42, 45, 46 en 49.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8