Y fill i Voor de jeugd. S| Voor den Zondag. g 5" En te fr 3 s t Zaterdag 4 Juni 1938 52e Jaar gang No. 36 SioS.P> Q<X> p P B p fa- <D O CD ►H P P tï4 P m 9 2 H s°" f g B (SS^g §&p I-' m a. p £~S?r o$ ssrs-pvarg; .n. ts3 m gê- go. o t?--4 w KS f^B KS® wdo® a> P O S- S- O O yw i V*h O I-' P> 5* CO TO co g u LJ. P HZoi 88* Wit Zwart 1. 3934 28X48 2. 3631 27X47 3. 25—20 47X40 4. 20X29 23X25 5. 45 X34 48X30 6. 35X4 en wint. Eenige oplossers zonden in Wit 1. 3631 Zwart 27X47 A 2. 39—34 28 X48 3. 2520 en verder als in de vorige oplossing. A. 128X48 2. 31X4 48X34 3. 4X16 34—39 4. 49—43 39X48 4. 41—37 48 X31 6. 26X37 en wint. Beide oplossingen zijn goed. In wezen berusten ze op dezelfde slagwending. De afwijking, aangegeven onder variant A, ils eigenlijk geen oplossing. Want zelfs al zou wit de zwarte dam niet af kunnen nemen, ik denk b.v. aan: (inplaats van 4X16): 3. 26X8 34—43 4. 4X36 43X3 5. 36—13 19X8 6. 30X10 dan is het numerieke overwicht zoo groot, dat winst veilig geconcludeerd mag worden. Bij A in oplossing II zou men dus kunnen zetten: 28 X48, verliest snel door overmacht en kan dus niet. Blijft over 27X47. En dan komt men in de gang van oplossing I. Van een bij-oplossing kan men dus feitelijk niet spreken. Iets anders is, of het niet beter ware om de ivariant A te weren. Dat stem- m'en wij direct toe. De auteur had dit moe ten doen. Hoe De heer Gors tan je in Goes geeft hier de raad: verplaatst 1 schijf 36 op 47 en die van 39 op 34 en u voorikomt de „bij"-opllossing. Aardig gevonden. Ge tuigt van behoorlijke studie van het gebo- dene! Zóó wenschten we, dat alle lezers de rubriek volgden. Dat zou voor hen buiten gewoon leerzaam zijn. Goede oplossingen ontvangen van: A. Cor- stanje te Goes; J. Knuist te Goes; A. Wal raven Mz. te Middelburg; C. Hoogesteger te Wemeldinge; A. Willemse te Aagtekerke; Jan Sinke Dzn. te Kloetinge; D. Hugenee te Aagtekerke; J. van der Kreeke te Goes; L. van Wel te Kapelle; B. Schreuder te Goes; „Dammer" te Breskens en J. de Jong te Bergen op Zoom. Correspondentie. G. Corstanje te Goes: We hadden u in groep „gevorderden" opgenomen. Maar waar vader en kind beter niet in dezelfde Mas kunnen zitten hebben we u maar weer „ver laagd" naar de groep „Beginners". A. C. te Goes: Er was inderdaad bij 1B goed „gewerkt". Binn'enkort komt de uit slag van no. 12. Uwopmerking eindspel de Jong Versus N.N. is juist. Waar het daar niet om ging u voelde het goed aan kunnen we die variant overslaan. Er zouden nog meerdere leerzame opmerkingen te ma ken zijn geweest, maar die zouden de „clou" schaden. Dank voor uw waardeering. Chr. Sturm te Serooskerke: Beterschap! Het was best zoo! L. van Wel te Kapelle: Aanbevolen! Be dankt! Eindspel 3 (beginners). 1 2 3 4 5 6 16 26 36 ♦6 15 25 35 45 Stand zwart, 2 schijven op: 6 en 32. Stand wit, 3 schijven op: 9, 17 en 34. Wit speelt en wint. Eindspel 3 (gevorderden). Zwart, 3 schijven op 6, 13 en 23. Wit, 3 schijven op 17, 22 ten 34. Zwart speelt en wit wint. Opgelet Op verzoek stellen wij den termijn van in zending iets langer. Men heeft nu tot en met 25 Juni dten tijd om in te zenden. Van eindspelen alle varianten (moge lijkheden) aangeven a.uJ». Dtenkt afd. B om het onderschrift? (Zwart begint en wit wint 1) Beide eindspelen zijn leerzaam. Doe uw best ten.... succes! 47 48 49 50 Beste Nichtjes en Neefjes! Deze keer geef ik voor de gezelligheid een paar andere raadsels dan we gewoon zijn. De prijsraadsels slaan we een week over en er behoeven nu dus ook geen briefjes ge schreven te worden. De oplossingen ervan zal ik Zaterdag plaatsen. I. Wat staat hier? RRRRHRRRin den rrrrr zwem men n n n n tig tig tig tig tig 1 den. H. Wie kan acht en tachtig van twintig aftrekken en twee en twintig overhouden? III. Mijn eerste brandt, mijn tweede ver oorzaakt pijn. Mijn geheel verkoopt men in kunsthandels. De prijsjes, die ik de vorige week nog niet bekend kon maken zijn toegekend aan Boer tje, „Op jacht naar boerven en Meerkoet"; Bruinoogje, „Sjoerd van 't Voogdhuis"; „Blondkopje, „Sari en haar vriendinnen"; Duifje, „Eèlke en zijn vriend"; Kerstmanne tje, „De Ruyter", en De Tweelingen, een vul potlood. Allen prettige Pinksterdagen gewenscht van TANTE DOLLIE. EEN MOEUJKE DAAD. 24) o— Moeder had het wel gezien, dat onvrien delijke van Bert telkens; wat had die jon gen toch! Was dat nu gekomen na dat ongeluk, of? nee ze herinnerde zich dat het voor dien tijd ook niet heelemaal in orde was. Als ze maar wist wat er aan haperde, maar Bert liet nooit iets los. Ze zou maar rustig afwachten, misschien ver telde hij het nog wel eens als er werkelijk iets was, met vragen kwam ze in ieder geval ook niet verder. Maar nu zou ze toch doorzetten, want het was niets erg, als Lies je ook eens wat van Juup genoot. Een beetje verdrietig dacht ze er bij, dat Bert toch wel erg zelfzuchtig werd. Zoo werd dus afgesproken, dat Bert den volgenden dag weer naar Liesje zou gaan en lusteloos zei hij, dat het goed was. Jan en Geertje waren naar bed en Bert was nog alleen met Vader en Moeder in de kamer. Op een kussen naast de kachel lag Juup te slapen, maar af en toe sloeg hij zijn oogen even op en keek dan Bert aan. Hij zat zijn sommen te maken en onderwijl meteen aan Juup te denken. Zoo'n fijne hond, hij zou hem nooit willen missen. Zoo als Blan.bah, daar had je het weer. Even keek Vader op. Gaat het niet, Bert? Neeeh, stotterde Bert, die sommen zijn zoo moeilijk, verzon hij maar gauw. Moet ik je helpen? Nee, ik zal het nog wel eens probeeren. Bfij wou nu al zijn aandacht bij de som men houden, die niet eens zoo moeilijk wa ren, maar het lukte niet. Dien avond mocht Juup niet, zooals an ders, boven eerst nog wat met Bert spelen. Hij werd dadelijk in de mand, die op een veilig hoekje van den zolder stond, gezet; zijn protesteeren hielp niet en op Bert's dreigend: pas op hoor, liggen blijven! rolde hij zich schuw op. Dat was nog nooit gebeurd dat Bert geen zin had om met Juup te spelen; hij' was boos op iedereen en 'bedacht dat het eigenlijk Juup's schuld was dat hij telkens aan Blan moest denken, en al die andere nare dingen. Fluitend kleedde hij zich uit en toen hij neerknielde om te bidden, roffelde hij maar gauw zijn gebed af; even bedacht hij nog dat hij het net zoo goed had kunnen laten, want dat dit geen bidden was, maar evenals de vorige avonden, toen het net zoo gegaan was, stond hij maar gauw op en was met één sprong in bed. Bert kón niet bidden. Hij had Vader dien middag beloofd den Heere vergeving te vragen, en dat had hij gedaan ook, maar, hij voelde zelf dat het niet echt gemeend was, dat hij het zoo niet kon, want hoe kon je vergeving vragen voor het een, terwijl er nog zooveel andere dingen waren. Niemand wist het, Vader en Moeder dachten dat alles nu in orde was, Liesjes moeder was ook altijd even vriendelijk tegen hem; die vermoedde het ook niet; maar de Heere Jezus wist alles; hij kon voor God niets verbergen en daarom kon Bert niet bidden. Bert wist best, dat hij niet echt vergeving kon vragen, voor hij eerlijk alles verteld had, maar dat was het juist wat hij niet durfde, wat hij vast nooit zou durven. Stel je voor, dat hij bij Liesje thuis moest gaan vertellen: het is mijn schuld dat Blan verdronken is, en dat ik er niets van wist heb ik allemaal maar gelogen. Nee, hij kón het niet. En nu vanavond was hij ook al kwaad op Juup geworden; als Juup er niet was, had hij dat andere misschien ook wel vergeten, ofnee, nu niet meer gaan denken, het was Juup z'n schuld en daarmee uit. Liesje verheugde zich er al heel den mor gen op dat Bert zou komen. De vorige keer hadden ze zoo'n plezier ge had, maar toen Bert binnenkwam, voelde ze ineens, net als toen ze naar school ging ook zoo vaak, dat ze weer bang voor hem was. Bert was zoo stug, en van den weerom stuit wist Liesje ook niets te zeggen; ze praatte maar een beetje tegen Juup, en in plaats van nog wat te blijven spelen, zooals de vorige keer, ging Bert gauw weg. Op school was Bert ongenietbaar; hij lette slecht op en toen om vier uur Nan en Siem met hem meer naar huis liepen, had hij daar ook een hekel'aan. De jongens merkten wel, dat Bert een ver velende bui had. Eerst namen ze er niet veel notitie van, maar toen Nan op iets heel ge woons wat hij zei, weer een snauw van Bert terug kreeg, had hij er ineens genoeg van en, driftig als hij soms kon zijn, begon hij op Bert te schelden met alle leelijke woorden die hij maar bedenken kon. Joh, houd je mond, wat wou jij, hé? Nan dacht er niet aan, dat hij tegenover de veel grootere en sterkere Bert stond, waar de meeste jongens bang voor waren. Voor jou zeker! was zijn antwoord, dacht je soms dat ik bang voor je was? Ja, dat ben je net! Opschepper! schreeuwde Nan. Dat jij nu per ongeluk in die sloot hebt gezeten, daar om hoef je nog niet te denken dat je jijjij! Nan wist zoo gauw niet wat nog meer te bedenken en toen ineens schreeuwde hij: anders zit je ook maar katten achter na, dat durf je hé; vind je dat soms dapper? 02 5* o g.g S? c CD CD P O p s o50 tdg /Tl 8 g P S oq Oo CÖ >-i ÉT" ooO W O P oo O 01 >-i P CD po Kgy o otJdB "Hm' ÏBSm ■*gi| UT SJ odP CT- j. }->• TJ O h— cr o P B co c 3 8 Pgg S er ©3 B m *- P" <*f OP 3 3 O) P- CD sOQ ~o~ FJ p to N P CD* g-C P o tr s* F g 2. 8 Ou F O V W'c 5 3' g-7 8 S>§ P> a td g g 'Hg© i O P a S° 7 1 >i j o- 2- P P P 09 to O) 1 o, O rT r* CD P 18 V* CD P <2 p CD P k p o O* w r¥P S' N ffl S O CD CD S- -4 ei - e_i s r®, C: U 9 B p j* u r-r KB bi. ^4 O* P* P V- CD V g s B «h B felS- Ff o. p> o o- CD J. I CD w CH® l__I CD p P-I C CD H P CD C W CD p K lT p Pj h 2 ?8 - p H tO CD H-»- sv p ê-ÏÏ K--® CD P Q t=r Kj P 2cj <D P n CD p> - 2-g g sr D a> S° a> til n e> fel CD CD I CD ÖNDA(|SBLAD hihihJL,I 1 jui i g| EEUW DE UITSTORTING VAN DEN GEEST. Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel. Hand. 2 16. Op den dag der opstanding moest de Heere Jezus Zijin discipelen bestraffen als onverstandigen en tragen van hart, om te gelooven al hetgeen de Profeten gesproken hadden. Wat in de Schriften van Jezus geschreven was, was toen voor hen nog geen levende werkelijkheid. Hun geloofsoog was nog niet geopend voor het feit dat God bezig was te vervullen wat Hij in het Oude Testament beloofd had. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de disci pelen de dagen tusschen Hemelvaart en het Pinksterfeest ook gebruikt hebben om bid dend de Schriften te onderzoeken. En daarbij zullen ze ook gelezen hebben wat Joël had geprofeteerd van wat geschie den zou in de laatste dagen. Wat Joël in den Naam des Heeren had verkondigd, ging de stoutste verwachtingen te boven. De Geest des Heeren, die slechts nu en dan enkele begenadigden geschonken werd, zou eenmaal nederdalen als een over vloedige stortregen na langdurige droogte. Maar behalve de profetie van Joël was er ook nog iets anders. De discipelen had den een belofte van den Vader in de heme len, die zij gehoord hadden uit den mond van Zijn Zoon. Zij zouden gedoopt worden, maar op geheel andere wijze als toen enkele jaren tevoren Johannes doopte aan den Jordaan. Zij zouden gedoopt worden niet met water, maar met den Heiligen Geest. Gedoopt! De doop was in die dagen een onderdompeling. En nu had Jezus gezegd, dat zij als 't ware in een stroom des Heiligen Geestes gedompeld zouden worden. Dat scheen ongelooflijk. Maar de discipe len hadden een weinig afgeleerd om dat woord te spreken. Het onmogelijke was voor hen reeds volle werkelijkheid geworden. En daarom hielden zij zich aan die belofte vast en bleven zij na de Hemelvaart bijeen, een drachtig volhardende in het bidden en smee- ken. En dan plotseling is de wachtenstijd ge ëindigd. De discipelen worden als overspoeld door de golven des Geestes. Het is als een stormwind. Het is als tongen vuurs. Het vervult hen zóó, dat zij het uiten moeten. De Goddelijke geestdrift bezielt hen en de tot voor kort schuchtere en vreesachtige man nen gaan met vrijmoedigheid spreken van de groote werken Gods. En als dan ook hier de vijandschap tegen het werk en de Kerk des Heeren zich open baart, dan verheft Petrus zijn stem en zegt: Dit is het! Dit is de vervulling van wat geschreven is door den profeet Joël. Petrus, die het woord voert namens de kerk, wil het werk des Geestes niet scheiden van het Woord Gods. Dit is het, wat ge sproken is. En daarom is het van zoo machtige beteekenis. God doet wat Hij belooft. Al de beloften zijn heerlijk vervuld. Dit is het werkelijke, onbegrijpelijke, dat God beloofd heeft en dat Hij in Christus heeft geschonken: mild en over vloedig! KOM, O TR00STER1 Wil, o Geest, mijn Trooster zijn! Van omhoog Uw kracht verschijn; sterk met moed 'tgeloove klein. Gij die harten wederbaart, voor den Heer Zijn kerk vergaart, o verlicht ons op deez' aard. Zonne, die ons leven doet, schenk in milden overvloed licht en kracht in ons gemoed. Kom tot menschen groot en klein; neig hun hart en maak het rein; breng terug die dwalend zijn. DE OPVOEDING IN HET CHRISTELIJK GEZIN. V. De keuze door het kind van een levens gezellin of gezel is soms niet dezelfde als de keuze der ouders voor hun kind. Deze kwestie gelijkt sprekend op de beroepskeuze, daar 'hier vaak dezelfde moeilijkheden zich vertoonen. Pijnlijke twisten zijn het gevolg. Omdat de ouders onder elkaar een be paald huwelijk hadden 'klaar gemaakt; fa milie-relaties, overeenkomst van istand, gel delijke omstandigheden, deze verbintenis scheen hun alle 'voordeelen te vereenigen en een waarborg voor Oen gelukkig huwelijk te zijn. Men had zelfs mooie plannen op het papier gemaakt, en meer dan eens hadden de moeders bij een kopje thee over deze geliefkoosde vooruitzichten gesproken. Alles scheten op rolletjes te gaan, toen de ouders plotseling vernamen, dat het hart van hun kind voor een ander klopte. Amor had zijn pijl afgeschoten, maar in een geheel andere richting, dan men wenschte; want de liefde laat zich niet dwingen. En ziet, dan worden die ouders hoos, zij 'berispen hun kind, zij geVen zelfs af op den beminden persoon, zij zien alle mogelijke gebréken in hem, en als het kind volhoudt, spreken zij of tenminste trachten zij hun „veto" uit te spreken. Welk een bespottelijk gedrag, dat juist de zelf zucht bewijst, alsof de ouders, als zij hun kinderen uithuwelijken, zelf in den echt tra den! En als het huwelijk heeft plaats gehad, hoevele schoonouders, schoonmoeders vooral, zijn er niet, die buitengewoon veel moeite hebben, door een meer of mindere verborgen jaloezie hun schoondochter met liefde te ontvangen? „Zulke 'hatelijke gevoelens", zegt Frank Thomas, „zouden niet bestaan, indien de ouders hun kinderen hadden weten op te voeden zonder zelfzucht". Precies hetzelfde vertoont zich bij de keuze van een beroep. Het schoonste is wanneer een jongmensch zelf zegt: „roeping" te gevoelen voor eten of ander beroep of ambt. We zijn dan echter nog niet van de moeilijkheden af. Ouders, die hun jongens of meisjes voor vakken als dominee, jeugdleider, verpleeg ster, onderwijzer, enz. willen doen opleiden, omdat 'het kind er ernstig „roeping" voor zegt te gevoelen, zijn verplicht dit roe- pingsgevoel ernstig te beziten, werkelijk roe- pingsgevoel is een heerlijk iets, en komt, in onzen materialistischen tijd, maar al te weinig voor (al schijnt er in de allerlaatste jaren een keer te komen). Meestal is echter het z.g. „roepingsgevoel" verdekte eerzucht, soms geldzucht. Als er dus echt „roepings gevoel" is, moet dit door de ouders met den allergrootsten ernst worden opgenomen. Is dan de jongen of het meisje desondanks niet bekwaam deze roeping te volgen (b.v. voor dominee niet knap genoeg het gymnasium af te loopen, voor verpleegster niet sterk genoeg), dan böhoort het tot de 'groote en moeilijke taak der ouders, met het kind samen in deze teleurstelling te leeren be rusten. Een teleurstelling, die, omdat ze op zoo'n geestelijk gebied ligt, gerust als een waar kruis mag worden gezien. Hiertoe is èn nuchtere blik èn ware vroomheid gebiedende eisch. 'Dit zelfde geldt van een verbroken ver loving. Het tegenovergestelde komt echter veel meer voor. Dte moeilijke tijdsomstandighe den dwingen de menschen zóó zeer te tob ben om 'hun dagelijksch brood, dat er voor het woord „roeping" geen plaats meer is in 'hun vocabulaire. Zeifs Ghristen-ouders kweeken door hun gedurige gesprekken over „geldverdienen", „vaste positie" enz. bij hun opgroeiende kin deren Oen eenzijdig-materialiistische geest aan. Dit is al erg, wanneer hun 'kind „in zaken", „in een tvak" of zoo gaat, maar als haast uitsluitend om geldelijk voordeel, een werkkring wordt gekozen, waar alle gemis 4

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 7