DE ZEEDW
SPIERPIJNEN in
zijn arm genezen
KLOOSTERBALSEM
TWEEDE BLAD
Luchtverdedigings
commando weldra te
wachten.
TANTE Ai LIE
DANK ZIJ KLOOSIERBALSEM
AKKER'S ORIGINEEL TER INZAGE
Het Nederl. Jongelings
verbond.
Wat er deze week voorviel
FEUILLETON
'n Pijn om razend re worden
bü 't bewegen van den arm
t
VAN
ZATERDAG 28 MEI 1938, Nr 201.
Reeds veel van het noodige materieel
voor de weermacht besteld, voor een
groot deel bij Nederlandsche industrie
Met betrekking tot de aanschaffing
van materieel voor de weermacht heeft
minister Van Dijk in een persgesprek
medegedeeld, dat een belangrijk deel
van hetgeen de regeering noodig oor
deelt, reeds in bestelling is. Daarvan is
een groot deel bij Nederlandsche indus
trieën geplaatst,
Tot nu toe ressorteeren de luchtstrijd
krachten, de luchtdoelartillerie, de zoek
lichten en de luchtwachtdienst onder
vier verschillende commando's. Het is
de bedoeling der regeering deze vier on-
d°rdeelen, tezamen de luchtverdediging
(de actieve militaire verdediging) vor
mende, over eenige maanden onder één
h chtverdedigingscommando te brengen.
Het nieuwe commando zal een bri
gade omvatten, bestaande uit drie regi
menten, n.l. een regiment algemeene
luchtverdediging, een regiment lucht
strijdkrachten ten behoeve van het veld
leger en een regiment voor de alge
meene opleiding.
Met de vestiging van militaire vlieg-
bases te Bergen (N.-H.) en op Waal
haven zal vermoedelijk niet kunnen
worden volstaan. Ten aanzien van den
aanleg van nog eenige andere militaire
vliegvelden zijn nog plannen aanhangig.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Naar aanleiding van wat ik schreef
over de film „'Grazige Weiden" heeft de
„Middelburgsche Courant" de pen tegen
ij opgevat en onder het opschrift „Pro
fanatie en Tolerantie" o.m. gezegd:
„Profanie of Profanatie beteékent hei
ligschennis, ontheiliging, ontwijding, spot
met het heilige.
dat de plaats waar deze film ge
maakt werd, toch niets ter zake doet?
Dat is maar een sentimenteel bijmengsel
tje om de zaak nog erger te maken dan
zij in de oogen van den schrijver reeds
Was.
dat wij er ernstig bezwaar tegen
hebben, dat hier een fel oordeel wordt
uitgesproken door iemand over iets, het
welk hij niet gezien heeft.
dat profanatie of heiligschennis
bevat twee elementen: de handeling en
de bedoeling, of wel: het materieele en
'het geestelijke.
Een heiligschennis is een handeling,
een verrichting, een schennis van iets
wat den bedrijver er van of anderen
heilig is.
Deze verrichting nu kan op zichzelf
voldoende zijn om tot de schennis te be
sluiten; zij: kan echter oolk pas door haar
achtergrond, haar bedoeling, intentie
zeggen de roomsch-katholieken tot
profanatie worden.
....Wat doet nu deze film? Zij' geeft
weer hoe deze eenvoudige kinderlijke
negerzieltjes zich het verhaalde (van God
en de eerste menschen, van Moze's en van
Babyion) voorstellen vermoedelijk oip
eenigszins analoge wijze als de niet in
't abstracte denken geschoolde kindertjes
van een Nederlandsche Zondagsschool
zich dat op- hun wijze zullen voorstellen.
voor wie 'deze film met eigen oogen
aanschouwde, moet bij ernstige, rustige
en onbevooroordeelde overweging toch dit
wel komen vast te Staan: indien men de
stelling aanvaardt en wij aanvaarden
die stellig - dat het, onder zekere waar
borgen ten aanzien van de Kunstzinnig
heid en vooral ten aanzien van de inner
lijke zuiverheid, geoorloofd moet zijn zulk
een negerverbeelding te ver-beelden, d.
door Catharine D. Bell.
(Vrij paar het Engelsch.)
'9) _o_
„Ik zou nog verder willen gaan", zei
Nannie ernstig; „ik zou haar willen lee-
ren, dat aardsch geluk in geen enkele
vorm het hoofddoel van ons leven kan of
mag zijn."
„Geluk in geen enkelen vorm", herhaal
de Ada langzaam, nadenkend, als twyfe-
l°nd. „Dat is waar, niet ons eigen ge
luk."
„En ook niet het geluk van anderen
alleen", antwoordde Nannie beslist. „Ons
hoofddoel moet altijd zijn God te dienen;
ons hoogste verlangen, dat Zijn wil in en
door ons gedaan wordt."
„Ja, maar zooiets kon ik niet leeren in
een huis, waar Zijn naam nooit uitge
sproken werd, wa'ar je uitgelachen zou
zijn geworden en bespottelijk gemaakt,
oad je er ooit over gesproken. Maar ik
maak mijn verhaal te lang. In het begin
van het vorig jaar gingen we naar Flo
rence. Daar werd ik voor het eerst in ge
zelschap gebracht. In het begin had ik
plezier in de verandering, de vroolijk-
w z. in zichtbare beelden te brengen, en
dit aan het publiek te vertoonen, dan is
„Grazige Weiden" toch waarlijk niet als
profanatie, als heiligschennend, te be
schouwen. En dan zou een verbod van
deze film, zeker misplaatst ,zyn.
Tenslotte moet er ook ten dezen aan
zien vrijheid blijven b staan voor ern
stige zaken, ook als zij een a.r., een r.k,,
een s.d. of een lib. onwelgevallig zijn.
Indien bepaalde gedeelten van ons volk
desalniettemin van oordee' blijven, dat de
film voor hun gevoelens en profanatie
is dan eerbiedigen v»ij deze hunne
gevoelens, en geven hun den raad: blijf
er weg, erger u niet en maak u niet
boos. Maar: ge zult dit moeten toleree-
ren.
In ons uit vele soorten menschen sa
mengestelde volk is eenige tolerantie over
en weer nog immer noodig."
Hiermee, Amice, heb ik u het voor
naamste uit het artikel van de „Mid
delburgsche Courant" weergegeven. Toen
ik het gelezen had en nog eens herlezen
heb ik de pen ook weer opgevat en een
brief geschreven aan den Redacteur van
de Mïddelb. Courant, doch niet verzon
den. Ik bedacht mij. 'Het zou u zéker ook
interesseeren en daarom laat ik deze
hier volgen.
„Hooggeachte heer Hoofdredacteur",
Gaarne nog een enkel woord over uw
pleidooi voor de film „Grazige Weiden".
Ik zal u niet op den voet volgen, doe
hier en daar een aanteekening plaatsen.
U spreekt over de soorten van men
schen waaruit ons volk samengesteld is.
Nu ben ik van het soort, dat opgevoed
is bij1 den Heidelbergschen Catechismus.
En niet alleen opgevoed, maar daarin ook
volhardend. Het zij' met alle bescheiden
heid gezegd.
Nu komt er in het antwoord op1 vraag
97 van genoemde 'H. C. een korte, kern
achtige zin voor. Deze: God kan noch
mag in geenerlei wijze afgebeeld wor
den. Die woorden zijn gegrond op wat
God ons geopenbaard heeft in Zijn
Woord. Het tweede gebod van den De
caloog spreekt daarvan heel duidelijk. En
van Zijn Majesteit en Oneindigheid lezen
wij o.a. ook in de verheven taal van den
profeet Jesaja. Zie b.v. Jesaja 40 18
25. Wie dan ook een beeld van den On-
eindigen God zou maken, smaadt Hem.
Elk beeld van God is een spotbeeld.
(Landwehr.)
Daar deze Godsopenbaring is gegeven,
niet voor een bepaald soort van men
schen, maar voor alle menschen en
Zijn gebod geldt zoowel voor U, mijnheer
de Redacteur, als voor mij, en in be
doelde film God wordt uitgebeeld, is dit
dus heiligschennis, ontheffing, ontwijding,
een spotbeeld. Met de bedoelingen heb ik
niet te maken, maar met de feiten.
Maar zelfs al zou de bedoeling nog zoo
zuiver zijn, ja zelfs, om Hem daardoor te
dienen en te verheerlijken, dan is dit nog
ten strengste verboden, want wij mogen
Hem op geen andere wijze vereeren, dam
Hij' in Zijn Woord bevolen heeft. (Ant
woord 96 'H. G.)
Het woord profanatie is hier m.i. ten
volle gerechtvaardigd. Gezien ook de
plaats, waar deze film gemaakt is en het
doel waarvoor. Ik kan niet aannemen,
dat de opzet heeft voorgezeten het film-
minnend publiek te bepalen bij de groot
heid van God, de Schepper van 'het
Heelal. Men heeft de Bijbel aangevat zoo-
als men een of andere roman bekijkt en
vanuit een bepaalden gezichtshoek is
men de bijbelverhalen gaan spelen. Zoo
als negerkindertjes zich het verhaalde
voorstellen. Hoe komt men daaraan?
Zelfs als het mogelijk ware, zoo precies
achter die negerkinderfantasiën te ko
men, vraag ik me af welke waarde dat
voor ons westerlingen kan hebben. U
moet mij niet kwalijk nemen, dat ik dit
eenigszins nuchterder zie. Ik zie dit een
voudig als een valsch motief, zonder welk
het wellicht niet zoo gemakkelijk zou ge
weest zijn deze film hier goedgekeurd te
krijgen. Nu heeft het zoo'n onschuldig
uiterlijk. 'Och, die negerkindertjes toch.
Wat snoezig toch die neger-kinder-ver-
beelding. 'Het is ontroerend. Neen, zo0''n
ernstige film, die moet je nu toch eens
heusch onbevooroordeeld bezien.
M. de R., het zal u duidelijk zijn, na
vat ik hiervoren uiteenzette, dat ik deze
film, gesteld dat ik haar ging zien,
toch zeker niet onbevooroordeeld kon
heid. Maar ik was van nature te scherp
zinnig, te opmerkzaam om lang onwetend
to blijven van de positie, die we innamen,
het licht, waarin men ons beschouwde.
Dat wij' ons allemaal zouden bewegen in
een gezelschap, waarin mijn moeder niet
werd geduld, schokte mijn gevoel van be
tamelijkheid. Maar het meest voelde ik me
erbitterd, vernederd, te schande gemaakt
door het gedrag en de houding van mijn
vader en zusteis, en door de meening,
die men, naar ik bemerkte, overal over
hen koesterde. Het: „eert uw vader en
uw moeder", werd mij voorwaar wel
zwaar gemaakt. Ik begon partijtjes te
haten en maakte me er zooveel mogelijk
van af. Ik ging er slechts heen, als mijn
vader er me toe dwong door gebruik te
maken van zijn ouderlijke macht.
Na een poosje kwamen we in kennis
met Signora d'Elvi, die ons ten haren
ruize noodigde voornamelijk, geloof ik,
omdat we zooveel aanleg voor muziek
hadden en zoo haar gasten aangenaam
konden bezig houden. Maar het soort
menschen, dat zij ontving, was te ernstig
voor mijn vader en zusters; ik echter ging
er liever heen dan ergens anders; ten
d^ele misschien, omdat het er rustigei
was, ten deele, omdat ik er alleen heen
mocht gaan. Mijn familie legde zich nog
al geduldig bij die gril, zooals ze het
noemden, neer. Mijn zusters vonden het
volgen. Ik heb een welgefundeerd oordeel
over wat in dezen mag of niet mag. Wat
bier vertoond wordt, mag niet. Niet
krachtens het Gebod van dezen Hoogsten
Wetgever. En dat „Hollywood" zich aan
deze 'dingen vergrijpt, maakt het in wer
kelijkheid erger. Men produceert hier om
het publiek vermakelijkheid en verstrooi
ing te geven. En dat men dat doet, dat
nog daargelaten. Maar dat men dan zijn
handen aan het heilige slaat is niet op
overwegingen van sentimentaliteit af te
keuren, maar ontleent aan hooger motief
zijn cenge afkeuring.
Ik breek hier af en geef volgende week
D.V. het slot.
Alls steeds, uw
STENTOR.
„De pijn begon in mijn bovenarm en
zette zich zoo voort tot in mijn neh,
soms zóó hevig, dat het huilen mij
nader stond dan het lachen. Gewone
spierpijn, zeide men mij, maar ik kon
niets vinden om die gewone pijn te
genezen Ten einde raad ben ik met
Kloosterbalsem begonnen De uitwer
king is enorm qeweest. Na de eerste
behandeling verminderde de pijn al
en na voortgezet gebruik zijn al mijn
pijnen verdwenen, dank zij Klooster
balsem, den grooten pijndooder."
E. v. C. te A.
„Geen goud zoo goed"
Onovertroffen by brand-en sny wonden
Ook ongeëvenaard als wrytmiddel by
Rheumatiek, spit en pyniyke spieren
Schroefdoos 35 ct. Potten: 62,/a ct. en f 1.04
waamwvimwammmmmw
BONDSVERGADERING
TE 'S-HERTOGENBOSCH.
DR G. P. VAN ITTERZON
TOT VOORZITTER GEKOZEN.
Het Nederl. Jongelingsverbond heeft op
Hemelvaartsdag iziju 'Bondsvergadering
gehouden te 's-Hertogenhosch.
Vooraf werd in de Ned. Herv. Kerk
een godsdienstoefening géhouden onder
leiding van Ds J. Douwes van Den Bosch.
Dteze was zóó druk bezocht, dat in het
gebouw „Bethel" een tweede dienst werd
gehouden, waarin Dr G. P. van Itterzon
voorging.
Den avond tevoren was onder leiding
van D s P. Veen de gewone huishoude
lijke vergadering gehouden.
De verschillende verslagen en rappor
ten werden uitvoerig besproken en deden
zien, welk een liefde er bestaat voor elk
onderdeel van het Bondswerk.
Er werden telegrammen gezonden aan
H. M. de Koningin, de Prinses en den
Prins.
Als plaatsen waar met het volgend jaar
den Bondsdag zou willen houden, werden
door de vergadering opgegeven: Haarlem,
Apeldoorn en Leeuwarden.
Met algemeen goedvinden werd over
eengekomen, dat het Hoofdbestuur hier
over zal beslissen. Hierna splitste men de
vergadering in vier afdeelingen, n.l. voor
Bestuurders en Correspondenten, Stads
werk, Jongenswerk en Drankbestrijding.
D'e groote algemeene vergadering werd
gehouden in het ruime gebouw van de
Veehallen. Ongeveer 5000 bezoekers kwa
men hier bijeen.
Op het podium hadden, behalve het be
stuur van het N. J. V. en de regelings
commissie ook Z. Exc. H. van Boeyen
Minister van Binnenlandsche Zaken, en
nog zoo kwaad niet op die manier van
de jongste af te zijn wier jeugd en fris-
sche schoonheid haar aantrekkelijker
maakten dan de ouderen. Mijn vader wist,
dat ik ook bij Signora d'Elvi wel een rijk
echtgenoot zou kunnen ontmoeten en bo
vendien wilde hij haar niet voor het
hoofd stooten en had geen lust om ter-
wille van haar een gezelschap, dat meer
naar zijn smaak was en meer voordeelen
afwierp, op te geven. Hij vond het dus
best, dat ik daar zoo'n beetje als verte
genwoordigster van de familie heen ging.
Hij had ook ontdekt, dat, ofschoon hij me
kon dwingen ergens heen te gaan, hij me
niet kon dwingen me aangenamer voor
te doen, dan ik wilde. En daarom vond
faij het maar het beste me te laten gaan,
waarheen ik wilde.
Bij de Signora ontmoette ik jou vrien
den, de Shelbournes. Ik voelde onmiddel
lijk sympathie voor Maude Shelbourne
en was graag met haar op goeden voet
gekomen. Ik meende, dat ze mij ook wel
mocht, maar dat ze, waar ze waarschijn
lijk het een en ander over mijn familie
gehoord had, koeler en gereserveerder
was dan ze in een normaal geval ge
weest zou zijn. Wij waren echter de
jongste leden van het gezelschap, waar
door we nog al eens op elkaar aange
wezen waren en elkaar zoo toch tamelijk
goed leerden kennen. Ze sprak vaak over
De weken van Paschen, Hemel
vaartsdag en Pinksteren zijn zoo lang
zamerhand drukke vergaderweken ge
worden, ondaks het weinig aanlokkelijke
om bij heerlijk voorjaarg- e» zomerweer
in benauwde, doorrookte vergaderzalen
te moeten kruipen.
Onze Chr, Boeren- en Tuindersbond
die steeds wijselijk aan zijn vergade
ringen een excursie verbindt bezon
zich over de vraag, hoe het straks moet
sis de regeering de crisismaatregelen
zooveel mogelijk aan de landbouworgani
saties gaat overdoen. Onze beide Jonge-
lingsbonden hielden druk bezochte bij
eenkomsten. Het N.J.V. nam afscheid
van zijn voorzitter en de Geref. Bond
vierde onder hooge belangstelling zijn
50-jarig bestaan.
Ook ons parlement kwam bijeen. Dé
Tweede Kamer begon het groote dehat
over de werkloosheid. Prof. van Gelde
ren heeft zijn toelichting uitgesproken en
zijn vragen gesteld. Daarna heeft de
Premier het beleid van het Kabinet ver
dedigd. De discussie is, in verband met
den Hemelvaartsdag, tot a.s. Dinsdag
verdaagd. Een debat van grooten om
vang staat ons te wachten. Ongeveer 20
sprekers staan ingesohreven.
„Wij sparen ons arm', riep de heer
van Gelderen uit en in die klacht was
beel zijn betoog als 't ware samengevat.
Wat de regeering' deed, is niet anders
dan de befaamde muis, door den berg
gebaard, aldus deze socialistische criti
cus.
Op de bekende rustige wijze heeft dr
Colijn geantwoord met de feiten. E!r
wordt voor het loopende jaar zeker 200
millioen gulden voor werkeloosheidsbe-
strijding beschikbaar gesteld.
Voor wie in openbare werken hèt ge-
neesmiddal ziet, moge dit te weinig zijn.
De Regeering ziet het primaire middel
elders, n.l. in het bedrijfsleven. Anders
gaan wij de Vereenigde Staten achterna,
waar de staatsschuld in de laatste vijf
jaar van 21 tot 38 milliard steeg zonder
dat de werkloosheid verminderde.
Maandag werden we opgeschrikt door
het bericht omtrent een bomaanslag in
het hartje van Rotterdam, Hoewel nog
niet alles is opgehelderd, staat toch wel
vast, dat hier te lande en met name te
Rotterdam personen wonen of vertoeven,
die in wel zeer nauwe relatie staan met
de beruchte Gepeoe en eveneens lieden,
die behooren tot de party, althans geest-
kwanten zijn van de contra-revolutio
naire beweging in Oekraïne. De controle
op de vreemdelingen mag nog wel wat
scherper worden.
Vreesehjk is ook het drama in eigen
provincie, n.l. te St. Maartensdijk. Wat
Mr F. J. van Lansc'hot, burgemees
ter van Den Bosch, plaats genomen. Ver
der waren daar aanwezig afgevaardigden
van het Belgisch Verbond, van de Ned.
Chr. Studenten Vereeniging, van „Patri
monium", van den Chr. Werkmansbond
en van de Federatie van Chr. Vrouwen en
meisjes.
De vergadering werd een hartelijk wel
kom toegeroepen door de voorzitters van
de Prov. regelingscommissie en van de
Bossche afdeeling en door den burge
meester van 's-Hertogenbosch, Mr van
Lansehot.
Daarna werd de Bondsdag geopend
door den Voorzitter Ds P. V e e n, die na
gebed en Schriftlezing een openingsrede
hield.
Met een gelukwensch in verband met
den 85sten verjaardag van het Verbond
ving Ds Veen zijn rede aan. Hij mocht
voorts gewagen van een frisoh en opge
wekt Bondsleven, uitkomende ook in het
mooie bedrag van het dankoffer:
f9650, bijeengebracht door de leden der
C. J. M. V. en de jongens. Maar ook an
derzijds is er reden tot voldoening, als
we letten op de werkvergaderingen, con
ferenties, enz. Naast den arbeid in de
Commissies voor de Zending, de drank-
bestryding e.'d., welke met veel toewijding
werken, is bet zorgenkind: het werk in
de mynstreek.
Dan richtte Spr. de aandacht op den
velen arbeid van het Boudsbestuur en de
aangename verhoudingen in dien 'kring.
Hy herdacht den overleden penningmees-
Nannie Colville, de liefste vriendin, die
ze had; en uit haar beschrijving leerde
ik van je houden lang voor ik je ooit
gezien had. Jij scheen precies het karak
ter te hebben, waarmee ik mijn geliefde
heldinnen gewoonlijk begiftigd had en
natuurlijk was je in mijn oogen het beste
en liefste meisje, dat er bestond."
„Maude stelde heel veel belang in u",
zei Nannie, „en door wat ze me van u
vertelde, voelde ik me sterk tot u aan
getrokken."
„Het is mijn liefste wensch, dat je van
me zult houden. Ik zou zoo graag hebben,
dat je mijn vriendin wilde zijn", zei ze
ernstig en dringend.
„En dat wil ik ook heel graag zijn",
antwoordde Nannie, ontroerd door dien
toon.
„Ik zou het heerlijk vinden", antwoord
de ze. „Daarom vertel ik je, hoe weinig
leiding ik heb gehad, hoe weinig goed
ik in mijn leven gekend heb. Daarom ver
tel ik je mijn geschiedenis. En toch, als
je alles weet, vrees ik, dat het weinigje
genegenheid, dat voor mij by je ontwaakt
mocht zijn weer geheel uitgedoofd zal
worden. Maar dat had ik eerder moeten
bedenken. Nu moet ik beëindigen, wat ik
begonnen ben. Waar was ik. O ja, het
gezelschap by de Signora. Daar smaakte
ik het buitengewoon groot genoegen myn
ouden vriend, nu myn echtgenoot, te
kan de zonde in het hart vaa des mensch
fet schrikkeiyke daden drijven!
Al hebben (gelukkig) maar weinigen
het geweten, ons werelddeel heeft tydena
het laatste weekeind in byzonder groot
oorlogsgevaar verkeerd.
Het doodschieten te Eger, aan de Tsje-
cho Slowaaksoh-Duitsche grens, van twee
Sudetenduitsohe boeren, heeft Zaterdag
onverwacht de tooh reeds gespannen be
trekkingen tusschen Berlijn en Praag ver-
versoherpt, zoodanig, dat men reden bad
te vreezen voor een gewapend conflict,
waarin meer dan twee Europeesche mo
gendheden betrokken zouden worden.
Dit incident kwam juist op 't tydstip,
dat onder de Sudetenduitsohe bevolking
een zekere opwinding heerschte in ver
hand met de gemeenteraadsverkiezingen
en juist ook op een oogenblik, dat zioh
Duitsohe troepenformaties in de richting
der Tsjecho Slowaaksehe en andere gren
zen bewogen. De Britsohe ambassadeur te
Bèriyn beeft Vrydagmiddag reeds te Ber
lin de aandacht gevestigd op deze troe
penbewegingen, waarvan men meende, dat
zy een herhaling zouden brengen van het
gebeurde met Oostenryk.
De groote bedryvigheid in diplomatie
ke oentra heeft wel bewezen, dat Europa
ziéh in een crisis bevond en dat de span
ning, die er heersohte, gevaar opleverde
voor ontlading. De ongebruikelijke byeen-
roeping van het Engelsohe Kabinet op
Zondagmiddag was één dier bewijzen.
Het is opmerkelyk, dat de Engelsohe
regeering wederom de leiding in de
Europeesche diplomatie heeft genomen,
zeer tot geruststelling van de kleine sta
ten. Toen Eden verdween, vreesde men,
dat de Engelsohe regeering Duitschland
in Midden-Europa de vrye hand zou lak
ten. Déze vrees hhjkt ongemotiveerd te
zy'n geweest. Engeland heeft met Italië
vrede gesloten en heeft daardoor de han
den voor de zaken in Midden-Europa vry
gekregen.
Natuurlyk zal niemand beweren, dat
bet Tsjecho Slowaaksehe vraagstuk opge
lost is. In dit opzicht staan we nog niet
veel verder dan enkele dagen geleden: er
wordt gedacht, gesproken, onderhandeld.
Gevaar voor conflicten biyft aanwezig.
Maar dat Engeland weer de leiding in
de diplomatie heeft, en op zoo'n tactvolle
wijze* tegenover Hitler is opgetreden, is
tooh iets, wat tot dankbaarheid stemt.
In de Britsche houding ligt voor Ber
lin de ernstige waarschuwing opgesloten,
'dat een gewapend conflict moeilyk te lo-
caliseeren zal zijn en dat de kans bestaat
dat Duitschland, als het te ver zou wil
len gaan, een groot deel van Europa te
genover zich zou vindén.
Moge God het in Zijn gunst zóó leiden,
dat ons werelddeel voor een nieuwen
oorlog gespaard bhjft.
ter J. A). A m e s z, diens opvolger I r F.
S p r e y en den nieuwen 2den voorzitter,
D r G. P. van Itterzon. En tenslotte
herinnerde Ds Veen aan zyn aangekon
digd aftreden als Bondsvoorzitter. Sedert
24 Mei 1906 was hy lid van het Bonds-
bestuur, stedert 1919 voorzitter. Hy dank
te de Bondsvrienden voor hun steun, har-
telykheid' en medeleven.
Is er in het peil van het Bondsleven
reden tot blydschap, er zyn ook zwakke
plekken. Eén daarvan zit in de afdeelin
gen. Van de leiders der afdeeling wordt
soms te veel gevraagd.
Ds Veen geloofde, dat een deel der op
lossing te vinden is in het vormen van
buurtvereenigingen. Dan is er ook de
vraag naar aantrekkelyker maken der af-
deelingsvergaderingen. Het door 't Bouds
bestuur op de agenda voor -de prov. Com
missie gebrachte onderwerp „Ontspan
ning" heeft vele zyden. Immers moet,
naar de „Vlissinger verklaring" ernstig
rekening gehouden worden met de zede-
lyfce, maatschappelijke, verstandelyke en
liehamelyke belangen der jonge mannen.
Wy moeten er voor waken, aldus spr.,
dat we ons leven in twee deelen knip
pen, een geestelyk en een niet-geestelyk
dee'l. Ontspanning is geen bywerk maar
'deel van het geheel. En in 'het geheel
moet één leidende gedachte domineeren:
Wat kan ik doen om den ander tot
Christus te brengen
Om misverstand te vermijden, wilde
spr. er aan herinneren, dat ditmaal over
de geestelyke zyde van het werk minder
ontmoeten. Hy was goed en vriende
lijk tegen mij en met hem kon ik vol
komen vertrouwelijk omgaan. Ik kon vrij
uit tegen hem spreken over den toestand
thuis en wat ik er te verduren had zoo
als ik aan niemand anders vertellen kon.
En je kunt je niet voorstellen, wat een
troost het voor me was te weten, dat er
tenminste een begreep, wat ik te lijden
had en die sympathie en medelijden met
me voelde."
Zy zweeg een oogenblik en ging toen
weer voort, het gelaat afgewend houdend
van haar gezellin. Soms sprak ze aarze
lend, soms zoo vlug, dat Nannie haar
maar nauwelyks begreep.
„Ik ontmoette er ook ik maakte er
kennis met een nieuwen vriend een
jongen Engelschman een zekéren mijn
heer Nugent. Hij is geloof ik, nog in de
verte aan mijn vader verwant. Maar dat
ik zijn dochter ben, was zeer zeker geen
aanbeveling. Hoe het ook zij, we kwa
men op zeer vertrouwelijken voet met
elkaar. Hy was hij is maar ik kan
hem niet beschrijven. Misschien zul je
hem den een of anderen dag wel eens
op Shelburne Priory ontmoeten. Ik kan
slechts zeggen, dat hij goed, edel, oprecht
en zachtmoedig is en toch zoo mannelyk
en sterk. Hy beantwoordde geheel aan
den held myner droomen.
(Wordt vervolgd.)