DE ZEEDW SPIERPIJNEN in zijn arm genezen KLOOSTERBALSEM TWEEDE BLAD Luchtverdedigings commando weldra te wachten. TANTE Ai LIE DANK ZIJ KLOOSIERBALSEM AKKER'S ORIGINEEL TER INZAGE Het Nederl. Jongelings verbond. Wat er deze week voorviel FEUILLETON 'n Pijn om razend re worden bü 't bewegen van den arm t VAN ZATERDAG 28 MEI 1938, Nr 201. Reeds veel van het noodige materieel voor de weermacht besteld, voor een groot deel bij Nederlandsche industrie Met betrekking tot de aanschaffing van materieel voor de weermacht heeft minister Van Dijk in een persgesprek medegedeeld, dat een belangrijk deel van hetgeen de regeering noodig oor deelt, reeds in bestelling is. Daarvan is een groot deel bij Nederlandsche indus trieën geplaatst, Tot nu toe ressorteeren de luchtstrijd krachten, de luchtdoelartillerie, de zoek lichten en de luchtwachtdienst onder vier verschillende commando's. Het is de bedoeling der regeering deze vier on- d°rdeelen, tezamen de luchtverdediging (de actieve militaire verdediging) vor mende, over eenige maanden onder één h chtverdedigingscommando te brengen. Het nieuwe commando zal een bri gade omvatten, bestaande uit drie regi menten, n.l. een regiment algemeene luchtverdediging, een regiment lucht strijdkrachten ten behoeve van het veld leger en een regiment voor de alge meene opleiding. Met de vestiging van militaire vlieg- bases te Bergen (N.-H.) en op Waal haven zal vermoedelijk niet kunnen worden volstaan. Ten aanzien van den aanleg van nog eenige andere militaire vliegvelden zijn nog plannen aanhangig. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Naar aanleiding van wat ik schreef over de film „'Grazige Weiden" heeft de „Middelburgsche Courant" de pen tegen ij opgevat en onder het opschrift „Pro fanatie en Tolerantie" o.m. gezegd: „Profanie of Profanatie beteékent hei ligschennis, ontheiliging, ontwijding, spot met het heilige. dat de plaats waar deze film ge maakt werd, toch niets ter zake doet? Dat is maar een sentimenteel bijmengsel tje om de zaak nog erger te maken dan zij in de oogen van den schrijver reeds Was. dat wij er ernstig bezwaar tegen hebben, dat hier een fel oordeel wordt uitgesproken door iemand over iets, het welk hij niet gezien heeft. dat profanatie of heiligschennis bevat twee elementen: de handeling en de bedoeling, of wel: het materieele en 'het geestelijke. Een heiligschennis is een handeling, een verrichting, een schennis van iets wat den bedrijver er van of anderen heilig is. Deze verrichting nu kan op zichzelf voldoende zijn om tot de schennis te be sluiten; zij: kan echter oolk pas door haar achtergrond, haar bedoeling, intentie zeggen de roomsch-katholieken tot profanatie worden. ....Wat doet nu deze film? Zij' geeft weer hoe deze eenvoudige kinderlijke negerzieltjes zich het verhaalde (van God en de eerste menschen, van Moze's en van Babyion) voorstellen vermoedelijk oip eenigszins analoge wijze als de niet in 't abstracte denken geschoolde kindertjes van een Nederlandsche Zondagsschool zich dat op- hun wijze zullen voorstellen. voor wie 'deze film met eigen oogen aanschouwde, moet bij ernstige, rustige en onbevooroordeelde overweging toch dit wel komen vast te Staan: indien men de stelling aanvaardt en wij aanvaarden die stellig - dat het, onder zekere waar borgen ten aanzien van de Kunstzinnig heid en vooral ten aanzien van de inner lijke zuiverheid, geoorloofd moet zijn zulk een negerverbeelding te ver-beelden, d. door Catharine D. Bell. (Vrij paar het Engelsch.) '9) _o_ „Ik zou nog verder willen gaan", zei Nannie ernstig; „ik zou haar willen lee- ren, dat aardsch geluk in geen enkele vorm het hoofddoel van ons leven kan of mag zijn." „Geluk in geen enkelen vorm", herhaal de Ada langzaam, nadenkend, als twyfe- l°nd. „Dat is waar, niet ons eigen ge luk." „En ook niet het geluk van anderen alleen", antwoordde Nannie beslist. „Ons hoofddoel moet altijd zijn God te dienen; ons hoogste verlangen, dat Zijn wil in en door ons gedaan wordt." „Ja, maar zooiets kon ik niet leeren in een huis, waar Zijn naam nooit uitge sproken werd, wa'ar je uitgelachen zou zijn geworden en bespottelijk gemaakt, oad je er ooit over gesproken. Maar ik maak mijn verhaal te lang. In het begin van het vorig jaar gingen we naar Flo rence. Daar werd ik voor het eerst in ge zelschap gebracht. In het begin had ik plezier in de verandering, de vroolijk- w z. in zichtbare beelden te brengen, en dit aan het publiek te vertoonen, dan is „Grazige Weiden" toch waarlijk niet als profanatie, als heiligschennend, te be schouwen. En dan zou een verbod van deze film, zeker misplaatst ,zyn. Tenslotte moet er ook ten dezen aan zien vrijheid blijven b staan voor ern stige zaken, ook als zij een a.r., een r.k,, een s.d. of een lib. onwelgevallig zijn. Indien bepaalde gedeelten van ons volk desalniettemin van oordee' blijven, dat de film voor hun gevoelens en profanatie is dan eerbiedigen v»ij deze hunne gevoelens, en geven hun den raad: blijf er weg, erger u niet en maak u niet boos. Maar: ge zult dit moeten toleree- ren. In ons uit vele soorten menschen sa mengestelde volk is eenige tolerantie over en weer nog immer noodig." Hiermee, Amice, heb ik u het voor naamste uit het artikel van de „Mid delburgsche Courant" weergegeven. Toen ik het gelezen had en nog eens herlezen heb ik de pen ook weer opgevat en een brief geschreven aan den Redacteur van de Mïddelb. Courant, doch niet verzon den. Ik bedacht mij. 'Het zou u zéker ook interesseeren en daarom laat ik deze hier volgen. „Hooggeachte heer Hoofdredacteur", Gaarne nog een enkel woord over uw pleidooi voor de film „Grazige Weiden". Ik zal u niet op den voet volgen, doe hier en daar een aanteekening plaatsen. U spreekt over de soorten van men schen waaruit ons volk samengesteld is. Nu ben ik van het soort, dat opgevoed is bij1 den Heidelbergschen Catechismus. En niet alleen opgevoed, maar daarin ook volhardend. Het zij' met alle bescheiden heid gezegd. Nu komt er in het antwoord op1 vraag 97 van genoemde 'H. C. een korte, kern achtige zin voor. Deze: God kan noch mag in geenerlei wijze afgebeeld wor den. Die woorden zijn gegrond op wat God ons geopenbaard heeft in Zijn Woord. Het tweede gebod van den De caloog spreekt daarvan heel duidelijk. En van Zijn Majesteit en Oneindigheid lezen wij o.a. ook in de verheven taal van den profeet Jesaja. Zie b.v. Jesaja 40 18 25. Wie dan ook een beeld van den On- eindigen God zou maken, smaadt Hem. Elk beeld van God is een spotbeeld. (Landwehr.) Daar deze Godsopenbaring is gegeven, niet voor een bepaald soort van men schen, maar voor alle menschen en Zijn gebod geldt zoowel voor U, mijnheer de Redacteur, als voor mij, en in be doelde film God wordt uitgebeeld, is dit dus heiligschennis, ontheffing, ontwijding, een spotbeeld. Met de bedoelingen heb ik niet te maken, maar met de feiten. Maar zelfs al zou de bedoeling nog zoo zuiver zijn, ja zelfs, om Hem daardoor te dienen en te verheerlijken, dan is dit nog ten strengste verboden, want wij mogen Hem op geen andere wijze vereeren, dam Hij' in Zijn Woord bevolen heeft. (Ant woord 96 'H. G.) Het woord profanatie is hier m.i. ten volle gerechtvaardigd. Gezien ook de plaats, waar deze film gemaakt is en het doel waarvoor. Ik kan niet aannemen, dat de opzet heeft voorgezeten het film- minnend publiek te bepalen bij de groot heid van God, de Schepper van 'het Heelal. Men heeft de Bijbel aangevat zoo- als men een of andere roman bekijkt en vanuit een bepaalden gezichtshoek is men de bijbelverhalen gaan spelen. Zoo als negerkindertjes zich het verhaalde voorstellen. Hoe komt men daaraan? Zelfs als het mogelijk ware, zoo precies achter die negerkinderfantasiën te ko men, vraag ik me af welke waarde dat voor ons westerlingen kan hebben. U moet mij niet kwalijk nemen, dat ik dit eenigszins nuchterder zie. Ik zie dit een voudig als een valsch motief, zonder welk het wellicht niet zoo gemakkelijk zou ge weest zijn deze film hier goedgekeurd te krijgen. Nu heeft het zoo'n onschuldig uiterlijk. 'Och, die negerkindertjes toch. Wat snoezig toch die neger-kinder-ver- beelding. 'Het is ontroerend. Neen, zo0''n ernstige film, die moet je nu toch eens heusch onbevooroordeeld bezien. M. de R., het zal u duidelijk zijn, na vat ik hiervoren uiteenzette, dat ik deze film, gesteld dat ik haar ging zien, toch zeker niet onbevooroordeeld kon heid. Maar ik was van nature te scherp zinnig, te opmerkzaam om lang onwetend to blijven van de positie, die we innamen, het licht, waarin men ons beschouwde. Dat wij' ons allemaal zouden bewegen in een gezelschap, waarin mijn moeder niet werd geduld, schokte mijn gevoel van be tamelijkheid. Maar het meest voelde ik me erbitterd, vernederd, te schande gemaakt door het gedrag en de houding van mijn vader en zusteis, en door de meening, die men, naar ik bemerkte, overal over hen koesterde. Het: „eert uw vader en uw moeder", werd mij voorwaar wel zwaar gemaakt. Ik begon partijtjes te haten en maakte me er zooveel mogelijk van af. Ik ging er slechts heen, als mijn vader er me toe dwong door gebruik te maken van zijn ouderlijke macht. Na een poosje kwamen we in kennis met Signora d'Elvi, die ons ten haren ruize noodigde voornamelijk, geloof ik, omdat we zooveel aanleg voor muziek hadden en zoo haar gasten aangenaam konden bezig houden. Maar het soort menschen, dat zij ontving, was te ernstig voor mijn vader en zusters; ik echter ging er liever heen dan ergens anders; ten d^ele misschien, omdat het er rustigei was, ten deele, omdat ik er alleen heen mocht gaan. Mijn familie legde zich nog al geduldig bij die gril, zooals ze het noemden, neer. Mijn zusters vonden het volgen. Ik heb een welgefundeerd oordeel over wat in dezen mag of niet mag. Wat bier vertoond wordt, mag niet. Niet krachtens het Gebod van dezen Hoogsten Wetgever. En dat „Hollywood" zich aan deze 'dingen vergrijpt, maakt het in wer kelijkheid erger. Men produceert hier om het publiek vermakelijkheid en verstrooi ing te geven. En dat men dat doet, dat nog daargelaten. Maar dat men dan zijn handen aan het heilige slaat is niet op overwegingen van sentimentaliteit af te keuren, maar ontleent aan hooger motief zijn cenge afkeuring. Ik breek hier af en geef volgende week D.V. het slot. Alls steeds, uw STENTOR. „De pijn begon in mijn bovenarm en zette zich zoo voort tot in mijn neh, soms zóó hevig, dat het huilen mij nader stond dan het lachen. Gewone spierpijn, zeide men mij, maar ik kon niets vinden om die gewone pijn te genezen Ten einde raad ben ik met Kloosterbalsem begonnen De uitwer king is enorm qeweest. Na de eerste behandeling verminderde de pijn al en na voortgezet gebruik zijn al mijn pijnen verdwenen, dank zij Klooster balsem, den grooten pijndooder." E. v. C. te A. „Geen goud zoo goed" Onovertroffen by brand-en sny wonden Ook ongeëvenaard als wrytmiddel by Rheumatiek, spit en pyniyke spieren Schroefdoos 35 ct. Potten: 62,/a ct. en f 1.04 waamwvimwammmmmw BONDSVERGADERING TE 'S-HERTOGENBOSCH. DR G. P. VAN ITTERZON TOT VOORZITTER GEKOZEN. Het Nederl. Jongelingsverbond heeft op Hemelvaartsdag iziju 'Bondsvergadering gehouden te 's-Hertogenhosch. Vooraf werd in de Ned. Herv. Kerk een godsdienstoefening géhouden onder leiding van Ds J. Douwes van Den Bosch. Dteze was zóó druk bezocht, dat in het gebouw „Bethel" een tweede dienst werd gehouden, waarin Dr G. P. van Itterzon voorging. Den avond tevoren was onder leiding van D s P. Veen de gewone huishoude lijke vergadering gehouden. De verschillende verslagen en rappor ten werden uitvoerig besproken en deden zien, welk een liefde er bestaat voor elk onderdeel van het Bondswerk. Er werden telegrammen gezonden aan H. M. de Koningin, de Prinses en den Prins. Als plaatsen waar met het volgend jaar den Bondsdag zou willen houden, werden door de vergadering opgegeven: Haarlem, Apeldoorn en Leeuwarden. Met algemeen goedvinden werd over eengekomen, dat het Hoofdbestuur hier over zal beslissen. Hierna splitste men de vergadering in vier afdeelingen, n.l. voor Bestuurders en Correspondenten, Stads werk, Jongenswerk en Drankbestrijding. D'e groote algemeene vergadering werd gehouden in het ruime gebouw van de Veehallen. Ongeveer 5000 bezoekers kwa men hier bijeen. Op het podium hadden, behalve het be stuur van het N. J. V. en de regelings commissie ook Z. Exc. H. van Boeyen Minister van Binnenlandsche Zaken, en nog zoo kwaad niet op die manier van de jongste af te zijn wier jeugd en fris- sche schoonheid haar aantrekkelijker maakten dan de ouderen. Mijn vader wist, dat ik ook bij Signora d'Elvi wel een rijk echtgenoot zou kunnen ontmoeten en bo vendien wilde hij haar niet voor het hoofd stooten en had geen lust om ter- wille van haar een gezelschap, dat meer naar zijn smaak was en meer voordeelen afwierp, op te geven. Hij vond het dus best, dat ik daar zoo'n beetje als verte genwoordigster van de familie heen ging. Hij had ook ontdekt, dat, ofschoon hij me kon dwingen ergens heen te gaan, hij me niet kon dwingen me aangenamer voor te doen, dan ik wilde. En daarom vond faij het maar het beste me te laten gaan, waarheen ik wilde. Bij de Signora ontmoette ik jou vrien den, de Shelbournes. Ik voelde onmiddel lijk sympathie voor Maude Shelbourne en was graag met haar op goeden voet gekomen. Ik meende, dat ze mij ook wel mocht, maar dat ze, waar ze waarschijn lijk het een en ander over mijn familie gehoord had, koeler en gereserveerder was dan ze in een normaal geval ge weest zou zijn. Wij waren echter de jongste leden van het gezelschap, waar door we nog al eens op elkaar aange wezen waren en elkaar zoo toch tamelijk goed leerden kennen. Ze sprak vaak over De weken van Paschen, Hemel vaartsdag en Pinksteren zijn zoo lang zamerhand drukke vergaderweken ge worden, ondaks het weinig aanlokkelijke om bij heerlijk voorjaarg- e» zomerweer in benauwde, doorrookte vergaderzalen te moeten kruipen. Onze Chr, Boeren- en Tuindersbond die steeds wijselijk aan zijn vergade ringen een excursie verbindt bezon zich over de vraag, hoe het straks moet sis de regeering de crisismaatregelen zooveel mogelijk aan de landbouworgani saties gaat overdoen. Onze beide Jonge- lingsbonden hielden druk bezochte bij eenkomsten. Het N.J.V. nam afscheid van zijn voorzitter en de Geref. Bond vierde onder hooge belangstelling zijn 50-jarig bestaan. Ook ons parlement kwam bijeen. Dé Tweede Kamer begon het groote dehat over de werkloosheid. Prof. van Gelde ren heeft zijn toelichting uitgesproken en zijn vragen gesteld. Daarna heeft de Premier het beleid van het Kabinet ver dedigd. De discussie is, in verband met den Hemelvaartsdag, tot a.s. Dinsdag verdaagd. Een debat van grooten om vang staat ons te wachten. Ongeveer 20 sprekers staan ingesohreven. „Wij sparen ons arm', riep de heer van Gelderen uit en in die klacht was beel zijn betoog als 't ware samengevat. Wat de regeering' deed, is niet anders dan de befaamde muis, door den berg gebaard, aldus deze socialistische criti cus. Op de bekende rustige wijze heeft dr Colijn geantwoord met de feiten. E!r wordt voor het loopende jaar zeker 200 millioen gulden voor werkeloosheidsbe- strijding beschikbaar gesteld. Voor wie in openbare werken hèt ge- neesmiddal ziet, moge dit te weinig zijn. De Regeering ziet het primaire middel elders, n.l. in het bedrijfsleven. Anders gaan wij de Vereenigde Staten achterna, waar de staatsschuld in de laatste vijf jaar van 21 tot 38 milliard steeg zonder dat de werkloosheid verminderde. Maandag werden we opgeschrikt door het bericht omtrent een bomaanslag in het hartje van Rotterdam, Hoewel nog niet alles is opgehelderd, staat toch wel vast, dat hier te lande en met name te Rotterdam personen wonen of vertoeven, die in wel zeer nauwe relatie staan met de beruchte Gepeoe en eveneens lieden, die behooren tot de party, althans geest- kwanten zijn van de contra-revolutio naire beweging in Oekraïne. De controle op de vreemdelingen mag nog wel wat scherper worden. Vreesehjk is ook het drama in eigen provincie, n.l. te St. Maartensdijk. Wat Mr F. J. van Lansc'hot, burgemees ter van Den Bosch, plaats genomen. Ver der waren daar aanwezig afgevaardigden van het Belgisch Verbond, van de Ned. Chr. Studenten Vereeniging, van „Patri monium", van den Chr. Werkmansbond en van de Federatie van Chr. Vrouwen en meisjes. De vergadering werd een hartelijk wel kom toegeroepen door de voorzitters van de Prov. regelingscommissie en van de Bossche afdeeling en door den burge meester van 's-Hertogenbosch, Mr van Lansehot. Daarna werd de Bondsdag geopend door den Voorzitter Ds P. V e e n, die na gebed en Schriftlezing een openingsrede hield. Met een gelukwensch in verband met den 85sten verjaardag van het Verbond ving Ds Veen zijn rede aan. Hij mocht voorts gewagen van een frisoh en opge wekt Bondsleven, uitkomende ook in het mooie bedrag van het dankoffer: f9650, bijeengebracht door de leden der C. J. M. V. en de jongens. Maar ook an derzijds is er reden tot voldoening, als we letten op de werkvergaderingen, con ferenties, enz. Naast den arbeid in de Commissies voor de Zending, de drank- bestryding e.'d., welke met veel toewijding werken, is bet zorgenkind: het werk in de mynstreek. Dan richtte Spr. de aandacht op den velen arbeid van het Boudsbestuur en de aangename verhoudingen in dien 'kring. Hy herdacht den overleden penningmees- Nannie Colville, de liefste vriendin, die ze had; en uit haar beschrijving leerde ik van je houden lang voor ik je ooit gezien had. Jij scheen precies het karak ter te hebben, waarmee ik mijn geliefde heldinnen gewoonlijk begiftigd had en natuurlijk was je in mijn oogen het beste en liefste meisje, dat er bestond." „Maude stelde heel veel belang in u", zei Nannie, „en door wat ze me van u vertelde, voelde ik me sterk tot u aan getrokken." „Het is mijn liefste wensch, dat je van me zult houden. Ik zou zoo graag hebben, dat je mijn vriendin wilde zijn", zei ze ernstig en dringend. „En dat wil ik ook heel graag zijn", antwoordde Nannie, ontroerd door dien toon. „Ik zou het heerlijk vinden", antwoord de ze. „Daarom vertel ik je, hoe weinig leiding ik heb gehad, hoe weinig goed ik in mijn leven gekend heb. Daarom ver tel ik je mijn geschiedenis. En toch, als je alles weet, vrees ik, dat het weinigje genegenheid, dat voor mij by je ontwaakt mocht zijn weer geheel uitgedoofd zal worden. Maar dat had ik eerder moeten bedenken. Nu moet ik beëindigen, wat ik begonnen ben. Waar was ik. O ja, het gezelschap by de Signora. Daar smaakte ik het buitengewoon groot genoegen myn ouden vriend, nu myn echtgenoot, te kan de zonde in het hart vaa des mensch fet schrikkeiyke daden drijven! Al hebben (gelukkig) maar weinigen het geweten, ons werelddeel heeft tydena het laatste weekeind in byzonder groot oorlogsgevaar verkeerd. Het doodschieten te Eger, aan de Tsje- cho Slowaaksoh-Duitsche grens, van twee Sudetenduitsohe boeren, heeft Zaterdag onverwacht de tooh reeds gespannen be trekkingen tusschen Berlijn en Praag ver- versoherpt, zoodanig, dat men reden bad te vreezen voor een gewapend conflict, waarin meer dan twee Europeesche mo gendheden betrokken zouden worden. Dit incident kwam juist op 't tydstip, dat onder de Sudetenduitsohe bevolking een zekere opwinding heerschte in ver hand met de gemeenteraadsverkiezingen en juist ook op een oogenblik, dat zioh Duitsohe troepenformaties in de richting der Tsjecho Slowaaksehe en andere gren zen bewogen. De Britsohe ambassadeur te Bèriyn beeft Vrydagmiddag reeds te Ber lin de aandacht gevestigd op deze troe penbewegingen, waarvan men meende, dat zy een herhaling zouden brengen van het gebeurde met Oostenryk. De groote bedryvigheid in diplomatie ke oentra heeft wel bewezen, dat Europa ziéh in een crisis bevond en dat de span ning, die er heersohte, gevaar opleverde voor ontlading. De ongebruikelijke byeen- roeping van het Engelsohe Kabinet op Zondagmiddag was één dier bewijzen. Het is opmerkelyk, dat de Engelsohe regeering wederom de leiding in de Europeesche diplomatie heeft genomen, zeer tot geruststelling van de kleine sta ten. Toen Eden verdween, vreesde men, dat de Engelsohe regeering Duitschland in Midden-Europa de vrye hand zou lak ten. Déze vrees hhjkt ongemotiveerd te zy'n geweest. Engeland heeft met Italië vrede gesloten en heeft daardoor de han den voor de zaken in Midden-Europa vry gekregen. Natuurlyk zal niemand beweren, dat bet Tsjecho Slowaaksehe vraagstuk opge lost is. In dit opzicht staan we nog niet veel verder dan enkele dagen geleden: er wordt gedacht, gesproken, onderhandeld. Gevaar voor conflicten biyft aanwezig. Maar dat Engeland weer de leiding in de diplomatie heeft, en op zoo'n tactvolle wijze* tegenover Hitler is opgetreden, is tooh iets, wat tot dankbaarheid stemt. In de Britsche houding ligt voor Ber lin de ernstige waarschuwing opgesloten, 'dat een gewapend conflict moeilyk te lo- caliseeren zal zijn en dat de kans bestaat dat Duitschland, als het te ver zou wil len gaan, een groot deel van Europa te genover zich zou vindén. Moge God het in Zijn gunst zóó leiden, dat ons werelddeel voor een nieuwen oorlog gespaard bhjft. ter J. A). A m e s z, diens opvolger I r F. S p r e y en den nieuwen 2den voorzitter, D r G. P. van Itterzon. En tenslotte herinnerde Ds Veen aan zyn aangekon digd aftreden als Bondsvoorzitter. Sedert 24 Mei 1906 was hy lid van het Bonds- bestuur, stedert 1919 voorzitter. Hy dank te de Bondsvrienden voor hun steun, har- telykheid' en medeleven. Is er in het peil van het Bondsleven reden tot blydschap, er zyn ook zwakke plekken. Eén daarvan zit in de afdeelin gen. Van de leiders der afdeeling wordt soms te veel gevraagd. Ds Veen geloofde, dat een deel der op lossing te vinden is in het vormen van buurtvereenigingen. Dan is er ook de vraag naar aantrekkelyker maken der af- deelingsvergaderingen. Het door 't Bouds bestuur op de agenda voor -de prov. Com missie gebrachte onderwerp „Ontspan ning" heeft vele zyden. Immers moet, naar de „Vlissinger verklaring" ernstig rekening gehouden worden met de zede- lyfce, maatschappelijke, verstandelyke en liehamelyke belangen der jonge mannen. Wy moeten er voor waken, aldus spr., dat we ons leven in twee deelen knip pen, een geestelyk en een niet-geestelyk dee'l. Ontspanning is geen bywerk maar 'deel van het geheel. En in 'het geheel moet één leidende gedachte domineeren: Wat kan ik doen om den ander tot Christus te brengen Om misverstand te vermijden, wilde spr. er aan herinneren, dat ditmaal over de geestelyke zyde van het werk minder ontmoeten. Hy was goed en vriende lijk tegen mij en met hem kon ik vol komen vertrouwelijk omgaan. Ik kon vrij uit tegen hem spreken over den toestand thuis en wat ik er te verduren had zoo als ik aan niemand anders vertellen kon. En je kunt je niet voorstellen, wat een troost het voor me was te weten, dat er tenminste een begreep, wat ik te lijden had en die sympathie en medelijden met me voelde." Zy zweeg een oogenblik en ging toen weer voort, het gelaat afgewend houdend van haar gezellin. Soms sprak ze aarze lend, soms zoo vlug, dat Nannie haar maar nauwelyks begreep. „Ik ontmoette er ook ik maakte er kennis met een nieuwen vriend een jongen Engelschman een zekéren mijn heer Nugent. Hij is geloof ik, nog in de verte aan mijn vader verwant. Maar dat ik zijn dochter ben, was zeer zeker geen aanbeveling. Hoe het ook zij, we kwa men op zeer vertrouwelijken voet met elkaar. Hy was hij is maar ik kan hem niet beschrijven. Misschien zul je hem den een of anderen dag wel eens op Shelburne Priory ontmoeten. Ik kan slechts zeggen, dat hij goed, edel, oprecht en zachtmoedig is en toch zoo mannelyk en sterk. Hy beantwoordde geheel aan den held myner droomen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 5