DE ZEEUW
TWEEDE BLAD
TANTE AILIE
De parlementaire Enquête.
FEUILLETON
Uit de Provincie.
MIDDELBURG.
VLISSINGEN.
(Wordt vervolgd.)
VAN
DONDERDAG 5 MEI 1938, Nr 182.
Het voorstel van Mr Wendelaar inzake
de instelling van een parlementaire en
quête inzake de kwestie-Osa, blijft nog
steeds de aandacht vragen.
Mr A. Josephus Jitta schrijft
hierover in „De Avondpost" o.m.:
„Ik vind de voorgestelde parlementaire
enquête een dwaasheid. De heer Wende-
laar laat zich meesleepen door een soort
van paniekstemming. Het meest doelma
tige middel voor degenen, die meer inlich
tingen willen, is een tweede interpellatie.
Laat ons aannemen, wat blijkbaar de
voorsteller doet, maar wat mijn
meening niet is, dat de minis
ter van Justitie onvolledige of onjuiste
inlichtingen heeft gegeven en dat de Ka
mer overrompeld werd, leg hem dan die
nieuwe feiten en bezwaren nog eens voor,
ditmaal dan, wat de Kamer betreft, beter
voorbereid. De parlementaire enquête voor
dit doel is een stoomwals om
een mug te doode n".
Mr P. J. Oud, betoogt in „De Vrijz.
Democraat", dat het in de 'lijn van minis
ter Goseling, die met groote vrijmoedig
heid opening van zaken heeft gedaan, ligt,
dat naar een meer volledig onderzoek ge
streefd wordt.
„Dit alles intusschen onder één voor
waarde. Dit onderzoek mag niet worden
ingegeven door eenige gedachte van wan
trouwen tegenover den minister. Het is
hier één van tweeën: een minister wordt
door de Kamer vertrouwd of niet. Een der
de is er niet.
Ontbreekt het vertrouwen, dan moet
dit den bewindsman kenbaar worden ge
maakt en is verdere samenwerking tus-
schen hem en het parlement uitgesloten.
Wij begrijpen dan ook levendig, dat, in
dien een voorstel tot nader onderzoek het
karakter van wantrouwen in het beleid
van dezen minister zou dragen, deze in
de enkele aanvaarding daarvan een aan
leiding zou vinden om zijn portefeuille
neer te leggen.
In dit licht dient de gedachte 'bezien te
worden om door middel van een parle
mentaire enquête volledig materiaal in de
zaak Oss ter beschikking te krijgen. Voor
komen moet worden, dat een dergelijk
voorstel het karakter krijgt van politiek
in den slechten zin van het woord. Het
ongeluk wil, dat de parlementaire en
quête langzamerhand in onbruik is ge
raakt. Het is ongeveer een halve eeuw ge
leden, dat dit middel voor de laatste maal
is toegepast. Daardoor heeft het wel een
uitzonderlijk karakter verkregen en wordt
er tegenwoordig gemakkelijk de gedachte
van wantrouwen in het ministerieel be
leid aan verbonden. Toch is die gedachte
in het licht der geschiedenis zeker onjuist
Alles hangt hier af van de bedoeling
waarmee de zaak wordt aangevat, Er'zijn
ongetwijfeld in den loop der jaren inter
pellaties gehouden, die door wantrouwen
waren ingegeven. Maar er zijn er heel wat
meer geweest, waarbij iedere gedachte aan
wantrouwen vene te zoeken was, ja, die
beschouwd mochten worden als een uiting
van vriendschappelijke gezindheid jegens
eer. bewindsman, omdat zij' niet anders
beoogden dar, hem in de gelegenheid te
stellen volledige Opening van zaken te
geven,
Waneer men de zaak in dit licht beziet,
dan is er in het onderhavige geval voor
een enquête veel te zeggen. Er is in bree
ds kringen en niet de slechtste van
ons volk over deze zaak onrust. Regeering
sn parlement beide moeten wensc'hen, dat
die onrust worde weggenomen. Er zijn
helaas groepen, die gaarne den indruk
wekken, als zouden ministers en politieke
partijen hier samenspannen, opdat de
waarheid niet aan den _dag zal kunnen
treden. Het is een levensbelang voor de
parlementaire democratie, dat aan deze
gedachte in geen enkel opzicht voet zal
door Catharine D. Bell.
(Vrij naar het Engelsch.)
05) _o_
Nannie behoefde de salon niet alleen
binnen te gaan. Zoodra de dames na het
diner naar boven kwamen, kwam me
vrouw Fleming haar opzoeken. Nu Nan
nie gelegenheid, kreeg om haar gastvrouw
eens wat beter te bekijken, kon ze niet
anders dan Angus gelijk geven, toen deze
haar buitengewoon mooi noemde. Ze was
smaakvol gekleed in zwart fluweel en
haar haast koninklijke schoonheid ver
oorloofde haar veel sieraden te dragen
zonder ordinair en opzichtig te schijnen.
Toen ze arm in arm naar beneden gingen,
de statige schoonheid in al haar pracht,
het slanke meisje in haar eenvoudig
kleedje, vormden ze een contrast, dat
zooab Gettine in zich zelf zei „vrai-
ment perfect" was.
Mevrouw Fleming deed Annie niet de
beproeving ondergaan haar officieel aan
haar talrijke gasten voor te stellen. Toen
ze samen de kamer binnentraden, kondig
de ze eenvoudig aan:
worden gegeven. Hier ligt een terrein,
waarop alle groepen, welke die democratie
ter harte gaat, de handen ineen kunnen
slaan".
„De Nederlander", die mede een
artikel aan deze kwestie wijdt, stelt op
den voorgrond, dat de goede trouw van
den Minister van Justitie hier niet in het
geding is.
„Het gaat thans uitsluitend om een be-
voegdheidskwestie, om de vraag, of de Mi
nister door bepaalde rapporten in allen
deele juist en volledig is voorgelicht en ten
slotte om de vraag, of de Minister met den
noodigen tact en behoedzaamheid ia op
getreden. Allemaal ernstige kwesties, die
om oplossing vragen, maar geen vragen,
die de integriteit van den betrokken mi
nister rechtstreeks of zijdelings raken.
Ook wij zijn van meening, dat het vol
strekt noodzakelijk is, dat over al deze
vragen het volle licht opgaat. En wij zijn
geneigd het zwaartepunt te leggen bij de
vraag of de rapporten, die den Minister
bij de interpellatie-Drop hadden bereikt,
voldoende objectief en volledig zijn ge
weest. Daarover zal in de allereerste
plaats klaarheid moeten komen.
Dit erkennende zitten wij meteen in de
vraag of het door Mr Wendelaar aange
prezen middel het meest doeltreffende en
het meest noodzakelijke is.
Dit is naar onze meoning zeer de vraag.
Een enquête, gebaseerd op de hierboven
weergegeven punten, schijnt ons aan ver
schillende bezwaren onderhevig.
In de eerste plaats de geschiedenis
bewijst het is de enquête een geëigend
middel om voorlichting te brengen om
trent bepaalde feitelijke verhoudingen en
toestanden. Maar of zij tevens hanteer
baar is ten aanzien van bovenbedoelde
vragen, die deels van juridischen aard
zijn en anderdeels het beleid van den mi
nister betreffen, valt o.i. te betwijfelen.
In de tweede plaats wijzen wij op den
naar alle waarschijnlijkheid langen duur
van eerst de behandeling van het enquête-
voorstel en. dan die van de enquête
zelve. Het is van groot belang, dat er
omtrent de bovengenoemde vragen zeer
spoedig klaarheid komt en dan is
een enquête zeker niet het vlugste middel.
In de derde plaats is het sterkste argu
ment, dat vóór het houden eener enquête
pleitte de mogelijkheid n.l. om de be
trokken marechaussee's te hooren 1 ver
vallen, nu deze een beroep op het ambte
narengerecht hebben gedaan, dat de be
handeling dezer zaken natuurlijk in het
openbaar zal doen geschieden.
In de vierde plaats kan een enquête
over het geval Oss alleen slagen indien
de dan te benoemen commissie van on
derzoek over een voorzitter zou kunnen
beschikken, die in het leiden van een dus
danig onderzoek doorkneed is. Terwijl wij
tevens nog wijzen op het in dit geval zeer
reëele bezwaar, dat alle verhoeren van
getuigen en deskundigen zouden moeten
geschieden in het gebouw der Tweede Ka
mer, welke bepaling zeker niet bevorder
lijk is aan een goeden en vlotten gang van
zaken,
Deze bezwaren overwegende, concludee-
ren wij, dat een enquête in het geval Oss
noch de doelmatigste, noch
de e e n i g m o g elijke weg is
om tot klaarheid te komen".
„De Nederlander" ziet drie mogelijkhe
den. In de eerste plaats het stellen van
nadere vragen; in de tweede plaats een
hernieuwde interpellatie en in de derde
plaats i en dit het liefst een nota
van de regeering, waarin alle punten die
met serieuze bedoelingen naar voren zijn
gebracht, stuk voor stuk worden behan
deld.
Wordt van de genoemde mogelijkheden
geen gebruik gemaakt of zijn de aldus
verkregen nadere inlichtingen toch nog
niet bevredigend dan houde men een
enquête.
Vereenlgfng voor Ziekenhuisverpleging.
Dinsdagavond hield de Vereeniging
voor Steunverleening bij Ziekenhuisver-
pleging voor Schouwen-Duiveland haar
algemeene vergadering, onder presidium
van den heer 'R. Gerritsen.
De heer H. TJijl, bracht het jaarverslag
uit, waaraan het volgende is ontleend
Het ledental bedroeg op 31 December
1937 6559. Het aantail nieuwe inschrij
vingen 816.
De verlies- en winstrekening vermeldt
in debet en credit f 16262.74. De balans
Vermeldt een winst van f2901.49; en
heeft een eindcijfer van f 10447.89.
Het aantal uitgekeerde vergoedingen
bedroeg 159, met een totaal bedrag van
f 10937.04.
De aftredende bestuursleden, Zr. Pot-
appel en de heer J. 'Catshoelc, werden
herkozen. Tot leden van de financieeln
commissie werden gekozen de heeren W.
van Splunder en J. C. Baart, terwijl de
'heer C. M. de Pooter aan deze commis
sie namens het bestuur wordt toege
voegd.
De nieuwe algemeene po
litieverordening. Van de gelegen
heid opmerkingen te maken over het ont-
werp-politie-verordening, hebben de
raadsleden op ruime wijze gebruik ge
maakt.
De Commissaris van politie beeft daar-
T op schriftelijk zijn 'gevoelen kenbaar ge
maakt nopens bedoelde amendementen
enz. Vervolgens heeft de commissie van
strafvordering te dezer zake uitvoerig
van gedachten gewisseld.
De leden Paul c.s. bepleiten de vast
stelling van een verschillende strafmaat
voor verschillende overtredingen naar ge
lang van den ernst. D'e commissie 'heeft
daartegen bezwaren. Andere gemeente
lijke strafverordeningen kennen dat niet
en bovendien is dat zeer moeilijk.
Van het stellen van één algemeene
maximum-straf behoeven geenerlei moei
lijkheden gevreesd te worden. De leden
Paul c„s. Rebben voorgesteld te bepalen,
dat het verbod inzake aanbrenging van
voorwerpen aan gevels niet geldt voor
vlaggestokken, vlaggen of wimpels, mits
de onderkanten daarvan ten minsto 2Va
meter van het wegdek verwijderd zijn, en
tevens om geen beperking op te leggen
dat er geen propaganda of reclame op
voor mag komen.
De commissie heeft daartegen bezwaar,
omdat niet alleen elders, doch ook in deze
gemeente vlaggen vaak misbruikt worden
voor allerlei handels-reclame en niet
minder als propagandamiddel voor be
paalde politieke groepen.
Een wijziging van 3 in 2Va is onraad
zaam terwille van de veiligheid van het
verkeer.
Het 'bestuur der postduivenvereniging
„Zeelandia" heeft verzocht de verbodsbe
paling voor het laten uitvliegen van dui
ven in bepaalde tijden, achterwege te la
ten, dan wel het uitvliegen van postdui
ven uit te zonderen.
De commissie mer'kt te dezen aanzien
op, dat destijds vanwege de 'politie, ter
tegemoetkoming aan klachten van de al
hier gevestigde landhouwvereeniging, aan
duivenhouders is verzocht gedurende een
aantal weken hun dieren Linnen te hou
den. Vrij algemeen is aan dat verzoek
voldaan, doch vanzelfsprekend zou, 'bij
gemis aan vrijwillige medewerking, de
landbouw ernstig geschaad worden. Er
zijn hier ongeveer 800 postduiven en met
inbegrip van gewone sier- en hokduiven
totaal omstreeks 3200 duiven. Weliswaar
worden de meeste dufven op hun til ge
voederd, maar een vrij belangrijk aantal
zoekt toc'h ook elders voedsel, naar schat
ting ongeveer 30 pet, van het totaal
aantal. In dit licht bezien is derhalve
een bescherming der landbouwbelangen
alleszins redelijk. In het 2e lid van het
artikel is de bevoegdheid van B. en W.
neergelegd om voor oefenvluchten van
postdui'ven ontheffing van het verbod te
verleen en.
In plaats van op den openbaren weg
j het beroep van fotograaf of eenig hand-
j werk uit te oefenen, tenzij met vergun
ning van B. en W., wil de heer den Hol-
Na de huwelijksinzegening van Prins
Doorn. Achter het bruidspaar ex-keizer
Louis Ferdinand von Hohenzollern met grootvorstin Kyra van Rusland op Huize
Wilhelm en zijn echtgenoote prinses Ilermina. Rechts op de foto H. K. H.
Prinses Juliana en links Z. K. H. Prins Bernhard.
„Ik wensch ieder, die er belang in stelt
mede te deelen, dat dit mijn nichtje Nan
nie Golville is, maar dat ze op het oogen
blik te vermoeid is van haar reis om aan
ieder afzonderlijk voorgesteld te worden,
vanavond althans. Ze zal u allen toch zoo
langzamerhnd wel leeren kennen".
„Verreweg de beste manie", riep een
vroolijk, aardig uitziend meisje, dat" dicht
bij haar zat. „En als juffrouw Golville
zich bij ons aan wil sluiten, dan nemen
wij op ons haar met ons allemaal bekend
te maken, zonder dat ze zich aan die ver
velende ceremonie behoeft bloot te stel
len".
„Ze kan zich niet bij jullie aanslui
ten", zei mevrouw Fleming, doorloopend.
„Ze moet den heelen avond met rust ge
laten worden", een decreet, waarvoor
Nannie zich zeer dankbaar voelde. Het
geroezemoes van vele stemmen, het schit
terend licht, het geglinster van zijde, sa
tijn en juweelen, was meer dan verwar
rend voor haar weinig gewoon zijnde
oogen en ooren.
Mevrouw Fleming leidde haar naar
een rustige erker aan den anderen kant
van de zaal, waar ze, zooals ze zei, ten
minste betrekkelijke rust en vrede kon
den hebben. Haar stem klonk vermoeid
en Nannie bemerkte op haar gelaat die
uitdrukking van diepe en, naar het schijnt
voortdurende droefheid, waar tante Ailie
over gesproken had. De erker werd ver
licht door een hoog venster, de gordijnen
waren niet gesloten, zoodat het flauwe,
zachte licht van den zomernacht naar
binnen viel.
Mevrouw Fleming duwde Nannie in
een lagen armstoel en ging zelf naast
haar in de vensterbank zitten.
„Ik houd van dit licht", zei ze, „maar
mijn gasten niet; daarom laat ik voor
hen de salons verlichten en bewaar dit
vriendelijke hoekje rustig voor mezelf.
Jij", voegde ze er glimlachend aan toe,
„zult na vanavond misschien het licht en
de vroolijkheid verkiezen boven mijn stil
toevluchtsoord".
„Ik weet het niet", zei Nannie. „Ik
denk, dat ik nu eens het een, dan weer
het andere zal prefereeren".
„Vanavond zou ik denken, dat je blij
moest zijn met wat rust. Er moet wel heel
veel zijn, waarover je eens wilt naden
ken, nu je voor de eerste maal hier bent".
„Ja", antwoordde Nannie, „dat heb ik
gevoeld vanaf het eerste oogenblik, dat
ik hier was".
Een poosje zwegen beiden. Nannie's
geest hield zich bezig met de gedachten,
waarover mevrouw Fleming had gespro
ken: gedachten aan Angus, en hoe hij nu
ook wel aan ha&r zou denken; gedachten
aan haar huisgenooten en hoe ze het zou
den maken zonder haar en daar door
heen mengde zich haar belangstelling
voor de mooie, maar droefgeestige vrouw,
die zoo stil en ernstig naast haar zat.
Onder de schrikbeelden die Nannie zich
voor den geest had gehaald en waardoor
ze zoo tegen het bezoek had opgezien was
geweest de vrees, dat ze haar gastvrouw
niet geheel zou kunnen vergeven, dat zij
toch de oorzaak was, dat haar huwelijk
met Angus nog moest uitgesteld worden.
Dit schrikbeeld echter verdween onmid
dellijk, toen ze met mevrouw Fleming
kennis maakte. Van dat oogenblik af had
warme belangstelling elk ander gevoel
verdrongen. En nu, waar zooveel opwin
dende gedachten haar bezig hielden,
voelde ze zich toch voortdurend tot haar
gezellin aangetrokken, hield ze zich voort
durend met haar bezig, maakte ze zich
bezorgd over haar.
„Er is iets in dat mooie, verstandige
gelaat", schreef ze aan Angus, „met die
uitdrukking van stille melancholie, dat
me ontroert, dat me voortdurend schijnt
te wijzen op de tegenstelling, tusschen
mijn zonnig en gelukkig leven en een be
staan, verduisterd door schaduw en storm
Ik weet niet, of je ooit over je vooroordeel
tegen haar bent heen gekomen. Maar ik
denk, dat je dit gevoel toch wel zoudt
lander lezen: personen, na door dezen te
zijn gefotografeerd, door vragen, ophou
den van de hand, roepen of op eenigerlei
andere wijze te bewegen of trachten te
bewegen om eene belooning te geven.
Tegen het geven eener belooning op
zichzelf 'bestaan geen bezwaren en nim
mer is behoefte aan een verbod te dier
zake gebleken. Trouwens met de aan
vaarding van het amendement-den Hol
lander zou zulks ootk niet bereikt worden.
Het bedoelde amendement zou zelfs de
ontworpen verbodsbepaling verzwakken.
Het lid den Hollander meent, dat ont
heffing van het verbod „vuurwerk of ont
plofbare stoffen te verkoopen of af te le
veren aan personen beneden den leeftijd
van 18 jaren", onmogelijk moet worden
gemaakt.
De commissie ontraadt het amende
ment. Door het ontheffingsrecht in han
den van den burgemeester te leggen is
voldoende waarborg aanwezig, dat van de
verbodsbepaling slechts in zeer bijzondere
gevallen ontheffing zal worden verleend.
De leden Paul c.s. en het lid Jeroni-
mus zouden willen schrappen de bepa
ling, dat het verboden is zich op den
openharen weg of op vandaar zichtbare
plaatsen te bevinden in aanstoot ge
vende kleeding. De hoer Jeronimus
vraagt wat „aanstootelijk" is.
Naar het. gevoelen der commissie heeft
de practijk in de zomermaanden de nood
zakelijkheid van deze verbodsbepaling
aangetoond.
Het lid Jeronimus zou de bepaling
waarbij het verboden is zich te vertoonen
in de kleeding van de sekse waartoe
men niet behoort, willen schrappen.
75-j arig bestaan der
Herv. Scholen. Gisteravond werd
in de Groote Kerk een wij'dingsdienst ge
houden ter herdenking van het 75-jarig
bestaan der Hervormde Scholen alhier.
Voor dezen wijdingsdienst bestond
groote belangstelling. Ook woonden de
burgemeester, de heer G. A. van Woelde-
ren, en talrijke afgevaardigden van biji-
zondere scholen den dienst bij'.
Het koor en de kansel der kerk waren
stemmig met palmen versierd.
Het Chr. Gemengd Koor „Hoop op
Zegen" verleende zijn welwillende mede
werking.
De voorzitter van het schoolbestuur, ds
J. S. Hartjes, sprak een begroetingsrede
uit. Wij konden niet anders, aldus spr.,
dan ons feest beginnen in deze 'kathe
draal.
Na eerst de kinderen bijzonder welkom
te hebben geheeten, bracht spr. dank aan
den burgemeester voor zijn tegenwoordig
heid. Ook verwelkomde spr. den heer G.
Wit, inspecteur van het lager onderwijs,
te Middelburg, ds Steinz, inspecteur van
het Chr. Volksonderwijs te Goes, den heer
De Noo, directeur der R.H.B.S., en voorts
afgevaardigden van andere schoolbestu
ren.
Bijzonder welkom heette spr. het on
derwijzend personeel der beide Hervorm
de scholen. Daarbij wees Spr. op de ge
wichtige taak, die het personeel in de op
voeding der jeugd heeft.
Ds i'. G. de Vey Mestdagh, Ned. Herv.
predikant te Rotterdam, oud-leerling der
scholen, sprak de feestrede uit.
Spr. wilde dit doen naar aanleiding
van Hebr. 11 23.
In gloedvolle taal schetste spr. het ge
loof van de ouders van Mozes, die in
dat 'kind een bijzonder Godsgeschenk za
gen.
Spr. stond stil bij den grooten levens
nood van den tegenwoordigen tijd. In
de over-cultuur van dezen tijd wordt
een gruwzamer» aanslag gepleegd op de
ziel van onze kinderen. Het zal echter niet
hopeloos zijn, wanneer wij vertrouwen dat
God voor onze kinderen zorgt. Het geheim
van de toekomst onzer kinderen ligt in de
eerste plaats thuis, als de opvoeding der
kinderen aansluit bijl het onderwijs op
school.
Spr. haalde verschillende herinnerin
gen op uit zijn jeugd, toen hij zelf leerling
was van de school in de Palingstraat, on-
der „meester Merckens", de kleine man,
met de scherpe oogen, die echter de
kracht-motor van de school was; een man,
van wien spr. veel hield, en die ook de op
richter was op zeer jeugdigen leeftijd van
de eerste Zondagsschool in ons land.
Spr. hoopte, dat onder den zegen Gods
hebben overwonnen, als je haar gezien
"had zooals ik. Het licht uit de salon
scheen maar flauwtjes naar binnen, maar
het was toch voldoende om haar trekken
te onderscheiden. Ze hield het hoofd wat
naar voren gebogen en ze keek uit over
het landschap met oogen zoo verlangend
en droevig als konden, ze de beelden van
die droefgeestige gedachten zien. Toen de
sterren te voorschijn kwamen aan den
violetten hemel, een voor een, wendde ze
haar oogen omhoog met een uitdrukking
zoo ernstig en zoekend, dat je het niet
zou hebben kunnen zien zonder tot me
delijden bewogen te worden".
Voor Nannie's verbeelding was er iets
romantisch en schilderachtigs in het laat
ste tooneeltje. De erker werd door zrware
gordijnen van de salon afgescheiden.
Door de opening zag men de schitte
rend verlichte kamer met de groepen fees
telijk getooide gasten. De jongeren, die het
grootste deel van de aanwezigen uit
maakten, vormden een groep op zichzelf
aan den anderen kant van het vertrek,
waar ze onder elkaar lachten en praat
ten. Enkele meer bejaarde dames gebruik
ten de rustbanken, die dicht bij den erker
geplaatst waren.