Rondgang door den Dam-doolhof. ST w =liaï g as <-> iii i£ Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL e s 2 a a o +-t 3 O* in 3 1 CQ 0. 03 rr\ M t QJ G k 13 |jh*| |Sf '•SjtSl CD he O -T3 :Q T T3 fl«-öqScö^M^ S3 «H f> CÖ - <T> cö t3 |5-gsaSgfiS IgrSW-C^flS 3 arrl A: rv\ 7" til ril CD O f*1 M Pi i& g,|| 5 C) oj O CD j~ v UJ Q be aj O be rc3'Ö^1ÜJzirÖ 1 *0 .2 03 P - .2 ■§•3 Pi cd o cd g 4.3 3 3 S-Std'7? g oj A I S. O o> B RR^C£S k-l B B WbW bo bO 03 1 'B P. «/a, do aitixisch wortJt niet losgelaten van de wieg tot hot graf. Ken der gelijke be- keeringsijver, systematische beïnvloeding is leerzaam voor het Christendom. De gods dienstige luk-raak opvoeding in vele Chris telijke gezinnen geeft aan dit nieuw-opko- mend heidendom zijn groote kansen. En wat doen we nu? Klagen, inplaats van arbei den. Droevig zitten kijken bij de statistieken die de toenemende ongodsdienstigheid aan kondigen, nog veel te veel allerlei moreele en maatschappelijke misstanden wel niet goedkeuren, maar oogluikend toelaten. De Nationaal-Socialisten gaan ons voor en overtreffen ons verre in offervaardigheid en zelfbedwang. Hitler is een voorbeel van zelftucht en moed. Hij drinkt niet, rookt niet, enz. Het huisgezin van Mussolini met zijn vele en kiachtige kinderen en zijn gezond gezins leven inspireert de Italianen. En wat zien we hiertegenover in Christelijken kring? Toenemende kinderbeperking. Hoe men een dergelijke, schandelijke, on christelijke gedragswijze wil verdedigen, hoorde ik laatst. Toen ik iemand wees op het stijgend ge boortecijfer in Duitschland en Italië, was z'n antwoord schamper lachend: „Ja, dat is alleen maar om soldaten te krijgen, kanon nen vleesch." Uit het verdere gesprek bleek me dat deze man z'n egoïstische en laffe tegennatuurlijke handelingen verdedigde door zichzelf juist edel en ethisch hoogstaand te noemen, met geen kinderen te krijgen. Hij wilde z'n kin deren niet voor kanonnen vleesch opkweeken, en daarom maar geen kinderen. Deze rede neering is even heidensch als van degenen die juist wel veel kinderen wenschen om er soldaten van te maken,-immers, zij richt zich, evenals die anderen, uitsluitend op het aardsche bestaan des menschen. Het eenige verschil is, dat ze omtrent dit aardsch be staan pessimistisch oordeelt, terwijl de na- tionaal-socialisten er optimistisch over oor- deelen. De zaak voor den Christen ligt heel an ders. Een ware Christen bevindt zich op het oogenblik even geïsoleerd en in een hoek gedrongen als de kinderen Israëls waren in het land Gosen te midden der Egyptena- ren. Toen echter waren de Heidenen veront rust over Gods volk, ze vreesden voor Zijn macht en het aantal des volks. Nu hoeft geen enkele heiden als Pharao te werk te gaan, want terwijl de heidenen onrustbarend in aantal toenemen, sterven de Christenen uit. De democratische landen, speciaal ook ons land, waar de Christelijke wereldbeschouwing voor een deel althans nog grondslag van het leven is, geven in hun statistieken hier duidelijk bewijs van. Volkomen verkeerd is het, dit te verzwij gen of in een doofpot te duwen, nergens heeft de wereld meer behoefte aan dan aan krachtige, Christelijke gezinnen, en deze worden met den dag zeldzamer. Geen wonder dan ook dat ware vromen verontrust worden en het zal niet lang meer duren of een kind van God gevoelt zich in deze Westersche wereld even eenzaam als Elia destijds toen hij zijn werk mislukt meende. Gelukkig dat wij vast vertrouwen mogen dat ook dan er eenige duizenden ge vonden zullen worden die hun knie voor Baal niet hebben gebogen. P. W. J. STEINZ. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Televisie. Als we het woord televisie uitspreken, denken wij aan een gebied van de draad- looze telegrafie, wat voor ons wel totaal onbegrijpelijk is. Zooals de sound- of spre kende film ook iets was, waarover we eerst perplex stonden, zoo is het nu met de tele visie. Wie heeft echter tegenwoordig nog nooit een sprekende film gezien en gehoord? Kunnen wij in onze eigen plaatsen niet din gen voor onze oogen zien afspelen, die mijlen ver van ons gebeurden? Gebeurtenissen, waarmee ons heele volk meeleefde, zooals b.v. het huwelijk van onze prinses, kunnen door iedereen, zittende in een gemakkelijken stoel, meegeleefd worden. Het eenige wat we behoeven te doen, is ons te begeven naar een zaal of gebouw, waar een installatie aanwezig is, om een film te reproduceeren. Nemen we door middel van de radio re portages waar, die op hetzelfde moment er gens gebeurden, zoo zouden wij ook graag deze gebeurtenissen op hetzelfde moment willen zien. Het is dan ook begrijpelijk dat de radio-techniek gezocht heeft naar mid delen om dit doel te bereiken. Zoo gemakkelijk als men zich dit eerst voorstelde, ging het echter niet. Wij spraken zes jaar geleden iemand, die geen radio toestel toentertijd kocht, omdat hij liever een jaartje wachtte, daar de televisie dan zeker een voldongen feit zou zijn en dan liever een complete combinatie kocht. Zoo naïef zijn de meesten echter niet geweest, al had men wel gedacht, dat er nu toch wel reeds een aardige televisie-omroep zou bestaan. Dit is echter niet het geval. De éénige regelmatige uitzending is die van Londen, die maar een straal van ca. 40 K.M. beslaat en die iederen dag ongeveer 2 uur uitzendt. En dit ten ge- noege van een paar menschen, die zich de luxe konden permitteeren een zeer dure ontvanger aan te schaffen. Want deze uit zending verslindt kapitalen. Wij weten niet precies het bedrag, maar men schreef er destijds over in vooraanstaande Engelsche bladen, dat de staat (want de radio is in Engeland een staatsinstelling) aan een paar menschen zoo'n paar millioen pond-ster- ling cadeau deed, zonder voorloopig kans te zien, één en ander uit te breiden. Het toe stel, wat men noodig heeft om deze uitzen ding te zien, komt ongeveer in den prijs van f 1000. En wat ziet men dan nog. Wij waren in de gelegenheid de televisie demonstratie op de jaarbeurs mee te maken. Deze demonstratie was een heel goede, d.w.z. van wat er op het oogenblik aan televisie is te zien, behoorde de wijze van werken daar tot het beste systeem, van hetgeen men heeft op dit gebied. Wij hebben alle respect voor de resultaten daar bereikt en wij wil len niet gaarne daaraan iets te kort doen. Maar toch is het ons eigenlijk heel erg tegen gevallen. We kregen een beeld te zien, zoo als wij uit het begin van de film kennen. Daar was alles heel erg klein, in één woord, het was nu niet zoo, dat we met plezier thuis bij een ontvanger daar eens echt voor zouden gaan zitten. Maar er is een oud-Hollandsch spreek woord, dat zegt: „ende desespereert niet", en gedachtig aan dit gezegde hebben wij ook het volste vertrouwen, dat dit alles niet alleen veel verbeteren kan, maar ook ver beteren zal. Er zijn heel veel technische moeilijkheden nog te overwinnen. Eén ervan is de kwestie van de golflengte. Voor televisie moeten wij namelijk de be schikking hebben over een golfband, d.w.z. een golflengte b.v. van 300310 M. En daar iedere beschikbare golflengte op 't oogen blik bezet is, brengt het heel veel moeilijkhe den met zich mee, een geschikte golfband te vinden. Londen zendt daarom op een golf lengte van ca. 7 M., maar het bezwaar van deze golflengte is, dat ze maar een reikwijdte heeft van ca. 40 K.M. Maar het is ook ge beurd, dat diezelfde televisie-uitzending van Londen in Zuid-Amerika waargenomen is. Hoe dit mogelijk is, is nog niet duidelijk en mis.schien weet U dat de z.g. „proeven op de 5 M." juist genomen worden om meer inzicht te krijgen in deze „puzzles". Afgezien van den technischen kant, heb ben wij ook wel eens hooren beweren, dat groote filmmaatschappijen de televisie zoo veel mogelijk tegengingen, teneinde hun be drijven voor ondergang te behoeden. Of deze bewering op waarheid berust, we ten wij niet. Zakelijk bezien, lijkt een en an- niet onmogelijk. Maar hoe het zij', wij hopen dat de tijd nu niet ver meer zal zijn. dat wij rustig op een stoel thuis, allerlei dingen kunnen mee maken, waarvoor wij anders niet in de ge legenheid waren. Vragen: P. W. te W. Dat U Bandoeng nog maar één keer ontving, kan toeval ge weest zijn. De uitzending is voortdurend het zelfde en wij hebben het altijd regelmatig ontvangen. Ook nu kunnen wij haast iederen middag de uitzending beluisteren. Probeert U eens op 29 M. Die uitzending ontvangen wij hier meestal het beste. Keu schema voor een zendertje zullen we u nader opgeven. Kr bestaan zooveel boeken. Vraagt u eens bij het N.V.V.R. Het ingesloten schema kunt u met die typen lampen het beste aanhouden. Er zijn wel betere schema's, maar dan hebt u an dere lampen noodig. Het toestelletje volgens dit schema geeft goede resultaten. WIE IS DE SNELSTE? Heel wat menschen beschouwen zwaluwen als de snelste dieren. We zullen hen even uit dien waan helpen. Er zijn verschillende bekende vogelsoorten, die zich bijna twee maal zoo snel als de zwaluw door de lucht kunnen verplaatsen. Een grondig onderzoek heeft aangetoond, dat niet onder de zwalu wen en ook niet onder de postduiven, maar onder de eendensoorten de snelste vliegers te vinden zijn. Misschien zijn zelfs enkele zeevogels, waarmee geen proeven konden worden genomen, nóg sneller. Bij een nauwkeurig onderzoek, waarbij niet alleen vliegtuigen, treinen en auto's te pas kwamen, maar ook windtunnels en an dere van de modernste technische hulpmid delen, kon men de volgende getallen vast stellen: Eidereend 115 K.M. per uur Taling 112 Trekvalk 99 Fazant 96 Wilde eend 94 Gans, postduif 88 Spreeuw 78 Kraai, zwaan 72 Reiger 61 Zwaluw 59 Voor de viervoeters vond men de vol gende getallen: Gazel 96 K.M. per uur Giraffe 56 Leeuw, wild zwijn 48 Olifant 40 De snelste visch is de tonijn, die met een vaart van 72 K.M. door het water schiet, terwijl de toch tamelijk snelle snoek slechts 24 K.M. haalt en de meeste duikbooten on der water maar plm. 15 K.M. kunnen varen. Sneller dan alle dieren blijft de mensch, die zijn snelheid, dank zij de geweldige tech nische hulpmiddelen tot een bijna onnatuur lijke hoogte kan opvoeren. 30) door H. ZEEBERG. HOOFDSTUK XHI. Het ietwat driftige, jonge paard, vastge houden noor den knecht, trappelde vóór de tilbury op het erf, wachtend op den boer, die weldra verscheen. Ina stond voor het raam naast de rust stoel van haar Grootmoeder, die naar bui ten staarde. Het was, of Zacharias Mieras den last der jaren niet voelde. Want veerkrachtig stapte hij in het hooge voertuig op twee wielen, greep de teugels van den knecht over en had het jonge paard onmiddellijk in bedwang. Even nog boog hij zich voorover en wuif de de hand ten afscheid. Dan zette de bles aan en even later draaide het vehikel het erf af, den weg naar Zuidstad op. De „boer van de Val" ging zijn dochter halen, die in Zuidstad per tram uit Haren stede arriveeren zou. Door de minder goede berichten van huis was zij verontrust geworden en zij had ge schreven, dien dag te zullen komen en den nacht te zullen overblijven. Over een uurtje zou Ina, die nog steeds de tilbury naoogde, kennis maken met de zus ter van haar vader. Het was haar vreemd te moede. Zij had, wanneer zij zoo in vertrouwelijk gesprek met de boerin was, oogenblikken, waarin zij op het punt stond, zich bekend te ma ken. Maar dan schrok zij er weer van te rug, niet wetend nog, hoe dat zou worden opgevat. Haar Grootmoeder zou haar met liefde ontvangen, dat stond volgens dominé B S b S-S S tc. s a-gs O <D 03 t-i <D Pi h o ft.2 -P?"" 2 O b~ M s b S N 3 f-i P cd 9- li 1 e ft B SfiS'2 cd cd ho w P <D d V "P "O <q Jjj U B 0 fll? B O) qj bp bfl.P 1B i Rt d) N !W B- "H TH? d o-ö S? ni o> w 3 a A ty ny cd a s a B-S* OS>OB>S,MdBdfl^-sS-3§SSfi'ö3oB B cd W XI A cl f 2* <1 S Hd d fi' - - O) 3) B 6 5 .2 B-d .jB 171 ca H CL tl) ri QJ cd vr-i 1 ►T n r 1 w w h y w cp <1> rö S.S® -S rQ - U S t.3 s'^»s3o-S|g. g a «i o -s 2 til bO cu o p,'« d «O o- A 0<A bo'Ö NI 13 o B ?J A CU B ho B< ca Westwoud vast, maar do vraag was, of de boer op de hoogte moest worden gebracht. Wat zou Grootmoeder doen, als zij het wist? Zij kon, althans voorloopig, zwijgen. Doch zij kon het haar man ook meedeeien. En dan kwam de keer. Ten goede óf ten kwade. Het beste leek Ina, te meer daar zij met den boer meer en meer vertrouwelijk werd, nog te wachten tot een goede gelegenheid zich voordeed. „Is de baas nog te zien, Ina?" Zij was nu een tweetal weken huisgenoote en op haar dringend verzoek noemde Groot moeder haar bij den voornaam. „Neen, neen, al lang weg. Maar het is buiten zoo mooi. En zulk heerlijk weer. Ik ga toch eens aan den dokter vragen, of we uw stoel buiten mogen zetten. Daar knapt u vast van op!" „Dat zal ook niet baten, zustertje. Je meent het heel goed met mij. En de haas ook. Maar ik word niet meer beter." „Dat moogt u niet zeggen, want dat weet u niet. U is heel wat beter dan een paar weken geleden, toen ik hier kwam." Boerin Mieras glimlachte. „Dat komt door je goede verzorging, Ina. Ik ben er heel dankbaar voor. En de boer ook. De baas zegt het wel niet, maar het is zoo. Ik ken hem langer dan vandaag." „Dat zal wel", lachte Ina vroolijk. „Straks vijftig jaar getrouwd. Wat een tijd. Jammer, dat ik dan hier niet meer ben. Ik geloof dat ik er voor over kom." „We herdenken het heel stil. Als ik er nog ben. Soms denk ik, dat de Heere mij vóór dien tijd zal wegnemen. Voor mij vind ik dat niet erg. Maar voor den baas." „De boer zal er ook zeer onder lijden", beaamde Ina. En zij meende het. De boer had zijn vrouw lief. Het zou hem uitermate zwaar vallen, eenzaam achter te blijven. „Maar u gelooft toch met mij, dat de Heere hem ook kracht zal geven?" Zij sprak met groote vrijmoedigheid, om dat zij met den dag méér zich een kind van God wist. Zij was gegloeid in haar geloofs overtuiging en van haar gelaat straalde in nerlijke vrede af. Zij had den weg ten leven gevonden, zoodat zij van haar gemoedsrust zeker was. „Je beschaamt mijn kleingeloof, Ina. Zeker kan de Heere voor mijn man zorgen, als ik er niet meer ben. En tóch ben ik niet ge rust." Ina kon er niet meer cp antwoorden, want de auto van den dokter reed het erf op en weldra zat de geneesheer naast de ruststoel, een praatje makend. Veel meer kon de oude dokter Rietveld ook al niet doen. Een enkele maal had hij medicijnen gegeven, maar de uitwerking was nihil geweest. Hij informeerde naar den toestand van de boerin, die hij1 beter vond dan eenige dagen geleden, waarop Ina hem vroeg, of de stoel ook buiten mocht staan. Hij had er geen en kel bezwaar tegen, vond het zelfs heel goed, mits de patiënte het gaarne zou willen. Te gen haar zin moest het niet geschieden. Toen dan ook vrouw Mieras verklaarde, dat zij liever in het vertrek bleef, ried hij het sterk af. Ina begeleidde hem, als steeds, tot de voordeur, om dan opeens te vragen: „Dok ter, wees u nu eens eerlijk, wat denkt u van de boerin?" Over zijn brilleglazen heen, zag hij haar guitig aan. „Wat denkt u er van?" vroeg hij. „Ik ben geen dokter", zeide Ina. „Dokters weten ook niet alles, al verbeel den zij het zich wel eens", vond hij. „Maar twee weten méér dan één", meende Ina. „Ik heb zoo'n medelijden met de boerin, dat die opmerking mij van het hart moet." „Acht u mij niet bekwaam, zuster? U denkt zeker: zoo'n ouwe kerel, die van de jongste medische ontdekkingen en uitvin dingen niets weet! Maar dat kon wel eens meevallen, hoor. Eén ervaring van een kleine veertig jaar zegt ook wat." „O, verstaat u mij niet verkeerd, dokter", smeekte Ina. „Ik twijfel geen oogenblik aan uw kunde. Maar zeer bekwame doktoren houden toch nog wel consult? In het zieken huis komt het herhaaldelijk voor." Dokter Rietveld schaterlachte. „Ik meen het niet zoo kwaad, jongedame. Als ik er heil in zag, was hier al lang een tweede dokter geweest." „Verwacht u er niets van?" „Tien dokters kunnen hier niets doen, meisje. Ik ken de boerin al jaren. D'e kwaal is al meer dan vijf en twintig jaar oud. Ik had gedacht, dat zij zou slijten, maar ze wordt erger naarmate vrouw Mieras ouder wordt." „Maar als u de kwaal kent „Dat is juist het ellendige. De kwaal ken nen en er niets aan kunnen doen. Hier kan alleen een dominé wat doen. Ja, hoor eens, ik moet van dien poespas niets heb ben; de kerk kan mij gestolen worden; maar ik ben heel verdraagzaam en erken, dat er ziektegevallen zijn, waarin een dokter niets kan doen en een dominé alles. Deze boerin moet altijd getroost worden over zwaar le vensleed. Dat is alles." „Kent u dat leed?" vroeg Ina adem loos. „Is u al die jaren in Zuidstad ge weest?" „Ja. Bijna veertig jaar. Ik ken het leed van deze boerderij! Maar kan er niets aan veranderen." „Mag ik deze week, als ik in de stad ben, eens bij u komen 'k Moet u eens wat vragen." „Met alle soorten van genoegen. Als u maar niet komt met medische vragen van den jongsten tijd, want daar weet zoo'n oude kerel als ik niets van." Weer klonk de schaterlach over het erf. „Zij moet niet merken, dat wij over haar praten", fluisterde hij opeens ernstig, naar binnen wijzend. „Zeg haar straks maar, dat ik studentenmoppen tapte." ,Dus u dwingt mij tot liegen?" Hij hoorde de vraag niet meer, want hij was al naar zijn auto geloopen. ,,'k Heb zelden zoo'n type van een dokter ontmoet", zeide Ina, weer binnenkomend. „Een ruwe bolster. Maar een goed hart. Jammer toch, dat zoo iemand totaal onge- loovig is." „Dat is het. Hij komt hier zeker al ja ren?" „Hij1 was altijd onze dokter. Gelukkig had den we hem zoo goed als nooit noodig." Het was Ina bekend, dat hij het laatste half jaar geregeld kwam. Daarom had het haar zoo getroffen, dat hij sprak van een kwaal van jaren! Natuurlijk moest die oude dokter op de hoogte zijn. Zij wilde hem eens polsen. Desnoods alles vertellen. Hij kon zwijgen, dat stond voor haar vast. Intusschen wachtte Mieras, die van de gelegenheid had gebruik gemaakt, eenige commissies te doen bij het tramstation te Zuidstad op zijn dochter, die, na aankomst en begroeting, onmiddellijk naar haar moe der informeerde. „Het gaat wel", meende de boer met een zucht. ,,'tWas verleden week minder. Je weet niet, wat je er van zeggen moet." Stien gaf geen antwoord. Maar toen zij naast haar vader was gezeten en hem van terzijde aanzag, schrok zij van diens uiter lijk: wat was vader in die enkele maanden ouder geworden! Natuurlijk trok hij zich het geval van moeder ontzettend aan. Eentonig klakten de pooten van het paard neer op den straatweg, die van Zuidwoud liep. Zacharias Mieras staarde recht vóór zich uit en sprak geen woord. Hij had niet eens geïnformeerd naar zijn schoonzoon en zijn kleinkinderen! „Moeder heeft goede oppas, hé?" begon Stien opeens. En toen veranderde de boer. „Een beste", zei hij. „Je kunt niet beter krijgen. Een lief, zacht meisje ook. Och, ik houd niet van vreemden op de boerderij, dat weet je, en ik voelde er niet veel voor, dat zij kwam. Maar 't gaat goed. Moeder en zij verstaan elkaar best." „Wie is zij eigenlijk? U hebt er zoo weinig van geschreven." ,,'k Weet ook niet veel van haar." Hij vertelde dan het een en ander. Zoo kort mogelijk, heel wijzer werd de boerin van Harenstede, die een veertig jaar kon zijn, er niet door. Zij vroeg ook niet verder. Van vader kwam je altijd precies zooveel te weten, als hij kwijt wilde zijn! Zij was een kleine twintig jaar geleden dankbaar, dat zij trouwen ging en naar Harenstede vertrok. 'tWas thuis altijd het tegendeel van gezellig... DE OORLOG IN DE GESCHIEDENIS. Twee historici in de Vereenigde Staten hebben aan de hand van de Europeesche ge schiedenisboeken een opsomming gemaakt van do oorlogen, die in de laatste 1000 jaar door acht der voornaamste Europeesche lan den gevoerd werden. Ze kwamen daarbij tot hoogst inteiessante conclusies. Frankrijk heeft, volgens hun berekening, hel record met 185 oorlogen in dit 1000-jarig tijdvak. Ook ons land heeft het voorrecht een record te bezitten en wel een zeer gunstig. Nederland heeft de minste oorlogen gevoerd, slechts 23. Voor de andere Europeesche Staten zijn de cijfers als volgt: Engeland voerde 176 oorlogen, Rusland 151, Oostenrijk 131, Span je 75, Italië 32 en Duitschland 24. Dit be trekkelijk lage aantal van Duitschland is natuurlijk mede te danken aan het feit, dat Duitschland als Keizerrijk van de 16e eeuw af tot Bismarck toe vrijwel niets te betee- kenen had, door de onderlinge verdeeld heid der vele vorstendommen. Lezelfde geschiedvorschers maakten tevens een grafische voorstelling van 900 groote oorlogen, die sedert 500 jaar n. Chr. ge voerd werden. Zooals te verwachten was, on derscheidde de wereldoorlog 19141918 zich hierbij van de andere oorlogen. Hij was zelfs acht maal zoo hevig als alle andere oor logen tezamen. Van 1496 vóór Christus tot 1886 na Chris tus zijn er in een tijdvak van 3357 jaren totaal 3130 oorlogsjaren geweest tegen 22T7 jaren van vrede. „D!e historie is een reeks van oorlogen" schreef Bloch in zijn „l'Avenir de la guerre". Deze uitspraak wordt door deze berekenin gen wel op zeer treffende wijze bevestigd. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Opsluitingen. Als motief voor problemen is de opsluiting altijd nog geliefd. Maar ook in de partij komt het nog dikwijls voor, dat men nut heeft van hetgeen opsluitingsproblemen heb ben geleerd. Zoo was onze Zeeuwsche damvriend H. M. Slabbekoorn (Goes) oog getuige bijl een partij („dam", natuurlijk) en zag dat één der spelers er in liep. Hij gaf mij dezen stand en vroeg mijl of het iets voor „De Zeeuw" was. Iets? Neen, Vr. Slabbekoorn, het is meer dan dat. Om drie redenen. Allereerst omdat daaruit uw be langstelling voor onze rubriek blijkt; dan omdat werk uit „eigen" kring, van Zeeuw- schen bodem, bijzonder gewaardeerd wordt en ten slotte, omdat het zoo leerzaam is. Hier is dus de stand. Opgelet: 1 2 3 16 26 40 W01 'M lf> +6 47 48 49 50 Zwart: 1 dam op 19 en 2 schijven op 15 en 26. Wit 1 dam op 29 en 4 schijven op 25, 36, 37 en 48. Wit aan zet. Een stand dus (als we Zwart's laatsten zet 219 even terug zetten) die niet zoo één, twee, drie maar voor Wit gewonnen is. Wit had daarom een valstrik uitgezet (42—37) en Zwart ging er op in. In den diagram- stand is Zwart verloren. Kijkt u eerst eens, vcor uw oogen naar de oplossing gaan? Dan leert U. Alle varianten zien!

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8