Rondgang door den Dam-doolhof.
ST
w =liaï
g as
<->
iii
i£
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
e s 2 a a
o
+-t 3
O*
in 3 1
CQ 0.
03
rr\ M t QJ G
k 13 |jh*| |Sf '•SjtSl
CD
he O
-T3 :Q T
T3
fl«-öqScö^M^
S3 «H f> CÖ - <T>
cö t3
|5-gsaSgfiS IgrSW-C^flS
3 arrl A: rv\ 7" til ril CD O f*1
M Pi
i& g,||
5 C) oj O CD j~ v UJ
Q be aj O be rc3'Ö^1ÜJzirÖ
1 *0 .2 03
P - .2
■§•3
Pi
cd o
cd
g 4.3 3 3
S-Std'7? g oj
A I
S. O
o> B
RR^C£S
k-l B B
WbW
bo
bO
03
1 'B P.
«/a, do aitixisch wortJt niet losgelaten van
de wieg tot hot graf. Ken der gelijke be-
keeringsijver, systematische beïnvloeding is
leerzaam voor het Christendom. De gods
dienstige luk-raak opvoeding in vele Chris
telijke gezinnen geeft aan dit nieuw-opko-
mend heidendom zijn groote kansen. En
wat doen we nu? Klagen, inplaats van arbei
den. Droevig zitten kijken bij de statistieken
die de toenemende ongodsdienstigheid aan
kondigen, nog veel te veel allerlei moreele
en maatschappelijke misstanden wel niet
goedkeuren, maar oogluikend toelaten.
De Nationaal-Socialisten gaan ons voor
en overtreffen ons verre in offervaardigheid
en zelfbedwang.
Hitler is een voorbeel van zelftucht en
moed. Hij drinkt niet, rookt niet, enz. Het
huisgezin van Mussolini met zijn vele en
kiachtige kinderen en zijn gezond gezins
leven inspireert de Italianen. En wat zien we
hiertegenover in Christelijken kring?
Toenemende kinderbeperking.
Hoe men een dergelijke, schandelijke, on
christelijke gedragswijze wil verdedigen,
hoorde ik laatst.
Toen ik iemand wees op het stijgend ge
boortecijfer in Duitschland en Italië, was z'n
antwoord schamper lachend: „Ja, dat is
alleen maar om soldaten te krijgen, kanon
nen vleesch."
Uit het verdere gesprek bleek me dat deze
man z'n egoïstische en laffe tegennatuurlijke
handelingen verdedigde door zichzelf juist
edel en ethisch hoogstaand te noemen, met
geen kinderen te krijgen. Hij wilde z'n kin
deren niet voor kanonnen vleesch opkweeken,
en daarom maar geen kinderen. Deze rede
neering is even heidensch als van degenen
die juist wel veel kinderen wenschen om er
soldaten van te maken,-immers, zij richt
zich, evenals die anderen, uitsluitend op het
aardsche bestaan des menschen. Het eenige
verschil is, dat ze omtrent dit aardsch be
staan pessimistisch oordeelt, terwijl de na-
tionaal-socialisten er optimistisch over oor-
deelen.
De zaak voor den Christen ligt heel an
ders. Een ware Christen bevindt zich op het
oogenblik even geïsoleerd en in een hoek
gedrongen als de kinderen Israëls waren
in het land Gosen te midden der Egyptena-
ren. Toen echter waren de Heidenen veront
rust over Gods volk, ze vreesden voor Zijn
macht en het aantal des volks.
Nu hoeft geen enkele heiden als Pharao
te werk te gaan, want terwijl de heidenen
onrustbarend in aantal toenemen, sterven de
Christenen uit. De democratische landen,
speciaal ook ons land, waar de Christelijke
wereldbeschouwing voor een deel althans
nog grondslag van het leven is, geven in
hun statistieken hier duidelijk bewijs van.
Volkomen verkeerd is het, dit te verzwij
gen of in een doofpot te duwen, nergens
heeft de wereld meer behoefte aan dan
aan krachtige, Christelijke gezinnen, en deze
worden met den dag zeldzamer.
Geen wonder dan ook dat ware vromen
verontrust worden en het zal niet lang meer
duren of een kind van God gevoelt zich in
deze Westersche wereld even eenzaam als
Elia destijds toen hij zijn werk mislukt
meende. Gelukkig dat wij vast vertrouwen
mogen dat ook dan er eenige duizenden ge
vonden zullen worden die hun knie voor
Baal niet hebben gebogen.
P. W. J. STEINZ.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Televisie.
Als we het woord televisie uitspreken,
denken wij aan een gebied van de draad-
looze telegrafie, wat voor ons wel totaal
onbegrijpelijk is. Zooals de sound- of spre
kende film ook iets was, waarover we eerst
perplex stonden, zoo is het nu met de tele
visie. Wie heeft echter tegenwoordig nog
nooit een sprekende film gezien en gehoord?
Kunnen wij in onze eigen plaatsen niet din
gen voor onze oogen zien afspelen, die mijlen
ver van ons gebeurden? Gebeurtenissen,
waarmee ons heele volk meeleefde, zooals
b.v. het huwelijk van onze prinses, kunnen
door iedereen, zittende in een gemakkelijken
stoel, meegeleefd worden. Het eenige wat
we behoeven te doen, is ons te begeven naar
een zaal of gebouw, waar een installatie
aanwezig is, om een film te reproduceeren.
Nemen we door middel van de radio re
portages waar, die op hetzelfde moment er
gens gebeurden, zoo zouden wij ook graag
deze gebeurtenissen op hetzelfde moment
willen zien. Het is dan ook begrijpelijk dat
de radio-techniek gezocht heeft naar mid
delen om dit doel te bereiken.
Zoo gemakkelijk als men zich dit eerst
voorstelde, ging het echter niet. Wij spraken
zes jaar geleden iemand, die geen radio
toestel toentertijd kocht, omdat hij liever een
jaartje wachtte, daar de televisie dan zeker
een voldongen feit zou zijn en dan liever een
complete combinatie kocht. Zoo naïef zijn de
meesten echter niet geweest, al had men
wel gedacht, dat er nu toch wel reeds een
aardige televisie-omroep zou bestaan. Dit is
echter niet het geval. De éénige regelmatige
uitzending is die van Londen, die maar een
straal van ca. 40 K.M. beslaat en die iederen
dag ongeveer 2 uur uitzendt. En dit ten ge-
noege van een paar menschen, die zich de
luxe konden permitteeren een zeer dure
ontvanger aan te schaffen. Want deze uit
zending verslindt kapitalen. Wij weten niet
precies het bedrag, maar men schreef er
destijds over in vooraanstaande Engelsche
bladen, dat de staat (want de radio is in
Engeland een staatsinstelling) aan een paar
menschen zoo'n paar millioen pond-ster-
ling cadeau deed, zonder voorloopig kans
te zien, één en ander uit te breiden. Het toe
stel, wat men noodig heeft om deze uitzen
ding te zien, komt ongeveer in den prijs
van f 1000. En wat ziet men dan nog.
Wij waren in de gelegenheid de televisie
demonstratie op de jaarbeurs mee te maken.
Deze demonstratie was een heel goede, d.w.z.
van wat er op het oogenblik aan televisie
is te zien, behoorde de wijze van werken
daar tot het beste systeem, van hetgeen men
heeft op dit gebied. Wij hebben alle respect
voor de resultaten daar bereikt en wij wil
len niet gaarne daaraan iets te kort doen.
Maar toch is het ons eigenlijk heel erg tegen
gevallen. We kregen een beeld te zien, zoo
als wij uit het begin van de film kennen.
Daar was alles heel erg klein, in één woord,
het was nu niet zoo, dat we met plezier
thuis bij een ontvanger daar eens echt voor
zouden gaan zitten.
Maar er is een oud-Hollandsch spreek
woord, dat zegt: „ende desespereert niet", en
gedachtig aan dit gezegde hebben wij ook
het volste vertrouwen, dat dit alles niet
alleen veel verbeteren kan, maar ook ver
beteren zal. Er zijn heel veel technische
moeilijkheden nog te overwinnen. Eén ervan
is de kwestie van de golflengte.
Voor televisie moeten wij namelijk de be
schikking hebben over een golfband, d.w.z.
een golflengte b.v. van 300310 M. En daar
iedere beschikbare golflengte op 't oogen
blik bezet is, brengt het heel veel moeilijkhe
den met zich mee, een geschikte golfband te
vinden. Londen zendt daarom op een golf
lengte van ca. 7 M., maar het bezwaar van
deze golflengte is, dat ze maar een reikwijdte
heeft van ca. 40 K.M. Maar het is ook ge
beurd, dat diezelfde televisie-uitzending van
Londen in Zuid-Amerika waargenomen is.
Hoe dit mogelijk is, is nog niet duidelijk en
mis.schien weet U dat de z.g. „proeven op
de 5 M." juist genomen worden om meer
inzicht te krijgen in deze „puzzles".
Afgezien van den technischen kant, heb
ben wij ook wel eens hooren beweren, dat
groote filmmaatschappijen de televisie zoo
veel mogelijk tegengingen, teneinde hun be
drijven voor ondergang te behoeden.
Of deze bewering op waarheid berust, we
ten wij niet. Zakelijk bezien, lijkt een en an-
niet onmogelijk.
Maar hoe het zij', wij hopen dat de tijd
nu niet ver meer zal zijn. dat wij rustig op
een stoel thuis, allerlei dingen kunnen mee
maken, waarvoor wij anders niet in de ge
legenheid waren.
Vragen: P. W. te W. Dat U Bandoeng
nog maar één keer ontving, kan toeval ge
weest zijn. De uitzending is voortdurend het
zelfde en wij hebben het altijd regelmatig
ontvangen. Ook nu kunnen wij haast iederen
middag de uitzending beluisteren. Probeert
U eens op 29 M. Die uitzending ontvangen
wij hier meestal het beste.
Keu schema voor een zendertje zullen we
u nader opgeven. Kr bestaan zooveel boeken.
Vraagt u eens bij het N.V.V.R.
Het ingesloten schema kunt u met die
typen lampen het beste aanhouden. Er zijn
wel betere schema's, maar dan hebt u an
dere lampen noodig. Het toestelletje volgens
dit schema geeft goede resultaten.
WIE IS DE SNELSTE?
Heel wat menschen beschouwen zwaluwen
als de snelste dieren. We zullen hen even
uit dien waan helpen. Er zijn verschillende
bekende vogelsoorten, die zich bijna twee
maal zoo snel als de zwaluw door de lucht
kunnen verplaatsen. Een grondig onderzoek
heeft aangetoond, dat niet onder de zwalu
wen en ook niet onder de postduiven, maar
onder de eendensoorten de snelste vliegers
te vinden zijn. Misschien zijn zelfs enkele
zeevogels, waarmee geen proeven konden
worden genomen, nóg sneller.
Bij een nauwkeurig onderzoek, waarbij
niet alleen vliegtuigen, treinen en auto's te
pas kwamen, maar ook windtunnels en an
dere van de modernste technische hulpmid
delen, kon men de volgende getallen vast
stellen:
Eidereend 115 K.M. per uur
Taling 112
Trekvalk 99
Fazant 96
Wilde eend 94
Gans, postduif 88
Spreeuw 78
Kraai, zwaan 72
Reiger 61
Zwaluw 59
Voor de viervoeters vond men de vol
gende getallen:
Gazel 96 K.M. per uur
Giraffe 56
Leeuw, wild zwijn 48
Olifant 40
De snelste visch is de tonijn, die met een
vaart van 72 K.M. door het water schiet,
terwijl de toch tamelijk snelle snoek slechts
24 K.M. haalt en de meeste duikbooten on
der water maar plm. 15 K.M. kunnen varen.
Sneller dan alle dieren blijft de mensch,
die zijn snelheid, dank zij de geweldige tech
nische hulpmiddelen tot een bijna onnatuur
lijke hoogte kan opvoeren.
30)
door H. ZEEBERG.
HOOFDSTUK XHI.
Het ietwat driftige, jonge paard, vastge
houden noor den knecht, trappelde vóór de
tilbury op het erf, wachtend op den boer,
die weldra verscheen.
Ina stond voor het raam naast de rust
stoel van haar Grootmoeder, die naar bui
ten staarde.
Het was, of Zacharias Mieras den last
der jaren niet voelde. Want veerkrachtig
stapte hij in het hooge voertuig op twee
wielen, greep de teugels van den knecht
over en had het jonge paard onmiddellijk
in bedwang.
Even nog boog hij zich voorover en wuif
de de hand ten afscheid. Dan zette de bles
aan en even later draaide het vehikel het
erf af, den weg naar Zuidstad op.
De „boer van de Val" ging zijn dochter
halen, die in Zuidstad per tram uit Haren
stede arriveeren zou.
Door de minder goede berichten van huis
was zij verontrust geworden en zij had ge
schreven, dien dag te zullen komen en den
nacht te zullen overblijven.
Over een uurtje zou Ina, die nog steeds de
tilbury naoogde, kennis maken met de zus
ter van haar vader.
Het was haar vreemd te moede. Zij had,
wanneer zij zoo in vertrouwelijk gesprek
met de boerin was, oogenblikken, waarin
zij op het punt stond, zich bekend te ma
ken. Maar dan schrok zij er weer van te
rug, niet wetend nog, hoe dat zou worden
opgevat. Haar Grootmoeder zou haar met
liefde ontvangen, dat stond volgens dominé
B
S
b S-S S tc.
s a-gs
O <D
03
t-i
<D Pi
h
o ft.2 -P?"" 2 O b~
M s b S N 3
f-i
P cd
9-
li 1 e
ft B SfiS'2
cd cd
ho
w P <D
d V "P "O
<q
Jjj U B
0 fll? B
O) qj bp bfl.P
1B
i
Rt d) N
!W B-
"H
TH?
d o-ö
S? ni
o>
w 3 a
A
ty
ny cd
a s
a B-S*
OS>OB>S,MdBdfl^-sS-3§SSfi'ö3oB
B cd
W
XI A
cl
f 2* <1 S
Hd d fi'
- - O)
3) B
6 5 .2 B-d
.jB
171
ca H CL tl) ri QJ cd vr-i 1 ►T n r 1 w w h y w cp
<1> rö
S.S® -S
rQ - U
S t.3
s'^»s3o-S|g.
g
a «i o -s 2
til bO
cu o
p,'« d «O o-
A 0<A bo'Ö NI 13
o B
?J A
CU B
ho B< ca
Westwoud vast, maar do vraag was, of de
boer op de hoogte moest worden gebracht.
Wat zou Grootmoeder doen, als zij het wist?
Zij kon, althans voorloopig, zwijgen. Doch
zij kon het haar man ook meedeeien. En dan
kwam de keer. Ten goede óf ten kwade. Het
beste leek Ina, te meer daar zij met den
boer meer en meer vertrouwelijk werd, nog
te wachten tot een goede gelegenheid zich
voordeed.
„Is de baas nog te zien, Ina?"
Zij was nu een tweetal weken huisgenoote
en op haar dringend verzoek noemde Groot
moeder haar bij den voornaam.
„Neen, neen, al lang weg. Maar het is
buiten zoo mooi. En zulk heerlijk weer. Ik
ga toch eens aan den dokter vragen, of we
uw stoel buiten mogen zetten. Daar knapt
u vast van op!"
„Dat zal ook niet baten, zustertje. Je
meent het heel goed met mij. En de haas
ook. Maar ik word niet meer beter."
„Dat moogt u niet zeggen, want dat weet
u niet. U is heel wat beter dan een paar
weken geleden, toen ik hier kwam."
Boerin Mieras glimlachte.
„Dat komt door je goede verzorging, Ina.
Ik ben er heel dankbaar voor. En de boer
ook. De baas zegt het wel niet, maar het is
zoo. Ik ken hem langer dan vandaag."
„Dat zal wel", lachte Ina vroolijk. „Straks
vijftig jaar getrouwd. Wat een tijd. Jammer,
dat ik dan hier niet meer ben. Ik geloof dat
ik er voor over kom."
„We herdenken het heel stil. Als ik er
nog ben. Soms denk ik, dat de Heere mij
vóór dien tijd zal wegnemen. Voor mij vind
ik dat niet erg. Maar voor den baas."
„De boer zal er ook zeer onder lijden",
beaamde Ina. En zij meende het. De boer had
zijn vrouw lief. Het zou hem uitermate
zwaar vallen, eenzaam achter te blijven.
„Maar u gelooft toch met mij, dat de Heere
hem ook kracht zal geven?"
Zij sprak met groote vrijmoedigheid, om
dat zij met den dag méér zich een kind van
God wist. Zij was gegloeid in haar geloofs
overtuiging en van haar gelaat straalde in
nerlijke vrede af. Zij had den weg ten leven
gevonden, zoodat zij van haar gemoedsrust
zeker was.
„Je beschaamt mijn kleingeloof, Ina. Zeker
kan de Heere voor mijn man zorgen, als ik
er niet meer ben. En tóch ben ik niet ge
rust."
Ina kon er niet meer cp antwoorden,
want de auto van den dokter reed het erf
op en weldra zat de geneesheer naast de
ruststoel, een praatje makend.
Veel meer kon de oude dokter Rietveld
ook al niet doen. Een enkele maal had hij
medicijnen gegeven, maar de uitwerking
was nihil geweest.
Hij informeerde naar den toestand van de
boerin, die hij1 beter vond dan eenige dagen
geleden, waarop Ina hem vroeg, of de stoel
ook buiten mocht staan. Hij had er geen en
kel bezwaar tegen, vond het zelfs heel goed,
mits de patiënte het gaarne zou willen. Te
gen haar zin moest het niet geschieden.
Toen dan ook vrouw Mieras verklaarde, dat
zij liever in het vertrek bleef, ried hij het
sterk af.
Ina begeleidde hem, als steeds, tot de
voordeur, om dan opeens te vragen: „Dok
ter, wees u nu eens eerlijk, wat denkt u van
de boerin?"
Over zijn brilleglazen heen, zag hij haar
guitig aan.
„Wat denkt u er van?" vroeg hij.
„Ik ben geen dokter", zeide Ina.
„Dokters weten ook niet alles, al verbeel
den zij het zich wel eens", vond hij.
„Maar twee weten méér dan één", meende
Ina. „Ik heb zoo'n medelijden met de boerin,
dat die opmerking mij van het hart moet."
„Acht u mij niet bekwaam, zuster? U
denkt zeker: zoo'n ouwe kerel, die van de
jongste medische ontdekkingen en uitvin
dingen niets weet! Maar dat kon wel eens
meevallen, hoor. Eén ervaring van een kleine
veertig jaar zegt ook wat."
„O, verstaat u mij niet verkeerd, dokter",
smeekte Ina. „Ik twijfel geen oogenblik aan
uw kunde. Maar zeer bekwame doktoren
houden toch nog wel consult? In het zieken
huis komt het herhaaldelijk voor."
Dokter Rietveld schaterlachte.
„Ik meen het niet zoo kwaad, jongedame.
Als ik er heil in zag, was hier al lang een
tweede dokter geweest."
„Verwacht u er niets van?"
„Tien dokters kunnen hier niets doen,
meisje. Ik ken de boerin al jaren. D'e kwaal
is al meer dan vijf en twintig jaar oud. Ik
had gedacht, dat zij zou slijten, maar ze
wordt erger naarmate vrouw Mieras ouder
wordt."
„Maar als u de kwaal kent
„Dat is juist het ellendige. De kwaal ken
nen en er niets aan kunnen doen. Hier
kan alleen een dominé wat doen. Ja, hoor
eens, ik moet van dien poespas niets heb
ben; de kerk kan mij gestolen worden; maar
ik ben heel verdraagzaam en erken, dat er
ziektegevallen zijn, waarin een dokter niets
kan doen en een dominé alles. Deze boerin
moet altijd getroost worden over zwaar le
vensleed. Dat is alles."
„Kent u dat leed?" vroeg Ina adem
loos. „Is u al die jaren in Zuidstad ge
weest?"
„Ja. Bijna veertig jaar. Ik ken het leed
van deze boerderij! Maar kan er niets aan
veranderen."
„Mag ik deze week, als ik in de stad ben,
eens bij u komen 'k Moet u eens wat vragen."
„Met alle soorten van genoegen. Als u
maar niet komt met medische vragen van
den jongsten tijd, want daar weet zoo'n oude
kerel als ik niets van."
Weer klonk de schaterlach over het erf.
„Zij moet niet merken, dat wij over haar
praten", fluisterde hij opeens ernstig, naar
binnen wijzend. „Zeg haar straks maar, dat
ik studentenmoppen tapte."
,Dus u dwingt mij tot liegen?"
Hij hoorde de vraag niet meer, want hij
was al naar zijn auto geloopen.
,,'k Heb zelden zoo'n type van een dokter
ontmoet", zeide Ina, weer binnenkomend.
„Een ruwe bolster. Maar een goed hart.
Jammer toch, dat zoo iemand totaal onge-
loovig is."
„Dat is het. Hij komt hier zeker al ja
ren?"
„Hij1 was altijd onze dokter. Gelukkig had
den we hem zoo goed als nooit noodig."
Het was Ina bekend, dat hij het laatste
half jaar geregeld kwam. Daarom had het
haar zoo getroffen, dat hij sprak van een
kwaal van jaren! Natuurlijk moest die oude
dokter op de hoogte zijn. Zij wilde hem
eens polsen. Desnoods alles vertellen. Hij
kon zwijgen, dat stond voor haar vast.
Intusschen wachtte Mieras, die van de
gelegenheid had gebruik gemaakt, eenige
commissies te doen bij het tramstation te
Zuidstad op zijn dochter, die, na aankomst
en begroeting, onmiddellijk naar haar moe
der informeerde.
„Het gaat wel", meende de boer met een
zucht. ,,'tWas verleden week minder. Je
weet niet, wat je er van zeggen moet."
Stien gaf geen antwoord. Maar toen zij
naast haar vader was gezeten en hem van
terzijde aanzag, schrok zij van diens uiter
lijk: wat was vader in die enkele maanden
ouder geworden! Natuurlijk trok hij zich
het geval van moeder ontzettend aan.
Eentonig klakten de pooten van het paard
neer op den straatweg, die van Zuidwoud
liep. Zacharias Mieras staarde recht vóór
zich uit en sprak geen woord. Hij had niet
eens geïnformeerd naar zijn schoonzoon en
zijn kleinkinderen!
„Moeder heeft goede oppas, hé?" begon
Stien opeens.
En toen veranderde de boer.
„Een beste", zei hij. „Je kunt niet beter
krijgen. Een lief, zacht meisje ook. Och, ik
houd niet van vreemden op de boerderij,
dat weet je, en ik voelde er niet veel voor,
dat zij kwam. Maar 't gaat goed. Moeder
en zij verstaan elkaar best."
„Wie is zij eigenlijk? U hebt er zoo weinig
van geschreven."
,,'k Weet ook niet veel van haar."
Hij vertelde dan het een en ander. Zoo
kort mogelijk, heel wijzer werd de boerin
van Harenstede, die een veertig jaar kon
zijn, er niet door. Zij vroeg ook niet verder.
Van vader kwam je altijd precies zooveel
te weten, als hij kwijt wilde zijn! Zij was
een kleine twintig jaar geleden dankbaar,
dat zij trouwen ging en naar Harenstede
vertrok. 'tWas thuis altijd het tegendeel van
gezellig...
DE OORLOG IN DE GESCHIEDENIS.
Twee historici in de Vereenigde Staten
hebben aan de hand van de Europeesche ge
schiedenisboeken een opsomming gemaakt
van do oorlogen, die in de laatste 1000 jaar
door acht der voornaamste Europeesche lan
den gevoerd werden. Ze kwamen daarbij tot
hoogst inteiessante conclusies.
Frankrijk heeft, volgens hun berekening,
hel record met 185 oorlogen in dit 1000-jarig
tijdvak. Ook ons land heeft het voorrecht een
record te bezitten en wel een zeer gunstig.
Nederland heeft de minste oorlogen gevoerd,
slechts 23.
Voor de andere Europeesche Staten zijn
de cijfers als volgt: Engeland voerde 176
oorlogen, Rusland 151, Oostenrijk 131, Span
je 75, Italië 32 en Duitschland 24. Dit be
trekkelijk lage aantal van Duitschland is
natuurlijk mede te danken aan het feit, dat
Duitschland als Keizerrijk van de 16e eeuw
af tot Bismarck toe vrijwel niets te betee-
kenen had, door de onderlinge verdeeld
heid der vele vorstendommen.
Lezelfde geschiedvorschers maakten tevens
een grafische voorstelling van 900 groote
oorlogen, die sedert 500 jaar n. Chr. ge
voerd werden. Zooals te verwachten was, on
derscheidde de wereldoorlog 19141918 zich
hierbij van de andere oorlogen. Hij was zelfs
acht maal zoo hevig als alle andere oor
logen tezamen.
Van 1496 vóór Christus tot 1886 na Chris
tus zijn er in een tijdvak van 3357 jaren
totaal 3130 oorlogsjaren geweest tegen 22T7
jaren van vrede.
„D!e historie is een reeks van oorlogen"
schreef Bloch in zijn „l'Avenir de la guerre".
Deze uitspraak wordt door deze berekenin
gen wel op zeer treffende wijze bevestigd.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Opsluitingen.
Als motief voor problemen is de opsluiting
altijd nog geliefd. Maar ook in de partij
komt het nog dikwijls voor, dat men nut
heeft van hetgeen opsluitingsproblemen heb
ben geleerd. Zoo was onze Zeeuwsche
damvriend H. M. Slabbekoorn (Goes) oog
getuige bijl een partij („dam", natuurlijk) en
zag dat één der spelers er in liep. Hij gaf
mij dezen stand en vroeg mijl of het iets
voor „De Zeeuw" was. Iets? Neen, Vr.
Slabbekoorn, het is meer dan dat. Om drie
redenen. Allereerst omdat daaruit uw be
langstelling voor onze rubriek blijkt; dan
omdat werk uit „eigen" kring, van Zeeuw-
schen bodem, bijzonder gewaardeerd wordt
en ten slotte, omdat het zoo leerzaam is.
Hier is dus de stand. Opgelet:
1
2
3
16
26
40
W01 'M
lf>
+6
47 48 49 50
Zwart: 1 dam op 19 en 2 schijven op 15
en 26.
Wit 1 dam op 29 en 4 schijven op 25,
36, 37 en 48.
Wit aan zet.
Een stand dus (als we Zwart's laatsten zet
219 even terug zetten) die niet zoo één,
twee, drie maar voor Wit gewonnen is. Wit
had daarom een valstrik uitgezet (42—37)
en Zwart ging er op in. In den diagram-
stand is Zwart verloren. Kijkt u eerst eens,
vcor uw oogen naar de oplossing gaan?
Dan leert U. Alle varianten zien!