DE ZEEUW u v jOest akker's Abdijsiroop Uit de Provincie Wat er deze week voorviel TWEEDE BLAD Minister De Wilde over de financiën en werkloosheid. TANTE AILIE verdwijnt in 24 uur! Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten FEUILLETON VAN ZATERDAG 30 APRIL 1938, Nr 178. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Eenige weken geleden is in onze stad een film vertoond, een kinderfilm, die in Utrecht verboden werd. Het betreft de film Dik Trom. Er is de noodige reclame gemaakt om vier voorstollingen te geven, n.l. twee op Zaterdag en twee op Zondag. Bedriegt mijn geheugen mij niet, dan zijn deze voorstellingen doorgegaan en werd ook inderdaad vier maal de Schuttershof zaal goed gevuld, met voornamelijk jeug dige bezoekers die van dit „fijne" cultuur product oprecht hebben genoten. Over deze film las ik een recensie van iemand, die hem opzettelijk was gaan zien Bedoelde recensie kwam voor in het veer tiendaags blad voor ouders en opvoeders: „Het Kin d'. Ik meen dat dit blad er vooral naar streeft geen „bekrompen" denkbeelden te propageeren. Laat ik eens een en ander uit dat artikel mogen weer geven. Ge kunt dan een indruk krijgen op welke wijze ook in onze stad de Zondag benut wordt. Hoe de ouderen, zelf slacht offer der moderne rampzalige kijksport, den weg effenen voor hun kroost. Ik pik er het volgende uit: „Ik zou gewild hebben, dat deze kin derfilm aan geen kind ooit vertoond was geworden. Niet, dat ik de jeugd steeds en bij elke denkbare gelegenheid nadrukke lijk wil „opvoeden", of laten opvoeden, maar deze film aoht ik in bedenkelijke mate néér-voedend. Mijn ontsteltenis over de film Dik Trom berust bijna geheel hierop, dat bij zoo'n voorstelling, versterkt door de suggestivi- teit van de felle belichting, onze kinderen, tafereel na tafereel, onthaald worden op een levensgeschiedenis, die zijn hoogte punten telkens vindt in de domme bespot telijkheid der volwassenen, ja eindelijk in hun volslagen waanzinnigheid. Tegen zulk een achtergrond moet dan eerst de kleine en later de grootere Dik stralend afsteken, door een contrast, dat niet echt is, want verkregen door onzui vere vergelijking. Enkele grepen uit de film: Kleine, driejarige Dik, die water schept in de buiten staande klompen van zijn oude baker, terwijl deze bij zijn moeder op bezoek is, doet iets heel gewoons, niets „bijzonders", zelfs niets leuks of grap pigs ook niet iets „vreeselijk stouts", zooals iedere opvoeder tegenwoordig toch wel weet en ieder kind ook mag weten. Alleen de malle, volkomen onevenredige woede van de kwade baker vijzelt dit heele simpele en op zichzelf onbelangrijke mo ment op tot een „heldendaad" van kleine Dik, waarbij aan de jeugdige toeschou wers meteen gelegenheid wordt geboden de volwassene, i. c. de baker, te honen als idioot en zich te verkneuteren in haar machtelooze ergernis en woeste bedrei gingen. Ook Dik-op-school is weinig waarlijk geestig i de lachsalvo's uit de zaal gel den dan ook voornamelijk de stumperige onderwijzeres, die geroepen schijnt haar stand te typeeren door een hysterische kikker-angst en een zielige paedagogische onmacht: immers, zij beschikt over geen ander middel, dan de bekende krijschstem en in laatste instantie stelt zij haar zelf handhaving ook al weer volgens oud, beproefd recept afhankelijk van de va derlijke inmenging van Jan Trom. Kind en volwassene, nog al te vaak le ven zij in wederzijdsche vijandschap en onbegrip. Wat rechtvaardigt daar zulk een weerzinwekkende uitbeelding van, waar geen kind door geholpen wordt, geen verhouding gezuiverd, geen wrok ontbon den, geen liefde gewekt. En dan die volkomen onwaardige wed ren tusschen de bij 't appels stelen be trapte jongens (Dik voorop en het paskwil van een veldwachter, die later ook nog, tot onmatig plezier van Dik en zijn moeder, in de Trommentuin door een stoel zakt. I'k zal de laatste wezen, om jonge menscben op te willen voeden tot blinde gezagsverheerlijking of -aanbid ding, maar in het weerstaan van een zóó caricatureele, opgeblazene figuur als deze veldwachter is, komt waarlijk niets tot uiting van wat zou kunnen duiden op on afhankelijkheidszin of kiemend helden dom. Ook het vrij ruwe spel der jongens met 't ezeltje in de wei, culmineerend in Dik, achterste voren op het beest, geeft heusoh niet alleen aan fanatische dierenbescher mers een wrevelig gevoel van geforceerde pret i althans „geforceerd" tot fleurig filmbeeld. Aan ons den plicht om te constateeren, dat een film ais 'Dik Trom voor onze kin deren funest kan zijn, omdat zij er door geleid worden tot bewondering van wat niet bewonderenswaard is en tot vergui zing van wat zij nog niet beter kunnen verstaan en wat juist daarom niet aan hen mocht worden vertoond" Ziehier een vernietigend oordeel over een film, die alhier op zeer onsmakelijke wijze werd geafficheerd hei tafereel met den ezel en het al lage bioscoop- peil met nog eenige streepen deed zakken. Opvoeders, weest op uw hoede. Uw vriend, STENTOR als Gij direct Akkers Abdijsiroop neemt. Gij zult dadelijk de gunstige werking on dervinden van de vanouds beproefde „genees -kruyden", waaruit Abdijsiroop in hoofdzaak bestaat, thans door den beken den Apotheker Dumont nog versterkt door nieuwe, snel werkende toevoegingen. Daardoor is meer dan vroeger, nu hel beproefde hoest geneesmiddell Per flacon 90 et., f 1.50, f. 2 40. Overal verlengbaar. Hoe groote flacon, hoe voordeellger het gebruik. BREEDE WATERING BEWESTEN IERSEKE. Gistermiddag vergaderden onder voor zitterschap van den dijkgraaf, den heer G. D. Vereeke, de ingelanden van de Bree- de Watering bewesten Ierseke. Aanwezig waren 73 personen, uitbrengende 122 stemmen. De voorzitter herdacht den overleden opzichter P. Cijsouw, die veel werk heeft verricht. Opzichter Belzer wensoht den dienst van het waterschap te verlaten. Hij is 42 jaar bij het waterschap werkzaam geweest. De dienst wordt hem'te zwaar. De toestand van de dijken is bevredi gend. Alleen zal scherper moeten worden toegezien op de bovenglooiingen, daar sommige oesterkweekers daarop pannen hebben gelegd, wat niet kan worden toe gestaan. De dijk van den calamiteuzen W.- A. polder, die indirect ook dit waterschap beschermt is nog steeds, blijkens de laat ste peilingen, niet in orde. Nieuwe voor zieningen worden daarom overwogen. Het bestuur is niet tevreden over het onderhoud van sommige wegelingen. Voor den bouw van het nieuwe gemaal is nog steeds van den minister en van Gedep. Staten geen toestemming ontvan gen. De meeste gronden, noodig voor de nieuwe leidingen, zijn reeds in eigendom verkregen. Met enkele eigenaren wordt nog onderhandeld. Als betrekkingen en ambten, welke kun nen worden vervuld door capitulanten, worden genoemd: hulpmachinist bij het stoomgemaal en klerk ten kantore van den ontvanger-griffier. De zekerheidsstelling van den ontvan ger griffier wordt verlaagd tot f 39.000. Ook ieder, die zich van alle anti-pa- pisme vrij weet, zal erkennen, dat er in het gebeurde met de marechaussee te Oss, vooral blijkens de publicaties na de Ka mer-interpellatie, iets, misschien veel, zit dat een onbevredigenden indruk achter laat. Hierover moet het volle licht opgaan. We leven gelukkig onder geen dictatuur. Hier te lande mag voor recht en gerech tigheid worden gestreden. Daarom is het toe te juichen, dat de zaak in de Tweede Kamer opnieuw aan de orde komt en dat de betrokken manschappen van de marechaussée haar bij het ambtenaren gerecht aanhangig hebben gemaakt. Het is in ons land niet als in Duitschland, dat één man het voor het zeggen heeft en dat alle anderen den mond moeten dicht houden. Zelfs al heeft de Minister fouten gemaakt, dan mag en moet dit openlijk worden uitgesproken. Onze Eerste Kamer, die den laatsten tijd, in strijd met de goede gewoonte, door de breedsprakigheid van sommige nieuwe leden, meer een Kamer van repetitie dan van revisie is geworden, heeft een tikje met de zweep van de regeering gehad. Ze moest zorgen, dat ze vóór 1 Mei met het begrootingswerk klaar kwam. Ze werkte daarom Donderdag en gisteren full speed, cm het restant af te doen. Over de spelling kwestie zal ze later wel eens een speciale zitting houden. Wat ook wel noodig is, want hier is nu letterlijk alle vastheid van lijn bijl de regeering zoek. Het Engelsche kabinet is met zijn beleid niet onvoorspoedig. Een diplomatieke ge beurtenis van groote beteekenis was de tot standkoming van de Engelsch-Itali- aansche overeenkomst. Het accoord tus schen Engeland en Ierland, een tweede succes, sluit een langdurige periode van twist af. Uit het resultaat der onderhandelingen moet men opmaken, dat de Valera er in heeft toegestemd, de aanspraken van den Vrijstaat op hot Protestantsche Ulster op te gaven en dat de Engelsche regeering haar garnizoenen uit de Iersche haven steden terug trekt, zoodat de verdediging van den ouden Vrijstaat in eerste instan tie aan de zorg van Ierland zelf wordt overgelaten. Ierland is nu dominion in het Engel sche rijksverband. Een dissonant was de belastingverhoo- ging, waarmee Minister Simon het En gelsche volk „blij" moest maken. Hij1 heeft de harde realiteit willen stellen, dat het bewapeningsplan der regeering de zwaarste offers van de geheele bevolking zal eischen. Wie zijn land lief heeft, aldus de Mi nister, moet bereid zijn het te verdedigen, niet alleen met zijn leven, maar ook met het offer van zijn luxe en zelfs van het nauwelijks onontbeerlijke. De Engelsche pers ziet in deze begroo ting nog een ander element: een duidelijke verklaring tegenover de geheele wereld, dat Engeland bereid is den prijs van zijn veiligheid ten volle te betalen. Inder daad zijn de lasten, welke de Britsche re geering op het volk durft leggen, bijna ondraaglijk. Nu de inkomstenbelasting tot meer dan zeven en twintig procent van het be lastbaar inkomen opgedreven is; nu ook de volksdrank: de thee weer duurder wordt, en het auto-verkeer op nieuwe kosten gebracht is, wordt het de groote vraag, of het volk dergelijke lasten nog dragen kan. Van groot, internationaal belang zijn de besprekingen, die te Londen tusschen Engelsche en Fransche Ministers wor den gehouden. Vernomen wordt echter, dat Donder dag volkomen overeenstemming is tot stand gekomen ten aanzien van het vi tale probleem der coördinatie van de Britsche en Fransche defensie, in het bijzonder wat betreft de coördinatie der voorziening van levensmiddelen en grondstoffen, die van essentieel belang zijn in oorlogstijd. Gisteren was het Tsjecho-Slowaaksche probleem, dat thans de geheele Euro- peesche situatie beheerscht, aan de beurt. Er wordt in Tsjecho-Slowaiije van Duitsche zijde hard „gewerkt". Let men op de uitdagende en dreigen de uitlatingen van de persorganen in het Terde Rijk, dan kan men nauwelijks nog twijfelen, of de acht eischen, die Hen- lein, de leider der Duitschers, Zondag j l. aan de Tsjechoslowaaksche regeering eeft gesteld, zijn in overleg met Berlijn geformuleerd en bedoeld als voortzetting \an de Duitsche expansie-politiek in Midden-Europa. De Tsjechoslowaaksche regeering heeft de eischen van Henlein als strijdig met 's lands grondwet en indruischen tegen den wil van de meerderheid des volks, verworpen. Zij heeft dit in een memo randum samengevat aan het oordeel van Londen en Parijs voorgelegd. De Anschluss van Duitschland en Oos tenrijk heeft intusschon wel geleerd, hoe liet eventueel met Tsjocho-Slowakije zou kunnen gaan. D'e wereld zou weer naar ütiitsche methode voor een voldongen feit worden gesteld. Frankrijk en Engeland begrijpen heel goed, dat een aansluiting van Bohemen bij het Derde Rijk Duitschland den weg naar de graan- en olievelden van Honga rije en Roemenië zou openen. Wie die oliebronnen bezit, beeft de macht om zich de hegemonie in geheel Europa to verzekeren. In deze situatie past geheel de reis, die Hitier Maandag met veel pracht en praal naar Italië gaat ondernemen. Hij zal blijkbaar zijn vriend en collega wel eens aan den tand voelen, hoe het nu, na het Engelsch-Italiaansch accoord en na de Fransch-Italiaansche besprekingen, nog staat met de as Berlijn-Rome. Daarvan zal het wel afhangen, of hij het ten opzichte van Tsjecho-Slovakije spoedig tot een daad zal laten komen. Uit een verslag van een interview van den heer Dl Hans met den minister van financiën in de H a a g s c h e Post: Dan ga ik, voorzichtig, probeeren aan den minister wat te ontfutselen over1: de financiën. Zou hij al een beslissing heb ben'genomen omtrent enkele nieuwe, in het vage aangeduide plannen? Met name: de verhooging van de personeele belas ting en van de omzetbelasting? Neen, nog niet! Hoewel, ik krijg den indrulk: van de eerste zal de minister afzien, van de laatste, zeer vermoedeliijk, niet. Er is geld noodig. „De defensie-uitgaven, hoe noodig ook, zijn mij een nachtmerrie. Ze houden me soms den slaap uit de oogen." „De financieele toestand^ is, volgens de jongste maandcijfers, toch iets beter, Ex cellentie?" „Inderdaad. Iets. Maar niet veel. En het oeconomische leven staat er nog niet zoo best voor." „Voelt u niets voor een groote defensieleening?" „Neen. Een rentelooze leening of een van bijv. l'/a pet. zou naar mijn vaste o\er- tuiging mislukken. En deze mislukking, dit échec, zou het staatscrediet niet zon der schade kunnen verdragen. Ik waar deer in hooge mate wat er vrijwillig voor defensie bijeenlkomt, maar zulk een lee ning zou niet slagen." „Er ligt toch heel veel geld onbesteed bij de banken?" „Zeker, maar daaronder is veel bui- tenlandsoh, en bovendien: men wil zoo noodig oiver dat geld direct kunnen be schikken, en zal het niet in een rente looze of bijna rentelooze leening storten. Bovendien: thans zou ik er toch niets aan hebben. Onze kaspositie is voortref felijk, er ligt 80 millioen bij de Neder- landsche Bank. Waarom moet ik daar de millioenen van een leening aan toe voegen, die mij misschien nog P/2 pet. zou kosten? Ook het volgende jaar zou i' stellig nog geen leening noodig heb ben. Wij zullen enkele belastingen iets moeten verhoogen, maar ik hoop weinig." Zeer treft ons: dat deze knappe finan cier niets durft voorspellen. Op 't oogen- blik is de financieele toestand niet zoo schitterend, maar wie zal zeggen wat er in de naaste toekomst gebeurt „Wij mensohen regeeren niet. Het loopt altijd anders uit. De beste berekeningen hebben steeds gefaald. Het gaat bijna altijd an ders dan je denkt, slechter of beter, maar anders." Daarom: niet te iveél vooruit- loopen. In dit verband blijft de minister een heffing-ineens met groote beslistheid afwijzen. „Het is het allerlaatste waar we aan moeten denken, en zeker in een slechten tijd als wij beleven." Met groote deernis spreekt de minister over de werkloosheid. Hij wijst op de ingewikkeldheid van het vraagstuk. „Wie werk hebben, hebben het over het alge meen niet zoo slecht", {de minister noem de verschillende staaltjes van een betrek kelijke welvaart), „maar de werkloozen zijn diep te beklagen." En de minister sprak de hoop uit, dat de geest van ons volk door alles heen goed zou blijven. „Dit hangt voor een groot deel af van de vraag, of we werkelijk naar beginselen leven. Ik bedoel hier nu niet speciaal de mijne, maar in het algemeen is het voor een volk van veel belang, of het door be ginselen wordt gedragen. Groen van Prinsterer heeft zoo terecht verklaard Ieder die partij kiest, kan onpartijdig zijn. Kan zijn tegenstander waardeeren. Ik hoop dat ons volk ook de moeilijk heden der regeering zal beseffen." door Catharine D. Bell. (Vrij naar het Engelsch.) 61) -0- Maar ofschoon tante Ailie de fouten j van haar jongen wel zag en erkende, j was ze in waarheid toch zeer met hem i ingenomen. „Hij bestuurt zijn huishouding op goe de, godvreezende wijze", vertelde ze Nan nie, „het deed mijn oude hart goed het tt zien. En hij is een zegen voor zijn heele omgeving met zijn ernstig, manne lijk geloof. Igder laat hij zien, dat hij God van ganscher harte liefheeft en dat zijn levensdoel is Zijn wil te doen. En wat me ook zoo aanstond was, dat hij zich zoo mannelijk kwijt van de plich ten, die hij op zich heeft genomen, of schoon het werk misschien niet precies met zijn vroegere smaak en verlangens overeenkomt." „0, ik wist zeker, dat hij zich heele- maal zou aanpassen", riep Nannie uit, naar oogen stralend van plezier. „Hij is immers op en top een man. Hij is niet iemand om een last op zich te nemen en dan maar aldoor te klagen over het ge wicht." „Neen, dat is hij zeker niet en daar hen ik God dankbaar voor. Nannie had zich Lest vermaakt gedu rende hun afwezigheid en ofschoon ze ongetwijfeld vaak verlangd had ook van de partij te mogen wezen, de gedachte, dat ze bij Angus waren dat hij van hun gezelschap genoot, was haar tot troost geweest. Ze was veel met Maude samen geweest, die het haar plicht had geacht haar bezig te houden, terwijl de anderen weg waren. En Nannie en Gracie waren di ie dagen en twee nachten op de Priory geweest om Alice te bezoeken, die met haar man en baby er eenigen tijd gelo geerd was. Tante Ailie vroeg Nannie, hoe ze over den man van Alice dacht. Nannie had lie ver gehad, dat die vraag niet gesteld was, want ze vond het niet prettig er op te moeten antwoorden. „Ik geloof niet, dat hij Alice waard is", zeide ze aarzelend. „Fn toch is hij een aangenaam man en houdt veel van vrouw en kind; en ze zeggen, dat hij eer- iijk, achtenswaardig en goedhartig is. Alleen 0, tante Ailie, ik zou wel eens willen weten, of een vrouw haar man wel zoo kan liefhebben, als ze eigenlijk moet, wanneer hij zich telkens weer in het kleine zelfzuchtig betoont." „Of in groote dingen", zei tante Ailie. „Zijn de groote dingen niet erger dan de kleine?" „Ja, dat zou men wel denken. Ik ge loof, dat het in werkelijkheid ook wel zoo is", antwoordde Nannie nadenkend. „Maar ziet u, tante Ailie, het egoïsme Id het groote, ik bedoel de gelegenheden dat men in belangrijke dingen zijn zelf zucht bot viert, komen niet zoo vaak in iemands leven voor, je kunt de laatste allang vergeten hebben voor zicb weer een nieuwe voordoet. Maar die kleine dingen gebeuren twintig maal op een dag en prikkelen en ergeren je voortdu rend opnieuw; en bovendien vind ik er iets minderwaardigs in om altijd maar eigen haan te willen laten koning kraaien en je nimmer eens naar een an der te willen schikken. Als het iets be langrijks betreft, is het heel natuurlijk, dat men het moeilijk vindt om toe te ge ven; maar men kan een man toch niet respecteeren, die zoo aan zijn kleine ge noegens hangt, dat het genoegen van een ander hem niets kan schelen." „En geloof je, dat Alice het egoïsme van h£ar man ziet?" „Ik weet het niet. Soms denk ik van wel. Maude meent, dat ze al haar best doet om het niet te zien. Maar 0, tante Ailie, het moet toch al heel akelig zijn je man alleen maar te kunnen achten en liefhebben, zoolang je je zelf er voor kunt behoeden hem te zien zooals hij werke lijk is." „Wel mijn kind, wees dankbaar, dat jij en Angus niet blindelings met elkaar bet huwelijk ingaan om elkanders fou ten naderhand pas te ontdekken." „Alles, wa.t iK in zijn karakter ontdek, doet hem hooger in mijn achting stij gen", zei Nannie diep ontroerd. „Ik ver- Begrooting 1938'39. Namens de com missie van onderzoek rapporteert de heer E. C. van Dissel. Het dijkgeschot voor de schotbare gron den wordt voorgesteld op f 14 per ha, voor vronen en vrijlanden f 12 per ha, voor het gebouwd op 1.4 pet. van de belastbare op brengst volgens de grondbelasting. In de begrooting is opgenomen het te ren van 34 km wegen. Voorgesteld wordt aan den werkman L. Pauwe eén jaarlijksche toelage van 250 gld. en aan den opzichter Belzer gedu rende vier jaar (tot aan zijn pensioen) een toelage van f875 per jaar te geven. Vaste aanstelling van werklieden. De commissie kan zich niet vereenigen met het voorstel van bet bestuur om een kleine kern (b.v. van 7 werklieden) een vaste aanstelling te geven op een salaris van f 800 per jaar. iDe commissie kan niet inzien, dat hier mede de belangen van den polder zijn ge diend. Deze meerdere kosten zijn niet ge rechtvaardigd. De rechtspositie dezer ar beiders is voldoende gewaarborgd, blijkens ,'ang altijd hem beter en beter te leeren kennt-n, dat ik hem steeds meer mag gaan liefhebben." „En hoe ziet Alice er uit?" „Nu tante Ailie, niet zoo vroolijk als vroeger; wat afgetobd, zou ik zeggen; een beetje, als iemand, die steeds oplet eD Lang is voor wat er komen zal en die nu en dan diep teleurgesteld is. Op een mergen kwam ze heelemaal van streek beneden. De post had haar kinderjuf frouw een brief gebracht, waaruit deze vernam, dat haar moeder gevaarlijk ziek was. Die moeder was een vrouw, die Sir William zijn heele leven gekend had. Zo was al dienstbode in het huis van zijn va der, nog voor hij geboren was. Ze was met den tuinman getrouwd en had haar heele verdere leven op de bezitting doorge bracht. Alice vertelde hem het nieuws, waar we allemaal bij waren en zijn eerste woorden waren, dat het verschrikkelijk vervelend zou zijn, als Janet naar haar moeder toe zou willen, want wat moesten ze dan met de baby beginnen? Alice keek hem zoo bedroefd aan én zei: „Maar, Wil liam, die arme moeder, die arme doch ter!" Hij begreep haar en keek wel een beetje beschaamd en ook scheen hij wel medelijden te voelen, nu men hem er ean herinnerd had, dat zulks van hem verwacht werd. Maar ik kan het niet helpen, zulke gevoelens schijnen me toch niet veel waard." „Neen, dat zijn ze ook zeker niet", gaf tante Ailie toe, „en de vrouw die haar de antwoorden van den Minister op vra gen van Kamerleden. Een vaste aanstel ling is niet noodzakelijk. Publieke aanbe steding der werken is ihet voordeeligst. De commissie stelt voor alle werken die daar voor in aanmerking komen, publiek aan te besteden. In de bestekken kan dan met de belangen van de werklieden rekening worden gehouden. Wat de vaargeul naar het haventje be treft, die te ondiep wordt, onderzocht zou kunnen worden, of dat in werkverschaf fing kan worden verbeterd. De heer M. in t' Anker te Sohore (bestuurslid) verdedigt krachtig het be stuursvoorstel. Het verschil tusschen het voorstel van het bestuur en van de com missie beteekent f 52! Het Bestuur besloot met 10 tegen 1 stem in principe voor te stellen tot vaste aanstelling van een klei ne kern personeel. Later zijn enkele Be stuursleden van meening veranderd. De aanbesteding is vorig jaar het Be stuur niet meegevallen, gezien het bedrag aan werkloonen uitgekeerd. De aan nemer speelde met geld van den polder. Een kern van vast personeel, in ieder man er aan herinneren moet, beeft een l-ijnlijke taak en vaak een droevig hart." „D'e eenige keer", vervolgde Nannie, „dat Alice naar ik meende, even naar buiten liet merken, dat ze zich niet ge heel en al gelukkig gevoelde, was op een dag, toen we over Angus spraken. Ik Leb u, meen ik, geschreven, dat Maude me vroeg Alice van mijn verloving te vertellen, omdat ze wist, dat Alice het piettig zou vinden het te hooren en Alice was blij het te hooren en maakte me graag aan het praten over hem en over mezelf en dien dag zei ze plot seling, dat ik heel dankbaar behoorde te zijn, dat ik Angus zoo goed kende. U zegt vaak hetzelfde, tante Ailie, maar u zegt het op gelukkigen toon. Zij1 zei het met droeven nadruk en ik kan u niet zeggen, hoe haar blik en toon me aan het hart gingen. En oogenblikkelijk scheen ze te betreuren, dat ze het gezegd had en begon druk over iets anders. Maar", voegde Nannie er bij, zichzelf on derbrekend, „ik had u zelfs dat kleine voorval niet moeten vertellen. Het was een soort geheim, dat ik toevallig had uitgevonden. Ik had het niet over moe ten vertellen." „Neen, kind, dat had je ook niet moe ten doen, en ik had het moetentegen houden", zei tante Ailie en begon on middellijk over iets anders. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 5