DE ZEEUW
u v jOest
akker's Abdijsiroop
Uit de Provincie
Wat er deze week voorviel
TWEEDE BLAD
Minister De Wilde over de
financiën en werkloosheid.
TANTE AILIE
verdwijnt in 24 uur!
Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid,
gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten
FEUILLETON
VAN
ZATERDAG 30 APRIL 1938, Nr 178.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Eenige weken geleden is in onze stad
een film vertoond, een kinderfilm, die in
Utrecht verboden werd. Het betreft de
film Dik Trom. Er is de noodige reclame
gemaakt om vier voorstollingen te geven,
n.l. twee op Zaterdag en twee op Zondag.
Bedriegt mijn geheugen mij niet, dan zijn
deze voorstellingen doorgegaan en werd
ook inderdaad vier maal de Schuttershof
zaal goed gevuld, met voornamelijk jeug
dige bezoekers die van dit „fijne" cultuur
product oprecht hebben genoten.
Over deze film las ik een recensie van
iemand, die hem opzettelijk was gaan zien
Bedoelde recensie kwam voor in het veer
tiendaags blad voor ouders en opvoeders:
„Het Kin d'. Ik meen dat dit blad er
vooral naar streeft geen „bekrompen"
denkbeelden te propageeren. Laat ik eens
een en ander uit dat artikel mogen weer
geven. Ge kunt dan een indruk krijgen op
welke wijze ook in onze stad de Zondag
benut wordt. Hoe de ouderen, zelf slacht
offer der moderne rampzalige kijksport,
den weg effenen voor hun kroost.
Ik pik er het volgende uit:
„Ik zou gewild hebben, dat deze kin
derfilm aan geen kind ooit vertoond was
geworden. Niet, dat ik de jeugd steeds en
bij elke denkbare gelegenheid nadrukke
lijk wil „opvoeden", of laten opvoeden,
maar deze film aoht ik in bedenkelijke
mate néér-voedend.
Mijn ontsteltenis over de film Dik Trom
berust bijna geheel hierop, dat bij zoo'n
voorstelling, versterkt door de suggestivi-
teit van de felle belichting, onze kinderen,
tafereel na tafereel, onthaald worden op
een levensgeschiedenis, die zijn hoogte
punten telkens vindt in de domme bespot
telijkheid der volwassenen, ja eindelijk in
hun volslagen waanzinnigheid.
Tegen zulk een achtergrond moet dan
eerst de kleine en later de grootere Dik
stralend afsteken, door een contrast, dat
niet echt is, want verkregen door onzui
vere vergelijking.
Enkele grepen uit de film:
Kleine, driejarige Dik, die water schept
in de buiten staande klompen van zijn
oude baker, terwijl deze bij zijn moeder
op bezoek is, doet iets heel gewoons, niets
„bijzonders", zelfs niets leuks of grap
pigs ook niet iets „vreeselijk stouts",
zooals iedere opvoeder tegenwoordig toch
wel weet en ieder kind ook mag weten.
Alleen de malle, volkomen onevenredige
woede van de kwade baker vijzelt dit heele
simpele en op zichzelf onbelangrijke mo
ment op tot een „heldendaad" van kleine
Dik, waarbij aan de jeugdige toeschou
wers meteen gelegenheid wordt geboden
de volwassene, i. c. de baker, te honen
als idioot en zich te verkneuteren in haar
machtelooze ergernis en woeste bedrei
gingen.
Ook Dik-op-school is weinig waarlijk
geestig i de lachsalvo's uit de zaal gel
den dan ook voornamelijk de stumperige
onderwijzeres, die geroepen schijnt haar
stand te typeeren door een hysterische
kikker-angst en een zielige paedagogische
onmacht: immers, zij beschikt over geen
ander middel, dan de bekende krijschstem
en in laatste instantie stelt zij haar zelf
handhaving ook al weer volgens oud,
beproefd recept afhankelijk van de va
derlijke inmenging van Jan Trom.
Kind en volwassene, nog al te vaak le
ven zij in wederzijdsche vijandschap en
onbegrip. Wat rechtvaardigt daar zulk
een weerzinwekkende uitbeelding van,
waar geen kind door geholpen wordt, geen
verhouding gezuiverd, geen wrok ontbon
den, geen liefde gewekt.
En dan die volkomen onwaardige wed
ren tusschen de bij 't appels stelen be
trapte jongens (Dik voorop en het
paskwil van een veldwachter, die later
ook nog, tot onmatig plezier van Dik en
zijn moeder, in de Trommentuin door een
stoel zakt. I'k zal de laatste wezen, om
jonge menscben op te willen voeden tot
blinde gezagsverheerlijking of -aanbid
ding, maar in het weerstaan van een zóó
caricatureele, opgeblazene figuur als deze
veldwachter is, komt waarlijk niets tot
uiting van wat zou kunnen duiden op on
afhankelijkheidszin of kiemend helden
dom.
Ook het vrij ruwe spel der jongens met
't ezeltje in de wei, culmineerend in Dik,
achterste voren op het beest, geeft heusoh
niet alleen aan fanatische dierenbescher
mers een wrevelig gevoel van geforceerde
pret i althans „geforceerd" tot fleurig
filmbeeld.
Aan ons den plicht om te constateeren,
dat een film ais 'Dik Trom voor onze kin
deren funest kan zijn, omdat zij er door
geleid worden tot bewondering van wat
niet bewonderenswaard is en tot vergui
zing van wat zij nog niet beter kunnen
verstaan en wat juist daarom niet aan
hen mocht worden vertoond"
Ziehier een vernietigend oordeel over
een film, die alhier op zeer onsmakelijke
wijze werd geafficheerd hei tafereel
met den ezel en het al lage bioscoop-
peil met nog eenige streepen deed zakken.
Opvoeders, weest op uw hoede.
Uw vriend,
STENTOR
als Gij direct Akkers Abdijsiroop neemt.
Gij zult dadelijk de gunstige werking on
dervinden van de vanouds beproefde
„genees -kruyden", waaruit Abdijsiroop in
hoofdzaak bestaat, thans door den beken
den Apotheker Dumont nog versterkt door
nieuwe, snel werkende toevoegingen.
Daardoor is meer dan vroeger, nu
hel beproefde hoest geneesmiddell
Per flacon 90 et., f 1.50, f. 2 40. Overal verlengbaar.
Hoe groote flacon, hoe voordeellger het gebruik.
BREEDE WATERING BEWESTEN
IERSEKE.
Gistermiddag vergaderden onder voor
zitterschap van den dijkgraaf, den heer
G. D. Vereeke, de ingelanden van de Bree-
de Watering bewesten Ierseke. Aanwezig
waren 73 personen, uitbrengende 122
stemmen.
De voorzitter herdacht den overleden
opzichter P. Cijsouw, die veel werk heeft
verricht.
Opzichter Belzer wensoht den dienst van
het waterschap te verlaten. Hij is 42 jaar
bij het waterschap werkzaam geweest. De
dienst wordt hem'te zwaar.
De toestand van de dijken is bevredi
gend. Alleen zal scherper moeten worden
toegezien op de bovenglooiingen, daar
sommige oesterkweekers daarop pannen
hebben gelegd, wat niet kan worden toe
gestaan.
De dijk van den calamiteuzen W.- A.
polder, die indirect ook dit waterschap
beschermt is nog steeds, blijkens de laat
ste peilingen, niet in orde. Nieuwe voor
zieningen worden daarom overwogen.
Het bestuur is niet tevreden over het
onderhoud van sommige wegelingen.
Voor den bouw van het nieuwe gemaal
is nog steeds van den minister en van
Gedep. Staten geen toestemming ontvan
gen. De meeste gronden, noodig voor de
nieuwe leidingen, zijn reeds in eigendom
verkregen. Met enkele eigenaren wordt
nog onderhandeld.
Als betrekkingen en ambten, welke kun
nen worden vervuld door capitulanten,
worden genoemd: hulpmachinist bij het
stoomgemaal en klerk ten kantore van den
ontvanger-griffier.
De zekerheidsstelling van den ontvan
ger griffier wordt verlaagd tot f 39.000.
Ook ieder, die zich van alle anti-pa-
pisme vrij weet, zal erkennen, dat er in
het gebeurde met de marechaussee te Oss,
vooral blijkens de publicaties na de Ka
mer-interpellatie, iets, misschien veel, zit
dat een onbevredigenden indruk achter
laat. Hierover moet het volle licht opgaan.
We leven gelukkig onder geen dictatuur.
Hier te lande mag voor recht en gerech
tigheid worden gestreden. Daarom is het
toe te juichen, dat de zaak in de Tweede
Kamer opnieuw aan de orde komt en
dat de betrokken manschappen van de
marechaussée haar bij het ambtenaren
gerecht aanhangig hebben gemaakt. Het
is in ons land niet als in Duitschland,
dat één man het voor het zeggen heeft
en dat alle anderen den mond moeten
dicht houden. Zelfs al heeft de Minister
fouten gemaakt, dan mag en moet dit
openlijk worden uitgesproken.
Onze Eerste Kamer, die den laatsten
tijd, in strijd met de goede gewoonte, door
de breedsprakigheid van sommige nieuwe
leden, meer een Kamer van repetitie dan
van revisie is geworden, heeft een tikje
met de zweep van de regeering gehad.
Ze moest zorgen, dat ze vóór 1 Mei met het
begrootingswerk klaar kwam. Ze werkte
daarom Donderdag en gisteren full speed,
cm het restant af te doen. Over de spelling
kwestie zal ze later wel eens een speciale
zitting houden. Wat ook wel noodig is,
want hier is nu letterlijk alle vastheid
van lijn bijl de regeering zoek.
Het Engelsche kabinet is met zijn beleid
niet onvoorspoedig. Een diplomatieke ge
beurtenis van groote beteekenis was de
tot standkoming van de Engelsch-Itali-
aansche overeenkomst. Het accoord tus
schen Engeland en Ierland, een tweede
succes, sluit een langdurige periode van
twist af.
Uit het resultaat der onderhandelingen
moet men opmaken, dat de Valera er in
heeft toegestemd, de aanspraken van den
Vrijstaat op hot Protestantsche Ulster op
te gaven en dat de Engelsche regeering
haar garnizoenen uit de Iersche haven
steden terug trekt, zoodat de verdediging
van den ouden Vrijstaat in eerste instan
tie aan de zorg van Ierland zelf wordt
overgelaten.
Ierland is nu dominion in het Engel
sche rijksverband.
Een dissonant was de belastingverhoo-
ging, waarmee Minister Simon het En
gelsche volk „blij" moest maken. Hij1 heeft
de harde realiteit willen stellen, dat het
bewapeningsplan der regeering de
zwaarste offers van de geheele bevolking
zal eischen.
Wie zijn land lief heeft, aldus de Mi
nister, moet bereid zijn het te verdedigen,
niet alleen met zijn leven, maar ook met
het offer van zijn luxe en zelfs van het
nauwelijks onontbeerlijke.
De Engelsche pers ziet in deze begroo
ting nog een ander element: een duidelijke
verklaring tegenover de geheele wereld,
dat Engeland bereid is den
prijs van zijn veiligheid
ten volle te betalen. Inder
daad zijn de lasten, welke de Britsche re
geering op het volk durft leggen, bijna
ondraaglijk.
Nu de inkomstenbelasting tot meer
dan zeven en twintig procent van het be
lastbaar inkomen opgedreven is; nu ook
de volksdrank: de thee weer duurder
wordt, en het auto-verkeer op nieuwe
kosten gebracht is, wordt het de groote
vraag, of het volk dergelijke lasten nog
dragen kan.
Van groot, internationaal belang zijn
de besprekingen, die te Londen tusschen
Engelsche en Fransche Ministers wor
den gehouden.
Vernomen wordt echter, dat Donder
dag volkomen overeenstemming is tot
stand gekomen ten aanzien van het vi
tale probleem der coördinatie van de
Britsche en Fransche defensie, in het
bijzonder wat betreft de coördinatie der
voorziening van levensmiddelen en
grondstoffen, die van essentieel belang
zijn in oorlogstijd.
Gisteren was het Tsjecho-Slowaaksche
probleem, dat thans de geheele Euro-
peesche situatie beheerscht, aan de
beurt. Er wordt in Tsjecho-Slowaiije van
Duitsche zijde hard „gewerkt".
Let men op de uitdagende en dreigen
de uitlatingen van de persorganen in het
Terde Rijk, dan kan men nauwelijks nog
twijfelen, of de acht eischen, die Hen-
lein, de leider der Duitschers, Zondag
j l. aan de Tsjechoslowaaksche regeering
eeft gesteld, zijn in overleg met Berlijn
geformuleerd en bedoeld als voortzetting
\an de Duitsche expansie-politiek in
Midden-Europa.
De Tsjechoslowaaksche regeering heeft
de eischen van Henlein als strijdig met
's lands grondwet en indruischen tegen
den wil van de meerderheid des volks,
verworpen. Zij heeft dit in een memo
randum samengevat aan het oordeel van
Londen en Parijs voorgelegd.
De Anschluss van Duitschland en Oos
tenrijk heeft intusschon wel geleerd, hoe
liet eventueel met Tsjocho-Slowakije zou
kunnen gaan. D'e wereld zou weer naar
ütiitsche methode voor een voldongen
feit worden gesteld.
Frankrijk en Engeland begrijpen heel
goed, dat een aansluiting van Bohemen
bij het Derde Rijk Duitschland den weg
naar de graan- en olievelden van Honga
rije en Roemenië zou openen. Wie die
oliebronnen bezit, beeft de macht om
zich de hegemonie in geheel Europa to
verzekeren.
In deze situatie past geheel de reis, die
Hitier Maandag met veel pracht en praal
naar Italië gaat ondernemen. Hij zal
blijkbaar zijn vriend en collega wel eens
aan den tand voelen, hoe het nu, na het
Engelsch-Italiaansch accoord en na de
Fransch-Italiaansche besprekingen, nog
staat met de as Berlijn-Rome.
Daarvan zal het wel afhangen, of hij
het ten opzichte van Tsjecho-Slovakije
spoedig tot een daad zal laten komen.
Uit een verslag van een interview van
den heer Dl Hans met den minister van
financiën in de H a a g s c h e Post:
Dan ga ik, voorzichtig, probeeren aan
den minister wat te ontfutselen over1: de
financiën. Zou hij al een beslissing heb
ben'genomen omtrent enkele nieuwe, in
het vage aangeduide plannen? Met name:
de verhooging van de personeele belas
ting en van de omzetbelasting? Neen, nog
niet! Hoewel, ik krijg den indrulk: van
de eerste zal de minister afzien, van de
laatste, zeer vermoedeliijk, niet. Er is
geld noodig. „De defensie-uitgaven, hoe
noodig ook, zijn mij een nachtmerrie. Ze
houden me soms den slaap uit de oogen."
„De financieele toestand^ is, volgens de
jongste maandcijfers, toch iets beter, Ex
cellentie?" „Inderdaad. Iets. Maar niet
veel. En het oeconomische leven staat er
nog niet zoo best voor." „Voelt u niets
voor een groote defensieleening?"
„Neen. Een rentelooze leening of een van
bijv. l'/a pet. zou naar mijn vaste o\er-
tuiging mislukken. En deze mislukking,
dit échec, zou het staatscrediet niet zon
der schade kunnen verdragen. Ik waar
deer in hooge mate wat er vrijwillig voor
defensie bijeenlkomt, maar zulk een lee
ning zou niet slagen." „Er ligt toch
heel veel geld onbesteed bij de banken?"
„Zeker, maar daaronder is veel bui-
tenlandsoh, en bovendien: men wil zoo
noodig oiver dat geld direct kunnen be
schikken, en zal het niet in een rente
looze of bijna rentelooze leening storten.
Bovendien: thans zou ik er toch niets
aan hebben. Onze kaspositie is voortref
felijk, er ligt 80 millioen bij de Neder-
landsche Bank. Waarom moet ik daar
de millioenen van een leening aan toe
voegen, die mij misschien nog P/2 pet.
zou kosten? Ook het volgende jaar zou
i' stellig nog geen leening noodig heb
ben. Wij zullen enkele belastingen iets
moeten verhoogen, maar ik hoop weinig."
Zeer treft ons: dat deze knappe finan
cier niets durft voorspellen. Op 't oogen-
blik is de financieele toestand niet zoo
schitterend, maar wie zal zeggen wat er
in de naaste toekomst gebeurt „Wij
mensohen regeeren niet. Het loopt altijd
anders uit. De beste berekeningen hebben
steeds gefaald. Het gaat bijna altijd an
ders dan je denkt, slechter of beter, maar
anders." Daarom: niet te iveél vooruit-
loopen. In dit verband blijft de minister
een heffing-ineens met groote beslistheid
afwijzen. „Het is het allerlaatste waar
we aan moeten denken, en zeker in een
slechten tijd als wij beleven."
Met groote deernis spreekt de minister
over de werkloosheid. Hij wijst op de
ingewikkeldheid van het vraagstuk. „Wie
werk hebben, hebben het over het alge
meen niet zoo slecht", {de minister noem
de verschillende staaltjes van een betrek
kelijke welvaart), „maar de werkloozen
zijn diep te beklagen." En de minister
sprak de hoop uit, dat de geest van ons
volk door alles heen goed zou blijven.
„Dit hangt voor een groot deel af van de
vraag, of we werkelijk naar beginselen
leven. Ik bedoel hier nu niet speciaal de
mijne, maar in het algemeen is het voor
een volk van veel belang, of het door be
ginselen wordt gedragen. Groen van
Prinsterer heeft zoo terecht verklaard
Ieder die partij kiest, kan onpartijdig
zijn. Kan zijn tegenstander waardeeren.
Ik hoop dat ons volk ook de moeilijk
heden der regeering zal beseffen."
door Catharine D. Bell.
(Vrij naar het Engelsch.)
61) -0-
Maar ofschoon tante Ailie de fouten j
van haar jongen wel zag en erkende, j
was ze in waarheid toch zeer met hem i
ingenomen.
„Hij bestuurt zijn huishouding op goe
de, godvreezende wijze", vertelde ze Nan
nie, „het deed mijn oude hart goed het
tt zien. En hij is een zegen voor zijn
heele omgeving met zijn ernstig, manne
lijk geloof. Igder laat hij zien, dat hij
God van ganscher harte liefheeft en dat
zijn levensdoel is Zijn wil te doen. En
wat me ook zoo aanstond was, dat hij
zich zoo mannelijk kwijt van de plich
ten, die hij op zich heeft genomen, of
schoon het werk misschien niet precies
met zijn vroegere smaak en verlangens
overeenkomt."
„0, ik wist zeker, dat hij zich heele-
maal zou aanpassen", riep Nannie uit,
naar oogen stralend van plezier. „Hij is
immers op en top een man. Hij is niet
iemand om een last op zich te nemen en
dan maar aldoor te klagen over het ge
wicht."
„Neen, dat is hij zeker niet en daar
hen ik God dankbaar voor.
Nannie had zich Lest vermaakt gedu
rende hun afwezigheid en ofschoon ze
ongetwijfeld vaak verlangd had ook van
de partij te mogen wezen, de gedachte,
dat ze bij Angus waren dat hij van hun
gezelschap genoot, was haar tot troost
geweest. Ze was veel met Maude samen
geweest, die het haar plicht had geacht
haar bezig te houden, terwijl de anderen
weg waren. En Nannie en Gracie waren
di ie dagen en twee nachten op de Priory
geweest om Alice te bezoeken, die met
haar man en baby er eenigen tijd gelo
geerd was.
Tante Ailie vroeg Nannie, hoe ze over
den man van Alice dacht. Nannie had lie
ver gehad, dat die vraag niet gesteld was,
want ze vond het niet prettig er op te
moeten antwoorden.
„Ik geloof niet, dat hij Alice waard is",
zeide ze aarzelend. „Fn toch is hij een
aangenaam man en houdt veel van
vrouw en kind; en ze zeggen, dat hij eer-
iijk, achtenswaardig en goedhartig is.
Alleen 0, tante Ailie, ik zou wel eens
willen weten, of een vrouw haar man
wel zoo kan liefhebben, als ze eigenlijk
moet, wanneer hij zich telkens weer in
het kleine zelfzuchtig betoont."
„Of in groote dingen", zei tante Ailie.
„Zijn de groote dingen niet erger dan de
kleine?"
„Ja, dat zou men wel denken. Ik ge
loof, dat het in werkelijkheid ook wel zoo
is", antwoordde Nannie nadenkend.
„Maar ziet u, tante Ailie, het egoïsme
Id het groote, ik bedoel de gelegenheden
dat men in belangrijke dingen zijn zelf
zucht bot viert, komen niet zoo vaak in
iemands leven voor, je kunt de laatste
allang vergeten hebben voor zicb weer
een nieuwe voordoet. Maar die kleine
dingen gebeuren twintig maal op een
dag en prikkelen en ergeren je voortdu
rend opnieuw; en bovendien vind ik er
iets minderwaardigs in om altijd maar
eigen haan te willen laten koning
kraaien en je nimmer eens naar een an
der te willen schikken. Als het iets be
langrijks betreft, is het heel natuurlijk,
dat men het moeilijk vindt om toe te ge
ven; maar men kan een man toch niet
respecteeren, die zoo aan zijn kleine ge
noegens hangt, dat het genoegen van
een ander hem niets kan schelen."
„En geloof je, dat Alice het egoïsme
van h£ar man ziet?"
„Ik weet het niet. Soms denk ik van
wel. Maude meent, dat ze al haar best
doet om het niet te zien. Maar 0, tante
Ailie, het moet toch al heel akelig zijn
je man alleen maar te kunnen achten en
liefhebben, zoolang je je zelf er voor kunt
behoeden hem te zien zooals hij werke
lijk is."
„Wel mijn kind, wees dankbaar, dat
jij en Angus niet blindelings met elkaar
bet huwelijk ingaan om elkanders fou
ten naderhand pas te ontdekken."
„Alles, wa.t iK in zijn karakter ontdek,
doet hem hooger in mijn achting stij
gen", zei Nannie diep ontroerd. „Ik ver-
Begrooting 1938'39. Namens de com
missie van onderzoek rapporteert de heer
E. C. van Dissel.
Het dijkgeschot voor de schotbare gron
den wordt voorgesteld op f 14 per ha, voor
vronen en vrijlanden f 12 per ha, voor het
gebouwd op 1.4 pet. van de belastbare op
brengst volgens de grondbelasting.
In de begrooting is opgenomen het te
ren van 34 km wegen.
Voorgesteld wordt aan den werkman
L. Pauwe eén jaarlijksche toelage van 250
gld. en aan den opzichter Belzer gedu
rende vier jaar (tot aan zijn pensioen)
een toelage van f875 per jaar te geven.
Vaste aanstelling van werklieden.
De commissie kan zich niet vereenigen
met het voorstel van bet bestuur om een
kleine kern (b.v. van 7 werklieden) een
vaste aanstelling te geven op een salaris
van f 800 per jaar.
iDe commissie kan niet inzien, dat hier
mede de belangen van den polder zijn ge
diend. Deze meerdere kosten zijn niet ge
rechtvaardigd. De rechtspositie dezer ar
beiders is voldoende gewaarborgd, blijkens
,'ang altijd hem beter en beter te leeren
kennt-n, dat ik hem steeds meer mag
gaan liefhebben."
„En hoe ziet Alice er uit?"
„Nu tante Ailie, niet zoo vroolijk als
vroeger; wat afgetobd, zou ik zeggen; een
beetje, als iemand, die steeds oplet eD
Lang is voor wat er komen zal en die nu
en dan diep teleurgesteld is. Op een
mergen kwam ze heelemaal van streek
beneden. De post had haar kinderjuf
frouw een brief gebracht, waaruit deze
vernam, dat haar moeder gevaarlijk ziek
was. Die moeder was een vrouw, die Sir
William zijn heele leven gekend had. Zo
was al dienstbode in het huis van zijn va
der, nog voor hij geboren was. Ze was met
den tuinman getrouwd en had haar heele
verdere leven op de bezitting doorge
bracht. Alice vertelde hem het nieuws,
waar we allemaal bij waren en zijn eerste
woorden waren, dat het verschrikkelijk
vervelend zou zijn, als Janet naar haar
moeder toe zou willen, want wat moesten
ze dan met de baby beginnen? Alice keek
hem zoo bedroefd aan én zei: „Maar, Wil
liam, die arme moeder, die arme doch
ter!" Hij begreep haar en keek wel een
beetje beschaamd en ook scheen hij wel
medelijden te voelen, nu men hem er
ean herinnerd had, dat zulks van hem
verwacht werd. Maar ik kan het niet
helpen, zulke gevoelens schijnen me toch
niet veel waard."
„Neen, dat zijn ze ook zeker niet", gaf
tante Ailie toe, „en de vrouw die haar
de antwoorden van den Minister op vra
gen van Kamerleden. Een vaste aanstel
ling is niet noodzakelijk. Publieke aanbe
steding der werken is ihet voordeeligst. De
commissie stelt voor alle werken die daar
voor in aanmerking komen, publiek aan
te besteden. In de bestekken kan dan met
de belangen van de werklieden rekening
worden gehouden.
Wat de vaargeul naar het haventje be
treft, die te ondiep wordt, onderzocht zou
kunnen worden, of dat in werkverschaf
fing kan worden verbeterd.
De heer M. in t' Anker te Sohore
(bestuurslid) verdedigt krachtig het be
stuursvoorstel. Het verschil tusschen het
voorstel van het bestuur en van de com
missie beteekent f 52! Het Bestuur besloot
met 10 tegen 1 stem in principe voor te
stellen tot vaste aanstelling van een klei
ne kern personeel. Later zijn enkele Be
stuursleden van meening veranderd.
De aanbesteding is vorig jaar het Be
stuur niet meegevallen, gezien het bedrag
aan werkloonen uitgekeerd. De aan
nemer speelde met geld van den polder.
Een kern van vast personeel, in ieder
man er aan herinneren moet, beeft een
l-ijnlijke taak en vaak een droevig hart."
„D'e eenige keer", vervolgde Nannie,
„dat Alice naar ik meende, even naar
buiten liet merken, dat ze zich niet ge
heel en al gelukkig gevoelde, was op een
dag, toen we over Angus spraken. Ik
Leb u, meen ik, geschreven, dat Maude
me vroeg Alice van mijn verloving te
vertellen, omdat ze wist, dat Alice het
piettig zou vinden het te hooren en
Alice was blij het te hooren en maakte
me graag aan het praten over hem en
over mezelf en dien dag zei ze plot
seling, dat ik heel dankbaar behoorde te
zijn, dat ik Angus zoo goed kende. U
zegt vaak hetzelfde, tante Ailie, maar u
zegt het op gelukkigen toon. Zij1 zei het
met droeven nadruk en ik kan u niet
zeggen, hoe haar blik en toon me aan
het hart gingen. En oogenblikkelijk
scheen ze te betreuren, dat ze het gezegd
had en begon druk over iets anders.
Maar", voegde Nannie er bij, zichzelf on
derbrekend, „ik had u zelfs dat kleine
voorval niet moeten vertellen. Het was
een soort geheim, dat ik toevallig had
uitgevonden. Ik had het niet over moe
ten vertellen."
„Neen, kind, dat had je ook niet moe
ten doen, en ik had het moetentegen
houden", zei tante Ailie en begon on
middellijk over iets anders.
(Wordt vervolgd.)