KB S' w 8 s g ffi s 3 Voor de jeugd. t Zaterdag 16 April 1938 52e Jaar gang No. 29 Voor den Zondag. oS R Crq en H CO<l O i—i o S e CO o0"! P p p to f 32 p Eg O br- p> |E R en® 3 5 tg co° op W Ox S b, O to fes T S^Bg §o« I £f £5 n S «1 B 3 fT "!?S^ O O g M P 3 g. O ffl Da S O F g. 7 g® O co g °1 CD HH W J2 P o=3 CO e£ W N> 8 <3 3 DD O OJ tri <1 CD 2 00 i-i s w hj en p. yj 55 t-1 t*r r3,5' a gs&i H H-J CO R tri 2 Sp P 2. Oq g.ss T 8 W"; M10 t~* o y j_j" P CD P I CO P-" r-3 CD H H. CD B-o P 3 J0.g 8 gp CP r g g^S Oq <Üt§ 8 C" Is .8 5 ®g P at p CD o c o? &'f a R CD *7* R Spn 1 s^: £8® P* O CD O h3g Rt- co p co B CD K-Sg CD R COfKl SP-Sê R P co R: CD CD 8® tdP CD R# O ST 2 R <J O R P p tj oq "Vsr ïri pl gc -s CD CO H- CD l£> 8 -• ss CD O -ojzj°° P O l—L P O p t® - s P <1 L^. M- P „gSp gias 2 Q j R O Q kJc3 i p J C O K p- co CO 00 s^diyM 4 (D H. 3 2 CD 4 Ka CO Oq 2 CD o B.S.% o, P? P R 00 R b- 1 I'll l CD CD I S. 2. a. 3 B 2 S s K p Br CD CO <r+- P P p g- P p *P p. a B! B! g O P P >T B O P CD P aw CD CD ^R CD t— i a ft?(K B=« P M H.- p O Q e^- V5£'s 'IS crq H- a 2 8 PB-I a P S?BS -g-o05 cSgw Pi0®? 2 2 ®B,S 2, §-N p -S-S »Ep OQ O CD M, O R e^ CD CD N a c p R CD B P P. CO crq CD M) Q, H- R P St 3 HM M crq C: W a 05 B 05 S o tr cd 2 P w P. Em a 5®5B 0,5 P D* P aw P p 3 SB rf -k—I" i a CLfTO 'T" P a R- CO CD Rt <r4" p' I s 5" S 3" 3" n, <-+• tr CD [-f to R r-K R a go CO co cr M. {?r Bd CD CD CD pj P^ -O O slS P o o CD R- CO UJ B R p p g.s p CO 1-5 5E§ CD, P R a o CD O 2 PL CD CD *1 N CD w R 3 CD 43 CD R R CL R ^R Oq P 2 3 g- 3 <w g &p S f-r1 CD R" R: 2- o pr* s g gs- 2 o m- 3 ®.s O -■*' ffi ts ?r D to o a B a. O 3 S-l p p. 3 S-' ro 3 So a S- 3. S" 18 CD - ter R- CD CD CD 43 CD 3 as S^gqp ►~j CD CD 13 3- tö »nS -sa| ?§s- pa 3 Fox R- CD O H- CD *- O 3 3* R-R- o" a B CD R - C- "R tr 2- P Q, e-^ B ©CD Sri as a CD tr CD to CD CD P c 3. 3 p 2 3 c P iH o •3 3<g tc P y pc ET f 3 p ,-P o er CD oq co 3 B f+ t~* 8» ?o o CD &Eg S 01 CD 3 gTO R co CD R3 3 1—1. t—I. tu 3 R «- co 3 n R2 5 o 2 3? ffl CO p g R g to L—i P CD co s 5 Is 3" Q. O B. S. te Goes: Zal uw eindspel t.z.^. plaatsen. A. v. S. te Soeburg: De zaak is nu in orde. Postzegels ontvangen. Chr. S. te Serooskerke, e.a.: Aan uw wen- schen: een rubriek voor beginners, die inder daad beginners zijn, wordt zooals u kunt lezen in deze rubriek voldaan. A. v. O. te IJzendijke: Na inzending van 10 cent aan postzegels wil ik u een dam- reglement doen toekomen. M. v. d. V. te 's-H. H. kinderen: Nu wordt u een goed dammer!? Althans zóó goed, dat u mede kunt gaan doen aan het inzenden van oplossingen. M. v. N. te Kruiningen: U is steeds aan den laten kant. Iets vroeger in 't vervolg? SIMULTAAN-SEANCES. Zij die wenschen deel te nemen aan de simuttaan-seances (27 April Goes, 28 April Middelburg) gelieven zich zoo spoedigj mo gelijk aan te melden aan het Bureau van „De Zeeuw". Beste Nichtjes en Neefjes! Op den Goeden Vrijdag hebben wij her dacht hoe Jezus, na Zijn verlossingswerk te hebben volbracht, begraven is. Lang reeds hadden de Joden gezocht hem te dooden, en nu was het dan eindelijk zoo ver gekomen. Op het hosanna, bij zijn intocht in Jeru zalem, is het kruist Hem gevolgd, en als Hij voor Pilatus is gebracht en gegeeseld is en zij Hem een doornen kroon hebben opgedaan, wordt aan het kruis op Golgo tha Zijn lijden voleind. Er is een tekst ik denk dat jullie hem allemaal wel kennen „Want Hij is om onze overtredingen verwond", d.w.z., voor onze zonden, ook voor die van de kinde ren is Jezus den dood ingegaan. Wij allen hadden een heel groote schuld bij God, maar die schuld heeft Jezus betaald, en dit voor elk, die in Hem gelooft. De vijanden juichten, nu was Jezus dood. Satan scheen te triomfeeren. De vrouwen weenden. 's Avonds nog werd Jezus begraven en dan was alles voorbij. Voorbij? Nee, wij weten wel beter. Want immers wij vieren nu Paaschfeest, Opstandingsfeest Het graf kon Hem niet houden. Hel en Satan heeft Hij overwonnen. En nu, Jezus leeft! De engel zegt het immers zelf tegen de vrouwen, als zij bij het graf komen en daar tot hun groote ontsteltenis alleen de doeken vinden: Wat zoekt gij den Levende bij de dooden? En wij, die in Hem gelooven, zullen leven door Hem. Laat dan blij ons Paa'schlied klinken: Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Want alles, alles is voldaan. Hij leeft, die stierf op Golgotha, Halleluja, Halleluja. Jongens en meisjes, jullie hebt nu Paasch- vacantie, en daarom zal ik deze week ook maar eens overslaan met de raadsels. Het is nog wel guur en koud buiten, maar ik hoop, dat we met de Paaschdagen van het lentezonnetje kunnen genieten wat zal het dan mooi zijn nu de boomgaarden weer bedekt zijn met hun witte bloesempracht en jullie een prettige vacantie zult hebben. Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE! EEN MOEILIJKE DAAD. 17) Heel die lange morgen verkeerde Bert's moeder in groote angst. Waar was Bert? En wat was er met hem gebeurd? De vreesel ijkste dingen kwamen in haar gedachten, maar wat de werkelijkheid, was Heef voor haar onzeker. Toen Geertje wakker geworden, was en beneden de klok acht hoorde slaan, was ze meteen haar bed uitgesprongen. Zoo laat al, en ze wist niet eens dat ze geroepen was; ze zouden haar toch niet vergeten hehlben? Ze zat op het kleedje voor haar bed en had al een kous aan, toen haar alles van den vorigen avond te binen schoot. Bert weg en Moeder huilen en Vader naar hem zoeken. Waar zouden ze hem gevonden hebben? Geertje luisterde. Het was zoo stil in huis, leek het maar zoo of was het anders dan in gewone dagen? Ze vergat haar tweede kous en op haar teenen sloop ze over den zolder. Zou ze eens in Bert's kamertje gaan kijken? Hij sliep aan den anderen kant van den zolder, ook in een afgeschoten kamertje als dat van haar, met Jan samen. Even stond ze 'besluiteloos. Nee, toch eerst maar naar beneden. Licht wipte ze de trap af, die natuurlijk weer kraakte, dat was altijd zoo als je het zachtjes wilde doen, en dat wou ze nu, want Bert was misschien pas heel laat thuis ge komen en sliep nu nog. Van de trap kwam ze meteen in de keu ken, daar was het ook al zoo stil, en met een beklemd hartje en een koude voet stap te ze de kamer Mnnen. Onthutst 'bleef ze in de open deur staan. Bij de kachel zat moeder, en, Geertje zag het direct, ze huilde. Broertje speelde zoet op de grond, maar de tafel was nog niet gedekt zooals andere morgens en alles leek zoo raar. Is Bert? Verder durfde ze niet te vragen. O kind, hetis zoo erg, snikte moeder, ze hebben hem nog niet gevonden; de politie is er ook al bij, maar het geeft niets; o. hij is vast verdronken. Hij is weg, Bert, m'n jongen! Bert is weg, praatte Broertje haar na, maar Geertje hoorde het niet eens, ze was te veel geschrokken, en huilde nu samen met Moeder om dat heele erge. Rillend ging ze even in Vaders stoel zit ten, en met de mouw van haar nachtjapon veegde ze de tranen weg, die telkens opnieuw kwamen. Een heele poos zat ze daar nu al, af en toe keek ze eens naar moeder, maar die zei niets meer tegen haar, en keek maar stil naar buiten; af en toe snikte ze weer en zei dan telkens: Bert, Bert tochi Geertje wou zich wel aan gaan kleeden, maar ze durfde niet goed en het vragen durfde ze ook niet. Toen bedacht ze, dat Jan er ook nog niets van af wist. Zou ze hem gaan roepen en het hem met een vertellen? Ja hoor, ze deed het maar. En met een schuwe blik naar moeder gleed ze van de stoel en sloop de kamer uit naar boven, even zacht als ze gekomen was. Nu ging ze toch naar het kamertje, maar nu wist ze dat Bert er niet was. Alleen Jan lag in het hreede bed. JanJant hard durfde ze niet te roepen. Jan bromde iets onverstaanbaars en 'hij kroop er nog wat dieper onder. Jan! Geertje trok het dek wat van hem af, luister eens, Bert is er nog niet. Moeder denktze zit benedeneno, het is zoo akelig, huilde ze. Ze kunnen hem ner gens vinden. Meid het is toch niet waar? Jan was met een klaar wakker en met een paarnog slape rige oogen luisterde hij naar hetgeen Geertje vertelde van het weinige dat ze zelf wist. Later hadden ze stilletjes samen 'hun bo terham gegeten, alleen broertje was gewoon en praatte en speelde even vroolijk als altijd. Moeder had gezegd, dat ze maar thuis moes ten blijven uit school en zacht fluisterend waren ze samen aan Geertjes tafeltje gaan zitten in een hoek van de kamer. Geertje naaide aan een poppen jurk je, moe der had al zoo vaak gezegd dat ze het af moest maken, maar ze 'had er geen zin in ge had en nu leek dit haar het beste wat ze kon doen. Jan was aan een moeilijke teekening begonnen en als Broertje al te veel lawaai maakte zei Geertje hem met een heel ern stig gezichtje dat hij heel zachtjes moest doen om dat Bert weg was. Zoo kroop de morgen langzaam vooorbij; af en toe liep Moeder eens een eindje den weg op, maar ver durfde ze niet te gaan, omdat ze dan niet kon zien of er soms iemand van den anderen kant aankwam. Vader was maar even thuis geweest, heel vroeg in den morgen; o, wat was dat een vreesel ijk oogenblik, toen Moeder hem voor dw tweede maal aan zag komen, weer zon der Bert. En zijn stille hoop, dat Bert er misschien al zou zijn, was ook op een teleurstelling uit- geloopen. Vermoeid had hij een half uurtje gerust van de lange nachtelijke tocht, en was er toen dadelijk weer op uit getrokken, naar 'het politiebureau, en van daar was het be richt van Berts vermissing door gegeven aan andere bureau's. Bleek en moe kwam hij tegen elf uur weer thuis, niemand hoefde iets te vragen, ze zagen immers allemaal wel dat het nog mis was. Eerst vertelde hij waar ze geweest waren, Jan vond het toch wel avontuurlijk, zoo'n tocht in den nacht, en toen zat hij maar stil in zijn stoel bij de kachel. Moeder zat aan den anderen kant. Haar gezicht zag rood van het vele huilen, en als Geertje naar haar keek, voelde ze zelf ook de tranen in haar ogen prikken, maar dan veegde ze ze gauw weg, want als je huilde kon je niet naaien. Even zat Moeder er nog, en toen ze naar vader keek, die er zoo moe en verslagen uit zag ging ze naar de keuken om koffie te zetten en een paar boterhammen voor hem blaar te maken; bij moest toch wat eten na al dat gesjouw. Geertje rook de geur van de koffie. Lek ker, ze hoopte maar dat ze ook een kopje kreeg, dat gebeurde alleen maar op bijzon dere dagen en vandaag was het toch ook geen gewone dag. Met een kleurtje op haar wangen legde ze het jurkje neer, het was klaar. Ze had het wel graag haar pop eens aangepast, maar dat durfde ze nu toch niet te doen, het leek dan net of ze er niets om gaf, dat Bert weg was, en misschien wel door het ijs gezakt. Hu, dat zou toch wel erg koud zijn, een keer had ze met haar voet in het water gezeten, en toen vroor het nog niet eens, en het was toch al zoo'n akelig koud gevoel geweest. Wat zou ze nu gaan doen? Met haar pop spelen dat ging niet. Ze had nog een boek van de bibliotheek, dat maar half uit was, maar daar durfde ze nu ook niet verder in te lezen. Heel zachtjes zuchtte ze. Jan mocht tel kens naar de deur als er menschen kwamen om naar Bert te vragen. Moeder wou nie mand zien, had ze gezegd. Geertje had nog een paar lapjes over. Daar zou ze maar zoompjes in maken; ze had wel een hekel aan naaien, maar iets prettigs kon ze toch ook niet gaan doen, ofschoon Jan, nou, die teekende toch ook wel graag. Gelukkig, daar was hij weer; in de keu ken had 'hij al aan Moeder verteld wie er was. Vader zat nu met zijn oogen dicht, het leek wel of hij sliep. Wie was er? vroeg Geertje nieuwsgierig, blij met een beetje afwisseling. Zachtjes ver telde Jan het haar en toen ging hij weer teekenen. Ineens zag Geertje dat hij het blaadje pa pier omvouwde, zou hij? dat spelletje deden ze wel meer, om de beurt er een stuk aan- teekenen, en dan het papier weer omvou wen, want je mocht niet zien wat de eerste getesjkend had, en dan kreeg je soms zulke gekke dingen, een kattenkop met honden- pooten en een mensehenlijf bijvoorbeeld. Daar had je het al, met een blik op Vader of die het niet zag, schoof Jan het papier en potlood naar haar toe, zou ze? ja voor uit, de anderen merkten het toch niet, en aan de streepjes die Jan op haar kant had ge zet, om haar te laten zien waar ze verder moest gaan, teekende ze het lijf van een haan, met een groote pluimstaart. Toen ging het papiertje weer naar Jan, die voor de beenen moest zorgen. Ze zag hoe hij er iets onder teekende, het papier openvouwde en toen stiekum grin nikte. Geef es hier, fluisterde ze ongeduldig. J a. Jan schoof het naar haar toe en nu moest Geertje toch zelf ook lachen. ÖNDAh&WD 1 -I1 -* EEUW DE EERSTE PAASCH PREDIK ING. Zijt niet verbaasd. Gij zoekt Jezus den Nazarener, die gekruist was: Hij is opgestaan. Markus 16 6. Het ging op den opstandingsmorgen alles geheel anders, dan men op grond van de prediking van Jezus had mogen verwachten. Jezus had gedurende Zijn omwandeling met de discipelen nooit nagelaten te ver wijzen naar de Schriften, die van Hem ge tuigden als den Man van Smarten, maar ook als den Heere der heerlijkheid. Hij had tot hen gesproken van Zijn lijden en sterven, maar ook van Zijn opstanding uit de dooden. En nu, als na de kruisiging de Sabbat is voorbijgegaan, trekken ze naar het graf, de vrouwen, die Jezus liefhadden en de discipelen. Maar niet om getuige te zijn van Zijn opstanding. Integendeel, zij gaan om Zijn dood te bevestigen. Zij zoeken Jezus den Nazarener, die Zich liet binden en bespot ten en veroordeelen en die gestorven was aan het kruis. Zij gaan naar het graf om uiting te geven aan hun liefde voor den gestorven Meester. Hun liefde was door Zijn sterven niet ver zwakt, maar hun geloof scheen gestorven. Zij hoopten, dat Jezus degene was, die Israël verlossen zou, zij hadden met Petrus beleden en geloofd, dat Hij was de Zoon des leven den Gods, maar hun geloof was door den loop der gebeurtenissen geschokt. De liefde was echter gebleven. En vroeg in den morgen gaan zij naar het graf om daar de tol van hun liefde en sympathie te betalen aan den Gekruisigde, die gestor ven was en begraven. Doch hoe hebben zij zich vergist. Als ze daar staan bij het geopende graf, stil van verbazing, dan klinkt het: zijt niet ver baasd. Gij zoekt Jezus den Nazarener, die gekruist was: Hij is hier niet. Hij is opge staan gelijk Hij dat voorzegd had. Het kruis en het graf waren voor Jezus niet het einde. Aan het kruis hing Hij als de koning der Joden, als een spotkoning, maar nu heeft Hij Zich geopenbaard als de Koning der koningen, die de zonde en den dood heeft overwonnen. Zijt niet verbaasd. Hij is opgestaan. Ook tot ons komt nog dezelfde prediking. Wij zijn misschien geneigd om de vrouwen en de discipelen hard te vallen om hun OUD PAASCHLIED. Verheft u uit den duistren nacht Gij godgewijde zinnen! Schept moed opnieuw, gordt aan uw kracht, Blikt op naar Zions tinnen. Want Hij die in den grafkuil lag Heeft als een Held, den derden dag Het rijk des doods verslagen. Op, dankt en prijst met mond en hart Op dezen dag van vreugde Hem die na lange, bange smart Zijn zuchtend volk verheugde! Dhn dood ontnam Hij zijne macht, Eii heeft den Zijnen aangebracht Een onvergank'lijk leven. Komt nu en heft het loflied aan! Wilt Zijn genade roemen! Wijl Jezus nu is opgestaan, Wie zal Zijn volk verdoemen, B!at Hij verlost uit allen nood? Hij brak de banden van den dood En is nu in den hemel. ongeloof, hun niet verstaan van de Schrif ten. En intusschen is er ook bij ons de nei ging om Jezus een plaats te geven bij de dooden. Wij staan anders dan de vrouwen en de discipelen achter de geschiedenis. Wij we ten dat Jezus waarlijk is opgestaan en op- opgevaren ten hemel. En toch is het mogelijk dat wij op den Paaschdag, de feestdag der opstanding, toch eigenlijk bij het graf vertoeven. Dat wij zien op de wereld waar zonde en dood heerschen. Op de ongeloofsprofeten van dezen tijd die pogen Jezus opnieuw te dooden en te begra ven. En op ons eigen hart, waar het zoo donker kan zijn. Wij gevoelen ons teleurge steld omdat het menigmaal schijnt alsof de vijanden van Christus en Zijn kerk de over winning zullen behalen. En wij vergeten het woord van den E!n- g'el, het woord van God: Hij is opge staan! Hij heeft den dood overwonnen. Hij is opgewekt tot onze rechtvaardigma- kingl Komt, heffen w' onzen lofzang aan! De Heer is waarlijk opgestaan! DE OPVOEDKUNDE VAN HET NATIONAAL SOCIALISME. EL De vorige maal gaf ik in het kort weer de heidensche wereldbeschouwing waarop het Nationaal-Socialisme zich grondt Zeer wel weet ik, dat het Italiaansch Fascisme zich op een philosophic baseert, die den mond vol heeft over den „Geest", maar deze Geest als Strever, Opvoeder be schouwd, wil niets anders dan: zelfverwerke lijking. De Staat is de objectieve wil van den geest die zich verwerkelijkt Practisch wordt de Staat tot den Geest zelf, dus tot het één en al der zedelijkheid. Anders gezegd: de onfeilbare waarheid. Dus: de Staat is gelijk geest, staatsdienst is godsdienst. De heele opvoeding moet gericht zijn op dezen dienst. In „Het Kind!' van 12 Dec. 1936 schreef Nora Koch een belangrijk artikel over de militaire opvoeding der jongens in Italië. Uit dit artikel wil ik U hier iets ver tellen. „Zoodra de kinderen kunnen loopen en praten, worden ze ingedeeld bij kleine klas jes, waar ze spelletjes doen en liedjes leeren, vooral oorlogsspelletjes en vaderlandsche liedjes). En als ze naar school gaan bezoeken ze deze klasjes op de vrije middagen en de feestdagen. Met acht jaar worden de meisjes „piccole Italiane" en de jongens komen bij de Bal lila. En nu begint de eigenlijke militaire opvoeding, die aan een uitgebreid program ma is onderworpen. Deze Opera Nazionale Ballila heeft de ge- heele organisatie der jeugdleiding in handen. Tot zijn veertiende jaar blijft de Ballila bij deze hoofdorganisatie, van zijn veertien de tot zijn achttiende jaar wordt hij inge deeld bij de Avanguardisten. Hiermede is dan zijn vóóropleiding beëindigd, en nu kan de jonge Italiaan opgenomen worden in het verband der fascistische partij van de mili tie of van het leger, geestelijk en lichamelijk gevormd tot „bruikbaar materiaal". Als leiders fungeeren bijna zonder uit zondering officieren der fascistische militie, die „academisch" voorbereid zijn. Deze aca demie, een versie van de Duitsche en Zweed- sche hoogescholen voor lichamelijke opvoe ding, werd in 1928 gesticht. Jaarlijks worden hierin Avanguardisten opgenomen, die dus zelf weer door de Bal lila zijn voorbereid. De colleges omvatten vele gebieden: theo rie en practijk van lichaamsoefeningen, sport, oorlogstechniek, paedagogie, talen en (fascistisch) recht. Na voleindiging der studie wordt een examen afgelegd en de titel verkregen van „fascistisch opvoeder", met berechtiging tot onderwijs in de open bare scholen. De gelederen der Ballila zijn niet alleen naar den naam, doch ook naar den geest, opgebouwd op de militaire traditie van het oude Romeinsche rijk. Beoefend worden alle vormen van moderne sport, ook de moeilijk ste en duurste: ski-sport, roeien, paardrijden, schermen, zwemmen, lichte athletiek en motorsport! Verder leeren de jongens al vroeg de wapenen voeren. En niet zelden ziet men bij optochten op de groote feest dagen zelfs kinderen van tien jaar op zware motorfietsen meerijden, of met de blanke

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 7