De gebeurtenissen te Oss. Veiligheid op den tante ailie DE ZEEUW van Vrijdag 8 April 1938 Tweede Blad. Een interpellatie in de Tweede Kamer, met voor de Regeering zeer bevredigend resultaat. feuilleton san In de Tweede Kamer kwam gisteren aan de orde de interpelatie van den heer Drop (S.D.) over de voorloopige beslis singen ten aanzien van de brigade van de Koninklijke marechaussee te Oss en hetgeen daarmede in verband staat. De heer Drop dankt de Kamer voor het verlof tot het houden van deze inter pellatie. De ongewoon-snelle beantwoor ding van de vragen van den heer Wijn koop doet het vermoeden rijzen, dat de minister prijs stelt op het afleggen van andere verklaringen dan in het persbe richt van den regeeringspersdienst zijn gegeven. Bij de zaak tegen een hoofdcommissa ris en bij de zaak tegen twee hoofdamb tenaren hebben de toenmalige ministers in den gang der justitie niet willen in grijpen. Er is wel verschil met de thans aanhangige zaak van de marechaussee te Oss, doch men zal het aan het publiek niet kwalijk mogen nemen, dat het wei nig onderscheid maakt en dat het ingrij pen wordt beschouwd als een ingrijpen in een justitieele zaak. Spr. vat zijn betoog samen in de vol gende vragen 1. Welke zijn de niet wel te verant woorden uitingen in sommige persorga nen, die tegenstellingen hebben gescha pen tusschen de brigade der Kon. Mare chaussee te Oss eenerzijds en andere or ganen van bestuur en politie anderzijds» welker aanwakkering niet kan worden geduld 2. Sinds hoe lang is uit verballen en rapporten gebleken, dat bij het opspo ringsonderzoek door de Kon. Marechaus see te Oss methoden worden toegepast, waardoor rechtmatige belangen van bur gers op pijnlijke wijze werden geschon den, zoodat het onverwijld geboden was maatregelen te nemen om het vereischte evenwicht te herstellen? 3. Welke bepaalde feiten, gebeurtenis sen of gedragingen hebben aanleiding ge geven tot het besluit om aan de brigade ;n. marechaussee te Oss opdracht te gaven zich tot nader order opsporings diensten te onthouden 4. Wat is den minister bekend van de betrekkingen tusschen gemeentebestuur of gemeentepolitie en de leiding der 'bri gade van de marechaussee te Oss, op welk tijdstip is een minder goede verhou ding hem bekend geworden en welke maatregelen stelt de minister zich voor te nemen, teneinde deze verhouding op goede basis te regelen? 5. Acht de minister het uit een oog punt van algemeen justitieel beleid juist, in omstandigheden als die te Oss aanwe zig zijn, de brigade der Kon. Marechaus see surveillance en bewakingsdiensten te laten doen, blijkbaar ook in het territoir der gemeentepolitie, terwijl de brigade haar voornaamste taak waarvoor zij, des tijds is verstrekt, niet mag uitoefenen? 6. Moet de minister niet erkennen, dat het gevoel van rechtszekerheid kan zijn aangetast door ingrijpen op een oogen- blik dat gerechtelijk onderzoek werd ge daan in andere kringen der bevolking dan die waarin sinds 1935 misdrijven werden opgespoord en tot berechting ge bracht en op welke wijze stelt hij zich dan voor de waarborgen voor rechtsze kerheid gelijkelijk voor alle bevolkings groepen te herstellen of te versterken? Antwoord van den Minister. De Minister van Justitie de heer G o s e 1 i n g, is den interpellant dankbaar voor zijin initiatief. Spr. is niet zoo naïef geweest te meenen, dat deze zaak schriftelijk zou kunnen worden op gehelderd. De snelle beantwoording van de vragen van den heer Wijnkoop bedoel de den weg te banen voor een interpel latie. Er zijn twee systemen van controle in de wereld. Het ééne ruimt overheidsper sonen op groote schaal op, het andere 'kent tweezijdige ministerieele verantwoor- door Catharine D. Bell. (Vrij naar het Engelsch.) 45.) _o_ Het lied was ten einde en de drukte in het vertrek deed haar kijken, wat er gebeurde. De bedienden plaatsten ver- frisschingen op de tafel, die in het mid den stond. Ieder verliet zijn plaats. Nan nie moest uit haar schuilhoek te voor schijn komen en de blikken van het ge zelschap weer ontmoeten, en, wat ze het ergste vond, ook die van Maude. Ze rust ten al op haar, de oogen zoo verlangend onderzoekend. Maude zag haar op het zelfde oogenblik, dat ze van achter het gordijn kwam en was nieuwsgierig, wat die droeve blikken wel konden beteeke- uen. Nannie trilde, toen haar vriendin op de haar besliste manier naar haar toe kwam. Ze durfde haar blik niet ont moeten. Ze voelde zich als een schuldige voor haar. Na een haastigen blik in het donkere hoekje, waaruit Nannie te voor schijn was gekomen, vroeg Maude: „Waar is Edgar?" „Ik weet het niet", was alles wat Nan nie kon uitbrengen met zachte, trillende stem. delijkheid jegens de Kroon en jegens de volksvertegenwoordiging. De laat ste verantwoordelijkheid draagt spr. vrijmoedig en met volle overtuiging. Het verheugt hem meer te kunnen mededeelen dan strikt noodig zou zijn ter beantwoor ding van de vragen van den heer Drop. Vooraf laat spr. een vermaan gaan tot be zinning. Deze is niet overal in den lande betracht. Men moet nuchter zijn en het vereischte evenwicht in stand houden. Noch door gerucht, noch door lichtvaardig oordeel, noch door verdachtmaking zal de regee ring zich hiervan laten afbrengen. Te recht maakte de interpellant onderscheid tusschen ingrijpen in zaken, die behoo- ren onder de zelfstandige rechterlijke macht, en in zaken, die bijl de politie be rusten. Van de brigade te Oss zullen de leden worden overgeplaatst; tot nader order zullen de leden zich van opsporingson derzoek hebben te onthouden. Andere diensten kunnen zij verrichten en een brigade zal te Oss blijven gestationneerd. Het optreden der marechaussee heeft ernstige fouten vertoond. Spr. kan niet de dossiers geheel openen. De heer Rost van Tonningen: Wel zorgen dat ze wegraken. De heer A1 b a r d a: Ge zjjt in Ne derland. De Minister zegt voor goedwillen- den feiten te willen noemen. Hij wij'st te rug de wijze van beschouwing, die in vele dagbladen is toegepast. Het gaat vol gens die bladen tegen de door H. M. ge decoreerde brigade. Spr. heeft afschuw daarvan en H. M. de Koningin zou do eerste zijn, die een dergelijk betrekken van Hlaar Persoon af zou keuren. Spr. noemt het onbehoorlijk en ongehoord. De brigade te Oss telt 20 man, Daarvan zijn er in 1935 vier gedecoreerd. Daarvan zijln er nog twee in Oss. Van degenen die in 1935 aan het opsporingsonderzoek heb ben deelgenomen, zijn er nog vier in Os. Wat speelt men nu met die decora ties uit? De regeering zal zich het orgaan der marechaussee niet uit'de hand laten wrin gen. Spr. zoekt de fouten niet in de mare chaussee, doch in de overmaat van lof, aan de stoere kerels die ook menschen zijn, toegezwaaid. Spr. is met zijn ambtgenoot van Bin- nenlandsche Zalken in contact gebleven, en uit een recent onderzoek is komen vast te staan, dat het den burgemeester van Oss noch aan tact, noch aan voort varendheid heeft ontbroken. Met zijn ambtgenoot van Defensie 'heeft spr. geen oogenblik verschil van meening gehad. Men houde in het oog, dat de marechaus see in de eerste plaats een politiecorps is. Uit de omslachtigheid van de bevoegd- hedenconstructie zouden moeilijkheden kunnen ontstaan, doch alle m u- taties en alle maatrege len tot het terrein van De fensie behoor end, zijn met volle instemming en met volle verantwoordelijkheid van den minister van De fensie geschied. Op de derde vraag van den interpellant antwoordt spr. het volgende: Het eerste feit wat spr. in dit verband ter oore kwam, was de arrestatie van een indu strieel te Oss. Die zaak heef haar normale verloop. De verdachte is in arrest gesteld. Er is nooit aan gedacht, hem daaruit te ont slaan en het onderzoek voor den rechter commissaris is in een vergevorderd sta dium. Spr. wil wijzen op de lofwaardige activiteit der brigade in deze. Intusschen moet men haar niet verheerlijken over iets, wat zijl niet gedaan heeft. Een der slachtoffers heeft mededeeling aan de marechaussee gedaan en hieraan is het te danken geweest, dat deze de zaak in handen kon nemen. D'e gedragingen in andere strafzaken hebben met de zaak-Organon niets te ma ken. Spreker zegt dat met opzet, omdat er door verband te leggen met de zaken waarin de Kon. Marechaussee heeft ge faald, een sfeer van verdenking wordt geschapen. Een wachtmeester, die in deze zaak ge speurd heeft, heeft aan den procureur- generaal in een rapport verzekerd, dat een dergelijk verband niet bestaat. Men zal zich dus de sensaties van dit verhand van de uitdijlende olievlek moeten ont zeggen. Spr. komt tot de zaak van den „dusgenaamden hankie r". Men heeft dezen man onmiddellijk on der de geldmagnaten willen indeelen; ten onrechte, want hijl verzorgt assurantiën en is commissionair in effecten. De arrestatie geschiedde te 15 uur, het vervoor in een open zijspan der ma rechaussee onder groote publieke belang stelling. Te 16 uur werd een huiszoeking verricht. Spr. heeft voor zich een rap port van den huiszoekenden wachtmees ter. Van de huiszoeking zegt deze, dat het bevel van den officier van justitie niet kon worden afgewacht. De huiszoeking was dus voor verantwoording van den wachtmeester. De officier had te voren wel over ar restatie gesproken, doch geen opdracht gegeven. De rechtercommissaris had de huiszoeking uit de krant vernomen. Na sluiting van het vooronderzoek heeft de officier den verdachte beteekend, dat de zaak niet verder zou worden ver volgd. De zaak tegen den „bankier" is thans dus finaal afgesloten. "Wat waren nu de feiten, die tot het optreden 'hadden geleid? Een assurantie nota van 1931, welke een verschil van f 27 vertoonde, welk verschil reeds lang was geregeld en voorts beweerde onregelma tigheden als penningmeester van een waterschap. Bij' navraag bij de provin ciale autoriteiten bleek de laatste zaa'k volkomen in orde te zijn. Do marechaus see had intusschen een archief terug gaande tot 1600 in beslag genomen. Een andere zaak geldt het onder zoek tegen twee geestelij- k e n. De marechaussee heeft getuigen ge hoord, die spr. niet nader zal kwalificee- ren, o.a. ook getuigen uit Dten Haag. Men had ald.u3 spr. kunnen ver wachten, dat bij zoo veel ijver nu ook de verdachten zouden worden gehoord. Bij informatie van spr. bleek, dat dit niet geschied was, omdat er geen verdachten waren. Uit de rapporten van de mare chaussee in het geval tegen den pastoor A. blijkt, dat in geen der gevallen van strafbare feiten sprake was. De reis naar Den Haag naar een adspi- rant-getuige leverde op, dat de vrouw 36 jaar was en de feiten, die gepleegd zouden moeten zijp, stamden uit 1918 tot 1922. D'e zaak tegen een anderen geestelijke was een onderzoek, dat reeds in 1931 gedeponeerd was. E!en vrouwelijke ge tuige die in 1931 de feiten ontkend had, kwam thans op deze verklaring terug. De feiten zouden uit 1923 stammen. Men heeft in deze zaak toen een jongen van 19 jaar gehoord over een feit uit 1931. Men heeft hem op zeer ontactische wijze verhoord. Toen hij het feit ontkende, heeft men er een individu biji- gehaald, dat 18 veroordee lingen achter den rug heeft en waarvan een wachtmeester verklaarde, dat hij', de eenige die de be schuldigingen staande hield, zich te O'ss beestachtig heeft gedragen. Moet men spr. nu vragen, waarom hij 'het onderzoek in deze zaak niet heeft doorgezet? De officier van justitie heeft den minis ter geschreven, dat in do laatstgenoemde zaak geen overleg met hem was gepleegd. Een ander geval, waarin een onderzoek is geopend, betreft een ruzie tusschen een winkelier en zijn bediende. Over deze ci viele kwestie, f 13.66 betreffend, is de winkelier een nacht op de kazerne gehou den. Een jongen, die aangehouden was wegens overtreding van de vuurwapenwet werd een nacht vastgehouden. D'en vol genden morgen kwam de familie bij de gemeentepolitie klagen, dat de rug van den jongen er zoo uit zag. Spr. heeft de zaak in onderzoek, maar hij heeft ern stige verdenking. Dit alles heeft Spr. overtuigd, dat de overmaat van lof den ambtenaren tot overijver heeft gedreven. Spr. heeft den divisiecommandant en den inspecteur van het wapen der marechaussee inzage der dossiers gegeven. Beiden waren ontzet. Toen heeft spr. met hen en de andere be trokken autoriteiten overleg gepleegd. Het slot was de maatregel van 1 April. Daar bij' is niet de brigade geschorst, doch den leden der brigade beperking opgelegd. Als de mutaties hebben plaats gehad, zal de brigade haar werkzaamheden weer kun- Honderd apen, die het hoogerop zochten vliegtuig naar Een groote collectie Britsch-Indische apen werd Dinsdag van Schiphol per Londen vervoerd. D'e vreemde passagiers even voor het inladen. Maude deed geen verdere vragen, bracht Nannie niet verder van streek door aan te dringen. Maar ze bleef naast haar om haar aan de opmerkzaamheid te onttrek ken en haar nu en dan door een vrien delijken glimlach, een lichte aanraking van de hand te verzekeren, dat ze een vriendin naast zich had. Toen het gezelschap zich rond de tafel verzamelde, werd Edgars afwezigheid na tuurlijk opgemerkt en ieder vroeg, waar hij gebleven was. „Vraag maar eens aan Nannie Colville", zei mevrouw Gray plagend, maar ze wist niet, hoe smartelijk die woorden haar vroegere vriendin aandeden. Nannie voelde zich te ongelukkig om iets terug te zeggen, maar Maude was klaar om haar te verdedigen. Het hoofd je fier omhoog heffend, wierp ze mevrouw Gray een blik vol verachting toe, voor ze zich tot de gastvrouw wendde om haar broer voor zijn schijnbare onbeleefdheid te verontschuldigen. Hij had dien dag een langen tocht gemaakt. Misschien had hij zich te vermoeid gevoeld om nog van eenig nut te zijn en was daarom naar huis gegaan. Dit klonk vrij aannemelijk en als Nannie's vuurroode wangen en neergeslagen oogen al eenige achterdocht wekten, dan werd daar toch in ieder geval geen uiting aan gegeven. Vroeg op den avond hadden de Shel- Lurnes afgesproken, Nannie thuis te bren gen. Ze hadden hun rijtuig wat vroeger dan andere gasten besteld en het was een ware uitkomst voor de twee meisjes, toen het werd aangekondigd. Voor Nannie echter was het geen on vermengd genoegen. Alleen al bij de ge dachte Maude te moeten vertellen, wat er gebeurd was, werd ze zenuwachtig en ze was er niet zoo erg gerust op, wat Maude wel zou denken en voelen. En dat was nu juist iets, waarover Maude zelf ook in het onzekere verkeerde. Ze ver moedde, dat Edgar zichzelf verraden had en dat Nannie hem ontmoedigd had; maar daarop was ze voorbereid. Ze wist maar al te goed, hoeveel Nannie's leven en gevoelens werden beïnvloed door haar godsdienst. En ze had nauwelijks ge hoopt, dat haar vriendin zou toestemmen in een vereeniging met iemand, die zoo onverschillig was op dit punt als Edgar. Wat ze had gehoopt en gewenscht, was, dat Edgar nog wat langer geduld zou hebben gehad, tot Annie's gevoelens voor hem wat dieper zouden zijn geworden tot haar invloed hem wat meer zou heb ben gemaakt zooals Maude zoo wel als Nannie hem wilde hebben. En ofschoon aan deze hoop voorloopig de bodem was ingeslagen, toch wanhoopte ze niet. Nan nie had Edgar misschien terug gewezen. Maar als hij maar standvastig stond om haar meer waardig te worden, dan zou een tweede poging mogelijk meer succes hebben. De afstand tusschen Grange Law en Seatown was niet groot, zooals we weten en een deel ervan had Maude noodig om Nannie een beetje tot kalmte te brengen voor ze het kon wagen over het onderwerp, dat haar zoo geheel vervulde, te beginnen. Ze begon over haar oude speelmakker, Caroline Barten en merkte op, dat haar huwelijk er haar niet beter op had gemaakt. „Neen, dat mag je wel zeggen", riep Nannie uit, blij een neutraal onderwerp van gesprek te hebben. Ze was vroeger zoo aardig. Maar vanavond vond ik haar dat allesbehalve." „De schuld van haar echtgenoot, denk ik", zei Maude. „Hij is er den man niet naar om een meisje beter te maken." „Bovendien", zei Nannie, „vermoed ik ik weet het niet maar ik vermoed, dat Caroline niet zoo heel veel om hem gaf; dat ze alleen maar met hem getrouwd is, omdat ze zich thuis niet erg gelukkig voelde. Te trouwen zonder waarachtige liefde moet iemand kwaad doen iemands karakter schaden." „Dat zal nooit het geval zijn, Nan", zei Maude, met plotseline ontroering, „als wat ik zoo vurig hoop, nog mogelijk is." „O, Maude, het is niet zooals je denkt", viel Nannie haar in de rede. „Ik..." Ze kon niets meer uitbrengen, heete tranen verstikten haar stem. Aan bestuurders van motorrijtuigen zullen hoogere eischen worden gesteld. Ook Minister van Buuren is, naar hij in de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer inzake de begrooting van het Ver- keersfonds opmerkt, van meening, dat al het mogelijke gedaan behoort te worden tot vermindering van het aantal verkeers ongevallen. De ministers van Justitie en van Bin- nenlandsche Zaken hebben, mede op aan dringen van hot Departement van Wa terstaat, reeds het hunne er toe bijgedra gen, dat de Rijks- en gemeentepolitie in het bijzonder toezicht houdt op de nale ving vau de bepalingen, welke verzeke ring van de verkeersveiligheid ten doel hebben. Ten aanzien van de voetgangers zullen bepalingen worden opgenomen in het Wegenverkeersreglement. Omtrent het in grooten getale naast el kander rijden van wielrijders op den rij* weg, wordt opneming van een bepaling in het wegenverkeersreglement overwo gen. Omtrent de medische keuring van aan vragers van rijlbewijzen zullen nieuwe voorschriften worden gegeven, welke het in grootere mate dan thans het geval is mogelijk zullen maken, lichamelijk of gees telijk ongeschikte bestuurders van den weg te weren. De Wegenverkeerswet opent de mogelijkheid bij vernieuwing van het rijhewijs opnieuw medische keuring te vorderen; het ligt in het voornemen krachtens de nieuwe wet hoogere eischen aan bestuurders van motorrijtuigen te stellen. Of bijzondere maatregelen zullen moe ten worden genomen om aan de geuite bezwaren inzake het verhuren van motor- rijtuigen zonder chauffeur tegemoet te komen, zal nader worden overwogen. Inzake het vraagstuk van de verlich ting van een aantal wegen van het rijks- weglenplan hoopt, de minister spoedig- een beslissing te kunnen nemen. nen aanvangen. Geen enkel onderzoek is gestaakt. Zooal3 'het was mocht het niet blijven. Ten slotte zegt spr.: De eer van het corps is niet aangetast. Zij zal dit slechts kunnen worden door avoreehtsche verde diging. Dezer dagen kreeg spr. een tele gram uit Den Bosch, waarin de officieren en manschappen van de divisie der Kon. Marechaussee aldaar ter gelegenheid van het 120-jarig 'bestaan hem de verzekering gaven van hun nauwgezette plichtsbe trachting. Zij, die van wantrouwen loven, schake len zich uit van hen, die opbouwend ar beiden. Gezagshandhaving sluit ook in een erkenning van de rechten van bur gers. Hierop volgde nog een uitvoerig debat. De heer Drop toonde zich in hoofd zaak bevredigd. Hij oordeelde dat het rel letje nu uit moet zijn. In denzelfden geest sprak ook de heer Wen delaar (Lib.) De heeren Rost van Tonnin gen (N. S. B) en K e r s t e n (S. G.) daarentegen poogden er een politiek zaak je van te maken wat evenwel niet gelukte. Toen eenige N. S. B.-ers op de pühlieke tribune 'houjzee gingen roepen, liet de voorzitter de tribune ontruimen. D'e heer J o e k e s (V. D.) deed goed met -er op te wijzen, dat, in tegenstelling met fascistische staten, deze dingen open lijk in het parlement kunnen worden be sproken. De heer De 'Geer ('C. H.) verklaarde uit de rede van den minister den stelligen indruk te hebben gekregen, dat deze naar eer en geweten en zonder verwerpelijke nevenmotieven heeft gehandeld. Des te meer stelt spr. er prijs op dit- te verklaren daar hij begrijpt, dat deze plichtsbetrach ting den minister moeilijk moet zijn ge vallen wegens den schijn, dien hij op zich laadde. Indien de minister den gang van het recht opzettelijk ten opzichte der geesto- lijken zou hebben gestuit, zou dit verwer pelijk zijn geweest. Dit heeft de minister niet gedaan, hetgeen al blijkt uit de vele andere zaken door den minister genoemd, waarin de marechaussee kennelijk het Maude was diep met haar begaan. Ze sloeg haar ai-men om haar vriendin heen, trok haar tegen zich aan en suste en lief koosde haar, als was ze een verdrietig klein meisje. „Heb er maar geen verdriet over, lief ste Nannie", fluisterde ze; „het is immers te overkomen, zelfs al had je hem afge wezen." „Maar dat heb ik niet gedaan, Maude. O, Maude, dat is het niet. Hij heeft niets gezegd. Ik heb niet dat is, ik heb ik heb hem alleen maar verteld, dat ik met Angus verloofd ben dat ik al een heele poos met hem verloofd ben." Met een krachtige poging tot zelfbeheersching wist ze die woorden haastig maar duide lijk te zeggen. Ze klonken Maude al heel bitter in de ooren, daar ze voor goed een einde maak ten aan haar verwachtingen een eind zoo beslissend, zoo weinig verwachtIn het eerste oogenblik van bittere teleur stelling was ze boos op haar vriendin. Op een anderen tijd, in een ander geval zou ze de beweegredenen, tot die geheim houding, zelfs voor haar, best hebben kun nen begrijpen en meevoelen. Maar nu was ze te pijnlijk aangedaan, te boos om na te denken. Koel trok ze zich in een hoek je van het rijtuig terug; koel zei ze: „En dat heb je me nooit verteld?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 5