DE ZEEUW
TWEEDE BLAD
TANTE AILIE
Ie
>p.
en
De
>e-
iet
k.
rs - Horloges
Jonge Gz.
fct Goes
ISJE
agd.
t 27, Goes
Ikrijnsek en
|CapelIe (Z.-B.)^
CAR en Bintjes
ars, en Zeeuw-
bnte Poters.
(balkenenpe,
63, Biezelingf-
De erkenning van Italië's
souvereinileit in Abessynië.
Uit de Provincie
Beperking vestiging en
uitbreiding van bedrijven.
g te koop: zoo
'ASEN,
platten bak en
SYE, Vijfwegen,
|en 1 April ge-
DE voor dag en
1 koken en zelf-
r.g.v., goed loon.
7—8 uur Bad-
3TBODE
melken, of ge-
D. ZANDIJK,
|de.
Iterlng voor elk
leiboomen, klim-
|n tuinen, boom-
jrsus voor tuin-
j. diensten. J. C-
fekerke, Tel. D.
IrEN:
knten van ver-
I selectieteelt, ad
fan dienstperso
I advertentie ij1
b.75, altijd doel-
VAN
VRIJDAG 11 MAART 1938, Nr 137.
Interpellatie-Wijnkoop in de Tweede
Kamer.
Gevoelsargumenten en feiten.
In de Tweede Kamer was gisteren aan
de orde de interpellatie-Wijnkoop inzake
de erkenning van den Koning van Italië
als Keizer van Abessynië,
De heer W ij n k o o p (comm.) vraagt
zich af, waarom de Regeering dezen stap
heeft gedaan. In de betrekkingen met Ita
lië viel niets te regulariseeren.
Wat is bet Nederlandsche belang ge
weest bij dit initiatief? Deze stap is in het
nadeel geweest van de belangen der klei
ne staten, welke door de fascistische
machtsbegeerten worden bedreigd en in
strijd met het internationale recht èn in
strijd met het Volkenbondspact.
De heer Wijnkoop besloot zijn rede met
het stellen van een aantal vragen aan den
minister van Buitenlandscbe Zaken.
De beer Patijn, Minister van
buitenlandsche zaken, zegt,
dat hij weinig nieuwe gezichtspunten zal
kunnen openen.
Als gezant te Rome heeft spr. de groote
nadeelen voor onzen handel gezien, welke
uit de sancties voortvloeiden. Daarvan
maakt spr. geen verwijt aan de toenma
lige ï?geering. Wij' waren ertoe verplicht.
De sancties hebben geen gevolg gehad, de
slag is verloren.. Er is geen meeningsver-
schil over mogelijk, dat van het oude ge
zag in Abessynië niets meer over is, al is
er dan nog misschien niet alles pais en
vree.
In October j.l. hing de erkenning van
den koning van Italië „als keizer van
Ethiopië" overal in de lucht. In diploma
tieke kringen was het gemeengoed, dat
deze erkennig spoedig zou komen, ook
van de zijde van Engeland en Frankrijk.
Als deze staten waren voorgegaan, had-
den wij moeten volgen. Dit zou in het ge
heel niet eervol voor ons zijn geweest.
Aan den vroegeren toestand waren
groote nadeelen verbonden, Het gaat hier
niet alleen om kapitalistisohe belangen.
Ook de werkman heeft er belang bij, dat
het Nederland goed gaat-.
Dat er eenige ontspanning in Europa
is bereikt, blijkt uit den zeer objectieven
barometer, uit de beurs.. Dat de stap ach
terwege had moeten blijven, nadat Italië
geweigerd had tot den Volkenbond terug
te keeren, kan spr. niet onderschrijven,
daar het doel van den stap niet was Ita
lië in den Volkenbond te houden.
Men moet scherp onder
scheiden tusschen een er
kenning van het feit en eei
erkenning van de oorza
ken van het feit. Spr. verklaart
nog eens, dat deze stap geenszins een
goedkeuring inhoudt van hetgeen vroeger
is geschied.
De heer W ij n k o o p (Comm.) repli
ceert. Hij zegt, dat men de overweldiging
van België in 1914 toch ook niet heeft er
kend. Nederland zou zich meer aan de
Volkenbondsverplichtingen hebben moe
ten houden.
De regeering heeft geen enkele ont
spanning bereikt, doch de bestaande ge
varen doen toenemen.
De heer De Geer- (C.H.) wil in het
midden laten of het gewenscht was, dat
Nederland op eigen gelegenheid deze stap
heeft gedaan.
Noch de erkenning de facto, noch die
de jure, houden volgens den minister een
goedkeuring van hetgeen voorafgegaan
is in.
Natuurlijk zouden wij1 niet ten eeuwi
gen dage de erkenning hebben kunnen
weigeren. Thans echter ziet men in de
erkenning een krans voor de voeten van
den overweldiger neergelegd.
Spr, wijst op den Boerenoorlog, bij
welks uitkomst wijl ons hebben neerge
legd. Bij hetgeen onder Gods toelating tot
F EUI LLETON
door Catharine D. Bell.
(Vrij naar het Engelsch.)
25) _o_
Angus had nu zijn zelfbeheersching
herwonnen. Hij ging naast zijn oom
staan en antwoordde met rustigen, man-
nelijken ernst, die hem goed afging:
„Misschien heeft u zelf weinig onder
vinding op dat punt. Maar hoe licht u
°ok mag denken over mijn gevoelens
voor Nannie Golville, ik beschouw haar
als mijn vrouw. Ik weet, dat ik haar pre
cies hetzelfde verschuldigd ben, als wan
neer ze mijn vrouw zal zijn. Ik kan niet
toestemmen in een belofte, waardoor ik
verplicht zou zijn van haar weg te blij
ven, ook als ze mijn hulp noodig heeft,
n ziekte, leed of moeilijkheden moet ik
u macht hebben haar te helpen, bij
aar te zijn. Als u mijn gevoelens kon
hegrijpen, zou u weten, dat ik gelijk heb."
„Waarom spreek je tegen mij over zulke
mgen? Lijkt het je heel waarschijnlijk,
ik zou gelooven, dat een man niet le
nt of werken kan zonder zijn vrouw?"
stand is gekomen, al begrepen wij het
vaak niet, moeten wij ons neerleggen.
Spr. heeft den aanval van Abessynië een
misdaad geacht en een schande voor de
Europeesche beschaving. De sancties zijn.
door spr. dan ook met warmte gesteund.
Dat oordeel blijft ongewijzigd bestaan, al
leggen wij ons dan ook bij de feiten neer.
Is er reden af te wijken van den ouden
stelregel? Velen meenen, dat de kleine
staten nul flink moeten zijn en gedaan on
recht niet moeten erkennen. Doch deze
geestesgesteldheid is niet Christelijk.
De heer S m e e n k (A.R.) meent, dat
ae regeering de bedoeling heeft gehad in
net belang van ons land te handelen. Wat
nu het hoofdmotief is geweest, de ver
betering der diplomatieke betrekkingen
met Italië of wel de ontspanning in Euro
pa, is niet duidelijk.
Wat geschied is, kan onze goedkeuring
niet verkrijgen. De erkenning van een vol
dongen feit houdt echter geenszins de
goedkeuring van gepleegd onrecht in.
Spr. ziet niet in, dat het in strijd
is met onze zelfstandigheidspolitiek, dat
wij niet op de beslissing van den Vol
kenbond hebben gewacht.
Dje heer Rost van Tonningen
(N.S.B.) meent, dat interpellaties niets
aan de houding der Regeering vorande-
ren. De politieke pai tijen benutten dit
middel alleen voor partijpropaganda.
Spr. verzet zich tegen de gedachte,
dat Nederland als een schaap de groote
mogendheden zou volgen. Bij de woorden
van minister Patijn hieromtrent, heeft
spr. in zich trots gevoeld een volksge
noot van dezen man te zijn. (Gelach.)
De beer Bongaerts (R.K.) meent,
dat men zich moet beperken tot de
eigenlijke kwestie, namelijk die der ge
loofsbrieven.
Nederland is met zijn overzeesch ge
bied een belangrijke mogendheid. De ver
bindingslijn tusschen zijn gebied loopt
door de Middellandsche Zee. Het heeft
daar eigen belangen. Het is dan ook
vanzelfsprekend, dat Nederland zelfstan
dig is opgetreden en daarmede een
steentje heeft bijgedragen tot de Euro
peesche ontspanning.
De heer Albarda (S.D.) zegt, dat
niemand houdt van mosterd na den
maaltijd en dat de Kamer dan ook niet
een uitspraak verlangt welke het prestige
der regeering zou aantasten.
Het gaat om een erkenning; of dat de
facto of de jure is, is bijzaak, de erken
ning is de hoofdzaak. De minister wil
een feitelijke waarheid erkennen. Is die
er wel? De heerschappij van Italië in
Abessynië is nog geenszins een vast
staand feit.
Spr, acht de houding van den minis
ter betreurenswaardig en afkeurenswaar
dig.
Dé beer Bierema (Lib.) acht het
eveneens onjuist, dat een erkenning van
een feit gelijk zou staan met een erken
ning van de oorzaken.
Al had spreker liever gezien, dat de
stap niet was gedaan, meent hij toch
achteraf in een voor ons land zoo be
langrijke zaak geen stem van afkeuring
te kunnen uitbrengen.
De heer J o e k e s (V.D1.) is van oor
deel, dat de houding, welke Nederland
heeft aangenomen, niet in overeenstem
ming geweest is met zijn rechts- en mo-
reele verplichtingen en met de bevorde
ring van den vrede.
De heer Van Houten (C.D.U.) is
het grootendeels eens met den heer De
Geer. De minister heeft overhaast en te
zelfstandig de erkenning tot stand ge
bracht. In de redeneering van den minis
ter heeft elk ethisch element ontbroken.
Hier is geen sprake van zelfstandigheids-
politiek. We hebben alleen gespeurd,
waar materieel gewin is.
Minister Pat ij n zegt, dat het al
leen ging om een maatregel die alleen
economisch bedoeld was, de sancties. Er
zijn te veel punten van verschil met de
bezetting van België in 1914 om daar
thans op in te gaan. De regeering heeft
geenszins gezegd, niets meer te maken te
hebben met den Volkenbond, doch dat er
van de collectieve veiligheid niet veel
meer te verwachten is.
Dat er rust is in Abessynië, heeft spr.
niet gezegd, maar wel dat de heerschap
pij van Italië er een feit is.
D'e heer W ij n k o o p (Comm.) consta
teert ten slotte, dat de groote meerder
heid over den maatregel der regeering
niet opgetogen is, dat er geen ontspan-
i ning door is ontstaan en dat toenadering
tot de fascistische staten toegeven is aan
oorlogsgevaar.
Dammen.
De uitslag van d>en in de 2e klasse,
afd. 2 B van den Z.D.B. gespeelden wed
strijd tusschen Kapellel en Goes II luidt:
P. BostelaarF. v. d. Loo 20; S. v.
Welafwezig 2—0* J, A. MolJ.
Mange 11; M, -de Jagerafwezig
2—0*; F. v. Wel—J. de Jonge 1—1; C.
NieuwenhuizeP. Bliek 20; J. Bal
kenendeafwezig 20*; J. L. de Jager
M. Meulenberg 20; H. de BlaaijP.
Romijn 20; Z. de GroeneJ. Legerstee
20. Officieele uitslag 182 in 't voor
deel van Kapelile.
Gewonnen wegens niet opkomen.
MIDDELBURG.
De strategische positie van Nederland
en In verband daarmede de taak
van zijn weermacht.
Het Comité Middelburg en omstreken
van de Vereeniging voor Nationale Vei
ligheid hield gisterenavond een openbare,
vrij goed door 'burgers en militairen be
zochte vergadering in de bovenzaal van
St. Joris, welke door den voorzitter, Jhr
F. Beelaerts van Blokland werd geopend
met een bijzonder woord van welkom tot
den Commissaris der Koningin, den bur
gemeester en andere autoriteiten.
Na een inleidend woord van den voor
zitter sprak de generaal-majoor Jhr Th.
Alting van Geusau, commandant der le
divisie te 's-Gravenhage, over: „De stra
tegische positie van Nederland en in ver
band daarmede de taak van zijn weer
macht".
Spr. zeide te zullen aantoonen hoe
hoog noodig een behoorlijke weermacht
is, welke rol deze heeft te spelen, en
aan welke eischen zij moet voldoen. Men
zal daarbij tot ontstellende conclusies ko
men, als men boort hoe de toestand tot
voor kort is geweest. Men is echter nu
op den goeden weg. Publicatie van wat
spr. zeggen zal is niet 'verboden, doch
juist geboden.
Spr. behandelt dan eerst de strategi
sche positie van ons land, er op wijzen
de dat de kans, dat wij weer buiten een
volgenden oorlog zullen blijven, zeer ver
minderd is. In 1914 was de Rijn niet de
grens tusschen Frankrijk en Duitsch'land,
er waren bij Luik en Namen verouderde
forten. Nu heeft men langs den Rijn ver
sterkingen aan Fransche zijde Ook alle
oude fortenlinies zijn verbeterd en ge
moderniseerd en zelfs ook uitgebreid. Het
is alles beton en staal. Ook België beeft
vele nieuwe kazamatten langs de Oost
grens en de forten van Luik en Namen
zijn evenals die van Antwerpen ver
nieuwd, en ook bij Sant kwamen verster
kingen. Aan de oostzijde van Frankrijk
en België is alles hermetisch af te slui
ten, maar langs de noordgrens van Bel
gië is alles open en staat de deur ge
opend voor de troepen, die dan via Ne
derland zouden komen.
Spf. is neutraal en acht een schenden
van onze neutraliteit van verschillende
kanten mogelijk.
Inzake de duikbootenoorlog, zegt spr.,
dat die in 1914 net niet kon werken,
maar als men het nu eens net wel zou
willen doen zijn, dan zou men onze zee
havens willen en moeten hebben. Daarbij
komt dan nu de luchtoorlog en Baldwin
zeide het destijds: de basis voor de En-
gelsche luchtstrijdkrachten ligt bij den
Rijn.
De toestand is uitermate critiek. Als
wij toch buiten den oorlog zouden blijven,
dan zou dat grootendeels te danken zijn
aan een behoorlijke weermacht. Het is
wiskundig uitgesloten, dat wij ooit alleen
zouden staan tegenover een der groote
landen, maar wel zou ons leger een over-
wichtje in de balans kunnen leggen ten
bate van een der partijen, die bij dien
oorlog betrokken zouden zijn.
Het is goed te trachten door preven
tieve maatregelen den oorlog voor Neder
land te voorkomen en als dit mocht ge
lukken is een offer schier nooit te boog.
Niet wij beoordeelen de waarde van onze
weermacht; doch de eventueele oorlog
voerenden. Het oordeel over die weer
macht was in de 'buitenlandsche vakpers
weinig vleiend. Spr. toont aan, dat in
den oorlog wel degelijk een goede be-
zei mijnbeer Fleming met onverwachte
heftigheid. Maar bet volgend oogenblik,
nog voor Angus had kunnen spreken,
streek hij met zijn hand over zijn gelaat
en vervolgde op zijn gewonen drogen
toon: „Laten we er verder over zwijgen,
jonge man. Ik weet niet, wat mogelijk of
onmogelijk voor je is. Maar ik weet, wat
ik wil en ik verander nooit van een eens
genomen besluit. Deze concessie wil ik
nog doen als er eenig leed komt oyer
mijn achternichtje Nannie, laat ik de heele
zaak aan mijn zuster over; en als zij
meent, dat je aanwezigheid noodzakelijk
is, ontsla ik je tijdelijk van je belofte.
Maar je mag geen huwelijk sluiten, geen
bezoeken wisselen zonder mijn toestem
ming. Je zult alleen boer zijn, die twee
jaar, en noch verloofde, noch echtgenoot.
En nu, mijnheer", voegde hij er met stijve
beleefdheid aan toe, „zult u me wel wil
len verontschuldigen als ik een goeden
avond wensch. Ik heb nog heel wat te
doen, voor het nacht wordt, en daar ik
veronderstel, dat ge eerst nog wel eens
met uw vrienden zult willen spreken, voor
je tot een eindbeslissing komt, geloof ik,
dat we elkaar voorloopig niets meer te
zeggen hebben."
En Angus ging been met het gevoel,
dat een groot deel van de blijdschap uit
zijn hart, uit zijn toekomstig leven was
genomen. Hij was zoo ingenomen ge
weest met bet plan, had er zich zoo warm
voor gemaakt, bad zich al voorgesteld,
hoe zijn Nannie in het grijze, oude huis,
zou af en aan gaan, de ouderwetsche
donkere kamers opvroolijkend door haar
aanwezigheid. Het was hard, dit alles zoo
plotseling weer op te moeten geven. Want
het opgeven was, naar hij meende, het
menige, wat hij doen kon.
Toen hij echter thuis kwam, bemerkte
hij, dat tante Ailie een andere meening
toegedaan was. Ze kon het zich volkomen
indenken, dat hij er al heel weinig voor
voelde Nannie te verlaten en ze was ver
ontwaardigd, dat haar broer zoo'n voor
waarde bad kunnen stellen. Maar toch
meende ze, dat het hun plicht was het
plan te overwegen.
„Te overwegen." Dat was alles, wat
ze er eerst van zei. Maar bij elke volgen
de bespreking ging ze wat verder en
verder, tot Angus op zekeren dag plotse
ling tot de ontdekking kwam, dat bij er
zeer na aan toe was er zich van over
tuigd te voelen, dat hij toe moest geven.
Dapper vocht hij tegen die overtuiging.
Maar beide vrouwen waren tegen hem.
Tante Ailie bracht hem tot de erken
ning, dat het al heel onwaarschijnlijk
wapening, een invasie heeft voorkomen.
Als men vraagt hoe het thans met de
beteekenis van de weermacht is gesteld,
antwoordt spr., dat men moet denken aan
de uitrusting, geoefendheid van de sol
daten en geoefendheid van de aanvoer
ders.
Spr. wijst eerst op den luchtoorlog en
zeide, dat in den wereldoorlog de ver
houding van het buiten gevecht stellen
van een machine in de lucht of vanaf
den grond met kanonnen was 5:1. Nu
is het juist andersom. Men had tot voor
2 jaar practisch niets op dit gebied. Nu
heeft men de afweerkanonnen. 'Ook ge
vechtswagens en de pantserauto's zullen
binnenkort in dienst worden gesteld. Tot
voor een paar weken geleden, had men
geen kanonnen behalve één dat zoo oud
was als spr. zelf.
A'ls men vraagt hoe men in dezen toe
stand is geraakt, dan luidt het antwoord
dat de officieren en soldaten steeds pa
raat zijn geweest en nog zijn om hun
plicht te doen, maar men moet hun dan
toch ook goed materiaal geven. Het is
niet goed mogelijk in 5V2 maand de in
fanteristen voldoende af te richten. In
alle landen is de termijn veel langer van
duur. Vroeger was het hier ook 8 maan
den en nu zijn er veel meer zaken te lee-
ren.
De opleiding van zeserveofficieren gaat
goed, maar een fout is, dat ze geen troep
te commandeeren krijgen en dus gebrek
aan routine hebben.
Slechtgeoefende soldaten kunnen on
der goede leiding veel bereiken, doch om
gekeerd gaat het heelemaal niet.
Thans heeft men 11 maanden dienen
ingevoerd.
Hierdoor krijgt men 24 bataillons van
400 man, dus ongeveer 10.000 man in
fanterie dag en nacht gereed om de stra
tegische punten te bezetten. Ook is of
komt er veêl verbeterd materiaal door de
vorming van het defensiefonds, o.a. een
zeer belangrijk aantal luchtdoelkanon
nen. Bij de luchtvaartafdeeling komt
steeds nieuw materiaal, ook autovecht-
wagens zijn besteld en ten deele reeds
afgeleverd of staan afgeleverd te worden.
Men moet nu niet denken, dat wij er zijn.
Men moet beginnen met de vorming van
een groot aantal nieuwe beroepsonder-
öfficieren. Dat dit alles veel geld kost is
veroorzaakt door bet zoolang verwaar-
loozen van de weermacht.
Spr. komt dan tot het contingent. Van
de 75000 jonge mannen, die 'jaarlijks den
dienstplichtigen leeftijd bereiken, komen
er rond 20.000 onder de wapenen. Vol
gens spr. moet ieder er een eer in stel
len zijn vaderland te mogen dienen.
Het omgaan met personen uit verschil
lende kringen van hoog tot laag staalt
hen voor het verdere leven. D'at de ka
zernes in een minder goeden reuk staan,
is volgens spr. volkomen ten onrechte.
Trouwens er is daar veel verbeterd mede
dank zij het nuttige werk der veldpredi
kers en aalmoezeniers. Het contingent is
thans op 32.000 gebracht. Eerst was ge
dacht aan een contingent van 28Ó00 man
maar dan duurt het' 15 jaar voor men
op bepaalde oogenblikken over een vol
doend aantal geoefende personen kan be
schikken. Nu zal het 5 jaar duren, daar
na denkt men weer tot 28000 man te
kunnen teruggaan. Het aantal lichtingen,
dat wordt gemobiliseerd, thans 15, kan
verminderen en de ouderen worden zoo
veel mogelijk vrij gesteld.
Noodig is dat het Nederlandsche volk
niet op allerlei onderdeelen der plannen
aanmerkingen maakt, maar volkomen
vertrouwen stelt in zijn regeering en in
het werk der militaire autoriteiten.
Bij de 'bespreking vroeg o.a. de heer
Smeding waar de inleider o.a. sprak van
een open deur, of Zeéland dan niet zoo'n
beetje op den drempel staat. Vooral ook
in de positie van Zeeuwsch-Vlaanderen
wordt hier bijzonder "belang gesteld. Ten
.Slotte stelde spr. de vraag of de Zeeuw-
sche vliegvelden en met name het semi-
militaire vliegveld op Walcheren in de
luchtverdediging een plaats zal hebben.
De generaal mag alleen zeggen, dat men
Zeeland niet vergeten zal en dat het on
juist is, dat men alleen de waterlinie zou
willen verdedigen. Het Nederlandsche le
gér verdedigt heel Nederland. Inzake het
vliegveld kan spr. verklaren, daarvan
niets te weten.
De heer J. F. Heemskerk behandelde
vooral de kwestie van den algemeenen
dienstplicht. Komt vrijmoedig en spoedig
was, dat zich nog zoo'n mooie kans zou
voordoen.
„Fn", fluisterde Nannie, „als we deze
twee jaar geduld hebben, mogen we er
vrij stellig op rekenen aan het eind er
ven te kunnen trouwen. Als je iets an
ders zoekt zullen we waarschijnlijk lan
ger moeten wachten."
Hij ging nog eens naar Londen, maar
zijn vader had nog steeds alleen belang
stelling voor zijn jonge vrouw, en wilde
zich niet met de zaken van zijn zoon bezig
houden. Onder vrienden en kennissen
vroeg hij, of iemand hem soms aan een
baantje kon helpen, maar overal ontving
hij een afwijzend antwoord. Tante Ailie
trachtte het besluit van haar broer te
doen wankelen, maar vergeefs. En ein
delijk gaf Angus toe en teekende het con
tract, waarbij! hij1 voor twee jaar van
Grange Law en zijn beminnelijke mees
teres werd verbannen. In zijn schrijven
aan den heer Fleming, herhaalde hij voor
alle zekerheid nog eens, dat zijn oom
hem het recht gegeven had, mocht hij dit
gewenscht achten, het oordeel van zijn
tante in te roepen, of 't noodzakelijk was,
dat hij zijn verloofde opzocht. Het ant
woord van mijnheer Fleming was kort
en droog, maar bevredigend. Hij' was er
niet de man naar, schreef hij, om op zijn
Hel wetsontwerp door de Tweede
Kamer aangenomen.
Gistermiddag heeft de Tweede Kamer
de behandeling voortgezet van het wets
ontwerp houdende regeling betreffende
het beperken van de vestiging en van
de uitbreiding van bedrijven, waarin
eenige tak van nijverheid wordt uitge
oefend.
Aan de orde waren de amendementen
van den heer ir Vos (S.D.) op art. 3,
in hoofdzaak hierop neerkomend, dat ver
zoeken aan den minister tot het instellen
van een verbod van nieuw-vestiging of
uitbreiding in een bepaalden tak van be
drijf, kunnen worden ingediend door een
bedrijfsraad voor dien bedrijfstak, één of
meer ondernemers of door één of meer
organisaties van ondernemers of die van
arbeiders. Het artikel gewaagt van het
indienen van zulke verzoeken alleen door
één of meer ondernemers of één of meer
vereenigingen van ondernemers in een
tak van nijverheid.
De Minister van Economische
Zaken, de heer Steenberghe, heeft
geen reden, aan te nemen, dat het initia
tief van werkgeverszijde niet voldoende
zal zijn.
Mocht spr. zich vergissen, dan is nog
altijd mogelijk, daaruit de consequenties
te trekken. Bovendien ontvouwt spr. be
zwaren van practischen aard. Spr. wijst
de amendementen af.
De amendementen worden verworpen
met 56 tegen 24 stemmen; vóór de soc.-
dem., comm. en chr. democraten.
De heer Van der Goes van Na-
ters (S.D.) dient een amendement in
op art 10, om beroep op een beslissing
vatj den minister in zake een verzoek
tot" niet-vestiging of niet-uitbreiding mo
gelijk te maken op de Kroon; volgens de
wet moet het beroep weer bij den Minis
ter zelf worden ingediend.
Het amendement wordt, nadat de Mi
nister in zijn voorstel enkele wijzigingen
heeft aangebracht, verworpen met
57 tegen 26 stemmen (vóór de soc.-
dem., liberalen, communisten).
Het wetsontwerp wordt aan
genomen met 71 tegen 10 stemmen
(tegen de N.S.B., de Staatkundig-Gerefor
meerden, de Liberalen en de heer Weit-
kamp en Mevr. Mackay—ICatz, beiden Chr.
Historisch).
met algemeenen dienstplicht, roept spr.
de militaire autoriteiten toe.
De generaal verzekerde, dat hij ook
voor algemeenen dienstplicht is, maar hij
wees op het moeilijke, dit thans ineens
in het stelsel op te nemen.
Nadat nog enkele vragen waren ge
steld en beantwoord, volgde sluiting.
Loonen en arbeidsvoor
waarden voor taxi-chauffeurs
en huurauto-chauffeurs. B. en
W. hebben aan den Raad in de vergade
ring van 16 Februari naar aanleiding
van een vraag van den heer Paul, toe
gezegde uiteenzetting toegezonden, waar
om naar hun gevoelen, hun college niet ge
rechtigd is aan de huurauto- en taxi
vergunningen voorwaarden te verbinden,
die rechtstreeks de loonen en/of arbeids
voorwaarden der chauffeurs betreffen.
Art. 3 par. 47 der Bezuinigingswet
somt limitatief de onderwerpen op, no
pens welke voorwaarden aan taxi- en
huurauto-vergunningen mogen worden
verbonden. Loonen en arbeidsvoorwaar
den van chauffeurs komen niet in die
opsomming voor. 'Zouden deze toch in
de vergunningen worden opgenomen, dan
missen zij naar de opvatting van B. en
W., welke wordt gedeeld door de directie
der Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, rechtskracht.
Dat zelfde geldt volgens B. en W. ook
wanneer zij als voorwaarden zouden
stellen goedkeuring der loonen en ar
beidsvoorwaarden. Sommige gemeentebe
sturen hebben intusschen een ander
standpunt ingenomen, blijkbaar zich ba-
seerende op de toelating van voorwaar
den „die voor de veiligheid van het ver
keer worden vereischt". B. en W. kunnen
niet inzien 'hoe men daaronder met recht
„loonen en arbeidsvoorwaarden" kan
brengen. Om zulks aannemelijk te maken
wordt een beroep gedaan op' art. 27 der
eens gegeven woord terug te komen en hij
vertrouwde volkomen op het gezonde ver
stand van zijn zuster.
Ein daarmee moest Angus tevreden zijn.
Ook hijl had het volste vertrouwen in de
liefde en het verstand van zijn tante. Hij
wist zeker, dat mocht Nannie ooit in zor
gen of verdriet zijn, hij tot haar zou mo
gen komen. En dat was een heele troost.
Maar het was geen prettige gedachte, dat
hij haar in volle twee jaar niet, verwend
als hij was door hun dagelijkschen om
gang, zou mogen zien.
„Het is hard," morde hij op een avond
toen ze met hun drieën om tante Ailie's
haard zaten, „te denken, dat mijn oogen
in geen twee jaar op je opgewekt gezich
tje mogen rusten. Droevig zou ik het niet
graag zien. Ik kan dus alleen maar ho
pen, dat ik het heelemaal niet te zien zal
krijgen. En het is niet prettig zoo iets
te moeten wenschen, tante Ailie; ofschoon
hij uw broer is, is hij een hard man."
„Nïet zoo heel erg, alles wel be
schouwd," pleitte tante Ailie. „Je moet
niet vergeten, Angus, mijn jongen, dat er
niet veel menschen zijn, die voor jou zou
den hebben gedaan, wat hijj voor je ge
daan heeft. Hij had een zeker recht om
zijn voorwaarden te stellen."
(Wordt vervolgd.)