DE ZEEUW TWEEDE BLAD TANTE AILIE Ie >p. en De >e- iet k. rs - Horloges Jonge Gz. fct Goes ISJE agd. t 27, Goes Ikrijnsek en |CapelIe (Z.-B.)^ CAR en Bintjes ars, en Zeeuw- bnte Poters. (balkenenpe, 63, Biezelingf- De erkenning van Italië's souvereinileit in Abessynië. Uit de Provincie Beperking vestiging en uitbreiding van bedrijven. g te koop: zoo 'ASEN, platten bak en SYE, Vijfwegen, |en 1 April ge- DE voor dag en 1 koken en zelf- r.g.v., goed loon. 7—8 uur Bad- 3TBODE melken, of ge- D. ZANDIJK, |de. Iterlng voor elk leiboomen, klim- |n tuinen, boom- jrsus voor tuin- j. diensten. J. C- fekerke, Tel. D. IrEN: knten van ver- I selectieteelt, ad fan dienstperso I advertentie ij1 b.75, altijd doel- VAN VRIJDAG 11 MAART 1938, Nr 137. Interpellatie-Wijnkoop in de Tweede Kamer. Gevoelsargumenten en feiten. In de Tweede Kamer was gisteren aan de orde de interpellatie-Wijnkoop inzake de erkenning van den Koning van Italië als Keizer van Abessynië, De heer W ij n k o o p (comm.) vraagt zich af, waarom de Regeering dezen stap heeft gedaan. In de betrekkingen met Ita lië viel niets te regulariseeren. Wat is bet Nederlandsche belang ge weest bij dit initiatief? Deze stap is in het nadeel geweest van de belangen der klei ne staten, welke door de fascistische machtsbegeerten worden bedreigd en in strijd met het internationale recht èn in strijd met het Volkenbondspact. De heer Wijnkoop besloot zijn rede met het stellen van een aantal vragen aan den minister van Buitenlandscbe Zaken. De beer Patijn, Minister van buitenlandsche zaken, zegt, dat hij weinig nieuwe gezichtspunten zal kunnen openen. Als gezant te Rome heeft spr. de groote nadeelen voor onzen handel gezien, welke uit de sancties voortvloeiden. Daarvan maakt spr. geen verwijt aan de toenma lige ï?geering. Wij' waren ertoe verplicht. De sancties hebben geen gevolg gehad, de slag is verloren.. Er is geen meeningsver- schil over mogelijk, dat van het oude ge zag in Abessynië niets meer over is, al is er dan nog misschien niet alles pais en vree. In October j.l. hing de erkenning van den koning van Italië „als keizer van Ethiopië" overal in de lucht. In diploma tieke kringen was het gemeengoed, dat deze erkennig spoedig zou komen, ook van de zijde van Engeland en Frankrijk. Als deze staten waren voorgegaan, had- den wij moeten volgen. Dit zou in het ge heel niet eervol voor ons zijn geweest. Aan den vroegeren toestand waren groote nadeelen verbonden, Het gaat hier niet alleen om kapitalistisohe belangen. Ook de werkman heeft er belang bij, dat het Nederland goed gaat-. Dat er eenige ontspanning in Europa is bereikt, blijkt uit den zeer objectieven barometer, uit de beurs.. Dat de stap ach terwege had moeten blijven, nadat Italië geweigerd had tot den Volkenbond terug te keeren, kan spr. niet onderschrijven, daar het doel van den stap niet was Ita lië in den Volkenbond te houden. Men moet scherp onder scheiden tusschen een er kenning van het feit en eei erkenning van de oorza ken van het feit. Spr. verklaart nog eens, dat deze stap geenszins een goedkeuring inhoudt van hetgeen vroeger is geschied. De heer W ij n k o o p (Comm.) repli ceert. Hij zegt, dat men de overweldiging van België in 1914 toch ook niet heeft er kend. Nederland zou zich meer aan de Volkenbondsverplichtingen hebben moe ten houden. De regeering heeft geen enkele ont spanning bereikt, doch de bestaande ge varen doen toenemen. De heer De Geer- (C.H.) wil in het midden laten of het gewenscht was, dat Nederland op eigen gelegenheid deze stap heeft gedaan. Noch de erkenning de facto, noch die de jure, houden volgens den minister een goedkeuring van hetgeen voorafgegaan is in. Natuurlijk zouden wij1 niet ten eeuwi gen dage de erkenning hebben kunnen weigeren. Thans echter ziet men in de erkenning een krans voor de voeten van den overweldiger neergelegd. Spr, wijst op den Boerenoorlog, bij welks uitkomst wijl ons hebben neerge legd. Bij hetgeen onder Gods toelating tot F EUI LLETON door Catharine D. Bell. (Vrij naar het Engelsch.) 25) _o_ Angus had nu zijn zelfbeheersching herwonnen. Hij ging naast zijn oom staan en antwoordde met rustigen, man- nelijken ernst, die hem goed afging: „Misschien heeft u zelf weinig onder vinding op dat punt. Maar hoe licht u °ok mag denken over mijn gevoelens voor Nannie Golville, ik beschouw haar als mijn vrouw. Ik weet, dat ik haar pre cies hetzelfde verschuldigd ben, als wan neer ze mijn vrouw zal zijn. Ik kan niet toestemmen in een belofte, waardoor ik verplicht zou zijn van haar weg te blij ven, ook als ze mijn hulp noodig heeft, n ziekte, leed of moeilijkheden moet ik u macht hebben haar te helpen, bij aar te zijn. Als u mijn gevoelens kon hegrijpen, zou u weten, dat ik gelijk heb." „Waarom spreek je tegen mij over zulke mgen? Lijkt het je heel waarschijnlijk, ik zou gelooven, dat een man niet le nt of werken kan zonder zijn vrouw?" stand is gekomen, al begrepen wij het vaak niet, moeten wij ons neerleggen. Spr. heeft den aanval van Abessynië een misdaad geacht en een schande voor de Europeesche beschaving. De sancties zijn. door spr. dan ook met warmte gesteund. Dat oordeel blijft ongewijzigd bestaan, al leggen wij ons dan ook bij de feiten neer. Is er reden af te wijken van den ouden stelregel? Velen meenen, dat de kleine staten nul flink moeten zijn en gedaan on recht niet moeten erkennen. Doch deze geestesgesteldheid is niet Christelijk. De heer S m e e n k (A.R.) meent, dat ae regeering de bedoeling heeft gehad in net belang van ons land te handelen. Wat nu het hoofdmotief is geweest, de ver betering der diplomatieke betrekkingen met Italië of wel de ontspanning in Euro pa, is niet duidelijk. Wat geschied is, kan onze goedkeuring niet verkrijgen. De erkenning van een vol dongen feit houdt echter geenszins de goedkeuring van gepleegd onrecht in. Spr. ziet niet in, dat het in strijd is met onze zelfstandigheidspolitiek, dat wij niet op de beslissing van den Vol kenbond hebben gewacht. Dje heer Rost van Tonningen (N.S.B.) meent, dat interpellaties niets aan de houding der Regeering vorande- ren. De politieke pai tijen benutten dit middel alleen voor partijpropaganda. Spr. verzet zich tegen de gedachte, dat Nederland als een schaap de groote mogendheden zou volgen. Bij de woorden van minister Patijn hieromtrent, heeft spr. in zich trots gevoeld een volksge noot van dezen man te zijn. (Gelach.) De beer Bongaerts (R.K.) meent, dat men zich moet beperken tot de eigenlijke kwestie, namelijk die der ge loofsbrieven. Nederland is met zijn overzeesch ge bied een belangrijke mogendheid. De ver bindingslijn tusschen zijn gebied loopt door de Middellandsche Zee. Het heeft daar eigen belangen. Het is dan ook vanzelfsprekend, dat Nederland zelfstan dig is opgetreden en daarmede een steentje heeft bijgedragen tot de Euro peesche ontspanning. De heer Albarda (S.D.) zegt, dat niemand houdt van mosterd na den maaltijd en dat de Kamer dan ook niet een uitspraak verlangt welke het prestige der regeering zou aantasten. Het gaat om een erkenning; of dat de facto of de jure is, is bijzaak, de erken ning is de hoofdzaak. De minister wil een feitelijke waarheid erkennen. Is die er wel? De heerschappij van Italië in Abessynië is nog geenszins een vast staand feit. Spr, acht de houding van den minis ter betreurenswaardig en afkeurenswaar dig. Dé beer Bierema (Lib.) acht het eveneens onjuist, dat een erkenning van een feit gelijk zou staan met een erken ning van de oorzaken. Al had spreker liever gezien, dat de stap niet was gedaan, meent hij toch achteraf in een voor ons land zoo be langrijke zaak geen stem van afkeuring te kunnen uitbrengen. De heer J o e k e s (V.D1.) is van oor deel, dat de houding, welke Nederland heeft aangenomen, niet in overeenstem ming geweest is met zijn rechts- en mo- reele verplichtingen en met de bevorde ring van den vrede. De heer Van Houten (C.D.U.) is het grootendeels eens met den heer De Geer. De minister heeft overhaast en te zelfstandig de erkenning tot stand ge bracht. In de redeneering van den minis ter heeft elk ethisch element ontbroken. Hier is geen sprake van zelfstandigheids- politiek. We hebben alleen gespeurd, waar materieel gewin is. Minister Pat ij n zegt, dat het al leen ging om een maatregel die alleen economisch bedoeld was, de sancties. Er zijn te veel punten van verschil met de bezetting van België in 1914 om daar thans op in te gaan. De regeering heeft geenszins gezegd, niets meer te maken te hebben met den Volkenbond, doch dat er van de collectieve veiligheid niet veel meer te verwachten is. Dat er rust is in Abessynië, heeft spr. niet gezegd, maar wel dat de heerschap pij van Italië er een feit is. D'e heer W ij n k o o p (Comm.) consta teert ten slotte, dat de groote meerder heid over den maatregel der regeering niet opgetogen is, dat er geen ontspan- i ning door is ontstaan en dat toenadering tot de fascistische staten toegeven is aan oorlogsgevaar. Dammen. De uitslag van d>en in de 2e klasse, afd. 2 B van den Z.D.B. gespeelden wed strijd tusschen Kapellel en Goes II luidt: P. BostelaarF. v. d. Loo 20; S. v. Welafwezig 2—0* J, A. MolJ. Mange 11; M, -de Jagerafwezig 2—0*; F. v. Wel—J. de Jonge 1—1; C. NieuwenhuizeP. Bliek 20; J. Bal kenendeafwezig 20*; J. L. de Jager M. Meulenberg 20; H. de BlaaijP. Romijn 20; Z. de GroeneJ. Legerstee 20. Officieele uitslag 182 in 't voor deel van Kapelile. Gewonnen wegens niet opkomen. MIDDELBURG. De strategische positie van Nederland en In verband daarmede de taak van zijn weermacht. Het Comité Middelburg en omstreken van de Vereeniging voor Nationale Vei ligheid hield gisterenavond een openbare, vrij goed door 'burgers en militairen be zochte vergadering in de bovenzaal van St. Joris, welke door den voorzitter, Jhr F. Beelaerts van Blokland werd geopend met een bijzonder woord van welkom tot den Commissaris der Koningin, den bur gemeester en andere autoriteiten. Na een inleidend woord van den voor zitter sprak de generaal-majoor Jhr Th. Alting van Geusau, commandant der le divisie te 's-Gravenhage, over: „De stra tegische positie van Nederland en in ver band daarmede de taak van zijn weer macht". Spr. zeide te zullen aantoonen hoe hoog noodig een behoorlijke weermacht is, welke rol deze heeft te spelen, en aan welke eischen zij moet voldoen. Men zal daarbij tot ontstellende conclusies ko men, als men boort hoe de toestand tot voor kort is geweest. Men is echter nu op den goeden weg. Publicatie van wat spr. zeggen zal is niet 'verboden, doch juist geboden. Spr. behandelt dan eerst de strategi sche positie van ons land, er op wijzen de dat de kans, dat wij weer buiten een volgenden oorlog zullen blijven, zeer ver minderd is. In 1914 was de Rijn niet de grens tusschen Frankrijk en Duitsch'land, er waren bij Luik en Namen verouderde forten. Nu heeft men langs den Rijn ver sterkingen aan Fransche zijde Ook alle oude fortenlinies zijn verbeterd en ge moderniseerd en zelfs ook uitgebreid. Het is alles beton en staal. Ook België beeft vele nieuwe kazamatten langs de Oost grens en de forten van Luik en Namen zijn evenals die van Antwerpen ver nieuwd, en ook bij Sant kwamen verster kingen. Aan de oostzijde van Frankrijk en België is alles hermetisch af te slui ten, maar langs de noordgrens van Bel gië is alles open en staat de deur ge opend voor de troepen, die dan via Ne derland zouden komen. Spf. is neutraal en acht een schenden van onze neutraliteit van verschillende kanten mogelijk. Inzake de duikbootenoorlog, zegt spr., dat die in 1914 net niet kon werken, maar als men het nu eens net wel zou willen doen zijn, dan zou men onze zee havens willen en moeten hebben. Daarbij komt dan nu de luchtoorlog en Baldwin zeide het destijds: de basis voor de En- gelsche luchtstrijdkrachten ligt bij den Rijn. De toestand is uitermate critiek. Als wij toch buiten den oorlog zouden blijven, dan zou dat grootendeels te danken zijn aan een behoorlijke weermacht. Het is wiskundig uitgesloten, dat wij ooit alleen zouden staan tegenover een der groote landen, maar wel zou ons leger een over- wichtje in de balans kunnen leggen ten bate van een der partijen, die bij dien oorlog betrokken zouden zijn. Het is goed te trachten door preven tieve maatregelen den oorlog voor Neder land te voorkomen en als dit mocht ge lukken is een offer schier nooit te boog. Niet wij beoordeelen de waarde van onze weermacht; doch de eventueele oorlog voerenden. Het oordeel over die weer macht was in de 'buitenlandsche vakpers weinig vleiend. Spr. toont aan, dat in den oorlog wel degelijk een goede be- zei mijnbeer Fleming met onverwachte heftigheid. Maar bet volgend oogenblik, nog voor Angus had kunnen spreken, streek hij met zijn hand over zijn gelaat en vervolgde op zijn gewonen drogen toon: „Laten we er verder over zwijgen, jonge man. Ik weet niet, wat mogelijk of onmogelijk voor je is. Maar ik weet, wat ik wil en ik verander nooit van een eens genomen besluit. Deze concessie wil ik nog doen als er eenig leed komt oyer mijn achternichtje Nannie, laat ik de heele zaak aan mijn zuster over; en als zij meent, dat je aanwezigheid noodzakelijk is, ontsla ik je tijdelijk van je belofte. Maar je mag geen huwelijk sluiten, geen bezoeken wisselen zonder mijn toestem ming. Je zult alleen boer zijn, die twee jaar, en noch verloofde, noch echtgenoot. En nu, mijnheer", voegde hij er met stijve beleefdheid aan toe, „zult u me wel wil len verontschuldigen als ik een goeden avond wensch. Ik heb nog heel wat te doen, voor het nacht wordt, en daar ik veronderstel, dat ge eerst nog wel eens met uw vrienden zult willen spreken, voor je tot een eindbeslissing komt, geloof ik, dat we elkaar voorloopig niets meer te zeggen hebben." En Angus ging been met het gevoel, dat een groot deel van de blijdschap uit zijn hart, uit zijn toekomstig leven was genomen. Hij was zoo ingenomen ge weest met bet plan, had er zich zoo warm voor gemaakt, bad zich al voorgesteld, hoe zijn Nannie in het grijze, oude huis, zou af en aan gaan, de ouderwetsche donkere kamers opvroolijkend door haar aanwezigheid. Het was hard, dit alles zoo plotseling weer op te moeten geven. Want het opgeven was, naar hij meende, het menige, wat hij doen kon. Toen hij echter thuis kwam, bemerkte hij, dat tante Ailie een andere meening toegedaan was. Ze kon het zich volkomen indenken, dat hij er al heel weinig voor voelde Nannie te verlaten en ze was ver ontwaardigd, dat haar broer zoo'n voor waarde bad kunnen stellen. Maar toch meende ze, dat het hun plicht was het plan te overwegen. „Te overwegen." Dat was alles, wat ze er eerst van zei. Maar bij elke volgen de bespreking ging ze wat verder en verder, tot Angus op zekeren dag plotse ling tot de ontdekking kwam, dat bij er zeer na aan toe was er zich van over tuigd te voelen, dat hij toe moest geven. Dapper vocht hij tegen die overtuiging. Maar beide vrouwen waren tegen hem. Tante Ailie bracht hem tot de erken ning, dat het al heel onwaarschijnlijk wapening, een invasie heeft voorkomen. Als men vraagt hoe het thans met de beteekenis van de weermacht is gesteld, antwoordt spr., dat men moet denken aan de uitrusting, geoefendheid van de sol daten en geoefendheid van de aanvoer ders. Spr. wijst eerst op den luchtoorlog en zeide, dat in den wereldoorlog de ver houding van het buiten gevecht stellen van een machine in de lucht of vanaf den grond met kanonnen was 5:1. Nu is het juist andersom. Men had tot voor 2 jaar practisch niets op dit gebied. Nu heeft men de afweerkanonnen. 'Ook ge vechtswagens en de pantserauto's zullen binnenkort in dienst worden gesteld. Tot voor een paar weken geleden, had men geen kanonnen behalve één dat zoo oud was als spr. zelf. A'ls men vraagt hoe men in dezen toe stand is geraakt, dan luidt het antwoord dat de officieren en soldaten steeds pa raat zijn geweest en nog zijn om hun plicht te doen, maar men moet hun dan toch ook goed materiaal geven. Het is niet goed mogelijk in 5V2 maand de in fanteristen voldoende af te richten. In alle landen is de termijn veel langer van duur. Vroeger was het hier ook 8 maan den en nu zijn er veel meer zaken te lee- ren. De opleiding van zeserveofficieren gaat goed, maar een fout is, dat ze geen troep te commandeeren krijgen en dus gebrek aan routine hebben. Slechtgeoefende soldaten kunnen on der goede leiding veel bereiken, doch om gekeerd gaat het heelemaal niet. Thans heeft men 11 maanden dienen ingevoerd. Hierdoor krijgt men 24 bataillons van 400 man, dus ongeveer 10.000 man in fanterie dag en nacht gereed om de stra tegische punten te bezetten. Ook is of komt er veêl verbeterd materiaal door de vorming van het defensiefonds, o.a. een zeer belangrijk aantal luchtdoelkanon nen. Bij de luchtvaartafdeeling komt steeds nieuw materiaal, ook autovecht- wagens zijn besteld en ten deele reeds afgeleverd of staan afgeleverd te worden. Men moet nu niet denken, dat wij er zijn. Men moet beginnen met de vorming van een groot aantal nieuwe beroepsonder- öfficieren. Dat dit alles veel geld kost is veroorzaakt door bet zoolang verwaar- loozen van de weermacht. Spr. komt dan tot het contingent. Van de 75000 jonge mannen, die 'jaarlijks den dienstplichtigen leeftijd bereiken, komen er rond 20.000 onder de wapenen. Vol gens spr. moet ieder er een eer in stel len zijn vaderland te mogen dienen. Het omgaan met personen uit verschil lende kringen van hoog tot laag staalt hen voor het verdere leven. D'at de ka zernes in een minder goeden reuk staan, is volgens spr. volkomen ten onrechte. Trouwens er is daar veel verbeterd mede dank zij het nuttige werk der veldpredi kers en aalmoezeniers. Het contingent is thans op 32.000 gebracht. Eerst was ge dacht aan een contingent van 28Ó00 man maar dan duurt het' 15 jaar voor men op bepaalde oogenblikken over een vol doend aantal geoefende personen kan be schikken. Nu zal het 5 jaar duren, daar na denkt men weer tot 28000 man te kunnen teruggaan. Het aantal lichtingen, dat wordt gemobiliseerd, thans 15, kan verminderen en de ouderen worden zoo veel mogelijk vrij gesteld. Noodig is dat het Nederlandsche volk niet op allerlei onderdeelen der plannen aanmerkingen maakt, maar volkomen vertrouwen stelt in zijn regeering en in het werk der militaire autoriteiten. Bij de 'bespreking vroeg o.a. de heer Smeding waar de inleider o.a. sprak van een open deur, of Zeéland dan niet zoo'n beetje op den drempel staat. Vooral ook in de positie van Zeeuwsch-Vlaanderen wordt hier bijzonder "belang gesteld. Ten .Slotte stelde spr. de vraag of de Zeeuw- sche vliegvelden en met name het semi- militaire vliegveld op Walcheren in de luchtverdediging een plaats zal hebben. De generaal mag alleen zeggen, dat men Zeeland niet vergeten zal en dat het on juist is, dat men alleen de waterlinie zou willen verdedigen. Het Nederlandsche le gér verdedigt heel Nederland. Inzake het vliegveld kan spr. verklaren, daarvan niets te weten. De heer J. F. Heemskerk behandelde vooral de kwestie van den algemeenen dienstplicht. Komt vrijmoedig en spoedig was, dat zich nog zoo'n mooie kans zou voordoen. „Fn", fluisterde Nannie, „als we deze twee jaar geduld hebben, mogen we er vrij stellig op rekenen aan het eind er ven te kunnen trouwen. Als je iets an ders zoekt zullen we waarschijnlijk lan ger moeten wachten." Hij ging nog eens naar Londen, maar zijn vader had nog steeds alleen belang stelling voor zijn jonge vrouw, en wilde zich niet met de zaken van zijn zoon bezig houden. Onder vrienden en kennissen vroeg hij, of iemand hem soms aan een baantje kon helpen, maar overal ontving hij een afwijzend antwoord. Tante Ailie trachtte het besluit van haar broer te doen wankelen, maar vergeefs. En ein delijk gaf Angus toe en teekende het con tract, waarbij! hij1 voor twee jaar van Grange Law en zijn beminnelijke mees teres werd verbannen. In zijn schrijven aan den heer Fleming, herhaalde hij voor alle zekerheid nog eens, dat zijn oom hem het recht gegeven had, mocht hij dit gewenscht achten, het oordeel van zijn tante in te roepen, of 't noodzakelijk was, dat hij zijn verloofde opzocht. Het ant woord van mijnheer Fleming was kort en droog, maar bevredigend. Hij' was er niet de man naar, schreef hij, om op zijn Hel wetsontwerp door de Tweede Kamer aangenomen. Gistermiddag heeft de Tweede Kamer de behandeling voortgezet van het wets ontwerp houdende regeling betreffende het beperken van de vestiging en van de uitbreiding van bedrijven, waarin eenige tak van nijverheid wordt uitge oefend. Aan de orde waren de amendementen van den heer ir Vos (S.D.) op art. 3, in hoofdzaak hierop neerkomend, dat ver zoeken aan den minister tot het instellen van een verbod van nieuw-vestiging of uitbreiding in een bepaalden tak van be drijf, kunnen worden ingediend door een bedrijfsraad voor dien bedrijfstak, één of meer ondernemers of door één of meer organisaties van ondernemers of die van arbeiders. Het artikel gewaagt van het indienen van zulke verzoeken alleen door één of meer ondernemers of één of meer vereenigingen van ondernemers in een tak van nijverheid. De Minister van Economische Zaken, de heer Steenberghe, heeft geen reden, aan te nemen, dat het initia tief van werkgeverszijde niet voldoende zal zijn. Mocht spr. zich vergissen, dan is nog altijd mogelijk, daaruit de consequenties te trekken. Bovendien ontvouwt spr. be zwaren van practischen aard. Spr. wijst de amendementen af. De amendementen worden verworpen met 56 tegen 24 stemmen; vóór de soc.- dem., comm. en chr. democraten. De heer Van der Goes van Na- ters (S.D.) dient een amendement in op art 10, om beroep op een beslissing vatj den minister in zake een verzoek tot" niet-vestiging of niet-uitbreiding mo gelijk te maken op de Kroon; volgens de wet moet het beroep weer bij den Minis ter zelf worden ingediend. Het amendement wordt, nadat de Mi nister in zijn voorstel enkele wijzigingen heeft aangebracht, verworpen met 57 tegen 26 stemmen (vóór de soc.- dem., liberalen, communisten). Het wetsontwerp wordt aan genomen met 71 tegen 10 stemmen (tegen de N.S.B., de Staatkundig-Gerefor meerden, de Liberalen en de heer Weit- kamp en Mevr. Mackay—ICatz, beiden Chr. Historisch). met algemeenen dienstplicht, roept spr. de militaire autoriteiten toe. De generaal verzekerde, dat hij ook voor algemeenen dienstplicht is, maar hij wees op het moeilijke, dit thans ineens in het stelsel op te nemen. Nadat nog enkele vragen waren ge steld en beantwoord, volgde sluiting. Loonen en arbeidsvoor waarden voor taxi-chauffeurs en huurauto-chauffeurs. B. en W. hebben aan den Raad in de vergade ring van 16 Februari naar aanleiding van een vraag van den heer Paul, toe gezegde uiteenzetting toegezonden, waar om naar hun gevoelen, hun college niet ge rechtigd is aan de huurauto- en taxi vergunningen voorwaarden te verbinden, die rechtstreeks de loonen en/of arbeids voorwaarden der chauffeurs betreffen. Art. 3 par. 47 der Bezuinigingswet somt limitatief de onderwerpen op, no pens welke voorwaarden aan taxi- en huurauto-vergunningen mogen worden verbonden. Loonen en arbeidsvoorwaar den van chauffeurs komen niet in die opsomming voor. 'Zouden deze toch in de vergunningen worden opgenomen, dan missen zij naar de opvatting van B. en W., welke wordt gedeeld door de directie der Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten, rechtskracht. Dat zelfde geldt volgens B. en W. ook wanneer zij als voorwaarden zouden stellen goedkeuring der loonen en ar beidsvoorwaarden. Sommige gemeentebe sturen hebben intusschen een ander standpunt ingenomen, blijkbaar zich ba- seerende op de toelating van voorwaar den „die voor de veiligheid van het ver keer worden vereischt". B. en W. kunnen niet inzien 'hoe men daaronder met recht „loonen en arbeidsvoorwaarden" kan brengen. Om zulks aannemelijk te maken wordt een beroep gedaan op' art. 27 der eens gegeven woord terug te komen en hij vertrouwde volkomen op het gezonde ver stand van zijn zuster. Ein daarmee moest Angus tevreden zijn. Ook hijl had het volste vertrouwen in de liefde en het verstand van zijn tante. Hij wist zeker, dat mocht Nannie ooit in zor gen of verdriet zijn, hij tot haar zou mo gen komen. En dat was een heele troost. Maar het was geen prettige gedachte, dat hij haar in volle twee jaar niet, verwend als hij was door hun dagelijkschen om gang, zou mogen zien. „Het is hard," morde hij op een avond toen ze met hun drieën om tante Ailie's haard zaten, „te denken, dat mijn oogen in geen twee jaar op je opgewekt gezich tje mogen rusten. Droevig zou ik het niet graag zien. Ik kan dus alleen maar ho pen, dat ik het heelemaal niet te zien zal krijgen. En het is niet prettig zoo iets te moeten wenschen, tante Ailie; ofschoon hij uw broer is, is hij een hard man." „Nïet zoo heel erg, alles wel be schouwd," pleitte tante Ailie. „Je moet niet vergeten, Angus, mijn jongen, dat er niet veel menschen zijn, die voor jou zou den hebben gedaan, wat hijj voor je ge daan heeft. Hij had een zeker recht om zijn voorwaarden te stellen." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 5