Rondgang door den Dam-doolhof. S f-3 s II Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL a. '3ë® o o c Q Z s cs - "3 4) JS E S LÜ - i> Z u U O if 3 5 H 1 T 5 9 j o X s s m a c ■a T3 S O z s =1 s 5 -r o O E as «0 LÜ 1- e B G X ■4-» O UI UI "ST X as (K O »-3 cxi <5 a> T* Qj ■js-sr - O Qi Q, S o a to m h n g, d '-s o O ho ~3 5 oj to ■a 9 n d o tö *r2 .-• N n cd T3 O m do© «Od .5 "o s g 2 -g -0 d S O J? 43 aJ 43 ^3 i-1-» fl J-» f-4 CD -*-» 43 -»—i j£ .3 SI .2 cd o CO CO r rt s -* g -♦-» CD 2 M 0 03 •H 43 f-t m ad -a N Td o :zt o d 3! ad ■5" 3 :5? 2 te hp d ad S g bO 2 X3 ^3 d 'j? tfi w .g a a T) a S Td y-t f-t §-2 JH S w 44 *-i bO d o o •r-» bo PQ o Q rd d ■—I O fH 2 bo d d d d aj w H d f-t 30 -. d 'p 1 d J o a d O d cs t bO 5 O f-i O 3 g c L fss o o 73 03 w-s <D &0 ^la all $w bd 2 t3 h H cd co a N3 bo I a -a 8 ls,g|-| d it b«P dH d g gPJ M d a> d M"d 3 d d 1-5 JO d co 3 o CO JZJ a S fW O ca'0 M N p, d d °3 "Sod g^4-§ 's is w CO tco-d S a? w J3- w"§ a O T3 CO I--) T3 ccj JO d u StoJgPH d 0 2 ->0 O bo 2 n* ■»g g 03 .cS »-r"» E-t 3| g d oM cd 3 _2 d cd 0 o T3 co d 44 cd cd 4q ??r -^ -•-> f-i XI ■f 33' 3 d^-g d -d - --31 db0©i3j© j=J i? cd cd T3 *"0 §2 CO a d Cd d T3 r*-» CO d cd cd 44 cd 7^ ;^7 g all o d bo cd r—i W XJ1 ■3^ N n d ®o<! x >o mtlSlWH d tn d g.^ 3 d ■^•H ft d x cd d,d 2^0 cO -% _2 CQ (2,3 ©.2d CO S? Sh ft d'd bo-13 d.ss d bo "ÏH -2 o dJ 3°g d -P iz.-a g -M o d d a I «-■B® W g lü d r^-j d m - fn .d fn d bO .3 S.a Sgg O "l~> 44 d kS f-t -,J d ©M Pt-^-g acJ .2 f- d a o 42 d p - o 'o H H a g g-S 5 "do M cd .w cd r2 T3 W do g,ag^ 8 s N.g d -s a5 'o 2 w S- 2 cd >•«+-<© N rt ^ls^S-3 a cd S t^gSgS-- ■3 d'Sfd §V gx ■££x* CP fH r2 •-» ®2 d a 00 d Td -d bo d ■s ■s 2 0) eo d ft R3gr dto d f-t 3*^ 0'd .2 S bo O a d S gö 10 OT« at -d '?j 3« o ft ffi CO ft 13 05 42 t-2 n$ 44 d d a:^ co^ Ö-2 0 c2 a O H -S-5 bO g S> d S^-g^-2 cd co rl a d c g cd nj Q) +-I "03 w h aj "3 co bom bo te q S d .3 S, 8 s -3 X —4 o oo p. elkaar. Voor een goede omgang der ouders met elkander is dit verschil wel eens aan leiding tot botsingen en vooral in de eerste huwelijksjaren, of soms nog in den verlo vingstijd, wanneer deze wat lang duurt. De verkeerde oplossing van dergelijke spannin gen is deze, dat één der partners eigen type geweld aandoet en in plaats van tot een gezonde aanpassing te komen, zichzelf laat „gelijkschakelen". Het wezenlijk kenmerk is juist dit, dat het gebondenheid, tucht, orde, discipline, paart aan vrijheid en spontaniëteit. Wanneer men één van beide elementen mist, 'krijgen wij óf gemaniëreerdheid, al te groote correctheid, doode stramheid; men bereikt dit door, wat ik zou willen noemen „paradepas-opvoe ding", óf gewilde originaliteit, het z.g. „jezelf-zijn", je „nergens-aan-storen", kort om hyper-individualisme. Daarom is de goede vorm van demo cratie ook in de opvoeding pas recht in staat goede manieren te kweeken. Men moet immers „parlementair" blijven en „parle mentaire" uitdrukkingen gebruiken, anders wordt men door den voorzitter (in dit geval door vader of moeder) op de vingers getikt. Aan den anderen 'kant heeft dit democra tisch systeem tot gevolg, dat men op zijn beurt binnen de grenzen door het gezag gesteld „recht van spreken" heeft. Zoo Worden ware persoonlijkheden ge vormd en dit begint reeds in de prille jeugd. Geleidelijk krijgt men meer vrijheid, niet omdat men ouder wordt, maar omdat men meer kan dragen. Kinderen, die nooit hun mond kunnen houden als groote menschen spreken hebben geen goede manieren, zij kregen te veel vrijheid of te vroeg vrijheid. Kinderen, die nooit hun meening willen of kunnen zeggen, die overal slechts verlegen zwijgen, zijn meestal te veel belemmerd, kre gen te weinig vrijheid; zij hebben eveneens geen goede manieren. Ongelukkigerwijze is het evenwicht zoo moeilijk te vinden. Uit gemakzucht sluiten de ouders zich maar aan bij wat hun tem perament hen voorschrijft, en vallen in het eene of andere uiterste. Zij kweeken óf on gemanierde veelpraatsen óf ongemanierde verlegen zwijgers. Gelukkig dat het leven, vooral de invloed in het derde milieu (daarmede wordt de jeugdbeweging bedoeld) er nog een opvoe ding bovenop geeft, die de fouten gedeelte lijk corrigeert. Maar dan gaat het dikwijls met moeite en met tranen, terwijl tevens een zekere verwijdering t.o.z. van het ouderlijk huis niet achterwege blijift. P. W .J. STEINZ. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Een ultra kortegolf voorzetapparaat. Zooals we wel meer aangegeven hebben, kunnen er radiouitzendingen plaats vinden op golflengten van enkele centimeters, maar ook op golflengten van 20 Kilometer. Tusschen deze grenzen liggen de ultra korte, de midden golven en de lange golven. iDe luisteraars bereiken over 't algemeen het gebied van 200 tot 2000 M. Nu worden de nieuwere toestellen bijna alle, zonder uitzondering uitgevoerd met een ultra-korte- golfband, maar vooral de lezers, die nog oude toestellen hebben, b.v. van 2 of 3 jaar oud, missen dezen golfband. We behandelen nu een apparaatje, waar mee het mogelijk is, zonder veel onkosten ook het belangwekkende ultra-korte golf-ge- bied te bestrijken. Dus met behulp van dit voorzet-apparaat is het mogelijk door mid del van het gewone „omroeptoestel" de ul tra-korte golf-stations op luidsprekersterkte te ontvangen in de kamer. Vroeger gaf het bouwen van een derge- 1 ijk en ontvanger onoveriomenlijke moeilijk heden; bovendien had men er altijd twee lampen extra voor noodig, zoodat één en ander ook een vrij kostbaar iets werd. Nu er echter den Iaatsten tijd nieuwere lampen aan de markt zijn, die zoo verbeterd zijtn, dat met behulp van deze lampen het mogelijk is een zeer betrouwbaar voorzet apparaat te bouwen, wat ook stralingvrij is, HET GROOTE GODSPLAN. Gelijk de wirwar van de fijne draden aan de achterzijde van 't rijk bewerkt stramien de eenheid van 't ontwerp ons niet doet zien, noch bij benaad'ring 't volle plan laat raden, zoo kunnen w3 ook in 't netwerk van Gods daden slechts d'achterkant van 't groote Godsplan zien. Wat groote denkers als verklaring biên, 't blijft tastend zoeken op onzeek're paden. Maar God volvoert met vaste hand Zijn Raad, en niets geschiedt dan naar Zijn wijs besluit en binnen de door Hem gestelde perken. zijn de voornaamste moeilijkheden overwon nen. We hebben hierbij het oog op de octode menglamp, dus het type AK 1 of AK 2. Gebruikt men deze lamp in een voorzet apparaat, dan maken we eigenlijk van ons toestel een super-heterodyne, de droom van iederen zelfbouwer. Het toegepaste systeem berust n.I. op de z.g. golflengte-transformatie. De ultra-korte golven worden op een langere golf, door het toestelletje, getransformeerd, b.v. 2000 M. en aan de op deze golflengte ingestelde ge wone ontvanger toegevoegd, die ze op nor male wijze ontvangt en versterkt, waardoor wij tenslotte het uitgezondene kunnen waar nemen door middel van den luidspreker. De benoodigde spanningen, zooals anode- spanning, gloeispanning voor de lamp, kunnen zonder bezwaar uit het gewone om roeptoestel betrokken worden. Hiervoor is het niet noodig het omroep toestel te „demonteeren", maar dit kan op een zeer eenvoudige manier gebeuren. De spoelen, die we noodig hebben, kunnen we met behulp van wat montagedraad en een spoelvonn gemakkelijk zelf maken, ter wijl we nog wel wat normale onderdeelen hebben. Een zeer voornaam onderdeel is de afstemcondensator. Deze moet van een klei ne capaciteit zijn, terwijl hij aan bijzondere eischen moet voldoen, voor de ultra-korte golf. Zoo moet de overbrenging van de platen, absoluut kraakvrij zijn. Verder moet de plaatafstand ook wat grooter zijn, als normaal het geval is. Wij gebruikten met succes een z.g. neutrodyne-condensatortje, hetgeen we nog hadden. Met het apparaatje, waar we u de vol gende week meer van vertellen, hadden wij aardig succes. We ontvingen verschillende Amerrkaansche stations op luidspreker- sterkte, terwijl ook Bandoeng door ons ont vangen werd, wat toch altijd weer even iets bijzonders is, om onze moedertaal uit een zoo ver verwijderd land te hooren. Wij hopen u in het volgende artikel iets meer over de constructie-details te ver tellen. Vragen. J. v. O. te G. U hebt waar schijnlijk een los contact in uw toestel. Zit de draad weü goed aan de lichtnet-stckker bevestigd. Wij rad'en u, dit eerst maar eens na te gaan. L. de M. te K. Het doet ons genoegen, dat de rubriek u interesseert. Alle vragen, die u ons stelt, beantwoorden wij zeer gaarne. Vraagt u dus maar, wat u wilt. Het adres was goed. Vragen voor deze rubriek in te zenden aan de Redactie van dit blad, onder vermelding van Radio. door H. ZEEBERG. 22) —o— ,,'kWeet bet niet heel zeker", zei Ina, maar 'k geloof, dat wij nog heel verre fa milie in Overijssel hebben. Maar ik ben er nooit geweest. Op den duur sterft het af." „Ja, ja, zoo is het. Dichtbije familie sterft soms af", meende de boerin, die blijkbaar tevreden was gesteld. In elk ge val sprak zij er niet meer van en staarde haar ook niet meer zoo doordringend aan. Dominé Westwoud sprak nu en Ina had gelegenheid, tersluiks het vertrek rond te zien. 'tWas merkbaar, dat de boerderij door oude menschen werd bewoond. De meube len en de vloerbedekking waren het tegen deel vein modern. Maar alles was even zindelijk. En de lage kamer maakte met die ouderwetsche meubelen tóch een pretti- gen, knussen indruk Alleen het radiotoe stel sprak van den modernen tijd. Dan luisterde zij naar de zachte stem van haar Grootmoeder, die door haar har telijkheid en vriendelijkheid haar hart reeds had veroverd. In dezelfde mate als haar Grootvader afstootte, trok Grootmoe der aan. Zij kon het gesprek moeilijk vol gen, want de boerin sprak nu onver- valscht dialect. Alleen uit de vragen en antwoorden van den predikant maakte zij op, waarover gesproken werd. „Als de juffrouw de boerderij eens zien wil", zeide vrouw Mieras opeens. „Mina heeft misschien wel even tijd. Jammer, dat de baas er niet is." „Misschien kan het beter een volgende maal, als Willy er bij is", meende de pre dikant. „Dan heeft niemand verlet. Willy weet hier den weg als thuis. Tenminste wanneer u het goed vindt." „Ik vind het best, dominé. Als de juf frouw „Mag ik nog eens terug komen?" vroeg Ina. „Ik zou het heel graag willen." „Wel natuurlijk", was het gulle ant woord. „Zoo dikwijls u maar wilt". „Mag ik een paar maal per week komen en u dan wat voorlezen? Ik heb toch niets te doen." Dominé Westwoud bewonderde den tact van Ina, die op een bizonder handige wijze toegang tot de boerderij zocht. „U kunt wel zien, dat zij een geboren verpleegster is, vrouw Mieras", lachte hij. „Ik zou dat aanbod maar gauw aanne men." „Meent u het?" vroeg de boerin. „Wel natuurlijk" Ina lachte vroolijk. Geen enkele maal had zij nog met twee woorden gesproken. Het was haar niet mogelijk haar Gioot- moeder met „vrouw" of „juffrouw" aan te spreken. „Ik vind het heel lief van u. De baas zal het ook aardig vinden. Hij klaagt al tijd, dat ik zoo alleen ben. Maar zóó erg is dat niet. Toch is het prettig, dat de juf frouw komen wil". „Afgesproken dan", zei Ina blij, dat zij vrij geregeld toegang krijgen zou. ,,'t Is nu Dinsdag, Donderdagmiddag kom ik met of zonder Willy. Vindt u dat goed?" De boerin 'knikte zichtbaar geroerd, ze keek verbaasd, maar zei niets. Onder een voorwendsel verwijderde Ina zich even uit het vertrek en stond op het erf. Haar hart was vol en zij had moeite haar aandoeningen te verbergen. „Dat meisje is een zoekende ziel, vrouw Mieras", verklaarde de predikant. „Help ook mede. Zij is opgevoed in een omgeving, waar met Gods Woord niet gerekend wordt, tenminste niet door haar moeder en zuster. Haar vader is, geloof ik, niet geheel onver schillig. In Amsterdam kwam zij met Mien in kennis en ging de kerk bezoeken. De H"ere werkt in haar en maakte haar zoe kende. Op haar verzoek krijgt zij nu drie maal per week catechisatie van mij. Praat maar veel met haar. Zij is een lief karakter en begeerig naar de Waarheid. Een inge leide Christin als u kan ook het middel in Gods hand zijn, om haar aan zichzelf te ontdekken." „Ik ben blij, dat ik misschien wat voor haar kan doen. Zij doet zooveel voor mij. Haar aanbod is lief'. „Jullie zullen het best met elkaar kun nen vinden". Even later keerde Ina weer. En geruimen tüd bleef het tweetal nog praten. Maar dan vertiokken zij toch. „Tot Donderdagmiddag3', zei Ina, iuch- tig sprekend. „Moet ik ook een boek mee brengen?33 HET WONDER VAN DE KERK. Het lergtourisme is tegenwoordig en vogue. Vroeger durfde men den tocht naar de ge heimzinnige hoogten niet ondernemen. Thans blijft geen top onbetreden. En het is den menschen waarlijk niet al leen om frivole sportsensaties te doen. Et spreekt bij velen ook iets anders mee. Dr Adolf Maurer in zijn Vanwaar en Waarheen, beschrijft ons de bijna reli gieuze ontroering, die zich meester maakt van velen, die de geweldige taal der natuur beluisteren bij 3t beklimmen van de bergen. Toch kan men uit de natuur, zelfs uit baar meest groteske spraak, den naam van Jezus nooit hooren. Om het EVangelie te lee- ren kennen is iets anders noodig, iets meer. Maurer vertelt van bergtouristen, die in de verre vallei een schilderachtig gelegen kerkje zien en ijl het klokgelui hooren. „Een paar menschen gaan als kleine poppetjes ove den weg naar dat kerkje toe, zitten daar op een harde bank, en luisteren een uur lang naar iemand, die op den kan sel staat en spreekt van eeuwigheid, van hemel en hel, van God en Zijn ons toegedacht heil. Er ligt een groot boek voor hem, dat hij heeft opengedaan; een boek, ouder dan de menschen op en on der den kansel; ouder dan de klokken die over het land luiden; ouder dan de kerkto ren die als een waarschuwende vinger Gods aan den inhoud van dit boek herinnert. En met gewijde aadacht voor dezen Bijbel, voor namelijk voor hetgeen in het Nieuwe Testa ment over Christus te lezen staat; met aandacht voor het eeuwigheidslicht, dat daaruit over deze vergankelijke wereld valt, zit deze kleine schare met haar ontvanke lijk genloed en stille zekerheid, dat dit het eenige is, wat licht in ons duister bestaan, houvast in de ongestadigheid van ons leven, kracht in onze onmacht, heil in onze ellende brengt. En wanneer ze straks naar huis gaan, weten ze opnieuw: „Bergen zullen wij ken en heuvelen wankelen; maar mijn goe dertierenheid zal van U niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer". Valt dat te lezen uit gletschers en sneeuw toppen, uit het oneindig vergezicht over het vlakke land; uit welk ander hoofdstuk ook uit het boek der natuur? Vele en diepe ver heven dingen staan daarin alleen dat niet. Dat is wel te vinden in het Boek, op den kanselGod wil een kerk, wil een volk, een gemeente hebbtn.... Geen bede vaart naar de bergtoppen kan dit opgaan naar Gods huis vervangen.3' Het wonder van de kerk kan niet gemist worden om God waarlijk te kennen. (Uit Dr P. Prins, „Hoe komt Jezus tot ons?) „Ik geef je wel een boek mee, Ina3', zei dominé Westwoud. „En dan heeft vrouw Mieias ook graag, dat je haar uit den Bij bel voorleest". De boei in knikte, terwijl zij de hand van Ina greep, dankbaar. „Je hebt toch zulke bekende trekken in je gezicht", zei zij dan opeens. „Als jullie het eens gaan uitpluizen, zijn jullie misschien nog wel familie van elkaar", lachte dominé Westwoud. „Dat is niet uit te zoeken hoor", vond Ina, gewild vroolijk. „Het geeft niet ook". „D'at heb je handig gedaan, Ina", zei dominé Westwoud, toen zij: op den weg lie pen na de boerin nog vaarwel te hebben gewuifd. „Dat was mij nog niet in gedachten gekomen. Het is de beste manier, niet alleen om geregeld toegang tot de boerderij, maar ook tot het hart van je Grootmoeder te vinden. En het mooiste is nog, zooals je hebt gehoord, dat de boer er mede in zijn schik zal zijn. Met je Grootvader moet je op goeden voet komen. Maar doe het zoo vooizichtig mogelijk. En blijf in elk geval voorloopig voor je Grootmoeder nog een vreemde. D'at zal je niet meevallen; je zult op je woorden moeten letten en misschien wel eens ontwijkende antwoorden moeten geven, maar blijft even tactvol als van middag.3' „Ik vind mijn Grootmoeder een liel mensch", antwoordde Ina, „en zal het best met haar kunnen vinden. Alleen als het mij niet meer mogelijk is te zwijgen, zal ik mij openbaren, 'k Weet zelf nog niet, wat het beste is." „De eerste weken een volslagen vreemde blijven. Heusch. Vrouw Mieras moet geen schok krijgen. Wie weet, hoe vertrouwelijk jullie worden. En dan brengt het eene woord het andere uit. Niets forceeren". Hij tuurde over een stuk land. „Daar komt Mieras. Hij gaat zeker op huis aan. We zullen even op hem wachten.33 De korte, stevige gestalte naderde en ftond weldra bij het hek. „De boer van de Val" tikte aan de klep van zijn verscho ten pet. „We komen juist van de boerderij. Mie ras. Je vrouw was aU steeds aardig mon ter. 'tls genade Gods, dat zij zoo rustig en tevieden ligt." „Ja, dominé, alle reden tot dankbaar heid33, zei de boer. De predikant schudde 'hem de hand en ook Ina legde haar slanke in de breede, vereelte hand van haar Grootvader, die haar niet aanzag. „Je hebt haar Zondag al even ontmoet. Zij is een paar maanden in de pastorie, om wat landlucht op te doen3'. Heeft de juffrouw noodig", vond de boer. „Zeker een stadsche?" „Maar eventjes uit Amsterdam, Mieras. Niks voor ons, hé?3' „Neen, 3kmoet niks van de stad hebben. Daar", hij wees naar Zuidstad, is me al groot genoeg33. Ina lachte vroolijk. „Ik ben in de stad geboren en getogen, en heb er geen last van. Maar buiten be valt het mij ook goed'3. En zij maakt zich hier ook nog ver dienstelijk, Mieras. Moet je hooren. Zij heeft met je vrouw afgesproken, drie middagen in de week op de boerderij te komen, om wat voor te lezen en te praten33. Over de stugge gelaatstrekken van boer Mieias gleed een lach, die hem in etnen sympathieker maakte, vond Ina. „Dat is aardig", zeide hij. „Ik vind het zoo jammer, dat mijn vrouw zoo dikwijls alleen is," „Nu voor de eerste maanden is dat op lost. „Wat een middag", vond Ina even later. „Dat draag ik niet lang, dominé.33 „Tóch moet het meisje. Je zult laai geduld moeten hebben, om Mieras te win nen. A1 s je hem wint." „Maar als hij nu weet, dat ik zijn klein dochter ben, dan zal hij mij toch niet weg jagen?" „En wat heeft hij dan met je vader ge daan?33 „Ja, u hebt gelijk. Wat is dat toch vreeselijk! D'ominé hoe kan dat nu toch? Hoe kan iemand die zóó gehandeld heeft, geregeld de kerk bezoeken? Is dat dan geen ernst?33 Onder Bedactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Probleem 7, de onrustverwekker. De pennen zijn in beweging gekomen. In allerlei toonaarden beweert men met klem probleem 7 wél goed te hebben opgelost. Het is alsof mijln publicatie: „niemand heeft probleem 7 goed opgelost, omdat er niemand is die alle varianten behoorlijk heeft uitgewerkt3', een knuppel is, die ik in het hoenderhok der oplossers heb geworpen. Luid gekakel! Heftig gegesticuleer! Als de verschrikten nu wat tot rust zijn gekomen, is er kans, dat ze zullen luisteren naar mijn streng logische redeneering. Ik constateer dan allereerst, dat er niet één is ge weest, die geschreven heeft, dat ik mij vergist heb, want dat hij wél alle varianten heeft ingezonden. Allen geven toe, dat ze het niet gedaan hebben. Dat staat vast. Nu is de vraag geworden: Moest men alle varianten inzenden? Bn dan stel ik vast, dat de reclameerende inzenders allen behooren tot de club-spelers. Ik lees hun namen bij competitiewedstrijden, waarin ze aan hooge borden meespelen. Wat dat wil zeggen? Wel, dit: iemand, die in een vereeniging speelt, wordt geacht op de hoogte te zijn van de usances bijl het inzenden van oplossingen. En daaronder behoort zeer zeker, dat men alle varianten en ondervarianten aan geeft. Vooral bij een eindspel. Dat zal toch niemand mij. durven betwisten. Men voelt dit dan ook wel aan en daarom zoekt men naar een ander motief. Men zegt nu, dat ik, bij een vorige gelegenheid, nadrukkelijk gevraagd heb om alle varian ten in te zenden. Eu nu deed ik dit niet. Dat is juist. Maar wat bewijst dit? Dat wil zeggen, dat ik om vergissingen te voorkomen voornamelijk van niet-club-dammers indertijd gewaarschuwd heb: „denk er om, dat u altijd alle varianten inzendt". Zooals ik er wel eens extra bij zet: Wit speelt en wint; ook dat is overbodig. Maar ook dat doe ik wel eens, opdat, wanneer er onder de lezers zijn die de damrubriek volgen, maar niet inzenden, en die op een zekeren dag ook eens aan het oplossen slaan, zij van dit advies kunnen profiteeren. Hoe sneu het ook is, dat men de oplos sing van nr 7 niet volledig heeft ingezon den en dat men daardoor een 'kans heeft voorbij lateni gaan om alléén de leiding te nemen in den oplosserswedstrijd, de rechtvaardigheid gebood mij alles af te keuren. Een inzending met één gemiste va riant even goed als een oplossing met geen enkele variant. Gelijke monnikken, gelijke kappen! Men wil wel van mij aannemen, dat de billijkheid het eenige richtsnoer geweest is bij het nemen van mijn beslissing. An dere motieven speelden geen rol! Wat b.v. een lezer schreef, dat ik alles afkeurde om daardoor de animo om op te lossen er in te houden, is al heel onvrien delijk van mij gedacht. Gaarne heb ik veel oplossers. Meer nog dan het respectabele aantal, dat nu reeds de rubriek volgt. Maar, dat dit zou leiden tot het nemen van maatregelen die onbillijk zouden zijn, is er wel zóó naast, dat ik mil tegen dergelijke verdenkingen niet wensch te rechtvaardigen. Ik denk, dat de teleurge stelde oplosser in een bui van zwaarmoedig heid zoo iets absurds heeft verondersteld en ik verwacht, dat hij zoo ridderlijk zal zijn, na deze uiteenzetting, zijn beschuldi ging in te trekken. De rust is nu weergekeerd! En allen blijven de rubriek in „De Zeeuw" trouw, nietwaar? Ik ken de dambeoefenaars te goed om iets anders te veronderstellen. En speciaal de rondborstige Zeeuwen hebben op dit punt een bijzondere reputatie op te houden. Daarom een streep onder het „incident33 en hier is probleem nr 9: Vraagstuk No. 9. Auteur: P. v. D'ijk, Amsterdam. 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Zwart 8 soh. op: 6, 8, 11, 16, 18, 30, 31 en 35. Wit 9 sch. op«. 25, 26, 28, 29, 34, 37, 38, 39 en 50. Mededeeling. Oplossing probleem 8 blijft overstaan tot een volgende rubriek. Zoo ook de corres pondentie.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8