Rondgang door den Dam-doolhof.
S f-3 s
II
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
a.
'3ë®
o o
c
Q
Z
s
cs
- "3
4) JS
E S
LÜ -
i>
Z
u
U
O
if 3
5 H
1 T
5 9
j
o X
s s
m a
c
■a
T3
S O
z
s
=1 s
5 -r
o
O
E
as
«0
LÜ
1-
e
B
G
X
■4-»
O
UI
UI
"ST
X as
(K
O
»-3
cxi
<5
a>
T*
Qj
■js-sr
- O
Qi
Q,
S o
a
to
m h
n g,
d '-s
o
O
ho ~3 5
oj to
■a 9
n d
o
tö *r2 .-•
N n
cd
T3
O
m
do©
«Od
.5 "o
s g
2 -g
-0
d
S
O J?
43 aJ
43
^3 i-1-»
fl J-»
f-4
CD -*-»
43
-»—i
j£ .3
SI
.2
cd o
CO CO
r
rt
s -* g
-♦-» CD
2
M 0
03
•H 43
f-t
m
ad -a
N
Td
o :zt
o
d
3!
ad
■5"
3 :5? 2
te
hp d
ad
S g
bO 2
X3
^3
d
'j?
tfi
w .g
a a
T)
a
S
Td y-t
f-t
§-2
JH
S w
44
*-i
bO
d o
o
•r-»
bo
PQ o
Q
rd
d
■—I O
fH
2
bo d
d d
d aj
w H
d f-t
30 -.
d
'p 1
d
J
o
a d
O
d cs
t
bO
5
O f-i
O
3 g
c
L
fss
o o 73
03
w-s
<D &0
^la
all
$w
bd 2
t3 h H cd co
a N3 bo
I a -a 8
ls,g|-|
d it
b«P dH
d
g
gPJ
M d
a> d
M"d 3
d d 1-5
JO
d co
3 o
CO JZJ
a S
fW
O
ca'0 M
N p, d
d °3
"Sod
g^4-§
's
is
w
CO
tco-d S
a?
w
J3-
w"§ a
O T3
CO I--)
T3
ccj JO d
u
StoJgPH
d 0
2 ->0
O
bo 2
n*
■»g g
03 .cS
»-r"» E-t
3| g
d oM
cd
3 _2
d cd
0
o
T3
co
d 44
cd cd
4q
??r
-^
-•->
f-i XI
■f 33'
3 d^-g
d -d
-
--31
db0©i3j© j=J i?
cd
cd T3
*"0
§2
CO
a
d
Cd d
T3
r*-»
CO
d
cd
cd
44 cd
7^ ;^7 g
all
o d
bo cd
r—i W XJ1
■3^ N
n d
®o<!
x >o
mtlSlWH
d tn d
g.^ 3
d
■^•H ft
d x cd
d,d
2^0
cO
-%
_2 CQ
(2,3
©.2d
CO S? Sh
ft
d'd
bo-13
d.ss
d bo
"ÏH -2
o dJ
3°g
d -P
iz.-a
g -M
o
d
d
a I
«-■B®
W g
lü
d r^-j
d m -
fn .d
fn
d
bO
.3 S.a
Sgg
O
"l~> 44
d kS f-t -,J
d ©M Pt-^-g acJ
.2 f- d a o
42
d p
- o
'o
H H
a g g-S 5
"do
M
cd .w
cd
r2
T3
W
do g,ag^ 8 s
N.g d
-s
a5
'o
2 w
S- 2
cd
>•«+-<©
N rt
^ls^S-3
a
cd S
t^gSgS--
■3 d'Sfd §V gx
■££x*
CP fH r2
•-» ®2
d a
00
d Td
-d
bo
d
■s
■s 2
0)
eo
d ft
R3gr
dto d f-t
3*^ 0'd .2
S
bo
O
a
d
S gö 10
OT«
at -d
'?j 3«
o ft
ffi CO
ft 13
05 42 t-2
n$
44
d d
a:^ co^
Ö-2 0 c2 a
O H
-S-5
bO
g S> d
S^-g^-2
cd co rl
a d c g
cd nj Q) +-I
"03
w h aj "3 co
bom bo te q S
d .3 S, 8 s -3
X —4 o oo p.
elkaar. Voor een goede omgang der ouders
met elkander is dit verschil wel eens aan
leiding tot botsingen en vooral in de eerste
huwelijksjaren, of soms nog in den verlo
vingstijd, wanneer deze wat lang duurt. De
verkeerde oplossing van dergelijke spannin
gen is deze, dat één der partners eigen type
geweld aandoet en in plaats van tot een
gezonde aanpassing te komen, zichzelf laat
„gelijkschakelen".
Het wezenlijk kenmerk is juist dit, dat het
gebondenheid, tucht, orde, discipline, paart
aan vrijheid en spontaniëteit. Wanneer men
één van beide elementen mist, 'krijgen wij óf
gemaniëreerdheid, al te groote correctheid,
doode stramheid; men bereikt dit door, wat
ik zou willen noemen „paradepas-opvoe
ding", óf gewilde originaliteit, het z.g.
„jezelf-zijn", je „nergens-aan-storen", kort
om hyper-individualisme.
Daarom is de goede vorm van demo
cratie ook in de opvoeding pas recht in
staat goede manieren te kweeken. Men moet
immers „parlementair" blijven en „parle
mentaire" uitdrukkingen gebruiken, anders
wordt men door den voorzitter (in dit geval
door vader of moeder) op de vingers getikt.
Aan den anderen 'kant heeft dit democra
tisch systeem tot gevolg, dat men op zijn
beurt binnen de grenzen door het gezag
gesteld „recht van spreken" heeft.
Zoo Worden ware persoonlijkheden ge
vormd en dit begint reeds in de prille jeugd.
Geleidelijk krijgt men meer vrijheid, niet
omdat men ouder wordt, maar omdat men
meer kan dragen. Kinderen, die nooit hun
mond kunnen houden als groote menschen
spreken hebben geen goede manieren, zij
kregen te veel vrijheid of te vroeg vrijheid.
Kinderen, die nooit hun meening willen of
kunnen zeggen, die overal slechts verlegen
zwijgen, zijn meestal te veel belemmerd, kre
gen te weinig vrijheid; zij hebben eveneens
geen goede manieren.
Ongelukkigerwijze is het evenwicht zoo
moeilijk te vinden. Uit gemakzucht sluiten
de ouders zich maar aan bij wat hun tem
perament hen voorschrijft, en vallen in het
eene of andere uiterste. Zij kweeken óf on
gemanierde veelpraatsen óf ongemanierde
verlegen zwijgers.
Gelukkig dat het leven, vooral de invloed
in het derde milieu (daarmede wordt de
jeugdbeweging bedoeld) er nog een opvoe
ding bovenop geeft, die de fouten gedeelte
lijk corrigeert. Maar dan gaat het dikwijls
met moeite en met tranen, terwijl tevens een
zekere verwijdering t.o.z. van het ouderlijk
huis niet achterwege blijift.
P. W .J. STEINZ.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Een ultra kortegolf voorzetapparaat.
Zooals we wel meer aangegeven hebben,
kunnen er radiouitzendingen plaats vinden
op golflengten van enkele centimeters, maar
ook op golflengten van 20 Kilometer.
Tusschen deze grenzen liggen de ultra
korte, de midden golven en de lange golven.
iDe luisteraars bereiken over 't algemeen
het gebied van 200 tot 2000 M. Nu worden
de nieuwere toestellen bijna alle, zonder
uitzondering uitgevoerd met een ultra-korte-
golfband, maar vooral de lezers, die nog
oude toestellen hebben, b.v. van 2 of 3 jaar
oud, missen dezen golfband.
We behandelen nu een apparaatje, waar
mee het mogelijk is, zonder veel onkosten
ook het belangwekkende ultra-korte golf-ge-
bied te bestrijken. Dus met behulp van dit
voorzet-apparaat is het mogelijk door mid
del van het gewone „omroeptoestel" de ul
tra-korte golf-stations op luidsprekersterkte
te ontvangen in de kamer.
Vroeger gaf het bouwen van een derge-
1 ijk en ontvanger onoveriomenlijke moeilijk
heden; bovendien had men er altijd twee
lampen extra voor noodig, zoodat één en
ander ook een vrij kostbaar iets werd.
Nu er echter den Iaatsten tijd nieuwere
lampen aan de markt zijn, die zoo verbeterd
zijtn, dat met behulp van deze lampen het
mogelijk is een zeer betrouwbaar voorzet
apparaat te bouwen, wat ook stralingvrij is,
HET GROOTE GODSPLAN.
Gelijk de wirwar van de fijne draden
aan de achterzijde van 't rijk bewerkt
stramien
de eenheid van 't ontwerp ons niet doet
zien,
noch bij benaad'ring 't volle plan laat
raden,
zoo kunnen w3 ook in 't netwerk van
Gods daden
slechts d'achterkant van 't groote
Godsplan zien.
Wat groote denkers als verklaring biên,
't blijft tastend zoeken op onzeek're paden.
Maar God volvoert met vaste hand Zijn
Raad,
en niets geschiedt dan naar Zijn wijs
besluit
en binnen de door Hem gestelde perken.
zijn de voornaamste moeilijkheden overwon
nen.
We hebben hierbij het oog op de octode
menglamp, dus het type AK 1 of AK 2.
Gebruikt men deze lamp in een voorzet
apparaat, dan maken we eigenlijk van ons
toestel een super-heterodyne, de droom van
iederen zelfbouwer.
Het toegepaste systeem berust n.I. op de
z.g. golflengte-transformatie. De ultra-korte
golven worden op een langere golf, door het
toestelletje, getransformeerd, b.v. 2000 M.
en aan de op deze golflengte ingestelde ge
wone ontvanger toegevoegd, die ze op nor
male wijze ontvangt en versterkt, waardoor
wij tenslotte het uitgezondene kunnen waar
nemen door middel van den luidspreker.
De benoodigde spanningen, zooals anode-
spanning, gloeispanning voor de lamp,
kunnen zonder bezwaar uit het gewone om
roeptoestel betrokken worden.
Hiervoor is het niet noodig het omroep
toestel te „demonteeren", maar dit kan op
een zeer eenvoudige manier gebeuren.
De spoelen, die we noodig hebben, kunnen
we met behulp van wat montagedraad en
een spoelvonn gemakkelijk zelf maken, ter
wijl we nog wel wat normale onderdeelen
hebben. Een zeer voornaam onderdeel is de
afstemcondensator. Deze moet van een klei
ne capaciteit zijn, terwijl hij aan bijzondere
eischen moet voldoen, voor de ultra-korte
golf. Zoo moet de overbrenging van de
platen, absoluut kraakvrij zijn. Verder moet
de plaatafstand ook wat grooter zijn, als
normaal het geval is. Wij gebruikten met
succes een z.g. neutrodyne-condensatortje,
hetgeen we nog hadden.
Met het apparaatje, waar we u de vol
gende week meer van vertellen, hadden wij
aardig succes. We ontvingen verschillende
Amerrkaansche stations op luidspreker-
sterkte, terwijl ook Bandoeng door ons ont
vangen werd, wat toch altijd weer even iets
bijzonders is, om onze moedertaal uit een
zoo ver verwijderd land te hooren.
Wij hopen u in het volgende artikel iets
meer over de constructie-details te ver
tellen.
Vragen. J. v. O. te G. U hebt waar
schijnlijk een los contact in uw toestel. Zit
de draad weü goed aan de lichtnet-stckker
bevestigd. Wij rad'en u, dit eerst maar eens
na te gaan.
L. de M. te K. Het doet ons genoegen, dat
de rubriek u interesseert. Alle vragen, die
u ons stelt, beantwoorden wij zeer gaarne.
Vraagt u dus maar, wat u wilt. Het adres
was goed.
Vragen voor deze rubriek in te zenden aan
de Redactie van dit blad, onder vermelding
van Radio.
door H. ZEEBERG.
22) —o—
,,'kWeet bet niet heel zeker", zei Ina,
maar 'k geloof, dat wij nog heel verre fa
milie in Overijssel hebben. Maar ik ben er
nooit geweest. Op den duur sterft het af."
„Ja, ja, zoo is het. Dichtbije familie
sterft soms af", meende de boerin, die
blijkbaar tevreden was gesteld. In elk ge
val sprak zij er niet meer van en staarde
haar ook niet meer zoo doordringend aan.
Dominé Westwoud sprak nu en Ina had
gelegenheid, tersluiks het vertrek rond te
zien.
'tWas merkbaar, dat de boerderij door
oude menschen werd bewoond. De meube
len en de vloerbedekking waren het tegen
deel vein modern. Maar alles was even
zindelijk. En de lage kamer maakte met
die ouderwetsche meubelen tóch een pretti-
gen, knussen indruk Alleen het radiotoe
stel sprak van den modernen tijd.
Dan luisterde zij naar de zachte stem
van haar Grootmoeder, die door haar har
telijkheid en vriendelijkheid haar hart
reeds had veroverd. In dezelfde mate als
haar Grootvader afstootte, trok Grootmoe
der aan. Zij kon het gesprek moeilijk vol
gen, want de boerin sprak nu onver-
valscht dialect. Alleen uit de vragen en
antwoorden van den predikant maakte zij
op, waarover gesproken werd.
„Als de juffrouw de boerderij eens zien
wil", zeide vrouw Mieras opeens. „Mina
heeft misschien wel even tijd. Jammer, dat
de baas er niet is."
„Misschien kan het beter een volgende
maal, als Willy er bij is", meende de pre
dikant. „Dan heeft niemand verlet. Willy
weet hier den weg als thuis. Tenminste
wanneer u het goed vindt."
„Ik vind het best, dominé. Als de juf
frouw
„Mag ik nog eens terug komen?" vroeg
Ina. „Ik zou het heel graag willen."
„Wel natuurlijk", was het gulle ant
woord. „Zoo dikwijls u maar wilt".
„Mag ik een paar maal per week komen
en u dan wat voorlezen? Ik heb toch niets
te doen."
Dominé Westwoud bewonderde den tact
van Ina, die op een bizonder handige wijze
toegang tot de boerderij zocht.
„U kunt wel zien, dat zij een geboren
verpleegster is, vrouw Mieras", lachte hij.
„Ik zou dat aanbod maar gauw aanne
men."
„Meent u het?" vroeg de boerin.
„Wel natuurlijk"
Ina lachte vroolijk. Geen enkele maal
had zij nog met twee woorden gesproken.
Het was haar niet mogelijk haar Gioot-
moeder met „vrouw" of „juffrouw" aan te
spreken.
„Ik vind het heel lief van u. De baas
zal het ook aardig vinden. Hij klaagt al
tijd, dat ik zoo alleen ben. Maar zóó erg is
dat niet. Toch is het prettig, dat de juf
frouw komen wil".
„Afgesproken dan", zei Ina blij, dat zij
vrij geregeld toegang krijgen zou. ,,'t Is nu
Dinsdag, Donderdagmiddag kom ik met of
zonder Willy. Vindt u dat goed?"
De boerin 'knikte zichtbaar geroerd, ze
keek verbaasd, maar zei niets.
Onder een voorwendsel verwijderde Ina
zich even uit het vertrek en stond op het
erf. Haar hart was vol en zij had moeite
haar aandoeningen te verbergen.
„Dat meisje is een zoekende ziel, vrouw
Mieras", verklaarde de predikant. „Help ook
mede. Zij is opgevoed in een omgeving,
waar met Gods Woord niet gerekend wordt,
tenminste niet door haar moeder en zuster.
Haar vader is, geloof ik, niet geheel onver
schillig. In Amsterdam kwam zij met Mien
in kennis en ging de kerk bezoeken. De
H"ere werkt in haar en maakte haar zoe
kende. Op haar verzoek krijgt zij nu drie
maal per week catechisatie van mij. Praat
maar veel met haar. Zij is een lief karakter
en begeerig naar de Waarheid. Een inge
leide Christin als u kan ook het middel in
Gods hand zijn, om haar aan zichzelf te
ontdekken."
„Ik ben blij, dat ik misschien wat voor
haar kan doen. Zij doet zooveel voor mij.
Haar aanbod is lief'.
„Jullie zullen het best met elkaar kun
nen vinden".
Even later keerde Ina weer. En geruimen
tüd bleef het tweetal nog praten.
Maar dan vertiokken zij toch.
„Tot Donderdagmiddag3', zei Ina, iuch-
tig sprekend. „Moet ik ook een boek mee
brengen?33
HET WONDER VAN DE KERK.
Het lergtourisme is tegenwoordig en
vogue.
Vroeger durfde men den tocht naar de ge
heimzinnige hoogten niet ondernemen. Thans
blijft geen top onbetreden.
En het is den menschen waarlijk niet al
leen om frivole sportsensaties te doen. Et
spreekt bij velen ook iets anders mee.
Dr Adolf Maurer in zijn Vanwaar en
Waarheen, beschrijft ons de bijna reli
gieuze ontroering, die zich meester maakt
van velen, die de geweldige taal der natuur
beluisteren bij 3t beklimmen van de bergen.
Toch kan men uit de natuur, zelfs uit
baar meest groteske spraak, den naam van
Jezus nooit hooren. Om het EVangelie te lee-
ren kennen is iets anders noodig, iets meer.
Maurer vertelt van bergtouristen, die in de
verre vallei een schilderachtig gelegen
kerkje zien en ijl het klokgelui hooren. „Een
paar menschen gaan als kleine poppetjes
ove den weg naar dat kerkje toe, zitten
daar op een harde bank, en luisteren een
uur lang naar iemand, die op den kan
sel staat en spreekt van eeuwigheid,
van hemel en hel, van God en Zijn
ons toegedacht heil. Er ligt een groot boek
voor hem, dat hij heeft opengedaan;
een boek, ouder dan de menschen op en on
der den kansel; ouder dan de klokken die
over het land luiden; ouder dan de kerkto
ren die als een waarschuwende vinger Gods
aan den inhoud van dit boek herinnert. En
met gewijde aadacht voor dezen Bijbel, voor
namelijk voor hetgeen in het Nieuwe Testa
ment over Christus te lezen staat; met
aandacht voor het eeuwigheidslicht, dat
daaruit over deze vergankelijke wereld valt,
zit deze kleine schare met haar ontvanke
lijk genloed en stille zekerheid, dat dit het
eenige is, wat licht in ons duister bestaan,
houvast in de ongestadigheid van ons leven,
kracht in onze onmacht, heil in onze ellende
brengt. En wanneer ze straks naar huis
gaan, weten ze opnieuw: „Bergen zullen wij
ken en heuvelen wankelen; maar mijn goe
dertierenheid zal van U niet wijken, en het
verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt
de Heere, uw Ontfermer".
Valt dat te lezen uit gletschers en sneeuw
toppen, uit het oneindig vergezicht over het
vlakke land; uit welk ander hoofdstuk ook
uit het boek der natuur? Vele en diepe ver
heven dingen staan daarin alleen dat
niet. Dat is wel te vinden in het Boek, op
den kanselGod wil een kerk, wil een
volk, een gemeente hebbtn.... Geen bede
vaart naar de bergtoppen kan dit opgaan
naar Gods huis vervangen.3'
Het wonder van de kerk kan niet gemist
worden om God waarlijk te kennen.
(Uit Dr P. Prins, „Hoe komt Jezus tot
ons?)
„Ik geef je wel een boek mee, Ina3', zei
dominé Westwoud. „En dan heeft vrouw
Mieias ook graag, dat je haar uit den Bij
bel voorleest".
De boei in knikte, terwijl zij de hand van
Ina greep, dankbaar.
„Je hebt toch zulke bekende trekken in
je gezicht", zei zij dan opeens.
„Als jullie het eens gaan uitpluizen, zijn
jullie misschien nog wel familie van
elkaar", lachte dominé Westwoud.
„Dat is niet uit te zoeken hoor", vond
Ina, gewild vroolijk. „Het geeft niet ook".
„D'at heb je handig gedaan, Ina", zei
dominé Westwoud, toen zij: op den weg lie
pen na de boerin nog vaarwel te hebben
gewuifd. „Dat was mij nog niet in gedachten
gekomen. Het is de beste manier, niet alleen
om geregeld toegang tot de boerderij, maar
ook tot het hart van je Grootmoeder te
vinden. En het mooiste is nog, zooals je
hebt gehoord, dat de boer er mede in zijn
schik zal zijn. Met je Grootvader moet je
op goeden voet komen. Maar doe het zoo
vooizichtig mogelijk. En blijf in elk geval
voorloopig voor je Grootmoeder nog een
vreemde. D'at zal je niet meevallen; je zult
op je woorden moeten letten en misschien
wel eens ontwijkende antwoorden moeten
geven, maar blijft even tactvol als van
middag.3'
„Ik vind mijn Grootmoeder een liel
mensch", antwoordde Ina, „en zal het
best met haar kunnen vinden. Alleen als het
mij niet meer mogelijk is te zwijgen, zal
ik mij openbaren, 'k Weet zelf nog niet,
wat het beste is."
„De eerste weken een volslagen vreemde
blijven. Heusch. Vrouw Mieras moet geen
schok krijgen. Wie weet, hoe vertrouwelijk
jullie worden. En dan brengt het eene
woord het andere uit. Niets forceeren". Hij
tuurde over een stuk land. „Daar komt
Mieras. Hij gaat zeker op huis aan. We
zullen even op hem wachten.33
De korte, stevige gestalte naderde en
ftond weldra bij het hek. „De boer van de
Val" tikte aan de klep van zijn verscho
ten pet.
„We komen juist van de boerderij. Mie
ras. Je vrouw was aU steeds aardig mon
ter. 'tls genade Gods, dat zij zoo rustig en
tevieden ligt."
„Ja, dominé, alle reden tot dankbaar
heid33, zei de boer.
De predikant schudde 'hem de hand en
ook Ina legde haar slanke in de breede,
vereelte hand van haar Grootvader, die
haar niet aanzag.
„Je hebt haar Zondag al even ontmoet.
Zij is een paar maanden in de pastorie, om
wat landlucht op te doen3'.
Heeft de juffrouw noodig", vond de boer.
„Zeker een stadsche?"
„Maar eventjes uit Amsterdam, Mieras.
Niks voor ons, hé?3'
„Neen, 3kmoet niks van de stad hebben.
Daar", hij wees naar Zuidstad, is me al
groot genoeg33.
Ina lachte vroolijk.
„Ik ben in de stad geboren en getogen,
en heb er geen last van. Maar buiten be
valt het mij ook goed'3.
En zij maakt zich hier ook nog ver
dienstelijk, Mieras. Moet je hooren. Zij heeft
met je vrouw afgesproken, drie middagen in
de week op de boerderij te komen, om wat
voor te lezen en te praten33.
Over de stugge gelaatstrekken van boer
Mieias gleed een lach, die hem in etnen
sympathieker maakte, vond Ina.
„Dat is aardig", zeide hij. „Ik vind het
zoo jammer, dat mijn vrouw zoo dikwijls
alleen is,"
„Nu voor de eerste maanden is dat op
lost.
„Wat een middag", vond Ina even later.
„Dat draag ik niet lang, dominé.33
„Tóch moet het meisje. Je zult laai
geduld moeten hebben, om Mieras te win
nen. A1 s je hem wint."
„Maar als hij nu weet, dat ik zijn klein
dochter ben, dan zal hij mij toch niet weg
jagen?"
„En wat heeft hij dan met je vader ge
daan?33
„Ja, u hebt gelijk. Wat is dat toch
vreeselijk! D'ominé hoe kan dat nu toch?
Hoe kan iemand die zóó gehandeld heeft,
geregeld de kerk bezoeken? Is dat dan
geen ernst?33
Onder Bedactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Probleem 7, de onrustverwekker.
De pennen zijn in beweging gekomen. In
allerlei toonaarden beweert men met klem
probleem 7 wél goed te hebben opgelost.
Het is alsof mijln publicatie: „niemand
heeft probleem 7 goed opgelost, omdat er
niemand is die alle varianten behoorlijk
heeft uitgewerkt3', een knuppel is, die ik in
het hoenderhok der oplossers heb geworpen.
Luid gekakel! Heftig gegesticuleer! Als de
verschrikten nu wat tot rust zijn gekomen,
is er kans, dat ze zullen luisteren naar mijn
streng logische redeneering. Ik constateer
dan allereerst, dat er niet één is ge
weest, die geschreven heeft, dat ik mij
vergist heb, want dat hij wél alle varianten
heeft ingezonden. Allen geven toe, dat ze
het niet gedaan hebben. Dat staat vast.
Nu is de vraag geworden: Moest men alle
varianten inzenden? Bn dan stel ik vast, dat
de reclameerende inzenders allen behooren
tot de club-spelers. Ik lees hun namen bij
competitiewedstrijden, waarin ze aan hooge
borden meespelen. Wat dat wil zeggen? Wel,
dit: iemand, die in een vereeniging speelt,
wordt geacht op de hoogte te zijn van de
usances bijl het inzenden van oplossingen.
En daaronder behoort zeer zeker, dat men
alle varianten en ondervarianten aan
geeft. Vooral bij een eindspel. Dat zal toch
niemand mij. durven betwisten.
Men voelt dit dan ook wel aan en daarom
zoekt men naar een ander motief. Men
zegt nu, dat ik, bij een vorige gelegenheid,
nadrukkelijk gevraagd heb om alle varian
ten in te zenden. Eu nu deed ik dit niet.
Dat is juist. Maar wat bewijst dit? Dat wil
zeggen, dat ik om vergissingen te voorkomen
voornamelijk van niet-club-dammers
indertijd gewaarschuwd heb: „denk er om,
dat u altijd alle varianten inzendt". Zooals
ik er wel eens extra bij zet: Wit speelt en
wint; ook dat is overbodig. Maar ook dat
doe ik wel eens, opdat, wanneer er onder
de lezers zijn die de damrubriek volgen,
maar niet inzenden, en die op een zekeren
dag ook eens aan het oplossen slaan, zij
van dit advies kunnen profiteeren.
Hoe sneu het ook is, dat men de oplos
sing van nr 7 niet volledig heeft ingezon
den en dat men daardoor een 'kans heeft
voorbij lateni gaan om alléén de leiding
te nemen in den oplosserswedstrijd, de
rechtvaardigheid gebood mij alles af te
keuren. Een inzending met één gemiste va
riant even goed als een oplossing met geen
enkele variant. Gelijke monnikken, gelijke
kappen!
Men wil wel van mij aannemen, dat de
billijkheid het eenige richtsnoer geweest
is bij het nemen van mijn beslissing. An
dere motieven speelden geen rol!
Wat b.v. een lezer schreef, dat ik alles
afkeurde om daardoor de animo om op te
lossen er in te houden, is al heel onvrien
delijk van mij gedacht.
Gaarne heb ik veel oplossers. Meer nog
dan het respectabele aantal, dat nu reeds
de rubriek volgt. Maar, dat dit zou leiden
tot het nemen van maatregelen die onbillijk
zouden zijn, is er wel zóó naast, dat ik mil
tegen dergelijke verdenkingen niet wensch te
rechtvaardigen. Ik denk, dat de teleurge
stelde oplosser in een bui van zwaarmoedig
heid zoo iets absurds heeft verondersteld
en ik verwacht, dat hij zoo ridderlijk zal
zijn, na deze uiteenzetting, zijn beschuldi
ging in te trekken.
De rust is nu weergekeerd! En allen
blijven de rubriek in „De Zeeuw" trouw,
nietwaar? Ik ken de dambeoefenaars te
goed om iets anders te veronderstellen. En
speciaal de rondborstige Zeeuwen hebben
op dit punt een bijzondere reputatie op te
houden.
Daarom een streep onder het „incident33
en hier is probleem nr 9:
Vraagstuk No. 9.
Auteur: P. v. D'ijk, Amsterdam.
1 2 3 4 5
47 48 49 50
Zwart 8 soh. op: 6, 8, 11, 16, 18, 30,
31 en 35.
Wit 9 sch. op«. 25, 26, 28, 29, 34, 37,
38, 39 en 50.
Mededeeling.
Oplossing probleem 8 blijft overstaan tot
een volgende rubriek. Zoo ook de corres
pondentie.