Rondgang door den Dam-doolhof. DE BOERDERIJ AAN DE VAL ro rf 5 he i£ a> G be ft ft w bol Wenken op electrisch gebied K UJ -M M z O a -M to y - 2 S u. a Ift 3 "r 3 O Z? a a. a "go 2? -E m CO as a> as n CD LU -§ 3 U -§ S m - -T? G üO cd a) 0 3 os 8. T3 J3 O =0 g fH a 2 A 3 J3 a> to T3 3 o 3 3o T3 <D J-, rft TO O 2 G CÖ fe -H O O) c cj Q> <D m K CJ a> "-> 3-* sp-SPS^r G a> _2 T3 G o Q) °3 as G o 5 o-O o m m o at :z? JH G~ 5-0 S cö TO (D cj D o a) G 3 G C"1 O rrl M T3 ®-9 30S ,c-j rG M 'Dfl o g3o|^»«s«5 sS'"? 2 O Sh 5 tc^ Go G *G 0 rG G &p aj as G -0 J2 0 .2 cd a> G -G G .-^ S, G .G be >-r (t< X? cj ~*-' m -2 be 2 G "S G .O 35 0) rft o cd j? as s-tftTO G qst!^) G ho as fcr as -*-> n o^-gw *- 2 O 5p 9 be <x> .G as ^3 o -G^c :G> ös o .5 G .2 N T3 2$ T3 G rft To X TO o 9 0 S a> :p? e g G as 5 2? as as 0 as G - 5 2 IS Öw T3 3 fn .5 -C a? d 2 -r - c S as as a as aj 0 t? S? (-• r-1 rG T3 '>-* S N :?7 as as eG ft o .2 00 be as as »Td be S 0 a bc.2 as G 3 G T3 .2 rG cö .2 as t3 Gn as G as^3 gfl'Xgg 2 S S .2 .2 o G grh G'm^-3 üiïï H i 2 0 G o 3 as r. n rl B G G w 2 .2 «J rG M "T^ j-J G 3G fl G rrt rH 2 TJ rG G as G op as to hj ai SG 00 -P fc -ö-S 8 S P a O rio5 •*-' r 1 .^7 8 d d S N 0) o. 0)13 N hor* rt -a a ig o n 0 0w d Së c5 S?®3 g 'J3 g C S 03 as - as 1 - G G fl a 2d 'O as G G T3 G 3 s§§ S ft o M O rj G frt •-« gSSjg^ OÖ d-OJ O 3 G »I-H fQ ft 5^ as 8- sg g. C.ÏÏ g S d g bo !^s a B as rG O a? o G .2 -as to ^-> s- -as TO - 2 S d d KS"" G? O X G eö G G: G ?-. as bo'O G as fl ór^ï bo G rG _G w G G G as G G G rr-o hr as G as 'O as Sï O 9 G 2GuscrtasaSr-». rG ft-O G>rG SfiG>0' as> as S o 'G bo t b OS É-< rj—kj So N ®i do u H mOOrM O) •i S tS hH 03 1^ g «Si x S n£ B De wellevendheid van den man tegenover de vrouw rust juist hierin, en in het huwelijks formulier wordt dan ook de aandacht ge schonken aan het met teerheid en wellevend heid omgaan met het „zwakkere vat". Dit liefdevol omgaan moet ook tot uit drukking komen in uiterlijke wellevendheid, waarvoor juist een vrouw, en terecht, zoo ge voelig is. Ook in het moderne gezinsleven, waar men tegenwoordig weinig personeel meer heeft, is het doen van kleine handreikingen plicht der wellevendheid en Christelijke liefde. Het is geen schande voor den man des Zondags de vaat te helpen afdrogen, hij zeil er heusch nog niet verwijfd door worden. Gelukkig zijn we den tijd voorbij van de onchristelijke tyrannieke manier waarop de Oude Coornveldt uit „de Opstandigen" van Jo van Ammers-Küller zijn gezin regeert als iemand die hoog verheven is boven der gelijke plichten. Hoe men nu in een bepaald geval al of niet moet handelen is lastig te zeggen, maar iemand die zich laat leiden door deze twee grondprincipes zal zeker nooit groote flaters slaan. Weet hij in een speciaal geval niet pre cies de goede toon, dan is het verstandig wat af te wachten en zien hoe een ander het doet. In een werkelijk beschaafde kring zal men het niemand kwalijk nemen wanneer hij in onwetendheid zondigt tegen een in dien tijd of kring gangbare regel. Zeer belangrijk is: een goede houding. Duizenden beste brave menschen 'hebben geen houding of zijn met hun houding ver legen. Een goede, pittige, rechte houding, een flinke handdruk doen prettig aan. Een be sef wanneer men staan of zitten moet is plicht van zelfrespect en naastenliefde. „Je naaste liefhebben als jezelf" betee- kent: Aandacht aan je naaste schenken, dus: je naaste in zijn of haar persoonlijkheid la ten, hetgeen o.a. wil zeggen: Een redelijke meening kunnen begrijpen en kunnen heb ben, ook al is het de onze niet. Het beteekent bovenal „tact". Gebrek aan tact is voornamelijk gebrek aan liefde, en in tweede plaats: Aan inzicht en intuïtie. Deze laatste ontstaan echter haast vanzelve, wan neer het eeiste aanwezig is. Hoe leeren we nu onzen kinderen deze wellevenskunst? Hierover D.V. de volgende malen. P. W. J. STEINZ. RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK. Auto Radio. Er werd ons laatst gevraagd welk stand punt we innamen tegenover radio in de auto. We hebben den vraagsteller geant woord, dat we aan een en ander een apart artikel zouden wijden en dit doen we met veel genoegen. Dit komt omdat de meenin gen over auto-radio zeer uiteenloopen. Nu is het niet onze bedoeling dit onderwerp weer van een andere zijde te belichten, want het is zoo van alle zijden bekeken, dat we dit over bodig achten. Wel willen we hetgeen er tot nu toe over geschreven is eens nader onder de loupe nemen en tenslotte nagaan hoe de auto-radio in de practijik bevonden wordt. De lauto-radiotoestellen, zooals ze door verschillende firma's in den handel ge bracht worden, voldoen aan de hoogst te stellen eischen. Het geluid is niet minder te noemen als van een gewoon doorsnee toestel. Het heeft zelfs deze voordeelen, dat men de afstemmingsiknoppen kan bevestigen waar men verkiest. We vragen ons wel eens af, waarom men bij" de normale toestellen geen afstandsbediening maakt, hetgeen toch zeker voor moderne interieurs zijn voordeel kan hebben. De toestellen worden aangesloten op de accu en als de motor van de auto in wer king is (dus de accu bijgeladen wordt), kan de accu voldoende stroom leveren, zonder kans op een vroegtijdig niet meer function- neeren van de accu. Bij stilstaanden motor moeten we de voeding uit de auto-accu ont raden, daar deze dan te vlug ontladen zou worden; nog afgezien van het feit, dat we de auto-motor met een leege accu moeilijk op gang kunnen krijgen. Elr rest ons nog te vertellen, dat bij de installatie van een auto-radio de noodige ontstorings-condensatoren aangebracht wor den in den motor, zoodat we geen last van rvonkendq bougie's e.d. hebben. Hiermede hopen we u voldoende van de toestellen als zoodanig verteld te hebben. Wat is nu de meening van automobilisten hierover? Die is zeer verschillend. Zooals de smaken over verschillende dingen sterk uiteenloopen, zoo is het ook met de auto radio. We hoorden van menschen, die bijna den geheelen dag in de auto doorbrachten en het als een groot gemis zouden voelen, als ze het zonder radio moesten doen. Daarte genover zijn er andereD, die het heelemaal niet prettig vonden. Deze laatste categorie gaf daar bij aan, dat de radio den chauf feur te veel afleiding geeft, zoodat hij zich niet voldoende op het verkeer van den weg kan concentreeren. Terwijl op lange wegen waar betrekkelijk weinig verkeer is, de ra dio een slaapmiddel is, zoodat het moeilijk is, ook bij minder verkeer, de noodige aan dacht aan den weg te blijven besteden. De enthousiasten voor auto-radio voerden hier direct tegenover aan, dat juist op lange rechte wegen, terwijl het zonnetje in den wagen schijnt, het eentonig gezoem van den motor je min of meer dommelig maakt en de radio juist in dit geval een zeer welkome afleiding is. Zooals u ziet, twee meeningen die elkaar volkomen tegenspreiken. Het is dan ook moeilijk u hierin een bepaald advies te ge ven. Het is een kwestie die ieder voor zich zelf moet uitmaken. We kennen iemand, die zelfs door het allerdrukste stadsverkeer in onze groote steden altijd met zijn spelende radio rijdt en daarvan nooit den minsten hinder ondervindt. We kennen hem als een zeer voorzichtig rijder en als er kans be stond, dat de radio hem hinderde in het be sturen van zijn wagen, weten we zeiker dat hij z'n toestel direct af zou zetten. Hij vindt het echter buitengewoon prettig en rijdt lie ver mèt dan zonder radio. Het is ook een feit, dat de meeste autobezitters in Amerika een toestel in hun wagen ingebouwd heb ben. Bij de montage van de nieuwe auto's wordt er dan ook tegenwoordig altijd reke ning mee gehouden. Iedere nieuwe auto heeft een ingebouwde antenne. En dat dit geapprecieerd wordt, bewijst Amerika. De autofabrikant bouwt dan ook de antenne niet in uit een oogpunt van luxe, maar het is, alhoewel nog niet in Holland, een nood zakelijk iets geworden. Wij zelf hebben niet de gelegenheid ge had om een auto-radio op een lange reis te beoordeelen. We hoorden het apparaat ver schillende 'keeren op kortere trajecten en vonden het dan een aangename afwisseling. Wij vernamen dan ook van menschen, die een autoradio veel gebruiken en wier oor deel we op prijs stellen, dat zij u, indien u daartoe in de gelegenheid bent, een dergelijk toestel gerust kunnen aanbevelen. P. H. te K. Vraagt u eens een schema bij de Gooische Radio Handel te Hilversum. K. B. te B. U kunt de neg. roosterspan- ning gerust wat hooger maken (tot 24 V.). Regelt u de sterkte eens met een potentio meter van 10.000 Ohm in de antennekring. door H. ZEEBERG. 20) o— Maar nu worstel je natuurlijk met de vraag hoe je het geloof deelachtig kunt worden. Dat kun je alleen door het gebed. Gods Geest werkt in je, dat staat voor mij vast. Wedersta Hem nu niet; Ina. Worstel net zoo lang op de knieën tot het volle licht doorbreekt. Wie tot God roept in oprecht heid wordt vroeg of laat verhoord." „Wilt u mij helpen?" smeekte Ina. „Voorzoover ik helpen kan, natuurlijk. We kunnen beginnen met straks samen te bidden. Maar i k 'kan heusch niet veel. Je moet zelf werkzaam zijn. Bidden en den bijbel onderzoeken." GEFLOTEN GESPREKKEN. Op Gomera, een van de Canarische ei landen, houden de bewoners er een fluittaal op na. Zij gebruiken deze alleen, wanneer zij aan iemand op betrekkelijk verren afstand iets willen mededeelen. De fluittaal vervangt dus het roepen. Zij kunnen zich merkwaardig goed in deze fluittaal uitdrukken. Merkwaardig moet het aandoen, voor het eerst een fluit- gesprek te hooren. Vreemdelingen meenen in het begin dikwijls dat zich nachtegalen op het eiland, ophouden. Het gefluit der Gomera's wordt voortge bracht alleen met de lippen en de tong, óf door twee vingers in den mond. te steken. „Maar als ik dien nu niet begrijp?" „Gods Geest verlicht. Maar bovendien kun je mij altijd vragen. Ik ben stèeds bereid. Misschien was het wel goed, als je eens twee, drie uren per week catechisatie bij mij nam. Of heb je daar bezwaar tegen?" „Ik wilde dat juist zoo gaarne, maar durfde het niet vragen." „Maandag, Woensdag en Vrijdag catechi satie, Ina. Dan zal ik je onderwijzen in de Christelijke leer. En hoe méér je mij dan vraagt, hoe liever het mij is. I'k kan mij levendig indenken, dat je nog zeer onwetend bent. Vertel me eens, ben je vóór je in Am sterdam waart en met Mien in aanraking kwam nooit in een kerk geweest?" „Neen, dominé. Alleen om concerten te beluisteren zoo nu en dan." „Bn wordt er nu thuis geen bezwaar ge maakt?" „Mijn moeder en zuster zijn er fel te gen, dat ik de kerk bezoek. Vader niet. Hij werd godsdienstig opgevoed, maar heeft met een Christen zult een droeve ervaring opge daan, dat hij den godsdienst den rug heeft toegekeerd." „Dat is niet juist. Inderdaad kan een Christen ons heftig teleurstellen. Want wij blijven zondaars, ook al heeft Gods genade ons aangeraakt. Maar dat* geeft geen recht, om dan het Christendom te verwerpen. Wij moeten en mogen niet zien op den Christen, maar op den Christus. Dus je vader maakt geen bezwaar?" „Vader vindt het goed, dominé. Hij heeft gezegd: als je in je ideaal niet teleurgesteld wordt, ben je gelukkig." Aandachtig luisterde dominé Westwoud, bij zichzelf de gevolgtrekking makend, dat Ina's vader dan toch nog niet geheel los was van den godsdienst. Hij had diep medelijden met bet zoo wel opgevoede, in den grond lieftallige meisje, dat geheel onkundig was gelaten van het eenige, dat de menschen echt gelukkig kan miaken: het besef van eigen onwaardigheid en doemwaardigheid te kennen, maar te wé ten, het eigendom van Jezus Christus te zijb. Dit meisje van de wereld zocht naar dien vrede, die alle verstand te boven gaat. Zij had dien in den aanvang reeds gevonden. Mien schreef er herhaaldelijk over en een maal had zij er, toen zij eenige dagen thuis was, ook over gesproken. De dochter van den ingenieur uit Arnhem had slechts nog geloovig te aanvaarden. Als zij dat nu maar durfde. En als zij met haar onmiskenbare gave ook verstandelijk op de hoogte kwami van de Christelijke waarhe den, neergelegd in den Bijbel, dan zou deze verpleegster, door Gods genade, die haar had aangeraakt, niet alleen voor leven en sterven geborgen zijn, maar dan kon zij ook in geestelijk opzicht nog nuttig zijn voor de lijdende menschheid. Vandaar dat zijn vrouw en hjj Mien had den aangeraden, die rust behoevende ver pleegster naar de pastorie te zenden, omdat het toen reeds duidelijk was en nu zoo klaar als wat, dat Ina Neerlandt de meeste be hoefte had aan rust, aan het rustpunt voor haar ziel. Vandaar, dat de predikant van Zuidstad met graagte toestemde in haar verzoek, haar godsdienstonderwijs te geven. HOOFDSTUK X. Dominé Westwoud stapte, vergezeld van Ina, de verweerde poort met de vier to rentjes door en vervolgens de brug over. Tengevolge van omstandigheden, die niet te voorzien waren geweest, was Willy plot seling verhinderd, den tocht naar de boer derij van Mieras mee te maken. Daar hij nu eenmaal was vastgesteld, ging het twee tal op stap. De predikant stond stil en wees op een landweg vlak vooruit. ,,^ils we dezen weg volgen zijn we in twintig minuten aan de Val. De weg links gaat naar dorpen op het eiland. We zullen zooals de afspraak is, nu rechts gaan en volgen den havendij'k tot aan de zee. Ver volgens den zeedijk, die ons vanzelf aan de Val brengt, 't Is niet, wat je noemt de kortste weg, maar rechtstreeks naar de boerderij, gaan, dat is nog te vroeg. Als je nu tegen de lange wandeling opziet „O, heelemaal niet," lachte Ina. ,,'k Heb me er juist op verheugd." Feitelijk was zij min of meer blij', dat Willy verhinderd was, daar zij den vorigen dag het besluit genomen bad, den predikant in kennis te stellen van het feit, dat zij de kleindochter van boer Mieras was en hem te vragen, haar zoo mogelijk te helpen. Aanvankelijk liepen zij', langs vervallen pakhuizen, over puntige straatkeiën. Maar die gingen weldra over in het, nu Mei ver streek, meer en meer groenende grastapijt van den dijk aan den overkant van de ha ven. Geleidelijk bracht Ina het gesprek op de boerderij, die na een uur zou worden be reikt, naarstig informeerend naar de be woners, eerst en vooral naar de boerin. ,,'k Weet niet, wat ik van haar zeggen moet. Bepaald ziek is zij niet. Zij ligt dan ook niet te bed, maar op een ruststoel voor het raam, dat op den weg uit ziet. Zoo nu en dan komt de dokter eens kijken, maar 'hijl zegt mij', er niets aan te kunnen doen en dat geloof ik graag, 't Is méér een psycho logisch dan een physisch verschijnsel." „Wat vreeselij'k, altijd maar zoo te moe ten liggen. En dan vaak eenzaam natuurlijk. Want ik hoor van Willy, dat die oude boer altijd nog hard werkt. En kinderen zijn er niet. Alleen een dienstbode, als ik het wel heb." „Ja, een dienstbode, die natuurlijk de handen vol heeft. Het zou wel goed zijn, wanneer de boerin gezelschap had. En ik zal haar dat ook wel eens voorstellen bijl ge legenheid. De groote vraag is, of zij dat wil. Want zijl verklaart, het nooit eenzaam te hebben. En dat geloof ik ook wel." „Maarzoo altijd alleen liggen." „Boerin Mieras verwacht niets van men schen, al stelt zij', die de vriendelijkheid en hartelijkheid zelve is, medeleven zéér op prijs. Zij verwacht evenwel, en beter kunnen we niet doen, alles van God, onzen Heere. Ik hoop, dat je er méér zult komen, Ina. Want daar zul je leeren, wat Gods genade vermag. De boerin van de Val is een kind van God. Zij ligt rustig te wachten tot de Heere haar roept. En dan gaat zij', zij weet het zeker, rustig heen, naar den hemel, waar haar jongen is." „Baar jongen?" „Zij heeft een jongen verloren, toen hij veertien jaar was." „Heeft dat haar zoo aangegrepen?" „O'ok wel. Maar zij heeft méér geleden." De scherpizinnige Ina begreep onmiddel lijk: dominé Westwoud was op de hoogte! Daardoor werd ook zijn vragen naar inge nieur Mieras verklaarbaar. Hij! wilde, al of niet in opdracht, eens weten, of die zoon nog leefde! Het werd haar al gemakkelijker ge maakt. Maar zij liet nog niets blijken. „Het moet toch voor die vrouw wel pret tig zijn geregeld gezelschap te hebben. Want tenslotte is zij toch hulpbehoevend. Aan uw woorden te hooren vermoed ik, dat u haar geen lang leven meer toedenkt?" Zij vroeg het met eenige vrees. „O, dat heb ik niet beweerd. Wie zal dat zeggen? De hulpbehoevendheid is pas van het laatste jaar. Het kan nog lang met haar duren." „Nu, dan vind ik, dat zij' wel eens gezel schap hebben mocht. Of de boer moest be zwaar maken. I'k vind Mieras ver van sym pathiek." „Hoe weet je dat?" vroeg de ander ver rast. „Ik druk me misschien te sterk uit. Hij maakte op mij niet een sympathieken in- Uei Schaakspel. Heel oud is het schaakspel en het is dan ook geen wonder, dat de uitvinder ervan niet bekend is. Langen tijd heeft de legende geloof ge vonden, dat de Grieksche held l'alamedes, zoon van Nauplius, de uitvinder zou zijn. Tijdens het beleg van Troje zou hij dit spel bedacht hebben, teneinde aan zijn 'krij gers een nuttig en onderhoudende bezigheid te verschaffen. Volgens een andere legende zou Sassa, zoon van D'akir, de man zijn, in wiens snug ger brein de gedachte aan dit spel het eerst was opgekomen. Deze brahmaan zou belast geweest zijn met de opvoeding van een Hin- doesche prins en voor dezen prins zou hij het schaakspel bedacht hebben. Het was hem niet enkel om verstrooiing te doen, nog minder om aan den toekomstigen heer- scher het oorlogvoeren te leeren, maar hij had een paedagogisch doel met dit spel. Hiji wou het prinsje ervan doordringen, dat een koning niets vermag zonder de hulp van zijn onderdanen. Daartoe moest dit spel dienen. De Vorst was verrukt over de peadagogi- sche bekwaamheid van Sassa, toen hij ken nis met dit spel maakte. Hij wilde door een belooning zijn erkentelijkheid toonen en liet het aan sassa over, zelf die belooning te kiezen. De slimme paedagoog vroeg één graan korrel op het eerste vakje van het schaak bord, twee op het tweede, vier op het der de en zoo vervolgens, het aantal telkens verdubbelend, tot het 64ste vakje toe. De koning stond versteld over deze be scheiden eisch en gaf bevel, om spoedig aan het verlangen van zijn zoon te voldoen. Maar weldra bleek, dat al het koren, uit het heele land niet voldoende was voor deze „kleine" belooning. Goed bereikend, vroeg de geslepen man niet minder dan 18.336.744.073.709.551.615 graankorrels en alle magazijnen van Indië waren ontoerei kend, om dit astronomische getal te berei ken. Wat er ook van deze legende waar of on waar moge zijn, zeker is, dat men algemeen aanneemt, dat Indië de bakermat van het schaakspel is geweest. Men gelooft goede gronden te hebben voor de meening, dat het spel omstreeks 300 a20O jaar voor Ghr. werd uitgevonden. Het werd ongeveer 600 jaar na Ghr. bekend in Perzië, waar de Arabieren, toen zij; dit land onder Omar veroverden, het leerden. Door de Arabieren is het in Europa bekend geworden. Men denke niet, dat de spelregels van meet af gelijk waren aan die, welke wij kennen. Zoo mocht de koningin aanvanke lijk slechts één plaats verschoven worden, en alleen in schuine richting. Er waren trouwens meer afwijkingen van onze regels. Maar toch waren de spelregels in de 13e eeuw al vrijwel gelijk aan de thans geldende. druk Zondagmorgen. Maar ik kan mij ver gissen. I'k sprak hem slechts even." „Heel goed ken ik Mieras nog niet. Hjj is wat stug en moeilijk te doorgronden. Maar je moet niet vergeten, dat je met een boer te maken hebt, Ina. Boeren zijn een apart soort menschen. Je moet ze kennen. En dan vallen ze zéér mee. Dat zal met Mieras ook wel het geval zijn, wanneer ik hem ken. Ongetwijfeld is hij een trouw lid der ge meente, op wien nooit tevergeefs een beroep wordt gedaan, als er voor iets geld noodig is. Zoo zijn de boeren hier. Ze zijn wat de stedelingen gierig noemen en bewaren bij voorbeeld een half afgebrande lucifer om die later nog eens te gebruiken.je lachi er om, maar 't is heusch waar. Doch met genoegen geven zij vijf, tien gulden voor het een of ander liefdadig doel. Zoo is Mieras ook. ''k Heb er ervaring van." Haars ondanks steeg bij deze mededeeling haar Grootvader in Ina's oogen. „Neemt u mij niet kwalijk. Ik beoordeel hem mogelijk wel zeer verkeerd en licht vaardig." ,,'k Moet toegeven, dat hij den schijn tegen zich heeft. Maar 'k maak me sterk, dat op den duur de kennismaking met Mieras mede zal vallen, al heeft de boer zijn eigenaardig heden. Het treft mij vooral, hoe hartelijk hij met zijn vrouw omspringt. Hij doet alles voor haar. Eén voorbeeld slechts. Je moet weten, dat Mieras als het ware een inge kankerde haat tegen de radio heeft. Maar als ik je nu vertel, dat er in de kamer een radiotoestel is, wat zeg je dan?" Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Oplossing Vraagstuk 7. Stand Zwart: dam op 5 en schijf op 10. Stand Wit: dam op 47 en 2 schijven op 18 en 21. Oplossing. Wit: Zwart: A. 11. 6—1 12. 1X12 45X7 A, c) Het offeren van een dam baat niet. B, d) 75—10 8. 46 X5 38—43 of 42 9. 528 42 of 43 neemt dam 10. 2833 of 28X39 en wint. B, e) 6 7. 6—1 8. 46—10 7 8. 46X5 35nq 3943 of 44 f) B, f) 5—10 39—45 g) 9. 528 en het offer van dam en schijf door 2830 of 2844 wint. B, g) 83944 9. 5—28 44—50 verplicht, want op 4449 volgt weer 2844 10. 28—6 50-45 11. 1812 en wint. Oplossingen, waarin alle varianten wer den aangegeven, ontving ik niet één! De één vergat alle bijevarianten en gaf alleen de twee hoofdvarianten aan, een ander gaf aan wijzingen in de richting van de onder-va rianten, weer een ander gaf eenige mo gelijkheden aan, zelfs was er een inzender die drie varianten vermeldde (die was dus al een heel eind weg), maar volledig was er niet één. Nu kan men natuurlijk gaan redeneeren: Ja, maar, u begrijpt toch wel, dat wij, die de hoofdvarianten hebben aangegeven, ook wel die ondergeschikte bijvarianten hebben gevonden!" Maar daar antwoord ik op: Ik weet al leen dat ui ze gevonden hebt, als u ze mij schrijtft! Een andere maatstaf is er voor mij niet. Het is daarom, dat ik alle inzendingen als onvolledig, d.i. onjuist beschouw. De een zoowel als de ander. Veel vergeten of wei nig verzuimd. Vindt u dit niet billijk? Het aantrekkelijke is nu dat niemand nog achterstand heeft en ieder mee kan 1. 47—15 10—14 2. 15—10 1420 verpl. 3. 10—46 20—25 B 4. 21—16 25—30 5. 16—11 30—35 6. 11—6 35—10 7. 6—1 40—45 a) 8. 18—12 45—50 b) 9. 1—6 50—15 c) 10. 6—1 en wint. B. 3. 20—24 4. 21—16 24—29 5. 16—11 29—33 6. 11—6 33—38 e) 7. 6—1 38—42 of 43 d) 8. 4619 5X12 9. 1X47 A, a) 7 40—44 8. 46—19 5X12 9. 1X49 A, b) 8 5—10 9. 46X5 45—50 10. 1—6 5045

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8