Rondgang door den Dam-doolhof.
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
ro
rf 5
he
i£
a> G be
ft
ft
w
bol
Wenken op electrisch gebied
K
UJ -M M
z
O
a -M
to y
-
2
S u.
a
Ift 3 "r
3 O Z?
a a.
a
"go
2? -E
m
CO
as
a>
as n
CD LU
-§
3 U
-§ S
m -
-T? G
üO cd a)
0 3
os 8.
T3 J3
O
=0 g
fH
a 2
A 3 J3
a> to T3
3 o
3
3o
T3 <D J-,
rft TO
O
2
G CÖ
fe -H
O O) c
cj Q> <D
m K CJ
a> "->
3-* sp-SPS^r
G a>
_2
T3 G
o Q)
°3 as
G
o 5 o-O o
m m o at :z?
JH G~ 5-0
S
cö
TO
(D cj D o a)
G
3 G
C"1 O rrl
M T3
®-9 30S
,c-j rG M 'Dfl
o g3o|^»«s«5
sS'"?
2
O Sh
5 tc^
Go
G *G
0
rG
G &p
aj as
G -0
J2 0 .2 cd a> G
-G G .-^ S, G .G be
>-r (t< X? cj ~*-' m
-2 be
2
G "S
G .O
35
0) rft
o cd j?
as
s-tftTO G qst!^) G ho
as
fcr as -*-> n
o^-gw
*- 2
O 5p
9
be
<x> .G as ^3 o
-G^c :G>
ös o .5 G .2
N
T3 2$ T3
G rft To
X TO o
9 0 S
a> :p?
e g
G as
5 2?
as as
0 as G
- 5 2 IS
Öw
T3
3 fn .5 -C
a? d 2 -r
- c S
as as a as aj 0
t? S? (-• r-1
rG T3
'>-* S N
:?7 as
as eG ft o .2 00
be as as
»Td be
S 0
a
bc.2
as G
3 G
T3 .2 rG cö .2 as t3
Gn as G as^3
gfl'Xgg 2 S S .2 .2 o G
grh G'm^-3 üiïï H
i 2
0 G o 3
as r. n rl
B
G
G w
2 .2 «J
rG M
"T^ j-J
G 3G fl G
rrt rH
2
TJ rG
G as
G op as
to hj ai
SG 00
-P fc -ö-S
8 S P
a
O rio5 •*-' r 1 .^7
8 d d S
N 0) o. 0)13
N hor* rt
-a a ig o n
0 0w
d
Së c5
S?®3
g
'J3 g C
S 03
as - as 1
- G
G fl
a 2d
'O
as G
G T3
G 3
s§§
S ft o
M O
rj G
frt •-«
gSSjg^ OÖ d-OJ O 3
G »I-H fQ ft 5^
as
8-
sg g.
C.ÏÏ
g S
d g
bo
!^s
a B
as rG O a?
o G .2 -as
to ^-> s- -as TO
- 2 S d d
KS""
G? O X
G eö G G:
G ?-. as
bo'O
G as fl
ór^ï bo G rG
_G w
G G G as
G G G rr-o hr
as G
as 'O as
Sï O 9 G 2GuscrtasaSr-».
rG ft-O G>rG SfiG>0'
as> as S o 'G bo
t b OS É-< rj—kj
So N ®i do
u H mOOrM O)
•i S tS hH 03
1^ g
«Si
x S n£ B
De wellevendheid van den man tegenover de
vrouw rust juist hierin, en in het huwelijks
formulier wordt dan ook de aandacht ge
schonken aan het met teerheid en wellevend
heid omgaan met het „zwakkere vat".
Dit liefdevol omgaan moet ook tot uit
drukking komen in uiterlijke wellevendheid,
waarvoor juist een vrouw, en terecht, zoo ge
voelig is.
Ook in het moderne gezinsleven, waar
men tegenwoordig weinig personeel meer
heeft, is het doen van kleine handreikingen
plicht der wellevendheid en Christelijke
liefde.
Het is geen schande voor den man des
Zondags de vaat te helpen afdrogen, hij zeil
er heusch nog niet verwijfd door worden.
Gelukkig zijn we den tijd voorbij van de
onchristelijke tyrannieke manier waarop de
Oude Coornveldt uit „de Opstandigen" van
Jo van Ammers-Küller zijn gezin regeert
als iemand die hoog verheven is boven der
gelijke plichten.
Hoe men nu in een bepaald geval al of
niet moet handelen is lastig te zeggen, maar
iemand die zich laat leiden door deze twee
grondprincipes zal zeker nooit groote flaters
slaan.
Weet hij in een speciaal geval niet pre
cies de goede toon, dan is het verstandig
wat af te wachten en zien hoe een ander het
doet. In een werkelijk beschaafde kring zal
men het niemand kwalijk nemen wanneer
hij in onwetendheid zondigt tegen een in
dien tijd of kring gangbare regel.
Zeer belangrijk is: een goede houding.
Duizenden beste brave menschen 'hebben
geen houding of zijn met hun houding ver
legen.
Een goede, pittige, rechte houding, een
flinke handdruk doen prettig aan. Een be
sef wanneer men staan of zitten moet is
plicht van zelfrespect en naastenliefde.
„Je naaste liefhebben als jezelf" betee-
kent: Aandacht aan je naaste schenken, dus:
je naaste in zijn of haar persoonlijkheid la
ten, hetgeen o.a. wil zeggen: Een redelijke
meening kunnen begrijpen en kunnen heb
ben, ook al is het de onze niet.
Het beteekent bovenal „tact". Gebrek aan
tact is voornamelijk gebrek aan liefde, en in
tweede plaats: Aan inzicht en intuïtie. Deze
laatste ontstaan echter haast vanzelve, wan
neer het eeiste aanwezig is.
Hoe leeren we nu onzen kinderen deze
wellevenskunst?
Hierover D.V. de volgende malen.
P. W. J. STEINZ.
RADIO TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Auto Radio.
Er werd ons laatst gevraagd welk stand
punt we innamen tegenover radio in de
auto. We hebben den vraagsteller geant
woord, dat we aan een en ander een apart
artikel zouden wijden en dit doen we met
veel genoegen. Dit komt omdat de meenin
gen over auto-radio zeer uiteenloopen. Nu is
het niet onze bedoeling dit onderwerp weer
van een andere zijde te belichten, want het
is zoo van alle zijden bekeken, dat we dit over
bodig achten. Wel willen we hetgeen er tot
nu toe over geschreven is eens nader onder
de loupe nemen en tenslotte nagaan hoe de
auto-radio in de practijik bevonden wordt.
De lauto-radiotoestellen, zooals ze door
verschillende firma's in den handel ge
bracht worden, voldoen aan de hoogst te
stellen eischen. Het geluid is niet minder
te noemen als van een gewoon doorsnee
toestel. Het heeft zelfs deze voordeelen, dat
men de afstemmingsiknoppen kan bevestigen
waar men verkiest. We vragen ons wel eens
af, waarom men bij" de normale toestellen
geen afstandsbediening maakt, hetgeen toch
zeker voor moderne interieurs zijn voordeel
kan hebben.
De toestellen worden aangesloten op de
accu en als de motor van de auto in wer
king is (dus de accu bijgeladen wordt), kan
de accu voldoende stroom leveren, zonder
kans op een vroegtijdig niet meer function-
neeren van de accu. Bij stilstaanden motor
moeten we de voeding uit de auto-accu ont
raden, daar deze dan te vlug ontladen zou
worden; nog afgezien van het feit, dat we
de auto-motor met een leege accu moeilijk
op gang kunnen krijgen.
Elr rest ons nog te vertellen, dat bij de
installatie van een auto-radio de noodige
ontstorings-condensatoren aangebracht wor
den in den motor, zoodat we geen last van
rvonkendq bougie's e.d. hebben. Hiermede
hopen we u voldoende van de toestellen
als zoodanig verteld te hebben.
Wat is nu de meening van automobilisten
hierover? Die is zeer verschillend. Zooals
de smaken over verschillende dingen sterk
uiteenloopen, zoo is het ook met de auto
radio.
We hoorden van menschen, die bijna den
geheelen dag in de auto doorbrachten en
het als een groot gemis zouden voelen, als
ze het zonder radio moesten doen. Daarte
genover zijn er andereD, die het heelemaal
niet prettig vonden. Deze laatste categorie
gaf daar bij aan, dat de radio den chauf
feur te veel afleiding geeft, zoodat hij zich
niet voldoende op het verkeer van den weg
kan concentreeren. Terwijl op lange wegen
waar betrekkelijk weinig verkeer is, de ra
dio een slaapmiddel is, zoodat het moeilijk
is, ook bij minder verkeer, de noodige aan
dacht aan den weg te blijven besteden.
De enthousiasten voor auto-radio voerden
hier direct tegenover aan, dat juist op lange
rechte wegen, terwijl het zonnetje in den
wagen schijnt, het eentonig gezoem van den
motor je min of meer dommelig maakt en de
radio juist in dit geval een zeer welkome
afleiding is.
Zooals u ziet, twee meeningen die elkaar
volkomen tegenspreiken. Het is dan ook
moeilijk u hierin een bepaald advies te ge
ven. Het is een kwestie die ieder voor zich
zelf moet uitmaken. We kennen iemand, die
zelfs door het allerdrukste stadsverkeer in
onze groote steden altijd met zijn spelende
radio rijdt en daarvan nooit den minsten
hinder ondervindt. We kennen hem als een
zeer voorzichtig rijder en als er kans be
stond, dat de radio hem hinderde in het be
sturen van zijn wagen, weten we zeiker dat
hij z'n toestel direct af zou zetten. Hij vindt
het echter buitengewoon prettig en rijdt lie
ver mèt dan zonder radio. Het is ook een
feit, dat de meeste autobezitters in Amerika
een toestel in hun wagen ingebouwd heb
ben. Bij de montage van de nieuwe auto's
wordt er dan ook tegenwoordig altijd reke
ning mee gehouden. Iedere nieuwe auto
heeft een ingebouwde antenne. En dat dit
geapprecieerd wordt, bewijst Amerika. De
autofabrikant bouwt dan ook de antenne
niet in uit een oogpunt van luxe, maar het
is, alhoewel nog niet in Holland, een nood
zakelijk iets geworden.
Wij zelf hebben niet de gelegenheid ge
had om een auto-radio op een lange reis te
beoordeelen. We hoorden het apparaat ver
schillende 'keeren op kortere trajecten en
vonden het dan een aangename afwisseling.
Wij vernamen dan ook van menschen, die
een autoradio veel gebruiken en wier oor
deel we op prijs stellen, dat zij u, indien u
daartoe in de gelegenheid bent, een dergelijk
toestel gerust kunnen aanbevelen.
P. H. te K. Vraagt u eens een schema bij
de Gooische Radio Handel te Hilversum.
K. B. te B. U kunt de neg. roosterspan-
ning gerust wat hooger maken (tot 24 V.).
Regelt u de sterkte eens met een potentio
meter van 10.000 Ohm in de antennekring.
door H. ZEEBERG.
20) o—
Maar nu worstel je natuurlijk met de
vraag hoe je het geloof deelachtig kunt
worden. Dat kun je alleen door het gebed.
Gods Geest werkt in je, dat staat voor mij
vast. Wedersta Hem nu niet; Ina. Worstel
net zoo lang op de knieën tot het volle licht
doorbreekt. Wie tot God roept in oprecht
heid wordt vroeg of laat verhoord."
„Wilt u mij helpen?" smeekte Ina.
„Voorzoover ik helpen kan, natuurlijk.
We kunnen beginnen met straks samen te
bidden. Maar i k 'kan heusch niet veel. Je
moet zelf werkzaam zijn. Bidden en den
bijbel onderzoeken."
GEFLOTEN GESPREKKEN.
Op Gomera, een van de Canarische ei
landen, houden de bewoners er een fluittaal
op na. Zij gebruiken deze alleen, wanneer zij
aan iemand op betrekkelijk verren afstand
iets willen mededeelen. De fluittaal vervangt
dus het roepen.
Zij kunnen zich merkwaardig goed in
deze fluittaal uitdrukken. Merkwaardig
moet het aandoen, voor het eerst een fluit-
gesprek te hooren. Vreemdelingen meenen
in het begin dikwijls dat zich nachtegalen
op het eiland, ophouden.
Het gefluit der Gomera's wordt voortge
bracht alleen met de lippen en de tong, óf
door twee vingers in den mond. te steken.
„Maar als ik dien nu niet begrijp?"
„Gods Geest verlicht. Maar bovendien kun
je mij altijd vragen. Ik ben stèeds bereid.
Misschien was het wel goed, als je eens
twee, drie uren per week catechisatie bij mij
nam. Of heb je daar bezwaar tegen?"
„Ik wilde dat juist zoo gaarne, maar
durfde het niet vragen."
„Maandag, Woensdag en Vrijdag catechi
satie, Ina. Dan zal ik je onderwijzen in de
Christelijke leer. En hoe méér je mij dan
vraagt, hoe liever het mij is. I'k kan mij
levendig indenken, dat je nog zeer onwetend
bent. Vertel me eens, ben je vóór je in Am
sterdam waart en met Mien in aanraking
kwam nooit in een kerk geweest?"
„Neen, dominé. Alleen om concerten te
beluisteren zoo nu en dan."
„Bn wordt er nu thuis geen bezwaar ge
maakt?"
„Mijn moeder en zuster zijn er fel te
gen, dat ik de kerk bezoek. Vader niet. Hij
werd godsdienstig opgevoed, maar heeft met
een Christen zult een droeve ervaring opge
daan, dat hij den godsdienst den rug heeft
toegekeerd."
„Dat is niet juist. Inderdaad kan een
Christen ons heftig teleurstellen. Want wij
blijven zondaars, ook al heeft Gods genade
ons aangeraakt. Maar dat* geeft geen recht,
om dan het Christendom te verwerpen. Wij
moeten en mogen niet zien op den Christen,
maar op den Christus. Dus je vader maakt
geen bezwaar?"
„Vader vindt het goed, dominé. Hij heeft
gezegd: als je in je ideaal niet teleurgesteld
wordt, ben je gelukkig."
Aandachtig luisterde dominé Westwoud,
bij zichzelf de gevolgtrekking makend, dat
Ina's vader dan toch nog niet geheel los was
van den godsdienst.
Hij had diep medelijden met bet zoo wel
opgevoede, in den grond lieftallige meisje,
dat geheel onkundig was gelaten van het
eenige, dat de menschen echt gelukkig kan
miaken: het besef van eigen onwaardigheid
en doemwaardigheid te kennen, maar te wé
ten, het eigendom van Jezus Christus te
zijb.
Dit meisje van de wereld zocht naar dien
vrede, die alle verstand te boven gaat. Zij
had dien in den aanvang reeds gevonden.
Mien schreef er herhaaldelijk over en een
maal had zij er, toen zij eenige dagen thuis
was, ook over gesproken.
De dochter van den ingenieur uit Arnhem
had slechts nog geloovig te aanvaarden. Als
zij dat nu maar durfde. En als zij met haar
onmiskenbare gave ook verstandelijk op de
hoogte kwami van de Christelijke waarhe
den, neergelegd in den Bijbel, dan zou deze
verpleegster, door Gods genade, die haar
had aangeraakt, niet alleen voor leven en
sterven geborgen zijn, maar dan kon zij ook
in geestelijk opzicht nog nuttig zijn voor
de lijdende menschheid.
Vandaar dat zijn vrouw en hjj Mien had
den aangeraden, die rust behoevende ver
pleegster naar de pastorie te zenden, omdat
het toen reeds duidelijk was en nu zoo klaar
als wat, dat Ina Neerlandt de meeste be
hoefte had aan rust, aan het rustpunt voor
haar ziel.
Vandaar, dat de predikant van Zuidstad
met graagte toestemde in haar verzoek,
haar godsdienstonderwijs te geven.
HOOFDSTUK X.
Dominé Westwoud stapte, vergezeld van
Ina, de verweerde poort met de vier to
rentjes door en vervolgens de brug over.
Tengevolge van omstandigheden, die niet
te voorzien waren geweest, was Willy plot
seling verhinderd, den tocht naar de boer
derij van Mieras mee te maken. Daar hij
nu eenmaal was vastgesteld, ging het twee
tal op stap.
De predikant stond stil en wees op een
landweg vlak vooruit.
,,^ils we dezen weg volgen zijn we in
twintig minuten aan de Val. De weg links
gaat naar dorpen op het eiland. We zullen
zooals de afspraak is, nu rechts gaan en
volgen den havendij'k tot aan de zee. Ver
volgens den zeedijk, die ons vanzelf aan
de Val brengt, 't Is niet, wat je noemt de
kortste weg, maar rechtstreeks naar de
boerderij, gaan, dat is nog te vroeg. Als je
nu tegen de lange wandeling opziet
„O, heelemaal niet," lachte Ina. ,,'k Heb
me er juist op verheugd."
Feitelijk was zij min of meer blij', dat
Willy verhinderd was, daar zij den vorigen
dag het besluit genomen bad, den predikant
in kennis te stellen van het feit, dat zij de
kleindochter van boer Mieras was en hem
te vragen, haar zoo mogelijk te helpen.
Aanvankelijk liepen zij', langs vervallen
pakhuizen, over puntige straatkeiën. Maar
die gingen weldra over in het, nu Mei ver
streek, meer en meer groenende grastapijt
van den dijk aan den overkant van de ha
ven.
Geleidelijk bracht Ina het gesprek op de
boerderij, die na een uur zou worden be
reikt, naarstig informeerend naar de be
woners, eerst en vooral naar de boerin.
,,'k Weet niet, wat ik van haar zeggen
moet. Bepaald ziek is zij niet. Zij ligt dan
ook niet te bed, maar op een ruststoel voor
het raam, dat op den weg uit ziet. Zoo nu
en dan komt de dokter eens kijken, maar
'hijl zegt mij', er niets aan te kunnen doen en
dat geloof ik graag, 't Is méér een psycho
logisch dan een physisch verschijnsel."
„Wat vreeselij'k, altijd maar zoo te moe
ten liggen. En dan vaak eenzaam natuurlijk.
Want ik hoor van Willy, dat die oude boer
altijd nog hard werkt. En kinderen zijn er
niet. Alleen een dienstbode, als ik het wel
heb."
„Ja, een dienstbode, die natuurlijk de
handen vol heeft. Het zou wel goed zijn,
wanneer de boerin gezelschap had. En ik
zal haar dat ook wel eens voorstellen bijl ge
legenheid. De groote vraag is, of zij dat wil.
Want zijl verklaart, het nooit eenzaam te
hebben. En dat geloof ik ook wel."
„Maarzoo altijd alleen liggen."
„Boerin Mieras verwacht niets van men
schen, al stelt zij', die de vriendelijkheid en
hartelijkheid zelve is, medeleven zéér op
prijs. Zij verwacht evenwel, en beter kunnen
we niet doen, alles van God, onzen Heere.
Ik hoop, dat je er méér zult komen, Ina.
Want daar zul je leeren, wat Gods genade
vermag. De boerin van de Val is een kind
van God. Zij ligt rustig te wachten tot de
Heere haar roept. En dan gaat zij', zij weet
het zeker, rustig heen, naar den hemel,
waar haar jongen is."
„Baar jongen?"
„Zij heeft een jongen verloren, toen hij
veertien jaar was."
„Heeft dat haar zoo aangegrepen?"
„O'ok wel. Maar zij heeft méér geleden."
De scherpizinnige Ina begreep onmiddel
lijk: dominé Westwoud was op de hoogte!
Daardoor werd ook zijn vragen naar inge
nieur Mieras verklaarbaar. Hij! wilde, al of
niet in opdracht, eens weten, of die zoon nog
leefde! Het werd haar al gemakkelijker ge
maakt. Maar zij liet nog niets blijken.
„Het moet toch voor die vrouw wel pret
tig zijn geregeld gezelschap te hebben. Want
tenslotte is zij toch hulpbehoevend. Aan uw
woorden te hooren vermoed ik, dat u haar
geen lang leven meer toedenkt?"
Zij vroeg het met eenige vrees.
„O, dat heb ik niet beweerd. Wie zal dat
zeggen? De hulpbehoevendheid is pas van
het laatste jaar. Het kan nog lang met haar
duren."
„Nu, dan vind ik, dat zij' wel eens gezel
schap hebben mocht. Of de boer moest be
zwaar maken. I'k vind Mieras ver van sym
pathiek."
„Hoe weet je dat?" vroeg de ander ver
rast.
„Ik druk me misschien te sterk uit. Hij
maakte op mij niet een sympathieken in-
Uei Schaakspel.
Heel oud is het schaakspel en het is dan
ook geen wonder, dat de uitvinder ervan
niet bekend is.
Langen tijd heeft de legende geloof ge
vonden, dat de Grieksche held l'alamedes,
zoon van Nauplius, de uitvinder zou zijn.
Tijdens het beleg van Troje zou hij dit
spel bedacht hebben, teneinde aan zijn 'krij
gers een nuttig en onderhoudende bezigheid
te verschaffen.
Volgens een andere legende zou Sassa,
zoon van D'akir, de man zijn, in wiens snug
ger brein de gedachte aan dit spel het eerst
was opgekomen. Deze brahmaan zou belast
geweest zijn met de opvoeding van een Hin-
doesche prins en voor dezen prins zou hij
het schaakspel bedacht hebben. Het was
hem niet enkel om verstrooiing te doen,
nog minder om aan den toekomstigen heer-
scher het oorlogvoeren te leeren, maar hij
had een paedagogisch doel met dit spel.
Hiji wou het prinsje ervan doordringen, dat
een koning niets vermag zonder de hulp
van zijn onderdanen. Daartoe moest dit spel
dienen.
De Vorst was verrukt over de peadagogi-
sche bekwaamheid van Sassa, toen hij ken
nis met dit spel maakte. Hij wilde door
een belooning zijn erkentelijkheid toonen en
liet het aan sassa over, zelf die belooning
te kiezen.
De slimme paedagoog vroeg één graan
korrel op het eerste vakje van het schaak
bord, twee op het tweede, vier op het der
de en zoo vervolgens, het aantal telkens
verdubbelend, tot het 64ste vakje toe.
De koning stond versteld over deze be
scheiden eisch en gaf bevel, om spoedig
aan het verlangen van zijn zoon te voldoen.
Maar weldra bleek, dat al het koren, uit het
heele land niet voldoende was voor deze
„kleine" belooning. Goed bereikend, vroeg
de geslepen man niet minder dan
18.336.744.073.709.551.615 graankorrels en
alle magazijnen van Indië waren ontoerei
kend, om dit astronomische getal te berei
ken.
Wat er ook van deze legende waar of on
waar moge zijn, zeker is, dat men algemeen
aanneemt, dat Indië de bakermat van het
schaakspel is geweest. Men gelooft goede
gronden te hebben voor de meening, dat het
spel omstreeks 300 a20O jaar voor Ghr.
werd uitgevonden. Het werd ongeveer 600
jaar na Ghr. bekend in Perzië, waar de
Arabieren, toen zij; dit land onder Omar
veroverden, het leerden. Door de Arabieren
is het in Europa bekend geworden.
Men denke niet, dat de spelregels van
meet af gelijk waren aan die, welke wij
kennen. Zoo mocht de koningin aanvanke
lijk slechts één plaats verschoven worden,
en alleen in schuine richting. Er waren
trouwens meer afwijkingen van onze regels.
Maar toch waren de spelregels in de 13e
eeuw al vrijwel gelijk aan de thans geldende.
druk Zondagmorgen. Maar ik kan mij ver
gissen. I'k sprak hem slechts even."
„Heel goed ken ik Mieras nog niet. Hjj is
wat stug en moeilijk te doorgronden. Maar
je moet niet vergeten, dat je met een boer
te maken hebt, Ina. Boeren zijn een apart
soort menschen. Je moet ze kennen. En
dan vallen ze zéér mee. Dat zal met Mieras
ook wel het geval zijn, wanneer ik hem ken.
Ongetwijfeld is hij een trouw lid der ge
meente, op wien nooit tevergeefs een beroep
wordt gedaan, als er voor iets geld noodig
is. Zoo zijn de boeren hier. Ze zijn wat de
stedelingen gierig noemen en bewaren bij
voorbeeld een half afgebrande lucifer om
die later nog eens te gebruiken.je lachi
er om, maar 't is heusch waar. Doch met
genoegen geven zij vijf, tien gulden voor het
een of ander liefdadig doel. Zoo is Mieras
ook. ''k Heb er ervaring van."
Haars ondanks steeg bij deze mededeeling
haar Grootvader in Ina's oogen.
„Neemt u mij niet kwalijk. Ik beoordeel
hem mogelijk wel zeer verkeerd en licht
vaardig."
,,'k Moet toegeven, dat hij den schijn tegen
zich heeft. Maar 'k maak me sterk, dat op
den duur de kennismaking met Mieras mede
zal vallen, al heeft de boer zijn eigenaardig
heden. Het treft mij vooral, hoe hartelijk
hij met zijn vrouw omspringt. Hij doet alles
voor haar. Eén voorbeeld slechts. Je moet
weten, dat Mieras als het ware een inge
kankerde haat tegen de radio heeft. Maar
als ik je nu vertel, dat er in de kamer een
radiotoestel is, wat zeg je dan?"
Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Oplossing Vraagstuk 7.
Stand Zwart: dam op 5 en schijf op 10.
Stand Wit: dam op 47 en 2 schijven op
18 en 21.
Oplossing.
Wit: Zwart:
A.
11. 6—1
12. 1X12
45X7
A, c)
Het offeren van een dam baat niet.
B, d)
75—10
8. 46 X5 38—43 of 42
9. 528 42 of 43 neemt dam
10. 2833 of 28X39 en wint.
B, e)
6
7. 6—1
8. 46—10
7
8. 46X5
35nq
3943 of 44 f)
B, f)
5—10
39—45 g)
9. 528 en het offer van dam en
schijf door 2830 of 2844 wint.
B, g)
83944
9. 5—28 44—50
verplicht, want op 4449 volgt weer 2844
10. 28—6 50-45
11. 1812 en wint.
Oplossingen, waarin alle varianten wer
den aangegeven, ontving ik niet één! De één
vergat alle bijevarianten en gaf alleen de
twee hoofdvarianten aan, een ander gaf aan
wijzingen in de richting van de onder-va
rianten, weer een ander gaf eenige mo
gelijkheden aan, zelfs was er een inzender
die drie varianten vermeldde (die was dus
al een heel eind weg), maar volledig was
er niet één.
Nu kan men natuurlijk gaan redeneeren:
Ja, maar, u begrijpt toch wel, dat wij, die
de hoofdvarianten hebben aangegeven, ook
wel die ondergeschikte bijvarianten hebben
gevonden!"
Maar daar antwoord ik op: Ik weet al
leen dat ui ze gevonden hebt, als u ze mij
schrijtft! Een andere maatstaf is er voor
mij niet.
Het is daarom, dat ik alle inzendingen
als onvolledig, d.i. onjuist beschouw. De een
zoowel als de ander. Veel vergeten of wei
nig verzuimd. Vindt u dit niet billijk?
Het aantrekkelijke is nu dat niemand
nog achterstand heeft en ieder mee kan
1. 47—15
10—14
2. 15—10
1420 verpl.
3. 10—46
20—25 B
4. 21—16
25—30
5. 16—11
30—35
6. 11—6
35—10
7. 6—1
40—45 a)
8. 18—12
45—50 b)
9. 1—6
50—15 c)
10. 6—1
en wint.
B.
3.
20—24
4. 21—16
24—29
5. 16—11
29—33
6. 11—6
33—38 e)
7. 6—1
38—42 of 43 d)
8. 4619
5X12
9. 1X47
A, a)
7
40—44
8. 46—19
5X12
9. 1X49
A, b)
8
5—10
9. 46X5
45—50
10. 1—6
5045