OE ZEEUW
De kleine zelfstandigen.
Uit de Provincie
ACTUEEL
NATIONAAL
HISTORISCH
OOTSCH. der
[iddelburg, Gew.
Febr. Spr.: Mr
onderw.: „Mun-
imelaara in den
an de Chr. Gem,
oli Deo Gloria"
n verband met
stdag uit g esteld
bruarl a.s. Deze
OND te Middel-
[terstraat. Dom-
bruarl, half 7,
van Dordrecht,
in verband met
forst. Huis.
te koop: onder
ST BOUW- EN
onder letter K,
N DER PEUL,
ALS NIEUWE
!E KOOP.
ichikbaar.
25, Soeburg.
king? Met een
ïeeuw" bereikt
sen. Prijs 0.75
P 0.85.
PAARDEN
Ier, waaronder
garantie, keur
BOONE, Post
ieuw- en Sint-
-pakjes, slob-
itjes, mantel
tjes. Alles in
loopjes, laken-
mizeiltjes, enz.
tr. 86, M'burg.
!N wit pitriet-
10,25, eenvou-
luiermandjes
noodig is. Zie
toel", L. Viele
ENSTBODE
3 lis tan dig kun-
P. C. BRUIJN-
ling", Kapelle-
VAN
DINSDAG 1 FEBR. 1938, Nr 104.
tweede blad
Bij de installatie der staatscommissie
inzake werkloozenzorg heeft minister
Romme op dit terrein een principieele en
verrassende wijziging aangekondigd toen
hij bü de omschrijving der taak der com
missie niet alleen de werklooze loontrek-
kenden maar ook de werklooze vroeger
zelfstandigen in de regeling betrok.
Ook de „Rotterdammer" juicht
dit toe:
De toestand is tot nu toe aldus, dat
werklooze arbeiders in de steunregeling
worden opgenomen, maar dat werklooze
kleine zelfstandigen door Armenzorg wor
den geholpen.Dat gaf vaak groote narig
heid en zoo zag men gebeuren, dat het
kleine baasje bij het Burgerlijk Armbe
stuur terecht kwam terwijl zijn werklooze
arbeider oerst uit de Kas trok en daarna
in de steunregeling werd opgenomen.
Dat pijnlijke verschil zal nu weggeno
men worden. Eh de kleine zelfstandigen
mogen den Minister dankbaar zijn voor
deze principieele wijziging, welke volko
men rationeel is, zooals iedereen toegeeft
en niemand ooit heeft ontkend. Alleen
maar, men zag op tegen de moeilijkheden
van de praktijk. Het valt gemakkelijker
uit te maken hoe hoog de steun voor een
werkloozen arbeider behoort te zijn dan
voor een baas zonder werk of een mid
denstander zonder klanten.
Hopelijk zal de commissie hier>een op
lossing aan de hand kunnen doen. Ver
schil in hulpverleening blijft er toch ge
deeltelijk, want de werklooze arbeider
meldt zich eerst bij zijn kasbestuur, ter
wijl de steunbehoevende middenstander
direct op de overheid is aangewezen.
Maar het principieele onderscheid ver
valt thans en dat juichen we toe.
MIDDELBURG.
DE FEESTEN.
Gisteren zijn, zoowel van gemeentewege
als van verschillende vereenigingen, o.a.
natuurlijk van „Uit het VolkVoor het
Volk" telegrammen verzonden aan het
Prinselijk Paar en aan de Koninklijke
Grootmoeder om te getuigen van het
medeleven in deze voor hen allen zoo
heerlijke dagen.
Des middags was er officieel geen feest,
doch heel den middag was er in het cen
trum der stad een groote drukte.
Deze steeg toen tegen 7 uur stroomen
menschen naar de Markt kwamen, waar
zij getroffen werden door den mooien aan
blik van de nationale en twee Oranje
vlaggen, wapperende uit den Stadhuis
toren en beschenen door de schijnwerpers,
die aan de lantaarnpaal midden op de
Markt zijn aangebracht.
Te ruim zeven uur waren het Middel-
burgsch Muziekkorps en de signaalafdee-
ling van „Achilles" present en tusschen
hen stelde zich het bestuur van „Uit het
Volk—Voor het Volk" op, en daarna stel
de de stoet zich in beweging, gevolgd door
een bijzonder groote menigte en door
velen gadegeslagen. In de Abdij werd halt
gehouden voor de woning van den Com-
missaris der Koningin, die met echtge-
noote en zoon buiten was gekomen. Na
dat het Wilhelmus was gespeeld, stelde
de heer de Graaf, voorzitter van „Uit het
Volk—Voor het Volk" een driewerf hoe-
rah op ieder der leden van het Vorstelijk
Huis in, waarbij hij krachtigen steun van
de duizenden op het plein mocht onder
vinden.
Het ging nu verder onder de tonen
van een door Muziekkorps en Signaal-
afdeeling gespeelde marsch.
toor het stadhuis was het eind
punt. Onder de tijdelijke baldakijn, aan
de beide zijden waarvan Bengaalsch licht
werd afgestoken, had het gemeente
bestuur plaats genomen. Daarbij kwamen
uu ook de bestuursleden van „Uit het
\olk—Voor het Volk" zich voegen.
Nadat twee coupletten, van het Wilhel-
feuilleton
Tcutf] DEN STKOOM
door E. R. G a r r a 11.
Uit het Engelsch.
oi
85).
Zou ze dat kunnen dragen? En toch,
aar S'hg het hier eigenlijk om? O, dat
oral moest ze voor oogen houdenl Een
even zonder hem, haar verloofde, ze zou
e met kunnen. Neen; haar keuze was
aan. Ze wilde niet, kon niet, terug
eeren. Haar liefde was groot genoeg om
m°eilijkheden te dragen; hij moest
I- weten wat hot haar 'kostte. Plotse-
hJl P' -®en stap' k°n het niet mis
wn„®j was in de hal. Clara vloog
ihaS- ov®rein,!> terwijl terzelfder tijd Ka-
p 'me deur open smeet en zich te-
Eustace Delacot bevond. Oogen-
tham ,zag zÜn stiefzuster, en Ka-
7iin ?e i voorbij' stappend, legde hij
kna^c, op Clara's arm. Van woede
zoo a(*end keek ze hem aan, maar
zii hm!,004 uWas zijn invloed op haar, dat
in w orzaam volgde en plaats nam
rbtuig, dat buiten wachtte. Mijn-
mus waren gespeeld en krachtig mede
gezongen, nam de burgemeester, de heer
Fernhout, het woord en zeide o.a. het
volgende:
Een Prinsenkind werd ons geboren!
Welk een zegen, wat een vreugde. Wat
zijn er vandaag weinig quaesties behan
deld! Wat is er vandaag weinig spraak
verwarring, weinig verschil van meening,
weinig verschil van gevoelen geweest.
Wat is er weinig afstand tusschen ons;
we zijn nu één. Wij met Oranje.
Wat zijn we toch, met inbegrip van
de vele binnenlandsche strijdpunten, een
bevoorrecht volk, dat in allerlei opzicht,
méér te roemen heeft dan te jammeren.
De trouw en liefde jegens geboorte
grond en Oranjehuis manifesteert zich
eenvoudig, omdat ze in onze zielen een
levende werkelijkheid zijn.
We verafgoden de leden van ons Oran
jehuis niet. Maar we dragen de edele af
stammelingen van ons edel Oranje
huis in het hart. En we dragen ze als op
de handen!
Als onze Koningin ons, 18 jaren oud,
heeft toegeroepen: „Oranje kan nooit ge
noeg voor Nederland doen!" Dan ant
woorden we daarop: „Nederland kan
nooit diep genoeg heseffen wat Oranje
voor Nederland gedaan en beteekend
heeft!
Wij hebben reden om óók met het oog
op Oranje en Land en Volk dankend te
zingen:
Geloofd zij God, met diepst ontzag,
Hij1 overlaadt ons dag aan dag
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid,
Wie zoui die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Spr. eindigde met krachtig onder
steunde hoera's op de vier leden van he:
Vorstenhuis.
Nogmaals klonk het Wilhelmus uit
aller kelen, waarna de heer de Graaf
dank bracht aan den burgemeester voor
zijta toespraak, en allen opriep, in de
hoop dat het Oranjezonnetje zich zal la
ten zien, heden getooid met Oranje en
met Oranje in het hart mee te feesten.
Het officieele buitenfeest was hiermede
ten einde. Het bleef nog gezellig druk.
Dank- en bidstonden.
In de verschillende kerkgebouwen had
den daarna samenkomsten plaats. In de
Nieuwe Kerk, waar ds van Empel sprak,
waren o.a. de Commissaris der Koningin,
deburgemeester, de garnizoenscomman
dant, de voorzitter van Uit het Volk
Voor het Volk, en meer autoriteiten on
der het gehoor.
De Nationale Feestdag.
Hedenmorgen was er wel geen offi-
j cieele feestelijkheid, maar op straat zorg-
dan de jeugd en anderen, die vrijaf had
den direct voor een gezellige drukte.
Het eerste dat een meer officieel ka
rakter had was het bezoek, dat de buurt-
commissie Dam, Dwarskade, Rotterdam-
sche Kade en Punt, te half twaalf bracht
aan het monument van H. M. de Konin
gin-Moeder op den Dam, waar ook het
Pijipercorps „Juliana" aanwezig was.
De buurtcommissie heeft daar een
bloemstuk bij het Monument neergelegd,
terwijl het corps de Volksliederen ten
gehoore bracht.
Te 12 uur kwam het bestuur van Uit
het VolkVoor het Volk terzelfder plaat
se. Ook de burgemeester had zich bij het
bestuur gevoegd. Namens Uit het Volk
legde de heer De Graaf ook bloemen bij
het monument neer.
Te half een begon de heer Ferwerda
met zijn carillon-bespeling, waarvan het
laatste gedeelte door de N.G.R.V. repor
tage werd opgenomen.
De samenkomst op de Markt.
Té half twee vanmiddag had de samen
komst met schoolkinderen, volwassenen
en muziekgezelschappen op de Markt
plaats. Toespraken en zang werden door
de N.C.R.V. uitgezonden.
Nadat twee coupletten van het Zeeuw-
sche Volkslied waren gezongen, sprak de
heer W. de Graaf:
Stadgenooten,
De blijde gebeurtenis, naar welke heel
Nederland verlangend heeft uitgezien, is
op een voor ons volk verblijdende
wijze in vervulling gegaan. Zelden
heerschte in ons volk een zoo langdurige
en intense spanning en even zelden was
ons volk zoo oprecht vervuld van één-
j zelfde wenschl
In aller hart leeft dankbaarheid en
I vreugde.
j Dankbaarheid voor den grooten zegen,
1 die het Nederlandsche volk is geworden
door de geboorte van een Prinses van
van Oranje-Nassau; naar we hopen een
maal de draagster van de kroon van
ons dierbaar Vaderland. Vreugde, omdat
voor de naaste toekomst de regeering van
ons geliefd Vorstenhuis is verzekerd en
daarmlede de vrijheid van ons volksbe
staan.
's Is Oranje! 't Blijft Oranje! 't Is
Oranje boven!
Moge in de toekomst blijken, dat deze
Prinses van Oranje-Nassau naast de
groote gaven van hoofd en hart, tevens
van haar voorvaderen zal hebben ge
ërfd de hechte trouw en de groote liefde
voor het Nederiandsche volk tot heil
onzer natie.
Leve onze jonge Prinses.
D'e burgemeester, de heer M. Fern
hout, sprak, nadat een couplet van het
Wilhelmus was gezongen, als volgt:
Wélk een schóónen dag mogen wij nu
samen doorleven!
Allereerst H. K. H. onze lieve,
jeugdige Prinses, die uit de hand van den
Almachtigen God de Bron van alle le
ven en de Hoorder der gebeden de
rijke weelde en de vervoerende blijdschap
van het Moeder-zijn, ontvangen heeft.
Van Haar jong en warm geluk, moch
ten we in September 1080 en in Januari
1037 en op alle dagen, die er sedert de
verloving van H.K.H, verliepen, de blijde
en vandaag de ontroerde getuigen zijnl
Voorts Z. K. H. onze geziene en
beminde Prins Bernhard, die zich zoo
zeer onze genegenheid verwierf, over wiens
behoud en herstel we ons zoo hartgron
dig hebben verheugd en over wiens Va
dervreugde we ons nu zoo van heeler
harte verblijden!
Maar óók Hare Majesteit onze geëer
biedigde Koningin!
Onze bekwame en beminde, door heel
de beschaafde wereld gerespecteerde
Vorstin, die we dankbare en innige lief
de toedragen, om de overgave waarmede
deze Dóchter van Oranje, aan Hare moei
lijke en verantwoordelijke roeping, héél
Haar leven, ja zichzelf heeft willen wij
den.
Onze vereerde Landsvrouwe, die we
onder alle omstandigheden, aan de spits
hebben mogen zien van wat Nederland
aan hóógstaande vrouwen bezitten mag
of ook ooit bezitten mocht en tot wie
de meest hoogstaande en begaafde man
nen, met diepen en ongeveinsden eerbied
opzien.
Aan Wie het leed in slechts weinige der
vormen, waarin het menschen te dragen
wordt gegeven, is bespaard gebleven,
maar Wier leven toch ook, als dat van
slechts héél weinigen, werd gekroond mèt
en rijk gemaakt dóór, de diep gewortelde
liefde en trouw van een geheel volk.
Onze Koningin, die een der vurigste
wenschen vervuld en een der innigste ge-
I beden verhoord ziet, die Zij heeft gekoes-
I tord en opgezonden, terwille van het
bloed en den naam van Haar edel ge
slacht, maar toch óók zoozeer om onzent-
en des Vaderlandswille!
Wij samen!
Dat zijn tenslotte in sterke verbonden
heid met ons Koninklijk Huis, gij en ik,
Middelburgsche, Zeeuwsche, Nederland-
Elven na het bekend worden der blijde gebeurtenis was de Dam te Amsterdam vol Juichende menschen.
heer Delacot had Katharine niet aange
zien na den korten vriendelijken blik bij
zijn binnenkomst, maar zij zag, terwijl hij
zijn zuster naar het rijtuig geleidde, een
zekere uitdrukking op zijn gelaat, die zij
tot dusver nog niet had waargenomen
en die zij thans verstond. Zij stond hem
gade te slaan, terwijl hij de deur van het
rijtuig sloot, en eerst toen ontmoetten zijn
oogen weer de hare. Zijn oogen waren
vol van diepe smart, en meer dan smart
diep berouw; die van haar waren vol
van hoop en sympathie. Want wist ze
niet, dat zijn gedachten vol waren van de
vraag of wat hij van haar gevraagd had,
niet te veel gevraagd was? En dat deze
vraag hem als een nachtmerrie vervolg
de? Maar Katharine had geen tijd om
zich hiermee bezig te houden; ze holde
terug naar haar tante, zich afvragend hoe
het deze tijdens haar afwezigheid gegaan
was.
Mevrouw Jameson was nog geheel
overstuur. Bij de binnenkomst van haar
nicht slaakte ze weer een kreet van schri'k
zich verbeeldend dat de krankzinnige
vrouw haar op den voet zou volgen.
„Het zal mijn dood zijn!" riep ze Ka
tharine toe, die het meisje dat zij op
haar knieën bij de sofa van haar tante
had gevonden, bezig met eau de cologne
mevrouw Jameson te kalmeeren, had
gezegd nu wel te kunnen heengaan. „Je
bent een harteloos wezen, Katharine", zei
ze, „mij dat te doen doorstaan. Wat heb
je met haar gedaan? Heeft de veldwach
ter haar meegenomen? Ik hoop, dat zij
veilig en wel zal worden opgesloten in een
krankzinnigengesticht. Dat is de eenig-
ste plaats voor zulke schepsels".
„Ze is al weggehaald", zei Katharine,
„en u zult haar niet terug zien".
Mevrouw Jameson kalmeerde wat.
„Ik zal Ellen wegzenden", zei ze he
slist; „ze behoorde zoo verstandig te zijn,
dat ze een vrouw als deze niet moest bin
nenlaten. Ik zal haar een maand tijd ge
ven om naar een anderen dienst om te
zien. Werkelijk, jullie beiden hebt me bij
na vermoord. Jij met je gepraat over de
torenkamer en Ellen's stommiteit, jullie
deden me denken, dat ik me al in een
krankzinnigengesticht bevond. Wat ter
wereld had je wel over de torenkamer?
Nooit te voren 'had je de vrouw gezien of
van haar afgeweten naar ik veronderstel?
„Laat ons niet meer over haar spre
ken", zei Katharine ontwijkend, erg be
angst, dat haar tante zou komen te we
ten, dat de arme idiote vrouw een van
levensgezellinnen zou zijn voor de rest
van haar leven. „Het is veel beter, tante
Laura, dat u probeert haar en alles wat
zoo juist voorviel, te vergeten".
„Zeg geen dwaze dingen. Ik ben geen
kind, denk daaraan. Ik wensch te weten
waarover je het met die vrouw had. Ik
begin te denken, dat je eens zoo iets als
verpleegster in een krankzinnigengesticht
bent geweest".
Katharina lachte.
„Hoe ook, ik ben blij, dat u me voor
zulk een functie geschikt acht", zei ze.
„U heeft me anders juist verteld, zooals
u weet, dat ik bezig ben mijizelf op te
sluiten, wanneer ik met mijnheer Delacot
ging trouwen".
„Ek geloof, dat er achter dat alles wat
verborgen is", zei mevrouw Jameson
scherp, Katharine aanziende, met een
plotselingen blik van achterdocht in haar
oogen; „wie was deze vrouw?"
„Waarom vraagt u dat, tante Laura?"
„Wie was die vrouw?" herhaalde me
vrouw Jameson, nu op luiden toon; „ik
wensch te weten wie ze is".
Katherine, in het nauw gedreven, gaf
een kort, zakelijk antwoord.
„Een van mijn toekomstige relaties",
zei ze.
sche mannen, vrouwen en kinderen, van
eiken rang en stand, van eiken leeftijd,
van welke religie en kerk, van welke par
tij en van welke overtuiging dan ook, die
ons, de veelszins gelukkige zonen en doch-
teren weten van een veelszins gezegend
en bevoorrecht volk.
Dat zijn gij en ik, uf tv a ons nu hier
in deze stad en binnen de gTenzen van
het Vaderland bevinden, dan wel in de
Overzeesche gebiedsdeelen of ook buiten
Nederlandsch gezagsgebied in den vreem
de, te land, te water of in de luchtl
Welk een blijden dag mogen we nu sa
men doorleven!
Ons allen klopt het hart sneller en wij
leven nu dieper dan anders.
Innige dank aan God. Hartelijke vreug
de: om de Vorstelijke ouders. Om de Ko
ninklijke Grootmoeder. Om de nagedach
tenis van Vorsten en Vorstinnen, die aan
Prinses Juliana en Prins Bernhard, aan
Koningin Wilhelmina en Prins Hen
drik, aan Koningin Emma en Koning
Willem II voorafgingen. Teere gevoelens
tot onze) jonggeboren Prinses in
Wie Oranjeleven zich voortzetten mag.
Blijde hoop voor de toekomst van Oranje
huis, van Land en Volk. Gebed voor
Troon, Dynastie en Natie. D'at alles
dringt a.h.w, om den voorrang in onze
harten en hoofden, in de ziel van ieder
van ons, in de ééne Nederlandsche volks
ziel, die wij tesamen door onzen geest we
zen en inhoud geven.
In deze aandoeningen vinden we elkan
der, als kinderen van één Volk en vin
den we ook den band aan ons voorge
slacht.
Deze aandoeningen voeren velen van
ons terug naar 30 April 1000.
Ze voeren ouderen onder ons terug
naar 31 Au'g. 1880 en wij hier in Mid
delburg hebben dan ook daar straks in
stilte en met eerbied de uiting van onze
hulde neergelegd aan den voet van het
monument voor wijlen Koningin Emma,
de overgrootmoeder van het kindje, over
welks geboorte Nederland nu juicht.
Deze aandoeningen voeren ons in den
geest terug naar nog vroegere Oranje-
gebooTtedagen.
Want vroeger gelijk n u, heeft, onder
soortgelijke omstandigheden, onze Neder
landsche bodem getrild en hebben onze
luchten gedaverd van de vreugdeschoten.
Toén hebben, gelijk wij nu, onze
ouders en grootouders en voorouders
en hoevèr al terug! de geboorte van
leven uit Oranje, met den snik en den
traan der blijde ontroering begroet!
Wélk een héérlijken dag mogen we n u
samen doorleven! Dag van Oranje en van
Nederland! Van Nederland en van Oranje
Heel onze groote, zorgen- en zegen
rijke geschiedenis komt ons, nu we staan
bij de wieg van dit Prinsenkind, mèt de
figuren van de groote en edele Oranjes,
aan wie op die geschiedenis, door Gods
bestel, zoo beslissenden invloed werd ge
geven, voor den geest!
Als er één volk is, dat reden heeft zijn
Vorstenhuis te eeren en als op de handen
te dragen, dan is dat 'het Nederlandsche
volk.
Want als er één Vorstengeslacht is te
noemen, dat eeuwenlang, in élke verhou
ding, waarin het gestaan heeft tot zijn
Volk, dat Volk aan zich heeft verplicht,
dan is het óns Oranjehuis.
Ons om zijn vrijheid en eenheid wor
stelend Volk, heeft die vrijheid en die
eenheid middelijkerwjjs aan Oranje te
danken, dat op den gang onzer Nationale
geboorte en ontwikkeling zijn edelen stem
pel heeft gedrukt.
De leiding, het bestuur, de Souvereini-
teit van Oranje is ons tot onvergankelij-
ken zegen geworden. Om den no'belen,
godvruchtigen geest, waarin Oranje, de
ziel des Volks zoo goed verstaande en zijo
rechten en vrijheden eerbiedigend en be
vestigend, onze Natie heeft geleid.
Wij, Volk van Nederland waren en zijn
niet heter, niet voortreffelijker dan an
dere Volkeren.
Ook wij hadden en hebben speciaal óns
kenmerkende eigenschappen, die ons min
der beminnelijk maken; óns 'kenmerkende
gebreken en zonden die ons verzwakken
en ontsieren.
Wij hebben waarlijk niet alléén te roe
men over wat we deden en doen. Maar,
we 'hebben ons wèl dankbaar ervan be
wust te zijn, dat ondanks dat alles, véél
kostelijks ons geschonken werd en be
houden bleef.
„En ben ik nu uitverkoren om daar
van straks de lasten te hebben?" barstte
mevrouw Jameson schrikkelijk boos uit.
„Wees niet zoo boos, tante Laura", ant
woordde Katharine. „Ze zal niet zoo ge
makkelijk ontsnappen wanneer ik daar
eenmaal ben"; dan voelend, dat zij den
scherpen toon van haar tante moeilijk
meer kon verduren, maakte Katharine
zoo spoedig ze 'kon, dat ze de kamer uit
kwam.
Ze was in 't geheel niet verwonderd,
toen ze dien avond een brief van mijn
heer Delacot ontving, en ook was ze in
't geheel niet verrast toen ze daaruit ver
nam het voorstel om de verloving maar
te verbreken en niet meer te denken aan
de mogelijkheid van een huwelijk tus
schen hen. Hij kon niet, schreef hij, ver
duren de gedachte aan al de pijn' en zor
gen, die een huwelijk met hem voor haar
zou meebrengen. Het mocht niet; het zou
niet.
Katharine wierp den brief in 't vuur en
schreef en vertelde hem wat zij had ge
daan.
(Slot volgt.)