Rondgang door den Dam-doolhot. DE BOERDERIJ AAN DE VAL K ui UI -Is S 0 a ft 3 Sgs §h Wenken op electrisch gebied ~sir S vl '5 -i tj <N >n -c—TT- 3 if 5 M 3 e «3 S 3 ta a -s-^- S £-> 5 i a 3 G *-* Q u u •8 öo 31 ffl=S b®-a^-° s H ts- O O I d SO bo» OH 8 o p -5 £3 J21 O ri (D O *-» PL w«-§.S f-> P± 3 aH .s -3 =>-^w s 2 a C ri an 2 CD t£ 5 p.o is an n s.3 Js mr g-s J o •S-gdS 5^ J J) U 73 "S-S S?<5 CD a!> as cd a> cd bond KJ -a M _T <D a B <D s-S 3 O t, s, a aj a> jb fc «3 W TTT 5 ■S 5 3 .2 g g - tu w Tj T rü ffi p, N ffl O bend :<D TJ •rH O nd g B «5 p< si Hd o> S g :<D '3 d Tp 2 ri te\ a 3 ai -b .2 d S1"? -j? <D (D rrri <X> -g w^-g w I* 0 3 b -® S 5 S> W r0 f-i *-* W 3 «3 3 a 8 3 «fiJ ca <d a> <d cd nd rd :S-B pS'fi gSg.s si N bo 3 WW?" ll-Sf-g^rSS g >^.2-S N OS 2 d-g -« 2 CD >-5 i_i *0 CÖ CD <D nd 3 «N bi" d g n i- co CT co ca O <-> z ca <5 S Q hr.rl d w 0>>W >Q b£ P r gs?dO^!|g'd abg^Oap® &S» Cm|33^-S^§3S>,9ogra®- I-a a *-3' d b b -dT) gLij i) -s ö5-s6ös,sj'S^&"- bori^ 3Q 9 d öbea) irq^S_cdgq>gMS§§gg5^«<D.-. <D u/ CU w m bo o O dd Nd nd d d CD a cd (D fl B ♦J 65 bO bo CD cj d p3 •*-» <D .r-< <D d CÖ pT CD >>-do-+-»-d-d fn d hd to oid a) o -5 N I CD c w dd 9 A N. M 3 d d S S U 00^3 ho .d a is vreemd. Was hij thuis gebleven, dan waren de gevolgen niet te overzien geweest. Het gevaar voor vagebond age was dan niet ge ring, men denke hier weer aan de geschie denis van den Verloren Zoon. Hoe nu te handelen met zoo'n jongen? Ia het probleem er eenmaal, dan wake men angstvallig tegen voortrekken, winde zich niet op over uithuizigheid en gebrek aan famiOiehesef. Tenslotte zoeke men een be trekking hui ten de deur. Veel heter echter is, dit allés te voorkomen. Het tweede kind heeft altijd een broertje of zusje voor zich, dat op hem vooruit is. Als hij nog op het kleuterschooltje ia gaat zijn broer op de groote school. Als hij nog maar alléén kan plaatjes kijken kan z'n broer al lezen. Juist in die Meuterjaren ont- 8taat het probleem. Het is nu zaak op te letten, dat de oudste niet gaat „opscheppen". Dit wékt immers de nijdigheid van den jongsten. De beste methode is, goed op te letten welke karaktereigenschappen en wel ken aanleg beide kinderen bezitten. Ieder zal wel niet uitmunten in het zelfde. Hiervan trékke men partij. Kan het oudste broertje lezen, men geve hem hiervoor op matige, gepaste wijze lof, maar bewondere tegelijker tijd bijv. het zingen of het teekenen van den jongsten. Jaloezie tusschen kinderen is een gewel dig opvoedingsprobleem; en er is een ver bazende dosis tact noodig hier <juist te ma noeuvreeren. Het tweede kind geeft soms nog andere problemen. Daar het eerste uit den aard der zaak iets verwend is zal z'n karakter allicht wat slapper zijn. De tweede probeert nu z'n broer voorbij te streven. En dit lukt hun vaak wonder weL Hoe typisch de tegenstelling dan kan worden beschrijft ons Prof. Adler in z'n boek: Individual-Psychologie". We lezen daar „Wij vinden namelijk tusschen de eerste beide kinderen in de overgroote meerderheid van alle gevallen, ja men kan zelfs zeggen, altijd, zoodra deze tezamen opgroeien, een heel fundamenteele tegenstelling in wezen en karakter. Dit wordt verklaard door de po ging van ieder der beiden, juist daar zijn meerderheid te zoeken, waar de ander moei lijkheden heeft. Vooral het jongere verstaat de kunst om met buitengewone handigheid de zwakke punten van den oudere uit te vinden en nu van zijn kant daar door bij zondere prestaties waardeering bij ouders en opvoeders te verwerven. Men kan dan later bij de schoolvakken dikwijls opmerken hoe zulke in sterken concurrentiestrijd met elkaar staande en in leeftijd slechts weinig verschillende kinderen juist in die vakken 'bijzonder knap zijn, waar het andere tekort schiet." We zien het dus: men oefent zich op die eigenschappen, waardoor men in de bijzon dere familie constellatie van zijn jeugd zijn zélfhandhaving dacht mogelijk te maken. Aan de ouders de taak om te laten voe len, dat men dit in de gaten heeft, eventueel als „arbitrage-commissie" op te treden, en door strikte rechtvaardigeid de scherpe kantjes af te vijlen van de groeiende tegenstelling. En bovenal 'bedenke men, dat hier geldt: „Liefde overwint alles!" maar dan geen sentimenteele lievigheid, maar liefde ge paard met kracht en 'karaktervastheid. P. W. J. STEDfZ. RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK. We zouden het deze week hebben over de aanpassing van de luidspreker aan het toe stel. We hébben er reeds op gewezen, dat die aanpassing van groot belang is voor de kwa liteit. Bij de vroegere magnetische luidsprekers zonder aanpassings-transformator kwam dat er niet zoo heel erg op aan, maar daar er juist de laatste tijd een algemeen streven is, de kwaliteit zoo hoog mogelijk op te voeren, is het van groot belang, dat men een luid spreker bij het toestel kiest, die er bij past. Dit zal afhangen van de eindJamp, welke ons toestel heeft. Gebruiken we «l« eindiamp een triode lamp (zooals b.v. de B 406, B 403 enz.) dan zal ook meestal iedere luidspreker wel een goede aanpassing geven. Bij het ge bruik van een penthode eindiamp (b.v. het type B 433, G 453, E 463 enz.) is dit echter een andere kwestie. We zullen dan wel de gelijk er op moeten letten, welke luidspreker- aanpassing we kiezen. Bij de meeste eind- lampen zijn er gegevens verpakt, welke im pedantie de luidspreker moet hebben. Zoo- b.v. bij de moderne eindiamp AL 4, moet deze 7000 Ohm zijn. Maar in de meeste ge vallen zal de doorsnee-amateur nog heel weinig aan deze gegevens hebben, daar hij het niet bij een luidspreker kan zien, welke impedantie zij heeft. Beschikken we over goede meters, b.v. een Monometer (welke eigenlijk iedere radio amateur in zijn bezit moest hebben), dan kunnen we de impedantie wel meten. Daar deze meters echter nog al duur zijn, zullen de meesten onder ons zich op een andere manier moeten behelpen. Daarom is het zaak erop te letten bij den aankoop van de luidspreker (of luidspreker- chassis), dat deze een aanpassingstransfor mator bezit, met verschillende mogelijkhe den. Het beste doen we, de diverse mogelijkhe den uit te probeeren en de beste ervan te kiezen. Dit doen we door de „luidspreker- aansluiting" telkens met andere punten van de aanpassingstransformator te verbinden. We moeten hier echter op één ding letten. De moderne indirect verhitte eindlampen geraken al heel spoedig defect, als we er niet voor zorgen, dat er op de plaat van de lamp de voorgeschreven spanning staat, terwijl de lamp verder normaal funotionneert. Als we nu die verschillende aanpassingen nitprobeeren, terwijl we het toestel in bedrijf houden, zullen we, door de luidspreker-aan sluiting telkens met een ander punt te ver binden, de plaatspanning van de eindiamp telkens even onderbreken. En zooals we U reeds vertelden, kan dit zeer funeste gevol gen voor de lamp hebben. Zet U dus, terwijl u een andere aanpas sing probeert, telkens het toestel even af. Hebt u de luidspreker weer verbonden, dan kunt u het toestel weer aanzetten, maar pas er vooral voor op, dat u nooit de luidspre kerverbinding van het toestel losneemt, ter wijl het apparaat in dienst is, want dat zou heel vlug uw poTtemonnaie kunnen kosten. U kunt natuurlijk het defect raken van de eindiamp ten allen tijde voorkomen, door met behulp van een smoorspoel en een con densator een beveiliging in het toestel in te bouwen. Zoo'n beveiliging werkt precies zoo als we u dat reeds aangaven bij onze artike lenreeks over het opnemen van gramofoon- platen. Mochten lezers er alsnog inlichtin gen over willen hebben, dan willen we die .op aanvraag altijd nog verschaffen. Hebt U eenmaal zoo'n luidspreker-bevei liging gemaakt, dan hebt u daar altijd voor deel van, want zou door een ongeluk of vergissing de luidspreker niet goed aange sloten zijn, dan hebt u nooit de kans, dat het toestel daardoor niet meer zou function- neeren. Het maken van de beveiliging kun nen we dus ten allen tijde aanbevelen. Bovenstaande wilden we nog graag zeg gen over de luidspreker en we raden u, pro beert u eens een andere aanpassing van de luidspreker. Ook al bent u tevreden over de tegenwoordige kwaliteit der muziek, die an dere aanpassing kan soms een merkbare verbetering geven. Tot slot nog deze opmerking. Het ver dient aanbeveling bij verschillende electro- dynamische en permanent-dynamische luid sprekers over de (Luidsprekerklemmen (of aansluitingen) een condensatortje van 50CKJ- 10.000 cm te plaatsen (doorslag spanning 1500 V.). Over het algemeen kunnen deze soort speakers, zonder dit hulpmiddel, nog al eens scherp zijn. Zoo'n condensatortje (dat misschien een paar dubbeltjes kost) verbetert meestal het geheele timbre. Vragen. De vragenstellers zullen een week geduld moeten hébben, daar de vragen nog niet in ons bezit zijn. DE GOEDE OUDE TIJD. Uit het werk van Dr G. A. Wumkes over het kerkelijk leven in de 17e eeuw blijkt, dat de Zondagsheiliging ook toen zeer veel te wenschen overliet. Dat de boeren op Zondag maaiden en hooiden kwam dikwijls voor. Dit was echter niet het ergste. De kerk had een veel zwaar der strijd te strijden tegen de voïkspret. Het was o.a. de gewoonte des Zondags na de middagpreék de huwelijken te beves tigen. Dit gaf aanleiding tot allerlei mis bruik. Want een bruiloft ging nu eenmaal met veel rumoer gepaard. Met alleen werd het bruidspaar tot de kerk begeleid met muziek en geweergeknal, maar in sommige streken bestond ook de gewoonte den bruidegom na den kerkdienst met stokken af te ranselen. Het laat zich verstaan, dat dit alles niet diende tot bevor dering van de Zondagsrust. De Zondagavonden werden veelal gébruikt voor dans vermaak, terwijl er ook veel ge dobbeld werd. ,/De patriciërs, zegt Dr. W., dobbelden op hun burchten, de kinderen op straat, de jonkmans op het kerkhof, de meijers op de deel". Te Winsum kwam het voor dat gedurende het luiden van de klok voor de middagpreék een wagen verloot werd, terwijl te Hoog kerk op een Zondag na Pinksteren de kerk dienst door een loterij, die juist gehouden werd, eenvoudig niet kon doorgaan. Ook het kaatsspel werd in sommmige stréken op Zondag druk beoefend, niet al leen vóór en na, maar ook wed tijdens de godsdienstoefeningen. Uit deze weinig aanhalingen blijkt, dat er wél reden is, met het roemen <van den goe den ouden tijd, een weinig voorzichtig te zijn. 15) door TL ZEEBERG. HOOFDSTUK VII. Ina Neerlandt Mieras had, al «as het Mei, op raad van haar vader haar winter- kleeding aangetrokken en de zorraerklceren in den koffer gepakt. „Op het water is het altijd koud," zeide hij, „als je tenminste niet de heele reis in de kajuit zitten wilt en dat moet je niet doen. Je moet op het promona^- dedek de frissche zeewind om je ooren laten waaien. Dan wordt je al een heel ander mensch." De ingenieur kon er over oordeelen, want hij kende uit zijn jongensjaren de bootreis, die Ina maken moest, om in Zuidstad te komen. Om twaalf uur ging de boot uit Rotter dam. Wanneer zij vroeg uit Arnhem ver trokken, konden ze op tijd in de Maasstad zijn. Maar zij' hadden er de voorkeur aan gegeven, den vorigen dag naar Rotterdam te gaan en daar in een hotel te overnachten. Een week was Ina thuis geweest, om zich voor haar verblijf in Zuidstad gereed te ma ken. Het was een ver van prettige week. Haar moeder was zeer gereserveerd geweest en had zooveel mogelijk gezwegen. Uit haar houding voelde Ina duidelijk, dat haar gaan naar Zuidstad werd afgekeurd. En Gretha had zich natuurlijk scherp uitgelaten, haar voor krankzinnig verklaard, dat zij naar zoo'n onmogelijk gat ging en haar gevraagd of zij nu nog niet inzag, dat het beroep van verpleegster niet voor haar deugde. Tóch had Gretha niet veel genoegen be leefd van haar stekelige opmerkingen, want, in tegenstelling met vroeger, ging Ina er zoo weinig mogelijk op in. Zij had haar vader beloofd, mama en Gretha zooveel doenlijk te laten praten. Om des lieven vredes wille. Het verzoek was zeer billijk geweest, want tenslotte vertrok zij, mjaar bleef papa achter, om verwijten aan te hooren. Haar vader bracht haar naar Rotterdam, wat thuis ook al bespottelijk werd gevonden: 't was notabene, of Ina een reis naar Ame rika of Indië ging maken! Maar de ingenieur stoorde zich niet aan die opmerking, die natuurlijk van Gretha kwam. llij ging eenvoudig en bezorgde haar een goed plaatsje. Al spoedig was Ina op het promonade- dék, waar zij werd gekoesterd door de Mei zon. Maar weldra bemerkte zij, dat haar va der volkomen gelijk had gehad: het was kil op het water en bet zou heel niet dom zijtn geweest, als zij haar kort bontmanteltje had meegenomen. Op de Maas was bet zeer druk. Zij be wonderde den kapitein, die zoo handig tusschen al die booten manoeuvreerde en was eveneens vol bewondering voor de klei ne sleepbootjes, die de rivier doorkliefden en nog juist voor de groote boot heenscho- ven. Het „"Witte Huis" werd al kleiner, om dan geheel uit bet gezicht te verdwijnen. Rotter dam was weg. „Papa zou nu al aan het station zijn," overlegde zij. Kwart voor één ging zijha trein. Hij was zenuwachtig geweest en had zich even laten ontvallen, dat hij; best mede had gewild. Dbt was nu diezelfde vader, die zich eerst krachtig er tegen had verzet, dat zij naar Zuidstad ging! De verandering was wel ra dicaal. Zij had wel bemerkt, dat haar vader er nu feitelijk naar snakte, te weten te ko men, of zijn ouders nog leefden. Zij had de opdracht, heel voorzichtig te informeeren en hem dan zoo spoedig mogelijk iO schrij ven naar bet bureau van den Waterstaat. In brieven naar huis mocht zij' niets ver tellen. Och, die arme vader! Blijkbaar was bij vol verlangen, dat het met zijn ouders weer in orde zou komenl Vurig hoopte zij, dat beiden nog leefden, in elk geval, één van beiden. Wat een ontzettende teleurstel ling zou het zijn, te moeten vernemen, dat de boer en de boerin beiden overleden wa ren! Zij durfde er niet aan denken En als beiden nu nog leefden? Of één van beiden? Dat was een moeilijkheid geweest. Want baar vader had haar persé verboden, naar de boerderij te gaan, om bekend te maken, wie zij was en te zeggen, dat baar vader verlangde thuis te komen. Maar ja, a 1 s er een omstandigheid zich voordeed, 't was mogelijk in zoo'n klein plaatsje, dan mocht ze naar bevind van zaken handelen. Initiatief mocht echter niet van haar uit gaan. H ij had tenslotte toenadering gewild, maar die had zijn vader botweg afgewezen. Geheel eens was Ina het niet met die op vatting. Dat was al zooveel jaren geleden! 't Was best mogelijk, dat grootvader er nu anders over dacht. Maar dan moest zij haar vader weer ge lijk geven, toen deze bij haar opmerking tegenwierp, dat daarvan niets gebleken was, want dan zou grootvader wel moeite gedaan hebben, zijn verblijfplaats uit te vinden. En zij vroeg zich af, als grootvader nog leefde en als zij hem ontmoette, hoe zij hem zou kunnen ontmoeten. Want het was zoo langzamerhand voor haar vast komen te staan, dat grootvader toch de schuldige was. Het kon toch nooit goed zijn, een kind te dwingen tot een be roep, waarvan het klaarblijkelijk een afkeer had? En een jongen van negentien jaar weet toch wel, welk beroep hij gaarne heeft? Neen, zij kon niet mild over haar groot vader denken. Wat voor een man moest dat toch wel zijnl Wie joeg nu zijn kind om zulk een reden de deur uit?! Was grootvader dan een bruut? Haar vader beweerde van niet, dus moest zij het gelooven. Maar wie han delde nu zóó? Het bestelde dineetje smaakte haar uitste kend. Zij had tegen de lange reis van min stens zes uren, geheel alleen, opgezien, maar tot nu beviel het tochtje haar best. Maar dan bespeurde zij, dat het nog geen twee uur was. Dus nog ruim twee uren had zij vóór den boeg. Ina besloot weer naar boven te gaan en vrijmoedig aan den kapitein te vragen, of zij in de ruime stuurhut mocht staan, om geao last van den killen zeewind te hebben. Le man stond het toe, zij het klaarblijkelijk niet van harte. Hij scheen een bizonder stugge baas. Maar Ina stoorde er zich niet aan en be gon een praatje, prees den kapitein. Hij ont dooide en schoof haar zoo waar een vouw- Een leerzaam en interessant partij gedeelte. In een partij tusschen dhr J. Leenaars met Zwart en den Redacteur dezer rubriek kwam het tot dezen stand: 1 2 3 4 5 6 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart is aan zet. Bij bestudeering van dezen stand zult U tot de slotsom komen, dat Wit hier een uit gesproken voordeel heeft, maar dat het o zoo moeilijk is dat voordeel in winst om te zetten. Om nu vóór het bord die voort zetting te kiezen die de remisekansen uit sluit, althans tot een minimum beperkt, dat is niet zoo eenvoudig. Eenige varianten om U te helpen bij het onderzoek (de zelfstudie) van deze stelling: A. Wit: Zwart: 1. 14—20! 2. 35—30 812?B 3. 30—25 12—17 4. 25X14 17—22 5. 14—10! a) 22X31 6. 104 31—36 b) 7. 29—23 18X 29 8. 4X45 c) Nu is deso stand ontstaan Zwart: 3 schijven op: 16, 21 en 36. Wit: 1 dam op 45 en 3 schijven op: 32, 39 en 42. Zwart is aan zet en is nu altijd verloren Speelt u maar eens mee: 8. 3641 9. 32—27 21X32 10. 42—38 32X34 11. 45 X46 en wint. 8. 21—27 9. 32X21 16X27 10. 4523 en wint. 8. 21—26 9. 32—27 Nu heeft zwart drie voortzettingen, welke alle drie verlies geven. Onder d) volgen die hier: d) 9. 10. 42—37 11. 45—18 d) 9. 10. 27—21 11. 45—23 d) 9. 10. 27X16 11. 42—37 12. 45'23 13. 23—29 3641 41X21 26—31 16X27 16—21 36—11 41X32 32—38 Bemerkingen bij: B: Hier zijn vele voortzettingen voor zwart. Hier is 812 gekozen omjdat Zwart dacht de remise te forceeren. 1319 is veel beter, maar geeft toch ook heel moeilijk spel aan zwart. a) 2923 geeft minder kansen en laten we daarom na. b) 2127, 1823 en 2126 verliezen hier ook. Zoekt U dat nu eens uit! en laat U mij eens weten of U daarin geslaagd bent? Correspondentie. Oplossingen en uitslag probleemwedstrijd D.V. in volgende rubriek. De inzending is gesloten. Hij die nu nog komt, komt te laat. stoeltje toe, opdat zij niet steeds behoefde te staan. „Moeten we nu nog lang varen" vroeg zij. „De reis verveelt u zeker?" „In het begin niet. Maar zoo langzamer hand wel." ,,'tls ook een heele rek. Nog een goed half uur. Dat torentje" hij wees naar rechts „is van Moerkerke. Dan de Val van Zuid stad en even later de haven in." Lte VaJl Ina herinnerde zich: daar stond de boerderij, waar haar vader geboren was! „De Vall Wat is dat?" vroeg zij. „De Val van Zuidstad. Zóó genoemd naar de getijde bewegingen", verklaarde hij. Ina begreep er geen snars van, maar vroeg niet verder naar de beteekenis, die haar koud liet. Haar doel was iets heel an ders. „Zijn we daar dicht bij?" „Waarbij? O, de Val?" De kapitein dacht er niet eens meer aan. „Ginds. Bij dien lan taarn en die watermolen." Ina keek en keek, maar zag nog niets. Alleen zeedijken, op behoorlijken afstand waarvan de boot voer. Maar even later werd het haar duidelijk. Want inderdaad zag zij een steenen ge bouwtje, waarop een lantaarn was geplaatst en bespeurde zdj de draaiende wieken van een watermolen. Zoo'n ding had zij ook nog nooit gezien. Er waren minstens acht wieken, alle onderling verbonden, naar het haar toescheen. Tenslotte zag zij ook nog een lange mast op den dijk staan. „Van den stormwaarschuwingsdienst", verklaarde de kapitein. „Maar nu is er niets te waar schuwen." Langs den dijk graasden eenige koeien en over het water scheerden witte vogels, die haar als zeemeeuwen werden aangeduid. Overigens waren geen levende wezens te be kennen. „Die dijk is zeker erg hoog?" vroeg zij. ,Want ik zie heel geen huizen. Zelfs de da ken er niet van." „Er zijn daar geen huizen. Maar ééne boerderij." Zij kwam tot haar doel. „Eién boerderij? En anders geen huizen en menschen in de buurt? Wat een eenzaam en ongezellig wonen!" „Zijn die menschen gewoon." De kapitein gaf antwoord, maar hij deed het zoo kort mogelijk. „Het zal hen ook niet veel kunnen sche len," dacht de stuurman, die nog niets ge zegd had. „Die boer en zijn vrouw zijn al tamelijk oud. Hoe oud zou de boer van de Val zijn, kapi?" „Weet ik veel, 70 jaar misschien." Ina veinsde, dat het gesprek haar koud liet. In waarheid luisterde zij ingespan nen toe. De boer en zijn vrouw oud. Dus, het kon wel niet anders, leefden haar grootvader en grootmoeder nog en woonden zij nog op de boerderij, waar haar vader geboren was! Zij had nooit kunnen denken, dat zij dat zoo spoedig te weten zou komen. Wel had zij1 nog geen volstrekte zekerheid, maar fei- i telijk was twijfel buitengesloten. Nog even vertoefde zaji in de stuurhut, om dan naar beneden te gaan, den kapitein bedankend voor zijln vriendelijkheid. Hij bromde alleen wat terug. Beste Nichtjes en Neefjes! We zullen maar beginnen met dat waar jullie het meest nieuwsgierig naar zijn, n.l. de prijsjes. J. P. Qoen ontvangt: In de Prairie, Blauwoogje „Sari en haar vriendinnen", Fietsertje „Dé Vremannetjes", Spring in 't Veld „Kaja". Verder krijgen Meizonnetje, Herfstaster, Boschviooltje, Moeders Hulp, Zusje, Doorn roosje, Dïkkie en Wilgetakje ieder een vul potlood. De oplossingen van de prijsraadsels zijn: 6 November: 1. Doe ook wat je niet graag doet, met een vriendelijk, blij1 gemoed. On- derd.: belangrijk, kwartet, boog, gelijk,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8