Rondgang door den Dam-doolhot.
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
K
ui
UI
-Is S 0
a
ft
3 Sgs §h
Wenken op electrisch gebied
~sir
S vl '5 -i
tj
<N
>n
-c—TT-
3
if
5 M
3
e «3
S 3
ta a
-s-^-
S
£->
5
i
a
3
G
*-*
Q
u u
•8
öo 31
ffl=S
b®-a^-° s H
ts-
O O
I d
SO bo»
OH 8
o
p
-5
£3 J21
O ri (D
O *-» PL
w«-§.S
f-> P±
3 aH
.s -3
=>-^w
s 2
a
C ri
an 2
CD
t£ 5 p.o is an n s.3 Js
mr
g-s
J o
•S-gdS
5^
J J) U 73
"S-S S?<5
CD
a!> as
cd a> cd
bond KJ -a
M
_T <D
a
B <D
s-S
3 O t,
s,
a
aj a> jb
fc «3
W
TTT
5
■S 5 3
.2
g g
- tu w
Tj T
rü ffi p,
N ffl O
bend
:<D TJ
•rH O
nd g
B «5 p< si
Hd o>
S g :<D '3
d Tp 2 ri te\
a 3 ai -b .2
d S1"? -j?
<D (D rrri <X>
-g w^-g w
I*
0 3
b -®
S 5 S>
W r0 f-i
*-* W 3
«3 3 a 8 3
«fiJ
ca <d a> <d
cd nd rd
:S-B
pS'fi
gSg.s
si
N bo 3
WW?"
ll-Sf-g^rSS
g >^.2-S N OS
2 d-g -« 2
CD >-5 i_i *0 CÖ
CD <D nd
3 «N bi"
d g
n
i-
co
CT
co
ca
O
<->
z
ca
<5 S Q hr.rl d w 0>>W >Q b£ P r
gs?dO^!|g'd abg^Oap®
&S» Cm|33^-S^§3S>,9ogra®-
I-a
a
*-3'
d
b b
-dT) gLij i)
-s ö5-s6ös,sj'S^&"-
bori^ 3Q 9 d öbea)
irq^S_cdgq>gMS§§gg5^«<D.-.
<D
u/ CU w m
bo o O dd Nd
nd
d
d CD
a cd
(D fl B
♦J 65 bO
bo CD cj d p3 •*-»
<D .r-< <D d
CÖ
pT
CD
>>-do-+-»-d-d fn d hd to oid a)
o -5
N I CD
c w dd
9 A
N. M 3 d d S
S U 00^3
ho
.d
a
is
vreemd. Was hij thuis gebleven, dan waren
de gevolgen niet te overzien geweest. Het
gevaar voor vagebond age was dan niet ge
ring, men denke hier weer aan de geschie
denis van den Verloren Zoon.
Hoe nu te handelen met zoo'n jongen? Ia
het probleem er eenmaal, dan wake men
angstvallig tegen voortrekken, winde zich
niet op over uithuizigheid en gebrek aan
famiOiehesef. Tenslotte zoeke men een be
trekking hui ten de deur. Veel heter echter
is, dit allés te voorkomen.
Het tweede kind heeft altijd een broertje
of zusje voor zich, dat op hem vooruit is.
Als hij nog op het kleuterschooltje ia gaat
zijn broer op de groote school. Als hij nog
maar alléén kan plaatjes kijken kan z'n
broer al lezen. Juist in die Meuterjaren ont-
8taat het probleem. Het is nu zaak op te
letten, dat de oudste niet gaat „opscheppen".
Dit wékt immers de nijdigheid van den
jongsten. De beste methode is, goed op te
letten welke karaktereigenschappen en wel
ken aanleg beide kinderen bezitten. Ieder zal
wel niet uitmunten in het zelfde. Hiervan
trékke men partij. Kan het oudste broertje
lezen, men geve hem hiervoor op matige,
gepaste wijze lof, maar bewondere tegelijker
tijd bijv. het zingen of het teekenen van den
jongsten.
Jaloezie tusschen kinderen is een gewel
dig opvoedingsprobleem; en er is een ver
bazende dosis tact noodig hier <juist te ma
noeuvreeren.
Het tweede kind geeft soms nog andere
problemen.
Daar het eerste uit den aard der zaak
iets verwend is zal z'n karakter allicht wat
slapper zijn. De tweede probeert nu z'n
broer voorbij te streven. En dit lukt hun
vaak wonder weL
Hoe typisch de tegenstelling dan kan
worden beschrijft ons Prof. Adler in z'n
boek: Individual-Psychologie". We lezen
daar
„Wij vinden namelijk tusschen de eerste
beide kinderen in de overgroote meerderheid
van alle gevallen, ja men kan zelfs zeggen,
altijd, zoodra deze tezamen opgroeien, een
heel fundamenteele tegenstelling in wezen en
karakter. Dit wordt verklaard door de po
ging van ieder der beiden, juist daar zijn
meerderheid te zoeken, waar de ander moei
lijkheden heeft. Vooral het jongere verstaat
de kunst om met buitengewone handigheid
de zwakke punten van den oudere uit te
vinden en nu van zijn kant daar door bij
zondere prestaties waardeering bij ouders
en opvoeders te verwerven. Men kan dan
later bij de schoolvakken dikwijls opmerken
hoe zulke in sterken concurrentiestrijd met
elkaar staande en in leeftijd slechts weinig
verschillende kinderen juist in die vakken
'bijzonder knap zijn, waar het andere tekort
schiet."
We zien het dus: men oefent zich op die
eigenschappen, waardoor men in de bijzon
dere familie constellatie van zijn jeugd zijn
zélfhandhaving dacht mogelijk te maken.
Aan de ouders de taak om te laten voe
len, dat men dit in de gaten heeft, eventueel
als „arbitrage-commissie" op te treden, en
door strikte rechtvaardigeid de
scherpe kantjes af te vijlen van de groeiende
tegenstelling.
En bovenal 'bedenke men, dat hier geldt:
„Liefde overwint alles!" maar dan geen
sentimenteele lievigheid, maar liefde ge
paard met kracht en 'karaktervastheid.
P. W. J. STEDfZ.
RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK.
We zouden het deze week hebben over de
aanpassing van de luidspreker aan het toe
stel. We hébben er reeds op gewezen, dat die
aanpassing van groot belang is voor de kwa
liteit.
Bij de vroegere magnetische luidsprekers
zonder aanpassings-transformator kwam dat
er niet zoo heel erg op aan, maar daar er
juist de laatste tijd een algemeen streven is,
de kwaliteit zoo hoog mogelijk op te voeren,
is het van groot belang, dat men een luid
spreker bij het toestel kiest, die er bij past.
Dit zal afhangen van de eindJamp, welke
ons toestel heeft. Gebruiken we «l« eindiamp
een triode lamp (zooals b.v. de B 406, B 403
enz.) dan zal ook meestal iedere luidspreker
wel een goede aanpassing geven. Bij het ge
bruik van een penthode eindiamp (b.v. het
type B 433, G 453, E 463 enz.) is dit echter
een andere kwestie. We zullen dan wel de
gelijk er op moeten letten, welke luidspreker-
aanpassing we kiezen. Bij de meeste eind-
lampen zijn er gegevens verpakt, welke im
pedantie de luidspreker moet hebben. Zoo-
b.v. bij de moderne eindiamp AL 4, moet
deze 7000 Ohm zijn. Maar in de meeste ge
vallen zal de doorsnee-amateur nog heel
weinig aan deze gegevens hebben, daar hij
het niet bij een luidspreker kan zien,
welke impedantie zij heeft.
Beschikken we over goede meters, b.v. een
Monometer (welke eigenlijk iedere radio
amateur in zijn bezit moest hebben), dan
kunnen we de impedantie wel meten. Daar
deze meters echter nog al duur zijn, zullen
de meesten onder ons zich op een andere
manier moeten behelpen.
Daarom is het zaak erop te letten bij den
aankoop van de luidspreker (of luidspreker-
chassis), dat deze een aanpassingstransfor
mator bezit, met verschillende mogelijkhe
den.
Het beste doen we, de diverse mogelijkhe
den uit te probeeren en de beste ervan te
kiezen. Dit doen we door de „luidspreker-
aansluiting" telkens met andere punten van
de aanpassingstransformator te verbinden.
We moeten hier echter op één ding letten.
De moderne indirect verhitte eindlampen
geraken al heel spoedig defect, als we er niet
voor zorgen, dat er op de plaat van de lamp
de voorgeschreven spanning staat, terwijl de
lamp verder normaal funotionneert.
Als we nu die verschillende aanpassingen
nitprobeeren, terwijl we het toestel in bedrijf
houden, zullen we, door de luidspreker-aan
sluiting telkens met een ander punt te ver
binden, de plaatspanning van de eindiamp
telkens even onderbreken. En zooals we U
reeds vertelden, kan dit zeer funeste gevol
gen voor de lamp hebben.
Zet U dus, terwijl u een andere aanpas
sing probeert, telkens het toestel even af.
Hebt u de luidspreker weer verbonden, dan
kunt u het toestel weer aanzetten, maar pas
er vooral voor op, dat u nooit de luidspre
kerverbinding van het toestel losneemt, ter
wijl het apparaat in dienst is, want dat zou
heel vlug uw poTtemonnaie kunnen kosten.
U kunt natuurlijk het defect raken van de
eindiamp ten allen tijde voorkomen, door
met behulp van een smoorspoel en een con
densator een beveiliging in het toestel in te
bouwen. Zoo'n beveiliging werkt precies zoo
als we u dat reeds aangaven bij onze artike
lenreeks over het opnemen van gramofoon-
platen. Mochten lezers er alsnog inlichtin
gen over willen hebben, dan willen we die
.op aanvraag altijd nog verschaffen.
Hebt U eenmaal zoo'n luidspreker-bevei
liging gemaakt, dan hebt u daar altijd voor
deel van, want zou door een ongeluk of
vergissing de luidspreker niet goed aange
sloten zijn, dan hebt u nooit de kans, dat
het toestel daardoor niet meer zou function-
neeren. Het maken van de beveiliging kun
nen we dus ten allen tijde aanbevelen.
Bovenstaande wilden we nog graag zeg
gen over de luidspreker en we raden u, pro
beert u eens een andere aanpassing van de
luidspreker. Ook al bent u tevreden over de
tegenwoordige kwaliteit der muziek, die an
dere aanpassing kan soms een merkbare
verbetering geven.
Tot slot nog deze opmerking. Het ver
dient aanbeveling bij verschillende electro-
dynamische en permanent-dynamische luid
sprekers over de (Luidsprekerklemmen (of
aansluitingen) een condensatortje van 50CKJ-
10.000 cm te plaatsen (doorslag spanning
1500 V.). Over het algemeen kunnen deze
soort speakers, zonder dit hulpmiddel, nog
al eens scherp zijn. Zoo'n condensatortje
(dat misschien een paar dubbeltjes kost)
verbetert meestal het geheele timbre.
Vragen. De vragenstellers zullen een
week geduld moeten hébben, daar de vragen
nog niet in ons bezit zijn.
DE GOEDE OUDE TIJD.
Uit het werk van Dr G. A. Wumkes over
het kerkelijk leven in de 17e eeuw blijkt,
dat de Zondagsheiliging ook toen zeer veel
te wenschen overliet.
Dat de boeren op Zondag maaiden en
hooiden kwam dikwijls voor. Dit was echter
niet het ergste. De kerk had een veel zwaar
der strijd te strijden tegen de voïkspret.
Het was o.a. de gewoonte des Zondags
na de middagpreék de huwelijken te beves
tigen. Dit gaf aanleiding tot allerlei mis
bruik. Want een bruiloft ging nu eenmaal
met veel rumoer gepaard.
Met alleen werd het bruidspaar tot de
kerk begeleid met muziek en geweergeknal,
maar in sommige streken bestond ook de
gewoonte den bruidegom na den kerkdienst
met stokken af te ranselen. Het laat zich
verstaan, dat dit alles niet diende tot bevor
dering van de Zondagsrust.
De Zondagavonden werden veelal gébruikt
voor dans vermaak, terwijl er ook veel ge
dobbeld werd.
,/De patriciërs, zegt Dr. W., dobbelden
op hun burchten, de kinderen op straat, de
jonkmans op het kerkhof, de meijers op de
deel".
Te Winsum kwam het voor dat gedurende
het luiden van de klok voor de middagpreék
een wagen verloot werd, terwijl te Hoog
kerk op een Zondag na Pinksteren de kerk
dienst door een loterij, die juist gehouden
werd, eenvoudig niet kon doorgaan.
Ook het kaatsspel werd in sommmige
stréken op Zondag druk beoefend, niet al
leen vóór en na, maar ook wed tijdens de
godsdienstoefeningen.
Uit deze weinig aanhalingen blijkt, dat er
wél reden is, met het roemen <van den goe
den ouden tijd, een weinig voorzichtig te
zijn.
15)
door TL ZEEBERG.
HOOFDSTUK VII.
Ina Neerlandt Mieras had, al «as het
Mei, op raad van haar vader haar winter-
kleeding aangetrokken en de zorraerklceren
in den koffer gepakt. „Op het water is het
altijd koud," zeide hij, „als je tenminste niet
de heele reis in de kajuit zitten wilt en dat
moet je niet doen. Je moet op het promona^-
dedek de frissche zeewind om je ooren laten
waaien. Dan wordt je al een heel ander
mensch."
De ingenieur kon er over oordeelen, want
hij kende uit zijn jongensjaren de bootreis,
die Ina maken moest, om in Zuidstad te
komen.
Om twaalf uur ging de boot uit Rotter
dam. Wanneer zij vroeg uit Arnhem ver
trokken, konden ze op tijd in de Maasstad
zijn. Maar zij' hadden er de voorkeur aan
gegeven, den vorigen dag naar Rotterdam
te gaan en daar in een hotel te overnachten.
Een week was Ina thuis geweest, om zich
voor haar verblijf in Zuidstad gereed te ma
ken. Het was een ver van prettige week.
Haar moeder was zeer gereserveerd geweest
en had zooveel mogelijk gezwegen. Uit haar
houding voelde Ina duidelijk, dat haar gaan
naar Zuidstad werd afgekeurd. En Gretha
had zich natuurlijk scherp uitgelaten, haar
voor krankzinnig verklaard, dat zij naar
zoo'n onmogelijk gat ging en haar gevraagd
of zij nu nog niet inzag, dat het beroep van
verpleegster niet voor haar deugde.
Tóch had Gretha niet veel genoegen be
leefd van haar stekelige opmerkingen, want,
in tegenstelling met vroeger, ging Ina er
zoo weinig mogelijk op in. Zij had haar
vader beloofd, mama en Gretha zooveel
doenlijk te laten praten. Om des lieven
vredes wille. Het verzoek was zeer billijk
geweest, want tenslotte vertrok zij, mjaar
bleef papa achter, om verwijten aan te
hooren.
Haar vader bracht haar naar Rotterdam,
wat thuis ook al bespottelijk werd gevonden:
't was notabene, of Ina een reis naar Ame
rika of Indië ging maken!
Maar de ingenieur stoorde zich niet aan
die opmerking, die natuurlijk van Gretha
kwam. llij ging eenvoudig en bezorgde haar
een goed plaatsje.
Al spoedig was Ina op het promonade-
dék, waar zij werd gekoesterd door de Mei
zon. Maar weldra bemerkte zij, dat haar va
der volkomen gelijk had gehad: het was
kil op het water en bet zou heel niet dom
zijtn geweest, als zij haar kort bontmanteltje
had meegenomen.
Op de Maas was bet zeer druk. Zij be
wonderde den kapitein, die zoo handig
tusschen al die booten manoeuvreerde en
was eveneens vol bewondering voor de klei
ne sleepbootjes, die de rivier doorkliefden
en nog juist voor de groote boot heenscho-
ven.
Het „"Witte Huis" werd al kleiner, om dan
geheel uit bet gezicht te verdwijnen. Rotter
dam was weg.
„Papa zou nu al aan het station zijn,"
overlegde zij. Kwart voor één ging zijha trein.
Hij was zenuwachtig geweest en had zich
even laten ontvallen, dat hij; best mede had
gewild.
Dbt was nu diezelfde vader, die zich eerst
krachtig er tegen had verzet, dat zij naar
Zuidstad ging! De verandering was wel ra
dicaal.
Zij had wel bemerkt, dat haar vader er
nu feitelijk naar snakte, te weten te ko
men, of zijn ouders nog leefden. Zij had de
opdracht, heel voorzichtig te informeeren
en hem dan zoo spoedig mogelijk iO schrij
ven naar bet bureau van den Waterstaat.
In brieven naar huis mocht zij' niets ver
tellen. Och, die arme vader! Blijkbaar was
bij vol verlangen, dat het met zijn ouders
weer in orde zou komenl Vurig hoopte zij,
dat beiden nog leefden, in elk geval, één
van beiden. Wat een ontzettende teleurstel
ling zou het zijn, te moeten vernemen, dat
de boer en de boerin beiden overleden wa
ren! Zij durfde er niet aan denken
En als beiden nu nog leefden? Of één van
beiden? Dat was een moeilijkheid geweest.
Want baar vader had haar persé verboden,
naar de boerderij te gaan, om bekend te
maken, wie zij was en te zeggen, dat baar
vader verlangde thuis te komen. Maar ja,
a 1 s er een omstandigheid zich voordeed, 't
was mogelijk in zoo'n klein plaatsje, dan
mocht ze naar bevind van zaken handelen.
Initiatief mocht echter niet van haar uit
gaan. H ij had tenslotte toenadering gewild,
maar die had zijn vader botweg afgewezen.
Geheel eens was Ina het niet met die op
vatting. Dat was al zooveel jaren geleden!
't Was best mogelijk, dat grootvader er nu
anders over dacht.
Maar dan moest zij haar vader weer ge
lijk geven, toen deze bij haar opmerking
tegenwierp, dat daarvan niets gebleken was,
want dan zou grootvader wel moeite gedaan
hebben, zijn verblijfplaats uit te vinden.
En zij vroeg zich af, als grootvader nog
leefde en als zij hem ontmoette, hoe zij hem
zou kunnen ontmoeten.
Want het was zoo langzamerhand voor
haar vast komen te staan, dat grootvader
toch de schuldige was. Het kon toch nooit
goed zijn, een kind te dwingen tot een be
roep, waarvan het klaarblijkelijk een afkeer
had? En een jongen van negentien jaar
weet toch wel, welk beroep hij gaarne heeft?
Neen, zij kon niet mild over haar groot
vader denken. Wat voor een man moest dat
toch wel zijnl Wie joeg nu zijn kind om zulk
een reden de deur uit?! Was grootvader dan
een bruut? Haar vader beweerde van niet,
dus moest zij het gelooven. Maar wie han
delde nu zóó?
Het bestelde dineetje smaakte haar uitste
kend. Zij had tegen de lange reis van min
stens zes uren, geheel alleen, opgezien, maar
tot nu beviel het tochtje haar best. Maar
dan bespeurde zij, dat het nog geen twee
uur was. Dus nog ruim twee uren had zij
vóór den boeg.
Ina besloot weer naar boven te gaan en
vrijmoedig aan den kapitein te vragen, of zij
in de ruime stuurhut mocht staan, om geao
last van den killen zeewind te hebben.
Le man stond het toe, zij het klaarblijkelijk
niet van harte. Hij scheen een bizonder
stugge baas.
Maar Ina stoorde er zich niet aan en be
gon een praatje, prees den kapitein. Hij ont
dooide en schoof haar zoo waar een vouw-
Een leerzaam en interessant partij
gedeelte.
In een partij tusschen dhr J. Leenaars
met Zwart en den Redacteur dezer rubriek
kwam het tot dezen stand:
1 2 3 4 5
6
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49 50
Zwart is aan zet.
Bij bestudeering van dezen stand zult U
tot de slotsom komen, dat Wit hier een uit
gesproken voordeel heeft, maar dat het o
zoo moeilijk is dat voordeel in winst om
te zetten. Om nu vóór het bord die voort
zetting te kiezen die de remisekansen uit
sluit, althans tot een minimum beperkt,
dat is niet zoo eenvoudig.
Eenige varianten om U te helpen bij het
onderzoek (de zelfstudie) van deze stelling:
A.
Wit: Zwart:
1. 14—20!
2. 35—30 812?B
3. 30—25 12—17
4. 25X14 17—22
5. 14—10! a) 22X31
6. 104 31—36 b)
7. 29—23 18X 29
8. 4X45 c)
Nu is deso stand ontstaan
Zwart: 3 schijven op: 16, 21 en 36.
Wit: 1 dam op 45 en 3 schijven op: 32,
39 en 42.
Zwart is aan zet en is nu altijd verloren
Speelt u maar eens mee:
8.
3641
9. 32—27
21X32
10. 42—38
32X34
11. 45 X46 en wint.
8.
21—27
9. 32X21
16X27
10. 4523 en wint.
8.
21—26
9. 32—27
Nu heeft zwart drie voortzettingen, welke
alle drie verlies geven. Onder d) volgen die
hier:
d) 9.
10. 42—37
11. 45—18
d) 9.
10. 27—21
11. 45—23
d) 9.
10. 27X16
11. 42—37
12. 45'23
13. 23—29
3641
41X21
26—31
16X27
16—21
36—11
41X32
32—38
Bemerkingen bij:
B: Hier zijn vele voortzettingen voor
zwart. Hier is 812 gekozen omjdat Zwart
dacht de remise te forceeren. 1319 is veel
beter, maar geeft toch ook heel moeilijk
spel aan zwart.
a) 2923 geeft minder kansen en laten
we daarom na.
b) 2127, 1823 en 2126 verliezen
hier ook. Zoekt U dat nu eens uit! en laat
U mij eens weten of U daarin geslaagd bent?
Correspondentie.
Oplossingen en uitslag probleemwedstrijd
D.V. in volgende rubriek. De inzending is
gesloten. Hij die nu nog komt, komt te laat.
stoeltje toe, opdat zij niet steeds behoefde te
staan.
„Moeten we nu nog lang varen" vroeg zij.
„De reis verveelt u zeker?"
„In het begin niet. Maar zoo langzamer
hand wel."
,,'tls ook een heele rek. Nog een goed half
uur. Dat torentje" hij wees naar rechts
„is van Moerkerke. Dan de Val van Zuid
stad en even later de haven in."
Lte VaJl Ina herinnerde zich: daar stond
de boerderij, waar haar vader geboren was!
„De Vall Wat is dat?" vroeg zij.
„De Val van Zuidstad. Zóó genoemd naar
de getijde bewegingen", verklaarde hij.
Ina begreep er geen snars van, maar
vroeg niet verder naar de beteekenis, die
haar koud liet. Haar doel was iets heel an
ders.
„Zijn we daar dicht bij?"
„Waarbij? O, de Val?" De kapitein dacht
er niet eens meer aan. „Ginds. Bij dien lan
taarn en die watermolen."
Ina keek en keek, maar zag nog niets.
Alleen zeedijken, op behoorlijken afstand
waarvan de boot voer.
Maar even later werd het haar duidelijk.
Want inderdaad zag zij een steenen ge
bouwtje, waarop een lantaarn was geplaatst
en bespeurde zdj de draaiende wieken van
een watermolen. Zoo'n ding had zij ook
nog nooit gezien. Er waren minstens acht
wieken, alle onderling verbonden, naar het
haar toescheen. Tenslotte zag zij ook nog
een lange mast op den dijk staan. „Van den
stormwaarschuwingsdienst", verklaarde de
kapitein. „Maar nu is er niets te waar
schuwen."
Langs den dijk graasden eenige koeien en
over het water scheerden witte vogels, die
haar als zeemeeuwen werden aangeduid.
Overigens waren geen levende wezens te be
kennen.
„Die dijk is zeker erg hoog?" vroeg zij.
,Want ik zie heel geen huizen. Zelfs de da
ken er niet van."
„Er zijn daar geen huizen. Maar ééne
boerderij."
Zij kwam tot haar doel.
„Eién boerderij? En anders geen huizen
en menschen in de buurt? Wat een eenzaam
en ongezellig wonen!"
„Zijn die menschen gewoon."
De kapitein gaf antwoord, maar hij
deed het zoo kort mogelijk.
„Het zal hen ook niet veel kunnen sche
len," dacht de stuurman, die nog niets ge
zegd had. „Die boer en zijn vrouw zijn al
tamelijk oud. Hoe oud zou de boer van de
Val zijn, kapi?"
„Weet ik veel, 70 jaar misschien."
Ina veinsde, dat het gesprek haar koud
liet. In waarheid luisterde zij ingespan
nen toe.
De boer en zijn vrouw oud. Dus, het kon
wel niet anders, leefden haar grootvader en
grootmoeder nog en woonden zij nog op de
boerderij, waar haar vader geboren was!
Zij had nooit kunnen denken, dat zij dat
zoo spoedig te weten zou komen. Wel had
zij1 nog geen volstrekte zekerheid, maar fei-
i telijk was twijfel buitengesloten.
Nog even vertoefde zaji in de stuurhut,
om dan naar beneden te gaan, den kapitein
bedankend voor zijln vriendelijkheid. Hij
bromde alleen wat terug.
Beste Nichtjes en Neefjes!
We zullen maar beginnen met dat waar
jullie het meest nieuwsgierig naar zijn, n.l.
de prijsjes.
J. P. Qoen ontvangt: In de Prairie,
Blauwoogje „Sari en haar vriendinnen",
Fietsertje „Dé Vremannetjes", Spring in 't
Veld „Kaja".
Verder krijgen Meizonnetje, Herfstaster,
Boschviooltje, Moeders Hulp, Zusje, Doorn
roosje, Dïkkie en Wilgetakje ieder een vul
potlood.
De oplossingen van de prijsraadsels zijn:
6 November: 1. Doe ook wat je niet graag
doet, met een vriendelijk, blij1 gemoed. On-
derd.: belangrijk, kwartet, boog, gelijk,