Rondgang door den Dam-doolhof.
§1
ill*
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
s 8
ra
ra
w I'S
8*
s I
dertjo en wanneer dit tacti&ch wordt aanga-
pakt, kunnen de resultaten vaak zeer bevre
digend zijn.
Een aardig voorbeeld op dit gebied hoor
de ik onlangs van een mij bekende dame, die
een dochtertje van drie jaar heeft, en bij
wie pas een baby haar joyeuse entrée ge
maakt heeft. Het meisje was reeds op de
hoogte gesteld van de waarschijnlijke komst
van een kindje, en mocht met alles „helpen",
het in OFde maken van de wieg, uitkiezen
van de bekleeding enz.
Ook toen het zusje er was, kreeg ze direct
haar taak. Reeds de kraamverpleegster liet
haar steeds het dekentje over de wieg leg
gen en meer dergelijke werkjes doen, en ook
moeder laat haar oudste dochtertje duide
lijk merken, dat ze bij die verzorging van
het kindje niet gemist kan worden.
Onlangs, toen moeder en dochter bij mij
waren, en moeder aanstalten maakte om
weg te gaan, zei het meisje, dat heel gezel
lig aan 't spelen was, direct: „Nu moeten
we weg, we moeten voor zusje zorgen". Hier
blijkt dus, dat men, door het tactisch aan
te pakken kan zorgen, dat ook de oudste,
inplaats van verdriet, vreugde van baby's
komst beleeft.
Toch blijft het een feit, dat zelfs in het
gunstigste geval, bij een schijnbaar vredig
samenleven der kinderen een onbewuste
concurrentiestrijd zijn werking doet. De
angst onttroond te worden, kan zich soms
in kleine uitingen bij de oudste demonstree-
ren.
Het spreekt vanzelf, dat hierdoor ook de
positie van het tweede kind eigenaardig
wordt. Bij het ouder worden zal dit zich
steeds meer verzetten tegen en onttrekken
aan de leiding van broer of zuster.
Het gevolg hiervan weer is, dat de eerst-
geboorne vaak conservatief behoudend wordt
en de tweede zoon of dochter, revolutionair
en recalcitrant. Prachtig worden deze karak
ters met enkele scherpe trekken geteekend in
de gelijkenis van de twee zonen, van wie de
jongste de wereld intrekt. Tevens kan ieder
opvoeder van den Vader uit de gelijkenis
leeren, hoe men zich zoowel tegenover den
conservatieven en plichtsgetrouwen oudsten
zoon, als tegenover den wilden, zich aan het
gezag onttrekkenden jongsten zoon, moet ge
dragen.
De geschiedenis uit het Oude testament
van Jakob en Ezau schildert ons duidelijk
hoe het niet moet.
De concurrentiestrijd tusschen beide broers
wordt inplaats van verzacht en verlicht,
verscherpt door het eenzijdig voortrekken
der oudera Ezau werd een vaders-, Jakob
een moederszoontje. Laten deze Bijbelverha
len ons ernstig waarschuwen tegen iedere
vorm van voortrekken, een opvoedingszonde
die men helaas ook in Christelijke gezinnen
nog dagelijks kan aantreffen.
P. W. J. STEINZ.
RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK.
De luidspreker.
Behandelden we de vorige week verschil
lende onderdeelen van het eigenlijke toestel,
deze week zullen we de luidspreker eens aan
een bespreking onderwerpen.
Immers de luidspreker is een zeer belang
rijke schakel in de radio-ontvangst. Al heb
ben we het mooiste en modernste toestel,
maar onze luidspreker is er één van het
type „rammelaar", dan kan het radiogenot
totaal vergald worden.
Het gebeurt wel dat men nog goede oude
luidsprekers aantreft, maar over 't algemeen
behoort dit tot de zeldzaamheden. Zoo'n
oude luidspreker is ook meestal niet meer
op te knappen en het beste kunnen we deze
apparaten zonder meer naar de afdeeling
„oud ijzer" doen verhuizen.
Is de luidspreker van het magnetische
type van den laatsten tijd en funcionneert één
en ander niet meer naar wensch, dan is het
soms nog wel mogelijk eenige verbetering
aan te brengen. We kunnen dan de magneet
b.v opstei ken, hetgeen in de meeste geval-
(Jen een zeer groote verbetering geeft. Door
ook op de één of andere manier de luid
spreker aan een klankbord vast te schroe
ven kunnen we ook een enorme geluidsver
betering aanbrengen.
Wij deden b.v. iets dergelijks met de be
kende Philips zevenhoek luidspreker met
papieren conus. We boorden daartoe vier
gaten door de ebonieten rand (voorzichtig
boren voor breken) en hebben toen deze
luidspreker tegen een klankbord van multi
plex van 18 mM. dikte aangeschroefd, waar
door we een winst aan diepe tonen boekten.
Het klankbord (waarin een rondgat van
de grootte van de luidsprekerconus)
had een afmeting van 50 X 50 c.M.
Plaatsen we het toestel in een kast, dan kan
deze maat kleiner genomen worden, daar
dan de zijwanden van de kast ook meetellen.
Een zelfde soort klankbord kunnen we ge
bruiken voor de dynamische luidsprekers.
Bij deze luidsprekers kunnen we zelfs dat
klankbord niet missen, daar ze zonder deze
inrichting een geluid geven, wat veel minder
is dan van een magnetische Speaker.
We onderscheiden de dynamische luid
sprekers in eleetrodynamische en perma
nent dynamische luidsprekers.
Indien het toestel erop berekend is zouden
we U het eerste type aanraden. De kwaliteit
der twee soorten is niet veel verschillend,
maar de eerstgenoemden zijn veel goedkoo-
per. Dit komt doordat de permanent dyna
mische speakers een heel sterke magneet
hebben en de prijs van goed magneetstaai is
nogal hoog. Kunnen we echter een bekrach
tigd type kiezen, dan zullen we nooit last
met de magneet kunnen krijgen, daar we met
behulp van electriciteit de luidsprekerspen
magnetisch maken, zoodat deze luidsprekers
haast onverslijtbaar zijn. De weergave is
over 't algemeen ook nog iets beter. De prijs
is ook zeer laag, daar we tegenwoordig voor
ongeveer 8 gulden werkelijk een kwaliteits
Speaker kunnen koopen.
Over de aanpassing van het toestel aan de
luidspreker, schrijven we den volgenden
keer, daar dit ook een zeer voornaam
punt is.
Zoo ziet U, dat we voor een goede radio-
ontvangst, werkelijk op verschillende pun
ten acht moeten slaan, waarover de volgende
week meer.
Vragen.
J. v. K. te G. U zult even nog geduld moe
ten hebben met het schema, daar we het mo
menteel aan een ander uitleenden. Zoodra
we het weer bezitten zullen we het U toe
zenden.
Uw vraag over een voedingscombinatie
wordt in een apart artikel te zijner tijd be
handeld.
G. L. P. te 'sG. Aan Uw aanvraag kun
nen we onmogelijk voldoen. Vragen over
radioprogramma's en critieken hooren niet
in deze rubriek thuis.
Het doet ons genoegen, dat U nu geen
Storingen meer hebt, door Uw eigen gefabri
ceerde antennekabel. Indien dit werkelijk
afdoende is, kunt U ons dan het recept niet
eens geven, daar andere lezers hiermee
waarschijnlijk ook hun voordeel kunnen
doen.
R. Z. te M. We raden U het eerste schema
aan. Dit voldoet aan hooge eischen. Het
tweede schema is verouderd, terwijl het der
de niet meer aan moderne selectiviteits-
eischen kan voldoen. Als eindlamp raden
we U de AL 4. De luidspreker impedantie
moet dan 7000 Ohm zijn.
HAARGROEI.
Een Amerikaansch professor heeft zich
bezig gehouden een pijnlijk geduldwerkje
lijkt het ons overigens met de dichtheid
van den haargroei van verschillende men-
schenrassen en apen. Hij kwam daarbij tot
de conclusie, dat de schedel van een neger
gemiddeld 297 haren per c.M.2 telt.
Voor het blanke ras gemiddeld 333, en
voor de Mongolen (Chineezen) slechts 128.
Voor 13 verschillende apensoorten kwam
de professor op een gemiddelde van 307 ha
ren per c.M2. op den schedel. De Aziatische
Gibbonaap echter heeft een buitegewoon we-
ligen haardos: 2.035 haren en de Aotus, die
de kroon spant, 4.083.
door H. ZEEBERG.
14) -o—
Terwijl zij vertelde, had dominé West
woud haar gelaat bestudeerd. Hij bespeur
de droeve trekken en bemerkte ook, hoe ont
zettend moeilijk zij zich uitte. Aanvankelijk
had hij er niet voldoende aandacht aan ge
schonken, maar nu zij sprak van den zoon,
die stierf, ging hem, naar hij meende, een
licht op.
„Vrouw Mieras, over wien spreekt gij?"
vroeg hij plotseling.
„Dominé begrijpt het," zeide zij. 'k Heb
het over mijn man en mijn jongens. Die
moeder ben ik
Zij snikte het uit. En hij liet haar begaan.
„Wist dominé er niets van?" vroeg zij
even later.
„Nooit iets van gehoord, vrouw Mieras.
Ik ging het vermoeden, toen u het over den
gestorven jongen hadt."
„Hij was een goede jongen," peinsde zij.
„Wat stug, als zijn vader, maar met een
goed hart. Het was een ontzettende slag, dat
God hem weg nam en het duurde lang, eer
mijn man geloovig Ikon berusten in 'sHee-
ren doen. Maar het ergste kwam later nog.
Wij verloren ook onzen jongsten zoon. Niet
door den dood. Och, dominé, dat ware ge
makkelijker te dragen geweest, hoe vree-
selijk het ook zou geweest zijn."
De predikant begreep.
„Het conflict kwam natuurlijk terug?"
Zij iknikte en zweeg geruimen tijd, welk
zwijgen hij eerbiedigde, ontzet over het ge
val: op de boerderij! had zich een drama
afgespeeld. De starre, vreemde houding van
den boer begon hem ietwat duidelijker te
worden.
„Toen Piet van de H. B. S. kwam, zou hij
op de boerderij, 'k Hield mijn hart vast, do
miné, want waarvoor hij in die vijf jaar
ook belangstelling had gehad, niet voor de
boerderij. Tot groote ergernis van mijn
man
,,'k Heb niet zooveel meer te zeggen, do
miné. Piet wilde niet op de boerderij. Hij
wilde naar Delft, naar de.... nu ja...."
„Technische school toen. Nu Hooge-
school."
„Ja. Voor ingenieur, 'k Weet niet, waar
de jongen het weg had, maar 't was niet
uit zijn hoofd te praten. Wat heb ik hem
gesmeekt, zijn vader te gehoorzamen. Maar
hij wilde niet."
„Eb uw man was niet over te halen?"
,,'k Heb met hem gepraat, maar het hielp
niet. Tenslotte zeide hij, dat ik er niet meer
over spreken mocht. Mijn man is heel goed,"
verontschuldigde zij den boer, „maar hij' is
stug en wilde toen zijn zin doorzetten. Hij
kon de gedachte, dat een ander op de boer
derij zou komen, nu onze oudste zoon dood
was, niet verdragen. Maar mijn jongen had
precies hetzelfde karakter. De hotsing tus
schen die twee zelfde karakters was ver
schrikkelijk. Het waren vreeselijke dagen op
de boerderij. En ik mocht niets zeggen.
Ik k o n het ook niet, dominé. Want ik be
greep dat mijln man er onder leed en ik zag,
dat mijn jongen ook leed."
„Dat moet ontzettend geweest zijn," er
kende hij vol deelneming.
„Ik heb dag en nacht gebeden, dominé.
Maar de Heere hoorde niet. Hijl had het an
ders besloten, hoe vreeselijik het voor ons
ook was. Op een avond kwam het einde.
Mijn man had Piet er al eens mede ge
dreigd, maar ik had toch nooit kunnen den
ken
Even was het stil in het vertrek.
„Dien avond, bijna acht en twintig jaar
geleden, kwam het. Mijn man vroeg hem
voor het laatst, of hij zijn verzet zou opge
ven en toen Piet weigerde, joeg hij den jon
den op staanden voet de deur uit. Zoo'n
ontaarde jongen, zeide hij', wilde hij' niet
langer als zoon erkennen. Zonder afscheid
van mij of zijn zuster te nemen, dat kon
niet, verdween mijn jongen. En 'k heb hem
nooit weergezien. O, dominé, begrijpt u.
Zij k o n niet meer en snikte erbarmelijk.
De predikant liep naar de keuken en
vroeg een glas water, verklarend, dat hij
zoo'n dorst had en op dat oogenhlik liever
water dronlk dan melk. Hij' spoedde zich met
het glas terug naar de boerin.
a> -
q H
T3 cd
(h T3 3
"3,2 -.2
~|8 8
§s-gid
rri o
CD
p-T
9
g g
G P<
S
g
ce a
G O
O
CÖ cd
G
G^
<39 3-) i
N O» fctOrG
'5 'B
ÖN g F
CD (D t-,
<d
cd
s'
03 t-,
S c
B nu
i co
CJ
03
G o> cö
<D CÖ
KJ G G
cd
S
3) CC
n3 fco1"5
iëëg
w -o .2
S S ,2 O m
'G <D zi
w a G
G Ê-t r—> O ra
O) OG **-<
grP h o
fl 03 g- N
CD M 2 *->
,-sjg g s
c-ö
Pt
'P :p>
dl C a'
bCÖ ÉH
L J.
s'M
O aco
<39
O) o
g
a>
'S
09 o
a>
r-G CD
a>
<D
P
a> ra
g a> .M
cd
cd w
0} CD "G
!_j CD
<39 O .2
G
g 09
o
s- O
js
0 s g
ri to V
"i-g S a O) S fl es
ÏT» rri nt
w S o -S
'H G G G M
u T3 <D
^lN h ffl cd
Ss a
r a .w
G dp
O? 09 >-< O)
ao^g$sog:|||an
'G CD cd
G cd CD 09
O O cd
09 rd Cd
CD o P" 09
■n
be &0
03S>6o5''-W®f3-,w
ï-sMpjfSjg
8
„Drink wat," spoorde hij aan. „Dat zal u
good doen."
Zij gehoorzaamde werktuigelijk.
„Wist dominé er niets van?" vroeg zij
dan weer.
„Neen, vrouw Mieras."
„Och, de meesten in de stad weten het
niet eens. We wonen hier zoo afgelegen.
En het is al zoo lang geleden. We gingen
toen wel over de tong. In een maand zijn
we niet in de stad geweest. Maar of men
het rechte wist, 'k weet het niet. Dat was
ook niet het ergste. Het ergste was, dat ik
mijn jongen kwijt was. En het gedrag van
mijn manKan dominé die handelwijze
nu goedkeuren?"
Dominé Westwoud hoorde nauwelijks wat
zij zeide.
Vaag hoorde hij! nog de vraag van de
boerin. Maar hij gaf niet onmiddellijk ant
woord.
„Ik had die vraag niet moeten stellen,
zeide zij. ,,'t Is voor u niet gemakkelijk die
te beantwoorden. Tenminste tegenover mij.
'k Weet het ook wel, dominé. Ik ben over
tuigd, dat mijn man toen niet goed heeft
gehandeld. Een vader mag zijn zoon toch
niet de deur uitjagen? Piet was ongehoor
zaam, dat is waar. Maar de ééne ongehoor
zaamheid is toch de andere niet? Er is toch
verschil?"
Hij luisterde met instemming naar de
verstandige taal van een gevoelige, intelli
gente vrouw, al was zij dan „slechts"
boerin. Zij. gaf antwoord op haar eigen
vraag. Maar tóch verloor hij de voorzichtig
heid niet uit het oog.
,,'t Is voor mij! heel lastig, direct openlijk
een oordeel te vellen. Ik geloof, dat uw
man verkeerd heeft gehandeld. En tóch is
de kwestie niet zóó eenvoudig. Als vader
kon hij niet dulden, dat de zoon zich te
gen hem verzette. Dat is één. En dan, u
neemt me niet kwalijk, dat ik het zeg, speelt
de hier heerschende boerentrots ongetwij
feld ook 'n rol. Dat uw jongen nu juist wil
de gaan studeeren. was hem ook een doorn
in het oog. Dan had hij nog beter timmer
man kunnen worden. Of vergis ik mij
daar in."
„Dominé kent de boeren aardig goed,"
glimlachte zij droef. „Maar al is veel ver
klaarbaar, goed te keuren is het toch niet
wat mijln man heeft gedaan."
„Maar, vrouw Mieras, u schenkt mij uw
volle vertrouwen en u kunt dat gerust doen,
mag ik nu ook eens wat vragen? Hoe denkt
uw man er na zooveel jaren zelf over?"
„Ik weet het niet," bekende zij tot zijn
groote verbazing.
„Maar u spreekt er toch wel met hem
over of hebt het gedaan?"
„Neen dominé. U zult mij wel erg zwak
vinden en ik veroordeel mij zelf wel eens,
maar er is over Piet niet meer gepraat. Toen
hij' weggejaagd was en mijn man woedend
in delkamer terugkwam, zeide hij: „Die ont
aarde zoon is dood voor ons. Ik wil niet,
dat nog over hem gesproken wordt." Ik zag,
dat het meenens was, maar dacht toch al
tijd nog, dat het meer in drift en woede
gezegd werd. Maar eiken keer, als ik er
over beginnen wilde, was het: „Niets over
dien kwajongen. Die is dood."
Dominé Westwoud ij'sde er van. Wat had
die Mieras dan toch een ondoorgrondelijk
karakter! En hoe was het mogelijk, dat man
en vrouw daarover acht en twintig jaar
zwij'gen konden!
Het scheen, dat zij! zijn gedachten raadde.
„D'omiiné kent mijn man niet. Anders zou
u begrijpen, dat het mij niet mogelijk was,
er over te spreken. Mijn man is best voor
mij, u weet het. Maar dat ééne punt mag
niet worden aangeroerd."
„Ek wil op het oogenhlik over uw man
niet oordeelen, want ik ken hem nog te wei
nig Maar voor u moet het wel vreeselijk
zijn
„De eerste jaren al heel erg. Ik beschul
digde mij zelf er van, verkeerd te hebben
gedaan. Ik had er niet op moeten aandrin
gen, dat hij naar de H.B.S. zou gaan. Als
jongen van dertien, veertien jaar was mis
schien zijn wil gebroken geworden en had
hij zich met de boerderij verzoend. Toen hij
eenmaal goed aan de studie was, was het
geheel mis."
„Heeft uw man u dat wel eens verwe
ten?" peilde hij.
„Neen, neen, dominé. We iieljUen er im
mers niet meer over gesproken? Neen, mijn
man is goed voor mij. Dat ik. na dat geval
de oude niet meer ben heeft hem leed ge
daan. D'aarvan geeft hij Piet natuurlijk ook
de schuld."
„Wat denkt u van uw man? Zou hij spijt
hebben over het gebeurde? Hij zegt zoo wei
nig Ik vind hem zoo in zichzelf gekeerd.
Eerlijk gezegd, ik kan hem niet doorgron
den. Hij was mij een levend raadsel. Nu is
er al veel verklaard. Maar nu ga ik ook den
ken, dat het gebeurde hem nóg in de ziel
brandt. Eén van beiden: óf uw man heeft
spijt óf hij1 koestert nóg een wrok tegen zijn
zoon."
„Weten doe ik niets, dominé. De naam
van den jongen is door hem al die jaren
niet genoemd. Alles wat aan Piet herinner
de moest weg. De jongen moest dood zijn.
En tóch geloof ik, dat mijn man niet los is
van den jongen."
„Hebt u uw zoon nooit weer gezien?"
„Neen, dominé. Nooit."
„Maar dat was toch ook niet goed?"
„O, ik pleit mijn jongen niet vrij. Hij deed
ook verkeerd. Maar naar mijn eerlijke mee
ning heeft mijn man de meeste schuld, 't Is
hard, om het te moeten zeggen, want voor
mij en ook voor Stien, dat is mijn getrouwde
dochter in Harenstede, is hij zeer goed."
,,'t Is een vreeselijk geval. Je weet niet,
wat je er van zeggen moet.
„Weet u ook niet, of hij nog in leven is?"
,,'k Weet het niet,dominé. Hoe zou ik dat
gewaar kunnen worden? Met mijn man kan
ik er niet over praten. Een jaar of vijf na
dat Piet vertrokken was, heb ik in de cou
rant gelezen, dat hij in Delft geslaagd was
voor ingenieur
„Wat ingenieur?" vroeg de predikant
haastig.
„Waterbouwkunde", antwoordde zij
prompt.
„Weet u dat zeker?"
,,'k Heb het bericht uit de krant overge
schreven", verklaarde de boerin van de Val.
„Weet uw man dat ook?"
,,'k Heb gezien, dat de boer het bericht
las, dominé."
„Fn hij heeft niets gezegd?"
„Over Piet werd en wordt niet gesproken.
Ik mag het niet doen."
„Vroeger niet. Maar nu? Probeert u het
niet eens?"
„Enkele weken geleden, dominé, was er
een aanleiding. 'kWeet niet precies meer,
hoe het kwam
„En?"
„Over Piet moest ik zwijgen."
„Dus nóg?"
„Mijn man is nog niets veranderd. Ten
minste, ik kan he1 niet zien. En dat beangst
mij zoo. En 'k zou ook zoo graag wat weten
van mijn jongen. Of hij nog leeft en of hij
gebleven is bij de opvoeding, die hij heeft
genoten. Ik vrees, dominé, na het gebeurde.
Dat dat mijn man niet zwaar weegt! De
jongen is toch een kind des Verbonds! Mijn
man heeft den jongen afkeerig gemaatt."
„Maar het is toch wel uit te visschen, of
er een ingenieur Mieras bestaat en waar die
woont? Zal ilk het heel voorzichtig doen?
Zoo'n moeite kan dat toch niet zijn."
„Als dominé het doen wil. Ik zou het
zoo graag weten. Maar mijn man moet er
buiten blijven."
'tWas dominé Westwoud een raadsel,
hoe het mogelijk was, dat deze boer en deze
boerin, die toch veel van elkaar hielden
Mieras, hij! wist het, was zorgzaam voor
zijn zwakke vrouw en deed alles voor 'haar
hoe die twee over dat punt tegenover
Islkaar het diepste stilzwijgen bewaarden.
Dat was toch niet goed?
Hij kon geen verklaring vinden, hoe hij
er op weg naar huis ook over nadacht.
In één uur kan een geheel levenswerk
vernietigd worden. Eén onvoorzichtige stoot
tegen een schaakspel kan het geheele spel in
de war brengen. Het lot van iemands ge
heele verdere leven kan soms afhangen van
één oogenhlik.
VAN TONDEL TOT LUCIFER.
Wanneer we met onzen electrischen aan
steker in de keuken het gascomfoor doen
ontbranden, of we bieden onzen gast vuur
voor zijn sigaar aan door dat kleine met
benzine gevulde instrumentje, dat we in on
zen vestzak dragen, zal wel niemand erbij
stilstaan, hoezeer de techniek in vele op
zichten het leven vergemakkelijkt heeft en
dat onze voorvaders zich heel wat meer
moeite moesten getroosten, om de voor ons
zelfs eenvoudigste dingen tot stand te bren
gen.
Voor de 19e eeuw kende men op het ge
bied van vuurmaken alleen de tondeldoos.
Eerst kwam toen de kali- en daarna de fos
forlucifer, dien men, naar den lezer weet,
op zfn schoenzool tot ontbranding kon bren
gen. Het merkwaardige is, dat de ontdekking
van de fosforlucifer in verschillende landen
omstreeks denzelfden tijd, 1820, heeft plaats
gehad. Zoo vermeldt de historie voor Frank
rijk den naam van een Parijschen apothe
ker Derosne; in Engeland was het de Lon-
densche scheikundige Cooper; Oostenrijk
beschouwt een zekeren Stefan van Romer
als uitvinder, terwijl in Duitschland Joh.
Friedr. Kammerer, die ook in het politieke
leven zekere vermaardheid heeft genoten,
als ontdekker wordt genoemd.
Zeker is, dat Kammerer, die naar Zwit
serland moest uitwijken, de eerste lucifer-
fabrieken heeft gesticht.
Het grootste bezwaar van den fosforlu
cifer was echter, dat hij: bij de minste onget-
wilde wrijving tot ontbranding kwam en in
Duitschland zijn er destijds dan ook zooveel
ongelukken door teweeg gebracht, dat men
in verschillende staten de fabricage ging
verbieden.
Een 'belangrijke verbetering ontstond, toen
Prof. Kopp uit Heidelberg in 1845 den zoo-
genaamden rooden fosfor ontdekte, die o.m.
giftvrij; was. En reeds drie jaar later bracht
prof. Böttger uit Frankfort een ommekeer
in de luciferindustrie te weeg, door de uit
vinding van de veiligheidslucifer.
Böttgers eerste lucifers hadden een
eigenaardig model, want zie hadden aan
beide einden een kop; één van den rooden
fosfor, den anderen van een fosforvrije
massa. Bij het gebruik brak men de lucifer
in twee stukken, waarna men de beide
koppen tegen elkaar wreef.
Het voordeel van Böttgers uitvinding be
stond hierin, dat zijn lucifers niet tegen
elk wrijvingsvlak tot ontbranding kwamen.
In 1858 stichtte de Zweed Lundström te
Janköping de eerste fabriek van Böttgers
veiligheidslucifers; hij overstroomde de we
reld met zajn product, vandaar dat men
,doorgaans meent, dat de uitvinding uit
Zweden afkomstig is.
Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru
briek betreffende, te richten aan dit adres.
Een nieuw damwerk.
Bij de uitgevers-maatschappij1 „De Com
binatie" te Rotterdam is verschenen „Dam-
openingen en Middenspelstudies". De
schrijver is J. B. M. J. Eekhoud. Gaarne zou
ik dit boek in veler bezit wenschen. Het is
een rijk hoek. Voor gevorderden vooral. Ik
heb slechts twee bezwaren. Allereerst de
prijs. Niet dat het boek het niet waard is.
Verre van dat. Maar de minder met
aardsche goederen bedeelde zal in
dezen tijd er wel niet zoo vlug toe over
kunnen gaan. Dat bedoel ik.
En mijn tweede bezwaar is: Voor „begin
ners" is het te zwaar. Het is een boek voor
damspelers. Niet voor hen die het willen
worden. Als men niets of bijna niets van
dammen kent, dan zal Eekhoud's boek niet
bevredigen. Maar is men eenigszins wegwijs
in den damdoolhof, dan is Eekhoud een uit
stekende gids bijl een rondgang en laat hij
U genieten van schoone vergezichten.
Uitgevers en auteur: succes!