Rondgang door den Dam-doolhof. §1 ill* Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL s 8 ra ra w I'S 8* s I dertjo en wanneer dit tacti&ch wordt aanga- pakt, kunnen de resultaten vaak zeer bevre digend zijn. Een aardig voorbeeld op dit gebied hoor de ik onlangs van een mij bekende dame, die een dochtertje van drie jaar heeft, en bij wie pas een baby haar joyeuse entrée ge maakt heeft. Het meisje was reeds op de hoogte gesteld van de waarschijnlijke komst van een kindje, en mocht met alles „helpen", het in OFde maken van de wieg, uitkiezen van de bekleeding enz. Ook toen het zusje er was, kreeg ze direct haar taak. Reeds de kraamverpleegster liet haar steeds het dekentje over de wieg leg gen en meer dergelijke werkjes doen, en ook moeder laat haar oudste dochtertje duide lijk merken, dat ze bij die verzorging van het kindje niet gemist kan worden. Onlangs, toen moeder en dochter bij mij waren, en moeder aanstalten maakte om weg te gaan, zei het meisje, dat heel gezel lig aan 't spelen was, direct: „Nu moeten we weg, we moeten voor zusje zorgen". Hier blijkt dus, dat men, door het tactisch aan te pakken kan zorgen, dat ook de oudste, inplaats van verdriet, vreugde van baby's komst beleeft. Toch blijft het een feit, dat zelfs in het gunstigste geval, bij een schijnbaar vredig samenleven der kinderen een onbewuste concurrentiestrijd zijn werking doet. De angst onttroond te worden, kan zich soms in kleine uitingen bij de oudste demonstree- ren. Het spreekt vanzelf, dat hierdoor ook de positie van het tweede kind eigenaardig wordt. Bij het ouder worden zal dit zich steeds meer verzetten tegen en onttrekken aan de leiding van broer of zuster. Het gevolg hiervan weer is, dat de eerst- geboorne vaak conservatief behoudend wordt en de tweede zoon of dochter, revolutionair en recalcitrant. Prachtig worden deze karak ters met enkele scherpe trekken geteekend in de gelijkenis van de twee zonen, van wie de jongste de wereld intrekt. Tevens kan ieder opvoeder van den Vader uit de gelijkenis leeren, hoe men zich zoowel tegenover den conservatieven en plichtsgetrouwen oudsten zoon, als tegenover den wilden, zich aan het gezag onttrekkenden jongsten zoon, moet ge dragen. De geschiedenis uit het Oude testament van Jakob en Ezau schildert ons duidelijk hoe het niet moet. De concurrentiestrijd tusschen beide broers wordt inplaats van verzacht en verlicht, verscherpt door het eenzijdig voortrekken der oudera Ezau werd een vaders-, Jakob een moederszoontje. Laten deze Bijbelverha len ons ernstig waarschuwen tegen iedere vorm van voortrekken, een opvoedingszonde die men helaas ook in Christelijke gezinnen nog dagelijks kan aantreffen. P. W. J. STEINZ. RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK. De luidspreker. Behandelden we de vorige week verschil lende onderdeelen van het eigenlijke toestel, deze week zullen we de luidspreker eens aan een bespreking onderwerpen. Immers de luidspreker is een zeer belang rijke schakel in de radio-ontvangst. Al heb ben we het mooiste en modernste toestel, maar onze luidspreker is er één van het type „rammelaar", dan kan het radiogenot totaal vergald worden. Het gebeurt wel dat men nog goede oude luidsprekers aantreft, maar over 't algemeen behoort dit tot de zeldzaamheden. Zoo'n oude luidspreker is ook meestal niet meer op te knappen en het beste kunnen we deze apparaten zonder meer naar de afdeeling „oud ijzer" doen verhuizen. Is de luidspreker van het magnetische type van den laatsten tijd en funcionneert één en ander niet meer naar wensch, dan is het soms nog wel mogelijk eenige verbetering aan te brengen. We kunnen dan de magneet b.v opstei ken, hetgeen in de meeste geval- (Jen een zeer groote verbetering geeft. Door ook op de één of andere manier de luid spreker aan een klankbord vast te schroe ven kunnen we ook een enorme geluidsver betering aanbrengen. Wij deden b.v. iets dergelijks met de be kende Philips zevenhoek luidspreker met papieren conus. We boorden daartoe vier gaten door de ebonieten rand (voorzichtig boren voor breken) en hebben toen deze luidspreker tegen een klankbord van multi plex van 18 mM. dikte aangeschroefd, waar door we een winst aan diepe tonen boekten. Het klankbord (waarin een rondgat van de grootte van de luidsprekerconus) had een afmeting van 50 X 50 c.M. Plaatsen we het toestel in een kast, dan kan deze maat kleiner genomen worden, daar dan de zijwanden van de kast ook meetellen. Een zelfde soort klankbord kunnen we ge bruiken voor de dynamische luidsprekers. Bij deze luidsprekers kunnen we zelfs dat klankbord niet missen, daar ze zonder deze inrichting een geluid geven, wat veel minder is dan van een magnetische Speaker. We onderscheiden de dynamische luid sprekers in eleetrodynamische en perma nent dynamische luidsprekers. Indien het toestel erop berekend is zouden we U het eerste type aanraden. De kwaliteit der twee soorten is niet veel verschillend, maar de eerstgenoemden zijn veel goedkoo- per. Dit komt doordat de permanent dyna mische speakers een heel sterke magneet hebben en de prijs van goed magneetstaai is nogal hoog. Kunnen we echter een bekrach tigd type kiezen, dan zullen we nooit last met de magneet kunnen krijgen, daar we met behulp van electriciteit de luidsprekerspen magnetisch maken, zoodat deze luidsprekers haast onverslijtbaar zijn. De weergave is over 't algemeen ook nog iets beter. De prijs is ook zeer laag, daar we tegenwoordig voor ongeveer 8 gulden werkelijk een kwaliteits Speaker kunnen koopen. Over de aanpassing van het toestel aan de luidspreker, schrijven we den volgenden keer, daar dit ook een zeer voornaam punt is. Zoo ziet U, dat we voor een goede radio- ontvangst, werkelijk op verschillende pun ten acht moeten slaan, waarover de volgende week meer. Vragen. J. v. K. te G. U zult even nog geduld moe ten hebben met het schema, daar we het mo menteel aan een ander uitleenden. Zoodra we het weer bezitten zullen we het U toe zenden. Uw vraag over een voedingscombinatie wordt in een apart artikel te zijner tijd be handeld. G. L. P. te 'sG. Aan Uw aanvraag kun nen we onmogelijk voldoen. Vragen over radioprogramma's en critieken hooren niet in deze rubriek thuis. Het doet ons genoegen, dat U nu geen Storingen meer hebt, door Uw eigen gefabri ceerde antennekabel. Indien dit werkelijk afdoende is, kunt U ons dan het recept niet eens geven, daar andere lezers hiermee waarschijnlijk ook hun voordeel kunnen doen. R. Z. te M. We raden U het eerste schema aan. Dit voldoet aan hooge eischen. Het tweede schema is verouderd, terwijl het der de niet meer aan moderne selectiviteits- eischen kan voldoen. Als eindlamp raden we U de AL 4. De luidspreker impedantie moet dan 7000 Ohm zijn. HAARGROEI. Een Amerikaansch professor heeft zich bezig gehouden een pijnlijk geduldwerkje lijkt het ons overigens met de dichtheid van den haargroei van verschillende men- schenrassen en apen. Hij kwam daarbij tot de conclusie, dat de schedel van een neger gemiddeld 297 haren per c.M.2 telt. Voor het blanke ras gemiddeld 333, en voor de Mongolen (Chineezen) slechts 128. Voor 13 verschillende apensoorten kwam de professor op een gemiddelde van 307 ha ren per c.M2. op den schedel. De Aziatische Gibbonaap echter heeft een buitegewoon we- ligen haardos: 2.035 haren en de Aotus, die de kroon spant, 4.083. door H. ZEEBERG. 14) -o— Terwijl zij vertelde, had dominé West woud haar gelaat bestudeerd. Hij bespeur de droeve trekken en bemerkte ook, hoe ont zettend moeilijk zij zich uitte. Aanvankelijk had hij er niet voldoende aandacht aan ge schonken, maar nu zij sprak van den zoon, die stierf, ging hem, naar hij meende, een licht op. „Vrouw Mieras, over wien spreekt gij?" vroeg hij plotseling. „Dominé begrijpt het," zeide zij. 'k Heb het over mijn man en mijn jongens. Die moeder ben ik Zij snikte het uit. En hij liet haar begaan. „Wist dominé er niets van?" vroeg zij even later. „Nooit iets van gehoord, vrouw Mieras. Ik ging het vermoeden, toen u het over den gestorven jongen hadt." „Hij was een goede jongen," peinsde zij. „Wat stug, als zijn vader, maar met een goed hart. Het was een ontzettende slag, dat God hem weg nam en het duurde lang, eer mijn man geloovig Ikon berusten in 'sHee- ren doen. Maar het ergste kwam later nog. Wij verloren ook onzen jongsten zoon. Niet door den dood. Och, dominé, dat ware ge makkelijker te dragen geweest, hoe vree- selijk het ook zou geweest zijn." De predikant begreep. „Het conflict kwam natuurlijk terug?" Zij iknikte en zweeg geruimen tijd, welk zwijgen hij eerbiedigde, ontzet over het ge val: op de boerderij! had zich een drama afgespeeld. De starre, vreemde houding van den boer begon hem ietwat duidelijker te worden. „Toen Piet van de H. B. S. kwam, zou hij op de boerderij, 'k Hield mijn hart vast, do miné, want waarvoor hij in die vijf jaar ook belangstelling had gehad, niet voor de boerderij. Tot groote ergernis van mijn man ,,'k Heb niet zooveel meer te zeggen, do miné. Piet wilde niet op de boerderij. Hij wilde naar Delft, naar de.... nu ja...." „Technische school toen. Nu Hooge- school." „Ja. Voor ingenieur, 'k Weet niet, waar de jongen het weg had, maar 't was niet uit zijn hoofd te praten. Wat heb ik hem gesmeekt, zijn vader te gehoorzamen. Maar hij wilde niet." „Eb uw man was niet over te halen?" ,,'k Heb met hem gepraat, maar het hielp niet. Tenslotte zeide hij, dat ik er niet meer over spreken mocht. Mijn man is heel goed," verontschuldigde zij den boer, „maar hij' is stug en wilde toen zijn zin doorzetten. Hij kon de gedachte, dat een ander op de boer derij zou komen, nu onze oudste zoon dood was, niet verdragen. Maar mijn jongen had precies hetzelfde karakter. De hotsing tus schen die twee zelfde karakters was ver schrikkelijk. Het waren vreeselijke dagen op de boerderij. En ik mocht niets zeggen. Ik k o n het ook niet, dominé. Want ik be greep dat mijln man er onder leed en ik zag, dat mijn jongen ook leed." „Dat moet ontzettend geweest zijn," er kende hij vol deelneming. „Ik heb dag en nacht gebeden, dominé. Maar de Heere hoorde niet. Hijl had het an ders besloten, hoe vreeselijik het voor ons ook was. Op een avond kwam het einde. Mijn man had Piet er al eens mede ge dreigd, maar ik had toch nooit kunnen den ken Even was het stil in het vertrek. „Dien avond, bijna acht en twintig jaar geleden, kwam het. Mijn man vroeg hem voor het laatst, of hij zijn verzet zou opge ven en toen Piet weigerde, joeg hij den jon den op staanden voet de deur uit. Zoo'n ontaarde jongen, zeide hij', wilde hij' niet langer als zoon erkennen. Zonder afscheid van mij of zijn zuster te nemen, dat kon niet, verdween mijn jongen. En 'k heb hem nooit weergezien. O, dominé, begrijpt u. Zij k o n niet meer en snikte erbarmelijk. De predikant liep naar de keuken en vroeg een glas water, verklarend, dat hij zoo'n dorst had en op dat oogenhlik liever water dronlk dan melk. Hij' spoedde zich met het glas terug naar de boerin. a> - q H T3 cd (h T3 3 "3,2 -.2 ~|8 8 §s-gid rri o CD p-T 9 g g G P< S g ce a G O O CÖ cd G G^ <39 3-) i N O» fctOrG '5 'B ÖN g F CD (D t-, <d cd s' 03 t-, S c B nu i co CJ 03 G o> cö <D CÖ KJ G G cd S 3) CC n3 fco1"5 iëëg w -o .2 S S ,2 O m 'G <D zi w a G G Ê-t r—> O ra O) OG **-< grP h o fl 03 g- N CD M 2 *-> ,-sjg g s c-ö Pt 'P :p> dl C a' bCÖ ÉH L J. s'M O aco <39 O) o g a> 'S 09 o a> r-G CD a> <D P a> ra g a> .M cd cd w 0} CD "G !_j CD <39 O .2 G g 09 o s- O js 0 s g ri to V "i-g S a O) S fl es ÏT» rri nt w S o -S 'H G G G M u T3 <D ^lN h ffl cd Ss a r a .w G dp O? 09 >-< O) ao^g$sog:|||an 'G CD cd G cd CD 09 O O cd 09 rd Cd CD o P" 09 ■n be &0 03S>6o5''-W®f3-,w ï-sMpjfSjg 8 „Drink wat," spoorde hij aan. „Dat zal u good doen." Zij gehoorzaamde werktuigelijk. „Wist dominé er niets van?" vroeg zij dan weer. „Neen, vrouw Mieras." „Och, de meesten in de stad weten het niet eens. We wonen hier zoo afgelegen. En het is al zoo lang geleden. We gingen toen wel over de tong. In een maand zijn we niet in de stad geweest. Maar of men het rechte wist, 'k weet het niet. Dat was ook niet het ergste. Het ergste was, dat ik mijn jongen kwijt was. En het gedrag van mijn manKan dominé die handelwijze nu goedkeuren?" Dominé Westwoud hoorde nauwelijks wat zij zeide. Vaag hoorde hij! nog de vraag van de boerin. Maar hij gaf niet onmiddellijk ant woord. „Ik had die vraag niet moeten stellen, zeide zij. ,,'t Is voor u niet gemakkelijk die te beantwoorden. Tenminste tegenover mij. 'k Weet het ook wel, dominé. Ik ben over tuigd, dat mijn man toen niet goed heeft gehandeld. Een vader mag zijn zoon toch niet de deur uitjagen? Piet was ongehoor zaam, dat is waar. Maar de ééne ongehoor zaamheid is toch de andere niet? Er is toch verschil?" Hij luisterde met instemming naar de verstandige taal van een gevoelige, intelli gente vrouw, al was zij dan „slechts" boerin. Zij. gaf antwoord op haar eigen vraag. Maar tóch verloor hij de voorzichtig heid niet uit het oog. ,,'t Is voor mij! heel lastig, direct openlijk een oordeel te vellen. Ik geloof, dat uw man verkeerd heeft gehandeld. En tóch is de kwestie niet zóó eenvoudig. Als vader kon hij niet dulden, dat de zoon zich te gen hem verzette. Dat is één. En dan, u neemt me niet kwalijk, dat ik het zeg, speelt de hier heerschende boerentrots ongetwij feld ook 'n rol. Dat uw jongen nu juist wil de gaan studeeren. was hem ook een doorn in het oog. Dan had hij nog beter timmer man kunnen worden. Of vergis ik mij daar in." „Dominé kent de boeren aardig goed," glimlachte zij droef. „Maar al is veel ver klaarbaar, goed te keuren is het toch niet wat mijln man heeft gedaan." „Maar, vrouw Mieras, u schenkt mij uw volle vertrouwen en u kunt dat gerust doen, mag ik nu ook eens wat vragen? Hoe denkt uw man er na zooveel jaren zelf over?" „Ik weet het niet," bekende zij tot zijn groote verbazing. „Maar u spreekt er toch wel met hem over of hebt het gedaan?" „Neen dominé. U zult mij wel erg zwak vinden en ik veroordeel mij zelf wel eens, maar er is over Piet niet meer gepraat. Toen hij' weggejaagd was en mijn man woedend in delkamer terugkwam, zeide hij: „Die ont aarde zoon is dood voor ons. Ik wil niet, dat nog over hem gesproken wordt." Ik zag, dat het meenens was, maar dacht toch al tijd nog, dat het meer in drift en woede gezegd werd. Maar eiken keer, als ik er over beginnen wilde, was het: „Niets over dien kwajongen. Die is dood." Dominé Westwoud ij'sde er van. Wat had die Mieras dan toch een ondoorgrondelijk karakter! En hoe was het mogelijk, dat man en vrouw daarover acht en twintig jaar zwij'gen konden! Het scheen, dat zij! zijn gedachten raadde. „D'omiiné kent mijn man niet. Anders zou u begrijpen, dat het mij niet mogelijk was, er over te spreken. Mijn man is best voor mij, u weet het. Maar dat ééne punt mag niet worden aangeroerd." „Ek wil op het oogenhlik over uw man niet oordeelen, want ik ken hem nog te wei nig Maar voor u moet het wel vreeselijk zijn „De eerste jaren al heel erg. Ik beschul digde mij zelf er van, verkeerd te hebben gedaan. Ik had er niet op moeten aandrin gen, dat hij naar de H.B.S. zou gaan. Als jongen van dertien, veertien jaar was mis schien zijn wil gebroken geworden en had hij zich met de boerderij verzoend. Toen hij eenmaal goed aan de studie was, was het geheel mis." „Heeft uw man u dat wel eens verwe ten?" peilde hij. „Neen, neen, dominé. We iieljUen er im mers niet meer over gesproken? Neen, mijn man is goed voor mij. Dat ik. na dat geval de oude niet meer ben heeft hem leed ge daan. D'aarvan geeft hij Piet natuurlijk ook de schuld." „Wat denkt u van uw man? Zou hij spijt hebben over het gebeurde? Hij zegt zoo wei nig Ik vind hem zoo in zichzelf gekeerd. Eerlijk gezegd, ik kan hem niet doorgron den. Hij was mij een levend raadsel. Nu is er al veel verklaard. Maar nu ga ik ook den ken, dat het gebeurde hem nóg in de ziel brandt. Eén van beiden: óf uw man heeft spijt óf hij1 koestert nóg een wrok tegen zijn zoon." „Weten doe ik niets, dominé. De naam van den jongen is door hem al die jaren niet genoemd. Alles wat aan Piet herinner de moest weg. De jongen moest dood zijn. En tóch geloof ik, dat mijn man niet los is van den jongen." „Hebt u uw zoon nooit weer gezien?" „Neen, dominé. Nooit." „Maar dat was toch ook niet goed?" „O, ik pleit mijn jongen niet vrij. Hij deed ook verkeerd. Maar naar mijn eerlijke mee ning heeft mijn man de meeste schuld, 't Is hard, om het te moeten zeggen, want voor mij en ook voor Stien, dat is mijn getrouwde dochter in Harenstede, is hij zeer goed." ,,'t Is een vreeselijk geval. Je weet niet, wat je er van zeggen moet. „Weet u ook niet, of hij nog in leven is?" ,,'k Weet het niet,dominé. Hoe zou ik dat gewaar kunnen worden? Met mijn man kan ik er niet over praten. Een jaar of vijf na dat Piet vertrokken was, heb ik in de cou rant gelezen, dat hij in Delft geslaagd was voor ingenieur „Wat ingenieur?" vroeg de predikant haastig. „Waterbouwkunde", antwoordde zij prompt. „Weet u dat zeker?" ,,'k Heb het bericht uit de krant overge schreven", verklaarde de boerin van de Val. „Weet uw man dat ook?" ,,'k Heb gezien, dat de boer het bericht las, dominé." „Fn hij heeft niets gezegd?" „Over Piet werd en wordt niet gesproken. Ik mag het niet doen." „Vroeger niet. Maar nu? Probeert u het niet eens?" „Enkele weken geleden, dominé, was er een aanleiding. 'kWeet niet precies meer, hoe het kwam „En?" „Over Piet moest ik zwijgen." „Dus nóg?" „Mijn man is nog niets veranderd. Ten minste, ik kan he1 niet zien. En dat beangst mij zoo. En 'k zou ook zoo graag wat weten van mijn jongen. Of hij nog leeft en of hij gebleven is bij de opvoeding, die hij heeft genoten. Ik vrees, dominé, na het gebeurde. Dat dat mijn man niet zwaar weegt! De jongen is toch een kind des Verbonds! Mijn man heeft den jongen afkeerig gemaatt." „Maar het is toch wel uit te visschen, of er een ingenieur Mieras bestaat en waar die woont? Zal ilk het heel voorzichtig doen? Zoo'n moeite kan dat toch niet zijn." „Als dominé het doen wil. Ik zou het zoo graag weten. Maar mijn man moet er buiten blijven." 'tWas dominé Westwoud een raadsel, hoe het mogelijk was, dat deze boer en deze boerin, die toch veel van elkaar hielden Mieras, hij! wist het, was zorgzaam voor zijn zwakke vrouw en deed alles voor 'haar hoe die twee over dat punt tegenover Islkaar het diepste stilzwijgen bewaarden. Dat was toch niet goed? Hij kon geen verklaring vinden, hoe hij er op weg naar huis ook over nadacht. In één uur kan een geheel levenswerk vernietigd worden. Eén onvoorzichtige stoot tegen een schaakspel kan het geheele spel in de war brengen. Het lot van iemands ge heele verdere leven kan soms afhangen van één oogenhlik. VAN TONDEL TOT LUCIFER. Wanneer we met onzen electrischen aan steker in de keuken het gascomfoor doen ontbranden, of we bieden onzen gast vuur voor zijn sigaar aan door dat kleine met benzine gevulde instrumentje, dat we in on zen vestzak dragen, zal wel niemand erbij stilstaan, hoezeer de techniek in vele op zichten het leven vergemakkelijkt heeft en dat onze voorvaders zich heel wat meer moeite moesten getroosten, om de voor ons zelfs eenvoudigste dingen tot stand te bren gen. Voor de 19e eeuw kende men op het ge bied van vuurmaken alleen de tondeldoos. Eerst kwam toen de kali- en daarna de fos forlucifer, dien men, naar den lezer weet, op zfn schoenzool tot ontbranding kon bren gen. Het merkwaardige is, dat de ontdekking van de fosforlucifer in verschillende landen omstreeks denzelfden tijd, 1820, heeft plaats gehad. Zoo vermeldt de historie voor Frank rijk den naam van een Parijschen apothe ker Derosne; in Engeland was het de Lon- densche scheikundige Cooper; Oostenrijk beschouwt een zekeren Stefan van Romer als uitvinder, terwijl in Duitschland Joh. Friedr. Kammerer, die ook in het politieke leven zekere vermaardheid heeft genoten, als ontdekker wordt genoemd. Zeker is, dat Kammerer, die naar Zwit serland moest uitwijken, de eerste lucifer- fabrieken heeft gesticht. Het grootste bezwaar van den fosforlu cifer was echter, dat hij: bij de minste onget- wilde wrijving tot ontbranding kwam en in Duitschland zijn er destijds dan ook zooveel ongelukken door teweeg gebracht, dat men in verschillende staten de fabricage ging verbieden. Een 'belangrijke verbetering ontstond, toen Prof. Kopp uit Heidelberg in 1845 den zoo- genaamden rooden fosfor ontdekte, die o.m. giftvrij; was. En reeds drie jaar later bracht prof. Böttger uit Frankfort een ommekeer in de luciferindustrie te weeg, door de uit vinding van de veiligheidslucifer. Böttgers eerste lucifers hadden een eigenaardig model, want zie hadden aan beide einden een kop; één van den rooden fosfor, den anderen van een fosforvrije massa. Bij het gebruik brak men de lucifer in twee stukken, waarna men de beide koppen tegen elkaar wreef. Het voordeel van Böttgers uitvinding be stond hierin, dat zijn lucifers niet tegen elk wrijvingsvlak tot ontbranding kwamen. In 1858 stichtte de Zweed Lundström te Janköping de eerste fabriek van Böttgers veiligheidslucifers; hij overstroomde de we reld met zajn product, vandaar dat men ,doorgaans meent, dat de uitvinding uit Zweden afkomstig is. Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru briek betreffende, te richten aan dit adres. Een nieuw damwerk. Bij de uitgevers-maatschappij1 „De Com binatie" te Rotterdam is verschenen „Dam- openingen en Middenspelstudies". De schrijver is J. B. M. J. Eekhoud. Gaarne zou ik dit boek in veler bezit wenschen. Het is een rijk hoek. Voor gevorderden vooral. Ik heb slechts twee bezwaren. Allereerst de prijs. Niet dat het boek het niet waard is. Verre van dat. Maar de minder met aardsche goederen bedeelde zal in dezen tijd er wel niet zoo vlug toe over kunnen gaan. Dat bedoel ik. En mijn tweede bezwaar is: Voor „begin ners" is het te zwaar. Het is een boek voor damspelers. Niet voor hen die het willen worden. Als men niets of bijna niets van dammen kent, dan zal Eekhoud's boek niet bevredigen. Maar is men eenigszins wegwijs in den damdoolhof, dan is Eekhoud een uit stekende gids bijl een rondgang en laat hij U genieten van schoone vergezichten. Uitgevers en auteur: succes!

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 8