sr. r Voor de jeugd. Voor den Zondag <8 as w >£2® s> tüBp k So 3 O Zaterdag 8 Januari 1938 52e gang No. 15 n. P SB C. (TO <1 g P w - S p S 'IS tdt W) P' CB 2»°PBP O.Ö P dq p m pr T CD H I Qj g «KQP Bo§-g8 P r 'g-S s SB® a fe i—* m ST1 W to® 3. m to p °P°! O CQ joto_ 5x - 03 O CD CJTCD CO OX ÏSÖ ox oio O O 491 M &s :Sf? 5°> - EL^. P as 2 i &.rrM J^® - P^P P p"Pb r p pa p p p is» g o *-i Qj B Mpo4j mfi e g- y I» i - p .2 rt J° S\ '4 1^4 4 ;-s e. i. "vB" &-S<9 in to s,a; S g ®"S"S (lit Eekhoud's Damwerk. Een mooie combinatie ontdekten wij bij bet eren doornemen van bet boek in dia- gram 170 (er staan n.I. 266 diagrammen in dit boek). Deze stand is: 12 3 4 5 Wilt u dezen stand eens goed aankijken, vrienden? Dat stuk op 21, dat is de veroor zaker van zwart's leed als zwart b.v. 1014 speeltl Ziet u dat? Hier is de oplossing: 1. 10—14? 2. 32—28 14X25 3. 34—30 25X34 4. 15—10 4X15 5. 2420 15X24 6. 37—31 26X37 7. 38—32 17X26 8. 28X39 37X28 9. 33X4! Eén fraaie winst! De Kikke-zet. Onze damliteratuur is niet rijk aan be namingen van slagzetten. Waar de Fran- sohen dit wel doen, nemien wij die naam eenvoudig maar over. Maar bier is dan een naam van eigen bodem. Deze type-slag laat E'ekhoud ons o.a. zien met diagram 196: Hier is Wit aan zet en voert den, altijd verraderlijk blijvendén, „Kikke-slag" uit: 1. 27—21 2. 32X12 3. 12X23 4. 30X10 enz. 2. 3. 25—20 4. 40X18 5. 28X6 16X27 23 X32A 19X28 18X7 14X34 13X22 In den diagramstand zitten nog meer mogelijkheden. Deze worden eveneens uitge werkt. Wij. laten die hier buiten beschou wing. Het was ons om den Kikke-slag te doen. U kunt zelf wel eens nagaan wat een ^interessant spelverloopi 2722 geeft. Correspondentie. Voor de zeer vele goede wenschen voor 1938, voor ons en onze rubriek, zeg gen wij, erkentelijk, hartelijk dank. Wederkeerig: een gezegend jaar, vrienden! Beste Nichtjes en NeefjesI Daar we een paar maal het prijsraadsel moesten verschuiven naar een volgende week heeft het deze keer wat langer geduurd eer er prijsjes konden worden gegeven, maar nu zijn het de 4de prijsraadsels en kunnen alle oplossingen worden ingestuurd. Als de briefjes op tijd zrfjn zal it Zaterdag de prijsjes bekend maken. Jullie iijkt dus maar goed uit of je naam soms ia de ikrant staat. En nu nog wat over het Nieuwe Jaar. Dé post had het aan het begin van de week maar druk met bestellen en bracht mij heel wat van die gezellig fleurige kaarten, allen met goede wenschen er op, waarvoor ik de afzenders hartelijk dank. Met de raadsels was ik deze week vlug klaar, en nu jullie aan het werk op zoek naar de goede oplossingen. Hier volgen de 4e prijsraadsels. Het eerste voor de grooteren werd inge zonden door ons onbekende vriendinnetje. Het geheel hestaat uit 52 letters. 28. 44. 33. 8 komt in ons verhaal voor. 13. 7. 46. 2. 27 is een meisjesnaam. De 1. 16. 5. 12. 37. 25 treinen getan heel vlug. Een 31. 48. 15. 52. is een lichaamsdeel. 38. 43. 39. is de naam van een speelgoed- iboor. De 32'. 21. 41. 21. 49. 17. 24. 3 is voor allen weer voorbij. Een 26. 45. 31. 18 is een huisdier. 36. 51. 25. 42. 35 is een plaats in Z. Vlaanderen. Dé 23. 2. 49. 6. 14. 11 is een jaargetijde. 4. 10. 19. 34 is niet half. 29. 21. 11. 50. 22. 9. is een jongensnaam. De Jubileum 20. 33. 25. 30. 8. 47. 40. 11 van de Koningin is heel mooi. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 23 letters. 21. 2. 9. 6 is een ontkenning. Een 1. 15. 13. 17. is zeer brandbaar. 3. 16. 14 is een eiland. 11. 15. 1 is niet plat. 16. 15. 5. 17 is in de schoorsteen. 23. 12. 4. 18. 13 is een getal. Een 8. 20. 14 dient voor afsluiting. 22. 10 is een getij. Een 19. 12. 7 is een vrucht. (Ingezonden door „Klimroosje".) Allen gegroet van TANTE D0LLIE. EEN MOEILIJKE DAAD. 4) Om 4 uur bleef Bert maar treuzelen, tel kens weer moest hij ergens het ijs probeeren, alleen maar omdat hij niet durfde langs de plaats waar 's middags het ongeluk gebeurd was, en langs Liesje's huis. Ze waren nu al aan het begin van het Weggetje, daar had je de boom, zou je 'het nog kunnen zien, dat er een gat in het ijs was? Ze liepen aan den anderen kant van den weg, maar telkens keek Bert ongemerkt op zij. Ja, het ij's was haast alweer dicht, maar je kon (het toch nog wel zien, het was er een beetje zwarter. Op een nog Binken afstand van Biesjes huis, mlaakte de weg een kromming en daar hieven de jongens alle drie tegelijk staan. Daar is brand! riep Nan, één oogenblik dachten de anderen het ook, maar toen wis ten ze meteen dat het niet waar kon zijn. "Wel zagen ze in alle ramen een helroode vuurgloed, het weerkaatsend licht van de ondergaande zon. Ze keken om en daar aan den horizon, achter de verre landen was de zon, een bloedroode hal als in laaiende vlammen, al half verdwenen. De lucht er om heen was wonderlijk rood geverfd, net of iemand met een heel groote verfkwast er zoo maar lukraak langs gestreken had, hier en daar, waar 'hij niet goed raakte, was de kleur iets dunner. Hiet land vóór hen, met een enkel een zaam huis en een paar kale hoornen, leek vreemd donker, zoo overgoten met dien wonderlijken gloed. Op een omgespitten akker waren de grijze hardbevToren aardkluiten kleine heuveltjes met lange schaduwen, en overal de warme zonneglansjes. Even stonden de jongens stil, midden in dat dorikero licht, tot het laatste streepje zon verdwenen was. Ze voelden ineens dat ze bet koud hadden gekregen, en stapten vlug verder met de handen diep in de zakken, en achter zich de machtige kleurenpracht, die snel ver bleekte; voor hen uit leek alles nu even koud en grauw. Slechts even bleef tusschen hen die vreemide stilte om wat ze zooeven gezien hadden, toen praatten ze weer verder over het ijs en als ze nu morgen eens konden schaatsenrijden. Bert deed ook mee, druk en opgewon den tot ze vlak bij Biesjes huis waren. Oohl De andere jongens merkten niet dat er een schok door hem heen ging en hij zijn handen in zijn zakken stijf tot vuis ten kneep; daar bij de deur stond Biesjes moeder en wenkte hen. Wist ze het? flitste het door Bert heen, en ook dat hij Ze riep de jongens, die met z'n drieën het tuintje in stapten, Nan en Siem nog niets vermoedend, en Bert die wist waarom ze hen riep; hij zag meteen Biesje, die nu niet als gewoonlijk de gordijnen al dicht had. Biesje zonder Blan. Jongens, hebben jullie Blan ook gezien? Blan? Bert's stem klonk haast net zoo gewoon verwonderd als van de andere twee, nee ze hadden Blan niet gezien. Ze vertelde dat Blan al heel de middag weg was, toen Biesje sliep was de deur open blijven staan en in dien tijd moest ze weg- geloopen zijln. Da's ook jammer voor Bies, vond Siem. Ja, en ze is zoo bang dat er een ongeluk jgebeurd is, omdat ze maar niet terug komt. Ze loopt wel meer buiten, maar dan is ze altijd maar even weg. We zullen goed uitkijken of We haar soms zien, beloofden ze door het raam aan Biesje. D'aag! zwaaiden ze tegen haar. Bert ook. Ze zal heuseh wel terecht komen hoor, riep Nan nog naar binnen, ze zal niet in zeven slooten tegelijk loopen! Maar wel in één, dacht Bert. Om, je nu zoo bang te maken voor een poes, dat was nu weer echt iets voor Bies, vond Siem, ze zou heusch wel terecht ko men. Welja, beaamde Nan, en Bert, tegen beter weten in: Natuurlijk! Het was voor hem een heele opluchting dat het zoo afliep; ze hadden hem niet ge zien, dat wist hij nu' wel zeker. Als het nu maar een poos bleef vriezen, dan kwam die poes voorloopig niet terecht, en als ze haar eens vonden, dan wist toch niemand dat hij juist dien middag daar ge weest was; nee, hij hoefde niet bang meer te zijn, dat het ooit uit zou komen. En toch, toen Bert 's avonds bij de kachel zat te lezen, was hij| heelemaal niet rustig, hij kon zijn gedachten miaar niet bij zijn boek houden. Telkens moest hij weer aan het gebeurde van dien middag denken. Zoo meteen zou Biesje's Moeder melk ko men balen, en als ze dan in de kamer kwam en vertelde van Blan, nee Bert wilde daar niet bij blijven. IneenS wist hij wat. Hij klapte zijn boek dicht en sprong op. Moeder, die bij de tafel sokken zat te stop pen, keek verwonderd op. Bert, je doet me schrikken. Ja maar, ik heb heelemaal vergeten mijn jaartallen te leeren en 'k heb mijn boek op school laten liggen, mag ik het even bij Nan gaan halen? Als je vlug terug bent, zei moeder met een blik op de klok, anders wordt het te laat voor je. In het portaaltje schoot Bert zijn jas aan. Het was niet waar van de jaartallen, nu had hij alweer gelogen en vanmiddag op school ook al; mlaar als Biesje's moeder kwam, nee daar wou hij niet bij zijn. Het was helder vriesweer buiten en aan den donkeren hemel flonkerden de sterren. Fijn, als het ijs goed werd, wat zouden ze rijden! Eh als ze dan eens een groote tocht konden maken. Daar was ze al. Bert draafde verder en ging juist voor Biesje's moeder er was, het zajweggetje naar Nan in. Als die poes nu eens terecht gekomen was, het kon haast niet, maar toch hoopte Bert het, het was voor Biesje toch ook wel erg akelig. DE DAG DER KLEINE DINGEN. "Want wie veracht den dag der kleine dingen?dat zijin de oogen des Heeren, die het gansche land doorwandelen. Zach. 410. Als menschen den dag der kleine dingen verachten, dan vergissen zie zich schro melijk. Menschen bezien altijd weer de dingen verkeerd. Soms denken ze: dit is wat groots. En zie, 't wordt niets. Een andere keer halen ze minachtend de schouders op. Ein toch blijkt het later, dat de Heere bezig was iets heerlijks tot stand te brengen. Het komt er ten slotte zoo weinig op aan, wat menschen denken en wat menschen zeggen. 't Is de vraag maar, hoe de Heere onze God de dingen ziet. Als de Joden Jeruzalem willen herbou wen, dan smalen de vijanden: „wat willen die amechtige Joden!" En de terugkeerenden zelf is ook de moed in de schoenen gezonken. Maar dat mag niet. Aangespoord van 's Heeren wege zal straks Zerubbabel het paslood, het tinnen gewicht weer hanteeren. Het bouwen begint weer. En laten hatelijke tegenstanders en mis moedige medestanders nu niet zeggen: er komt toch niets van terecht. Want in werkelijkheid staat het anders. Immers, die zeven zullen zich verblijden. Die zeven, dat zijn de oogen des Heeren, die het gansche land doortrekken. Menschenoogen zien maar weinig. Des Heeren oogen zien alles. Hjj ziet wel, dat 'tmet Jeruzalem en den tempel nog niets is. Maar Hij ziet ook, wat 't stra)ks door Zijn gunst en genade worden zal. Zijn zien is trouwens voor Züjin volk met een ook een waken en zorgen. Hij ziet, dat Zijn werk, al lijikt 't nog zoo klein, zal worden volbracht. Ein Hij zorgt er zelf voor, dat dit werk van Hein, al is 'tnog zoo gering, op Zijn tijd zal worden voltooid. Die zeven zien reeds 't voltooide Jeruza lem, 't voleindigde Godsgebouw. De Heere ziet reeds Zijn duur-gekochte bruidskerlk in den hemel Zijner heerlijkheid. ZOOALS IK BEN Zooals ik ben, 'k pleit anders niet Dan dat Uw bloed voldoening biedt. Eh dat Gij-zelf mij nu ontbiedt O Lam van God, ik kom. Zooals ik ben, niet meer gewacht, Ik durf niet staan in eigen kracht, Uw bloed alleen heeft reddingsmacht, O, Lam van God, ik kom. Zooals ik ben, arm, onrein, blind, Gij maakt mijn hart nu recht gezind; Gij maakt een zondaar tot Gods kind, O Lami van God, ik kom. Zooals ik ben, Uw liefde, o Hleer! Werpt alle hinderpalen neer, 'k Behoor U toe en niemand meer O Lam van God, ik kom. GHAKLOTTB EBLöOOTT. De Heere ziet reeds Zijn kinderen wan delen in lange witte kleederen met palm takken in hun hand. De Heere verblijdt zich in de volkomen heid van Zijn genade-werk, dat niet mis lukken kan. Al lijkt 't beginsel van Gods werk in ons oog en ook in 't oog van de menschen ook nog zoo nietig, de Heere ziet dat werk reeds in Zijn heerlijk einde. Hier is des Heeren blijdschap. Dus ook de blijdschap, van de wedergebo- genen en verslagenen van hart. Door 't licht, dat van Gods aangezicht straalt, zal ook hun blijdschap ten hoogsten toppunt stijgen. OPVOEDINGSMOEILIJKHEDEN ONTSTAAN DOOR MERKWAARDIGE GEZINSCONSTELLATIE. Type 1. De Eerstgeboorne. Voordat er in het gezin een tweede kind komt, is de eerstgeboorne alleen en daar door in de meeste gevallen verwend. Zelfs als de ouders alles doen om het kind niet te verwennen zal het kind toch iets uitzonderlijks krijgen, doordat het alleen met volwassenen omgaat en door volwasse nen wordt opgekweekt. Dit brengt bij doelmatige behandeling in derdaad voordeelen mee. Het zal, wat z'n taalontwikkeling b.v. betreft, snelle vorde ringen maken en wanneer de ouders het spoedig bij allerlei huiselijke karweitjes la- ten meewerken, dan wordt de zelfstandig heid en zelfbewustheid van zoo'n kind sterk bevorderd. Voor zoo'n eenig kind moeten de ouders gedeeltelijk de rol van speelmakker vervullen, en wanneer een kinderlijke, op gewekte moeder en een verstandige vroolijke vader hier eenige slag van hebben kan het resultaat vaak zeer bevredigend zijn. Steeds zal men echter moeten waken tegen vroegwijsheid van het kind. Komt het twee de kind spoedig na het eerste, dan maakt dit een groot verschil met een geval, waar bij tusischen de geboorte van nummer één en twee een jaar of vier vijf verloopen. Met een kind van één of anderhalf jaar kan men nog niet redeneeren en de natuur lijke jaloerschheid van de eerstgeboorne ten opzichte van het tweede kind zal men moe ten remmen en tusschen door welbewust aan het eerste kind steeds voldoende aandacht blijven geven, speciaal wat liefkoozingen betreft. Ik zei: natuurlijke jaloerschheid, immers, deze instinctieve jaloezie, die voort komt uit een onbewuste drang tot handhar- ving der eigen positie: dus tot zelf-handha- ving, is in wezen bij ieder individu aanwe zig. Ieder weet, hoe jaloersch b.v. honden en apen kunnen zijn. Is een kind nog zoo klein, dat men door gesprek of afleiding nog niet deze instinctieve drang kan leiden en weg werken, dan moet men, evenals men bij hon den doet, op tactische wijze hieraan tege moet komen en duidelijk voelbare warme ge negenheid en aandacht toonen. Komt de tweede spruit na een jaar of vier vijf, dan is de situatie een geheel andere. Meestal heeft in zoo'n geval het eerste kind als het een beetje goed Is opgevoed en niet al te zeer is verwend een sterk verlangen naar een broertje of zusje. Is dit echter eenmaal geboren, dan valt het voor de eerstgeboorne niet mee, ten eer ste, omdat het broertje of zusje als speel makker niet geschikt blijkt, ten tweede om dat de groote aandacht, die moeder aan het nieuwe kindje geeft bijna altijd eenige ja loezie teweeg brengt. Men leze hierover maar eens de prach tige beschrijving van de teleurstelling die Droomkoninkje ondervond toen hij voor het eerst z'n nieuwe zusje zag. Nu teekent Herman Heijermans ons het Droomkoninkje als een wat nerveus, zeer fantastisch jongetje, daardoor werken jaloe zie, teleurstelling en andere gevoelens hevi ger, maar ook wanneer alles veel kalmer en gewoner verloopt zal het overgroote deel der eerstgeboornen, ook al merken de ouders het niet eens, een gevoel van achteruitgezet te worden te verduwen krijgen na de geboorte van een broertje of zusje. De beste, en voor zoover ik zien kan de eenige methode om deze spanning weg te werken is, 'het kind tot medeverzorger van de tweede te bevorderen. Een meisje van vier of vijf jaar mag al lerlei kleine handreikingen doen, als. b.v. het sponsje en de zeep aangeven, wanneer de baby gewasschen wordt, het rijden met de wagen in het zonnetje op de plaats of voor de deur. Zoo'n oudste kind, wordt, als het een meisje is, daardoor een soort tweede moe-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1938 | | pagina 7