Rondgang door den Pam-doolhof.
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
z
r
I i
1s|K.
Wenken op electrisch gebied
D
fc
-
s
O u
O
5»
n
IT* 3 s
bO
a
"c
4>
X
u
3
cq
O
k 2
o
C LL
B
-4
o
3
O
u
<D
t»
c
5
3
c
K
c
U
UI
2 o'd^ J5
■#-a:s3'ö-2 ölh
la^-s-s-a^ i
®2-Sï^°o3!i
Z; j;^ J a
fl=t,ojN!3 glü
ö^«s313jU5*
o M
f m 1 00 ril
3 2*
ai -2 i
jh a 3
O^ ?Tj d
f s as
35
o Sh t3
cj bo o
J5
fl r5
t- a
r}
cs^ 1
S~"ni 2 g
rz. z.
3 a
03
o ai
a ~a
- g -
TJ
W b
2 630 2
-r-« CO
0Q
rz m
3
2 -£j
o
03
o a o
rf -a
bO N
J® bO-T3
a
cd O
-a to,a
2 -td "5 -*-»
2
s,a:^° s
a-3 d- a
3 12 S-ö d
®5 Jo„
2 5 o A
3 2*3 t.-3 =4
■h a
m 2 -s
d rt 5
.2 o -0
•sj zs xi
&a
bQ
T5
>-«/ >-i
ta ca i»
a £3
o 3
ca
d
JO
«a a v*
3
a bo^j
u a
a
a a
a
.2
■s s
a a
a tj
rv
M
a
3
■ötj H
a
-3 o
te
..J
bo S
.s a
c3 o
is
m <-i
-j n
•r-J JO
3
a
a> a)
T3 .M
3 g.S? I
a a
.3 a a
fe-a M
- 2
10 - g
aï
o a
.2 a 3
.2
o
2 01
£h
a
0 a
(H W .W
TJ f>
:^7
a^j o
O
a
-^ a
a
H M
Li rr-<
a "O
O
©9^
H .2
a a
g
ï-fil
cd
a-ö
a-a bo
S °i 2 O
a
a P *a j_4
TZ t3
a a a
o a
o
j j to 5
a a
L-5 ^2 •>-»
a a
a q
©o
a
■4-» o
60'S o
o a a
a
a a
?q
HH
Ao
o m
a<
2
co
■S®
I
a
bo^-
o
Q.
££.S
S"S«
-Ö
fl8g
S
T3 aj -g
„(S 3
S 2
m T3 o
^T-j
0)
3 5-^
&S g>0
a a
o f
O 5-1 "t? -T
_ci a
;d rj
■gwf g
a
j L -*-r
2 i3 tc
'1^ g S S
^25=3-8
§5"Pd
S a a
1 S a -S
2 a ©-a
o
T3 TJ »a
bO A 3^^
=4
M +s ~o a tj
tb 2
5
a a
a
- a
cd a
a
a
i-s
:Sf bo:S
fl*g
_2 -d tj
oa
r? a
a a
a be
a a >-2
g ©£i
S o
3*"
a
'3 "a
:a? p
rO O"
N
bp.^
a a
S rö ^4
- a a
g^0
cj a
a o
73a
a
a
.2 p
o
a
a
•^1:
a
a
Ët! d
a a N
5 g-ö
o H .2
d co "M a)
PH
CO
I
■a d
a -4-> p a
S«
03 O
li
M—^lU^^IUlULiiUcLo;^
®d®-3S,-0 :d" d g
e - 5P 3 b cfiS
1 S? <4
°P a p :q? o
»- rj rJ-< >L A-.
S a a) M
a. o_5 «a a
M tLa? fH 0) H W C, H w .21
p .L! ^©^aaa^>
D J.S du n
Q) m i: M •--( J3 "*d©
a®o^aagap-.a®©
2 2 t") mN a^ fl
=3 £*>£-£ o^'a^
Td
>-■
a
^.rtS© waö bog©
O g g.g g
^c^JhOA S A MXl a
u t to/u j i<?wt<i
nt f>«M7/-t/{ivu7fo/j t«» xiutftcn OoefL
in de tweede plants ian het gebeuren, dat
een 'kind de school niet zoo belangrijk vindt,
omdat men thuis weinig of geen interesse
heeft voor studie uit boeken. Men vindt
meesters onmaatschappelijke intellectueelen,
die het leven niet kennen; men veracht
hoofdarbeid en vindt de leerplicht een gewel
dig nadeel. Op alle mogelijke wijzen tracht
men het kind aan de school te onttrekken,
om mee te helpen verdienen.
„Het leven moet je maar leeren, daar heb
ik het ook geleerd", zeggen zulke ouders.
„Wat de meesters je allemaal wijs maken,
daar heb je later in het leven toch niets
aan."
Speciaal de visschersbevolking heeft in
onderwijskringen, wat dit betreft, een zekere
beruchtheid. Zulke 'kinderen zijn onwillig,
ruw, spijbelen veel en de verachting voor
alles, wat intellectueel is komt pas goed tot
z'n recht, wanneer de kinderen tot den
jeugdleeftijd zijn gekomen. Het op straat uit
schelden van meesters, najouwen, met vuil
werpen, is niet een onmogelijk gevolg van
dit alles. Verbluffende staaltjes hiervan zijn
mij bekend. Is een onderwijzer zelf nog al
geïnteresseerd voor studie en afkomstig uit
stadsmilieu, dan worden de moeilijkheden
nog grooter. Z'n lichamelijke bleekheid, z'n
schijnbare „grootsebheid" (vooral wanneer
hij het dialect der streek niet machtig blijkt)
zijn een voorwerp van ruwe scherts of mede
lijdend schouderophalen. Het personeel van
een school met een dergelijke bevolking be
hoort ook bij het onderwijs een open oog
te hebben voor het practische leven en de
waarschijnlijke toekomst der kinderen. Zóó
ergens, dan is hier regelmatig, persoonlijk
huisbezoek bij de ouders noodig. Ook inte
resse voor, en eventueel studie van het be
drijf der ouders helpt hier veel.
Een onderwijzer, die uitsluitend visschers-
kinderen bijv. moet les geven, behoort zeker
de noodige scheepstermen te kennen en in
het algemeen belangstelling te hebben voor
dit schoone en boeiende bedrijf. Wanneer hij
zich in een torentje van boekenwijsheid op
sluit en de ouders te woord staat uit de
hoogte zijner echoolsche geleerdheid, dan
verlamt hij z'n invloed. Dit zelfde geldt na
tuurlijk ook van een dominéé, maar toch in
mindere mate. Het ambt van predikant met
de er bij behoorende kerkelijke sfeer, geeft
dezen intellectueel een belangrijke voorsprong
op de onderwijzers.
Ten slotte nog dit: Uit bovenstaand blijkt,
dat de school, zooals hij nu eenmaal als in
stituut in ons land 'bestaat, dikwijls zelf door
te veel intellectualistisch te zijn de kloof
tusschen school en leven wijder maait. Kt
belangrijke probleem staat op het oogenblfk
in het middelpunt der belangstelling. De
aard dezer artikelen laat echter niet toe, dat
ik hier verder op in ga. Aan de andere kant
moet gezegd, dat vele edele hardwerkende
enthousiaste onderwijzers door de miserabele
tegenwerking der ouders hun arbeid onder
mijnd zien. Laten alle ouders toch weten, dat
het bij de opvoeding aankomt op één lijn
trekken. Laten ze niet steeds ingaan op de
vaak overdreven en belachelijke bezwaren
der kinderen. Men moest eens weten hoe
vele onderwijzers gebukt gaan onder de on-
dergrondsche tegenwerking in het gezin. Zij
voelen, dat ze vechten tegen de bierkaai. En
alle redeneeren en alle goede bedoelingen
lijden schipbreuk door de onwelwillende
houding der ouders. Vooral bij christen
ouders is deze gezagsondermijning een ern
stige font i
P. W. J. STEINZ.
RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Hoe soldeeren we?
Willen we een goed toestel samen stellen,
dan is het noodig, dat we de soldeerbout
weten te iianteeren.
Bestaat de mogelijkheid, om een toestel
geheel met schroevendraaier en tang te
monteeren, dus zonder te soldeeren, dan
nog geven we de voorkeur aan soldeeren
(met behulp van soldeerlipjes), daar op
deze manier de verbinding zoo stevig te
maken is, dat hij poractisch niet meer los
gaat. Wo zullen in dat geval dus zeer wei-
nig last ondervinden van losse kontacten,
die het radiogenot voor ons zoo kunnen be
derven.
We weten dat er nog veel amateurs en
knutselaars zijn, die niet kunnen soldeeren.
Ze zijn misschien in staat om ergens een
„klodder" op te smolten, maar mooie las-
schen maken is voor velen een puzzle, die
haast onoplosbaar schijnt. En toch is het
zoo erg eenvoudig.
We waren vroeger ook verbaasd over de
kleine, gladde soldeeringen, die men in fa-
briekstoestellen wist te verkrijgen en we
dachten dat daarvoor een bijzondere tech
niek en routine noodig zou zijn. Toen we
echter het kunstje geleerd hadden van
iemand, die wel met de soldeerbout wist
om te gaan, hebben we gelukkig ook de tijd
vaarwel gezegd, waarin we over een sol-
deerlasch twee uur tobden, om dan tenslotte
tot de conclusie te komen, dat we bij een ge
bruik van ongeveer een heel staafje soldeer,
een lasch gemaakt hadden, die bij de minste
beweging weer los ging.
We gaven dan de schuld aan den bout,
of aan de soldeer; we probeerden van alles,
alleen zochten we de fout niet bij ons zelf.
En nu wij eenmaal weten hoe eenvoudig
het soldeeren wel is, kunnen wij ons niet
meer voorstellen, dat wij vroeger zoo'n last
er mee hadden.
We gaan naar een winkel en koopen daar
een doosje zuurvrij soldeerpasta, een staafje
gewone soldeer en een boutje. Kosten: nog
geen gulden. Zijn we hiermee ingespannen,
dan doet n maar het volgende.
We maken de bout goed schoon, met be
hulp van een vijl. Het koper komt dan voor
den dag. We verhitten haar en de bout is
warm genoeg, als ze bij aanraking met het
soldeervet een sterk sissend geluid maakt,
terwijl het vet direct als een rookwolkje van
het koper verdwijnen moet. Hebben we op
deze manier de bout even in het vet gedoopt,
dan halen we haar nog eens vluchtig over
de vijl, daarna heel ving over een lapje, om
er tenslotte de tin hij te houden. We zullen
dan zien, dat de tin zich heel gemakkelijk
aan de bout vast hecht en is de bout een
maal op deze wijze vertint, dan zal een
druppel soldeer er1 heel gemakkelijk aan
hlijven hangen, als een glinsterende massa.
Daarna maken we de te soldeeren plaats
goed schoon, wat bij gebruik van vertind,
nieuw montagedraad niet apart noodig is.
Gebruiken we vuil en oud draad, dan krab
ben we het even met een mesje schoon.
Daarna leggen we op de te soldeeren plaats
een beetje vet (vooral niet te veel) en plaat
sen daarna de bout, met de aangehechte
druppel soldeer op de te verbinden plaats.
We zullen dan een rookpluimpje zien en
zoodra dit verdwenen is, halen we de bout
weg of blazen even of wachten een oogen-
hlik, totdat we de glimmende lasch dof zien
worden. Op dat oogenblik is de verbinding
tot stand gebracht en de lasch moet van
dien aard zijn, dat we bij stevig trekken
deze niet meer los 'kunnen maken.
Gebruik vooral niet te veel pasta, daar
we er anders meer een vetbakkerij van ma
ken, die maar minder aangename luchtjes
voor de huisgenooten meebrengt, terwijl het
voor de te maken soldeering ook niet goed
is. Ook moeten we weinig soldeer gebruiken
en we moeten vooral oppassen voor „klod
ders".
Een goede soldeerlasch heeft een gladde
oppervlakte en bevat maar weinig tin.
Veeg, terwijl ge de bout gebruikt, deze af
en toe eens af aan een lapje.
Wij gebruiken gewoon soldeer en pasta,
zooals u ziet.
Er is ook soldeer met een z.g. harskern in
den handel, wat wij echter niet prefereeren.
Er zijn menschen, die dit altijd gebruiken
en daar heel goede resultaten mee bereiken.
Wij behaalden er echter niet zulke resulta
ten mee als met de gewone manier.
Het soldeeren met z.g. soldeerwater, moe
ten we voor radio-werk ontraden, daar ach
tergebleven zuurdeelen aanleiding geven
tot gekraak, geruisch en andere storende ef
fecten, wegens oxydatie van het materiaal.
E r s a-s oldeerbout. We mochten
van de N.V. Thabur te 's Gravenhage een
electrische soldeerbout ter recensie ontvan
gen. Deze bout kan ons bij het soldeeren al
heel erg goede diensten bewijzen. Zij wordt
geleverd met een reeds vertinde stift, wo
kunnen dus ineens met dezen bout aan het
soldeeren. liet electrisch soldeeren brengt
vele voordeelen met zich mee. We kunnen
aan één stuk door soldeeren, daar de bout
gemakkelijk op constante temperatuur te
houden is. We gebruikten den bout een ge-
heelen tijd achter elkaar, zonder schade
voor het apparaat. Ieder onderdeel van den
bout is los verkrijgbaar, terwijl we er een
rechte en kromme, gemakkelijk verwissel
bare, punt bij kunnen gebruiken, die spe
ciaal voor radiowerk gemaakt is. We kun
nen met deze bout de meest verborgen plaat
sen hereiken.
Het geboo! ;s stevig uitgevoerd, terwijl
het aansluitsnoer zoo geconstrueerd is, dat
we er zonder gevaar aan kunnen trekken,
wat ook voor knutselaars een groot voor
deel is.
Een apparaat wat iedere amateur in z'n
bezit behoorde te hebben en wat we een
ieder, die knutselt, van harte aanbevelen.
Vragen: M. L. te Y. Adres van Frelat
radionieuws is N.V. Frelat, Keizersgracht
77 te Amsterdam. Losse nummers verschij
nen onregelmatig en kosten f 0,20.
Als éénlamps U.K.G.-schema kunt u
het gewone Koomans-schema gebruiken
voor losse spoelen. Maakt u dan zelf de
spoelen, met behulp van een flesch. U ge
bruikt als antennespoel dan ongeveer 8, als
secundaire spoei 10 en als terugkoppelspoel
ongeveer 3 windingen.
Door deze windignsgetallen te varieeren,
kunt u in ieder golflengtegebied afstemmen,
waar u wenscht. Lissen brengt een spoeltje
in den handel, waar drie golfbereiken mee
afgestemd kunnen worden, met schema. Wij
hadden met dit ontwerp aardig succes.
Of er in Zeeland op de 5 M. uitgezonden
wordt, is ons niet hekend.
Kunnen lezers ons misschien inlichten?
J. H. te N. Op uw vraag: Waaruit bestaat
een toonfilter, is het antwoord nogal ge
makkelijk. Dit is soms zoo heel verschillend.
Maar meestal bevat het een weerstands-ver
sterking, al of niet gecombineerd met
smoorspoelversterking. Daar bestaan zoo
veel systemen voor, maar prooeert u eens
een gewone weerstands-versterking te ma
ken. Dat lijkt ons het beste.
U kunt natuurlijk ook een transformator
gebruiken. Deze versterking is echter niet
altijd zoo vervormingsvrij als met een toon
filter.
Indien n geen gegevens hebt voor een
weerstands-versterking kunnen wij n wel
helpen.
A. K. te V. Als u het er voor over hebt,
raden we u de super. Wij stelden zelf een
Variep super, met ultra-kortegelf-bereik sa
men. Het resultaat was schitterend. We
ontvingen Bandoeng iedere middag zeer
goed, terwijl we om drie uur in den mid
dag reeds ontvangst van Pittsburg hadden.
De kwaliteit is zeer goed te noemen. Ook de
selectiviteit laat niet te wenschen over; tus
schen Hilversum en Brussel Vlaamsch ont
vangst van vier a vijf stations.
door H. ZEEBERG.
12.) _k)_
Krampachtig hield zij vast. Hij begreep
er niets van, dat het heel gewone geval,
zooals er duizenden in het leven zijn, haar
zoo interesseerde.
„Natuurlijk heb ik Koert dat gezegd.
Meei malen zelfs. Hij weet het heel goed
Maar als zoo'n jongen nu andere neigingen
heeft, geen verkeerde natuurlijk, maar aspi
raties, die in een andere richting gaan,
moet ik als vader zoo'n jongen dan verbie
den, die richting uit te gaan? Dat ware toch
dwaasheid. We mogen toch niet vergeten,
dat ook die andere neiging van den Heere
komt. Die jongen voelt geen roeping voor
predikant, maar hij wil in den handel. Ik
betreur het, doch kan er niets aan veran
deren en zal hem er geen moment zuur om
aanzien. Een ouder moet op zijn tijd tegen
over zijn kind zelfverloochening kennen.
Zijn wil doorzetten zou de heele toekomst
van den jongen kunnen bederven. Is u dat
niet met mij eens?"
„Ik geloof, dat dominé het goed ziet",
antwoordde tie boerin van de Val, moeilijk
sprekend, ,,'k Heb het altijd zoo genieend.
Maar alle ouders denken er zoo niet over."
Het leek hem toe, dat de vrouw hem on
derzoekend aanzag. Maar hij kon zich ook
wel vergissen, want onmiddellijk daarop
staarde zij even naar buiten.
,,'t Is wel mogelijk, dat er ouders zijn, die
daarover anders denken en die persé hun
kind in een richting drijven, die zij willen
en die het kind niet wil. Maar dat lijkt mij
niet verstandig. Dat is, naar mijn meening,
niet goed te keuren. Als regel wordt óf het
kind een mislukking in de samenleving óf
er ontstaat verwijdering tusschen de ouders
en het kind. Gods Woord zegt den kinderen
gehoorzaam te zijn, maar het vermaant ook
den ouders, hun kinderen niet tot toorn te
verwekken. Opvoeden is een zwaar werk,
vrouw Mieras. Ook hier struikelen wij da
gelijks in vele en zonder Gods hulp en bij
stand kunnen we niet goed opvoeden."
Zij knikte heftig. Zij wist er alles van
Nog liet zij hem niet los.
,,'k Wilde toch nog eens iets vragen, als
het mag", aarzelde zij.
„Natuurlijk mag dat. Niet steeds heb ik
zulke gesprekken met mijn gemeenteleden.
Maar mag ik nu eens even onbescheiden zijn
en u ook wat vragen? Waarom interesseert
dit onderwerp u zoo?"
Vergiste hij zich: zag zij hem nu wéér zoo
onderzoekend aan
„Iets dergelijks als n met Koert, heb ik in
mijn familie gehad", zeide zij dan, aarze
lend.
Om vervolgens de lippen op elkaar te per
sen, als had zij spijt te veel te hebben ge
zegd.
Maar zij kon nu niet meer terug.
„Ik veronderstel, dat dat geval niet zoo
is afgeloopen als bij mij", merkte de predi
kant op.
„Waarom denkt u dat, dominé?"
„Ik meen het aan uw vragen te bemer
ken. 'tis net, of u zich met den gang van
zaken moeilijk kunt vereenigen."
,,'t Was een ellende in dat gezin", zeido
zij, naar buiten starend. „En mij heeft al
tijd gekweld de vraag, wie de meest schul
dige is."
HOOFDSTUK V.
Toen aan den morgen van dienzelfden
schoonen Meidag ingenieur Neerlandt Mie-
ïas zijn privékantoor op het bureau van den
Rijkswaterstaat betrad, vond hij twee parti
culiere brieven op zijn schrijftafel liggen.
Of eigenlijk: hij dacht van één. Want dé?
tweede, kleiner van formaat, was verhorgen
onder de eerste.
En die eerste trok onmiddellijk zijn op
merkzaamheid. Want het couvert was be
drukt met de woorden: „Nederlandsch
Christelijke Radio Vereeniging".
Verbaasd vroeg hij zich af, wat die ver
eeniging nu van hem verlangde. Hij was lid
van de A.V.R.O., de Algemeene Vrijzinnige
Omroep, sinds er een toestel in zijn huis was
gekomen.
Eén blik in den brief overtuigde hem er
van.
'tWas een verzoek, om in den aanstaan
den zomer tijdens een alg'emeenen omroep
een onderwerp van technischen aard voor
de radio te willen behandelen, een uiteenzet
ting van de waterkeeringen in den winter,
als de rivieren zwollen. Zoo populair moge
lijk, opdat speciaal de bewoners aan de ri
vieren hem konden volgen. Wanneer hij op
het verzoek inging, kon nader de tijd wor
den bepaald en dan wilde hij ook wel zoo
vriendelijk zijn, den juisten titel aan te ge
ven en ook zijn foto zenden, opdat die in
den Radiogids kon worden afgedrukt.
Even kreeg de ingenieur aanvechting, den
brief ter zijde te leggen en een kort, weige
rend antwoord te zenden. Van dat heele ra-
diogedoe wilde hij niets hebben: als je daar
in de studio stond te spreken en je wist
bijna zeker, dat het grootste gros van de
„luisteraars", ook al hadden zij hun toestel
open staan, niet luisterde, stond je dan fei
telijk niet voor „malle jan"?
Hij was eens in gezelschap geweest, waar
naar muziek werd geluisterd. Maar toen een
spreker werd aangekondigd 1 en niet eens
een redenaar met een droog, technisch on-
dcrwerpl luid hot van allen kant geër
gerd geklonken: „smijt dat ding dicht, wat
kan ons dat gezeur schelen 1" En dan stond
die man daar in Hilversum zijn best te
doen.... 'tWas, om uit je vel te springen
Maar dan de uitnoodiging vereerde
hem toch wel. Het hing er van af voor een
groot deel, hoe je je onderwerp inkleedde
En vooral de titel moest sprekend zijn. Het
was toch niet onmogelijk, dat er wél men
schen luisterden, daar het in den winter,
als de waterstanden hoog waren, vaak mi
sère was.
Half en half was hij reeds besloten, goed
gunstig op het verzoek te antwoorden, toen
zijn oog viel op den anderen brief. Eén brief
van Ina. Uit AmsterdamI Wat mankeerde
die nu, om een brief niet naar huis, maar
naar het bureau te zenden! Zou er iets ergs
zijn?
Het schrijven van de Nederlandsch Chris
telijke Radio Vereeniging was hij geheel
vergeten en haastig scheurde hij het couvert
van Ina's brief open: vier dichtbeschreven
zijdjes met het uiterst fijne schrift van Ina!
„Na ons gesprek van eergister
Ja, 'twas vervelend geweest. Hij had zóó
het land gehad, dat hij haar iets weigeren
moest.
Na zijn bekentenis in de duinen van Wijk
aan Zee was het eerst een stille terugtocht
geweest: hij had weer intens het gebeurde
in het verleden meegemaakt en Ina was van
zijn verhaal danig onder den indruk geko
men.
Maar toen hij haar had voorgesteld, nu zij
er tóch waren, in Wijk aan Zee onmiddel
lijk een pension te bespreken, daar zij Zuid-
stad nit haar hoofd moest zetten, was zij in
verzet gekomen.
Neen, als zij niet naar Zuidstad mocht,
dan ging zij liever heel niet met verlof of
anders naar een boschrijk oord. De zee trok
haar niet zoo. Zij had alleen naar Zuidstad
gewild, omdat zij daar in de pastorie kon
zijn, een leven, dat zij, de zoekende, juist be
geerde.
Maar zij had hem gesmeekt, zijn oordeel
te herzien en terug te komen op zijn beslis^
sing. Waarom zou zij niet naar Zuidstad
gaan?
En toen hij! had gerepliceerd, dat dit na
zijn mededeelingen al heel duidelijk was,
had zij opgemerkt, dat het reeds zoo lang
geleden was. Wie in Zuidstad zou zich dat
nu nog herinneren? Papa wist verder niet,
of zijn vader en moeder nog leefden. Zij
konden wel overleden zijta. En dan wat
zou het nog? In de pastorie heette zij alleen
Neerlandt. Niemand in het ziekenhuis, ook
Mien Westwoud niet, wist, dat zij een dub
belen naam droeg. De naam Neerlandt
sprak heelemaal niet in Zuidstad.
Eln hij, die Ina nooit iets weigeren Ikon,
had b ij n a toegegeven. Maar neen 't was
toch al te gek: Ina in de omgeving, waar
zijn vader hem letterlijk had weggetrapt.
Eh hij was bij zijn weigering gebleven,
hoe hard het hem ook viel, geen toestem
ming te geven.
„Na ons gesprek van eergister heb ik nog
lang nagedacht, of er niet een oplossing
te vinden zou zijn. Want ongehoorzaam wil
ik niet zijn
Dat was op en top Ina! Als hij zijn vrouw
of Gretha aanvankelijk iets weigerde, dan
maakten zijl zooveel kabaal of waren zóó
den vrede maar toegaf, in heel veel gevallen
tegen zijn zin.
Want ongehoorzaam wil ik niet
zijn. Doch ik kan geen andere oplossing
vinden. En daarom kom ik, alvorens een
beslissing te nemen, u nog éénmaal schrijV
ven. Ik zend den brief naar uw bureau,
want mama en Gretha behoeven dien niet
te lezen. Zij weten immers van niets en
dan zouden zijl gaan vragen.
„0, papa, voor het laatst, geef mij toch
toestemming. Want ik moet komen in een
omgeving, waar gerëkend wordt met Jezus.
Ik moet naar meer licht; naar verklaring
van zoo ontzaggelijk veel, dat mij' nu nog
duister is.
„Wanneer u bij! uw weigering blijft, zal
ik gehoorzamen en niet naar Zuidstad gaan.
„Het liefst bleef ik hier in het Zieken
huis, maar de dokter, dien ik eens heb ge
polst, zegt, dat ik er persé een paar maan
den moet uitgaan.
„ülijlven gaal diis niet. l>aja kom ik naar
huis en aoek.cn wij samen wel een plaats,
bijvoorbeeld op de Veluwe uit.
„Maar, papa, dat zal niet baten. Ik ge
loof stellig, dat ik alleen in Zuidstad tot
rust zal komen.
„En daarom smeek ik u, uw weigering in
te trekken en mij te laten gaan.
„De naam Neerlandt kent niemand in
Zuidstad. Die oom was immers zeer ver fa
milie van uw moeder? En ik beloof u plech
tig, dat niemand te weten zal komen, dat
wij eigenlijk met een dubbelen naam door
het leven gaan. Voor mij levert het geen
moeilijkheid op en vergissen is uitgesloten,
want 'hier noemt ieder mij zuster Neerlandt.
Ze weten niet beter. Alleen de directrice
weet het uit de papieren.
„Het is dan ook uitgesloten, dat iemand
in Zuidstad te weten komt, dat ik een doch
ter ben van Mieras, met wien jaren en jaren
geleden iets is voorgevallen."
Ingenieur Neerlandt Mieras glimlachte,
ondanks den ernst van het geval, vroolijk:
o, wat was die rakkert weer aan het pleiten;
wat kon zij het mooi voorstellen!
Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru
briek betreffende, te richten aan dit adres.
Uit de partij.
Om den Meestertitel.
Zuidelijke Groep.
In den wedstrijd om den Meestertitel ont
stond, in een partij tusschen G. Wouden
berg (zwart), Den Haag en G. Kleer (wit),
Leiden, deze stand:
1-2345
6
16
26
36
46
15
25
35
46
49
50
47 48
Zwart is aan zet.
Ziet u nu, lezer, dat wit altijd minstens
één schijf gaat verliezen?
Als volgt:
Wit: Zwart:
9494
33X24 14—20
25X14 9X29
en wat wit ook speelt, minstens één
schijf is ihij kwijt. Zwart toch dreigt met
29—33, 28 X 25, op 39—38 volgt 21—26;
op 30—25 volgt:
a)
29—33
38X29
23X34
39X30
21—27
31X22 (a)
18X40
45 X34 (b)
3—8
32X21
16X47
30—24
19X30
35X24
47X20
25X14
4—9
35X44
3—8
30—24
19X30
25X34
13—19
b)
Hbe komt wit in zulk een stand, kunt
gij vragen. Maar óók en nu is het een
compliment geworden aan het adres van
den zwart-speler hoe komt zwart aan
zulk een domineerenden stand en hoe krijgt
hij wit in een positie met zoo weinig uit
zichten?
Wit heeft in de partij de beste gespeeld
die er was, d.i. de minst slechte: 3024.
Om den Meestertitel.
Noordelijke Groep.
Hier speelden B. May (Zaandam) en M.
IL G. Stalllberg (Amsterdam) een partij
met wisselende kansen. In den stand: