Rondgang door den Pam-doolhof. DE BOERDERIJ AAN DE VAL z r I i 1s|K. Wenken op electrisch gebied D fc - s O u O 5» n IT* 3 s bO a "c 4> X u 3 cq O k 2 o C LL B -4 o 3 O u <D t» c 5 3 c K c U UI 2 o'd^ J5 ■#-a:s3'ö-2 ölh la^-s-s-a^ i ®2-Sï^°o3!i Z; j;^ J a fl=t,ojN!3 glü ö^«s313jU5* o M f m 1 00 ril 3 2* ai -2 i jh a 3 O^ ?Tj d f s as 35 o Sh t3 cj bo o J5 fl r5 t- a r} cs^ 1 S~"ni 2 g rz. z. 3 a 03 o ai a ~a - g - TJ W b 2 630 2 -r-« CO 0Q rz m 3 2 -£j o 03 o a o rf -a bO N J® bO-T3 a cd O -a to,a 2 -td "5 -*-» 2 s,a:^° s a-3 d- a 3 12 S-ö d ®5 Jo„ 2 5 o A 3 2*3 t.-3 =4 ■h a m 2 -s d rt 5 .2 o -0 •sj zs xi &a bQ T5 >-«/ >-i ta ca i» a £3 o 3 ca d JO «a a v* 3 a bo^j u a a a a a .2 ■s s a a a tj rv M a 3 ■ötj H a -3 o te ..J bo S .s a c3 o is m <-i -j n •r-J JO 3 a a> a) T3 .M 3 g.S? I a a .3 a a fe-a M - 2 10 - g aï o a .2 a 3 .2 o 2 01 £h a 0 a (H W .W TJ f> :^7 a^j o O a -^ a a H M Li rr-< a "O O ©9^ H .2 a a g ï-fil cd a-ö a-a bo S °i 2 O a a P *a j_4 TZ t3 a a a o a o j j to 5 a a L-5 ^2 •>-» a a a q ©o a ■4-» o 60'S o o a a a a a ?q HH Ao o m a< 2 co ■S® I a bo^- o Q. ££.S S"S« -Ö fl8g S T3 aj -g „(S 3 S 2 m T3 o ^T-j 0) 3 5-^ &S g>0 a a o f O 5-1 "t? -T _ci a ;d rj ■gwf g a j L -*-r 2 i3 tc '1^ g S S ^25=3-8 §5"Pd S a a 1 S a -S 2 a ©-a o T3 TJ »a bO A 3^^ =4 M +s ~o a tj tb 2 5 a a a - a cd a a a i-s :Sf bo:S fl*g _2 -d tj oa r? a a a a be a a >-2 g ©£i S o 3*" a '3 "a :a? p rO O" N bp.^ a a S rö ^4 - a a g^0 cj a a o 73a a a .2 p o a a •^1: a a Ët! d a a N 5 g-ö o H .2 d co "M a) PH CO I ■a d a -4-> p a S« 03 O li M—^lU^^IUlULiiUcLo;^ ®d®-3S,-0 :d" d g e - 5P 3 b cfiS 1 S? <4 °P a p :q? o »- rj rJ-< >L A-. S a a) M a. o_5 «a a M tLa? fH 0) H W C, H w .21 p .L! ^©^aaa^> D J.S du n Q) m i: M •--( J3 "*d© a®o^aagap-.a®© 2 2 t") mN a^ fl =3 £*>£-£ o^'a^ Td >-■ a ^.rtS© waö bog© O g g.g g ^c^JhOA S A MXl a u t to/u j i<?wt<i nt f>«M7/-t/{ivu7fo/j t«» xiutftcn OoefL in de tweede plants ian het gebeuren, dat een 'kind de school niet zoo belangrijk vindt, omdat men thuis weinig of geen interesse heeft voor studie uit boeken. Men vindt meesters onmaatschappelijke intellectueelen, die het leven niet kennen; men veracht hoofdarbeid en vindt de leerplicht een gewel dig nadeel. Op alle mogelijke wijzen tracht men het kind aan de school te onttrekken, om mee te helpen verdienen. „Het leven moet je maar leeren, daar heb ik het ook geleerd", zeggen zulke ouders. „Wat de meesters je allemaal wijs maken, daar heb je later in het leven toch niets aan." Speciaal de visschersbevolking heeft in onderwijskringen, wat dit betreft, een zekere beruchtheid. Zulke 'kinderen zijn onwillig, ruw, spijbelen veel en de verachting voor alles, wat intellectueel is komt pas goed tot z'n recht, wanneer de kinderen tot den jeugdleeftijd zijn gekomen. Het op straat uit schelden van meesters, najouwen, met vuil werpen, is niet een onmogelijk gevolg van dit alles. Verbluffende staaltjes hiervan zijn mij bekend. Is een onderwijzer zelf nog al geïnteresseerd voor studie en afkomstig uit stadsmilieu, dan worden de moeilijkheden nog grooter. Z'n lichamelijke bleekheid, z'n schijnbare „grootsebheid" (vooral wanneer hij het dialect der streek niet machtig blijkt) zijn een voorwerp van ruwe scherts of mede lijdend schouderophalen. Het personeel van een school met een dergelijke bevolking be hoort ook bij het onderwijs een open oog te hebben voor het practische leven en de waarschijnlijke toekomst der kinderen. Zóó ergens, dan is hier regelmatig, persoonlijk huisbezoek bij de ouders noodig. Ook inte resse voor, en eventueel studie van het be drijf der ouders helpt hier veel. Een onderwijzer, die uitsluitend visschers- kinderen bijv. moet les geven, behoort zeker de noodige scheepstermen te kennen en in het algemeen belangstelling te hebben voor dit schoone en boeiende bedrijf. Wanneer hij zich in een torentje van boekenwijsheid op sluit en de ouders te woord staat uit de hoogte zijner echoolsche geleerdheid, dan verlamt hij z'n invloed. Dit zelfde geldt na tuurlijk ook van een dominéé, maar toch in mindere mate. Het ambt van predikant met de er bij behoorende kerkelijke sfeer, geeft dezen intellectueel een belangrijke voorsprong op de onderwijzers. Ten slotte nog dit: Uit bovenstaand blijkt, dat de school, zooals hij nu eenmaal als in stituut in ons land 'bestaat, dikwijls zelf door te veel intellectualistisch te zijn de kloof tusschen school en leven wijder maait. Kt belangrijke probleem staat op het oogenblfk in het middelpunt der belangstelling. De aard dezer artikelen laat echter niet toe, dat ik hier verder op in ga. Aan de andere kant moet gezegd, dat vele edele hardwerkende enthousiaste onderwijzers door de miserabele tegenwerking der ouders hun arbeid onder mijnd zien. Laten alle ouders toch weten, dat het bij de opvoeding aankomt op één lijn trekken. Laten ze niet steeds ingaan op de vaak overdreven en belachelijke bezwaren der kinderen. Men moest eens weten hoe vele onderwijzers gebukt gaan onder de on- dergrondsche tegenwerking in het gezin. Zij voelen, dat ze vechten tegen de bierkaai. En alle redeneeren en alle goede bedoelingen lijden schipbreuk door de onwelwillende houding der ouders. Vooral bij christen ouders is deze gezagsondermijning een ern stige font i P. W. J. STEINZ. RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK. Hoe soldeeren we? Willen we een goed toestel samen stellen, dan is het noodig, dat we de soldeerbout weten te iianteeren. Bestaat de mogelijkheid, om een toestel geheel met schroevendraaier en tang te monteeren, dus zonder te soldeeren, dan nog geven we de voorkeur aan soldeeren (met behulp van soldeerlipjes), daar op deze manier de verbinding zoo stevig te maken is, dat hij poractisch niet meer los gaat. Wo zullen in dat geval dus zeer wei- nig last ondervinden van losse kontacten, die het radiogenot voor ons zoo kunnen be derven. We weten dat er nog veel amateurs en knutselaars zijn, die niet kunnen soldeeren. Ze zijn misschien in staat om ergens een „klodder" op te smolten, maar mooie las- schen maken is voor velen een puzzle, die haast onoplosbaar schijnt. En toch is het zoo erg eenvoudig. We waren vroeger ook verbaasd over de kleine, gladde soldeeringen, die men in fa- briekstoestellen wist te verkrijgen en we dachten dat daarvoor een bijzondere tech niek en routine noodig zou zijn. Toen we echter het kunstje geleerd hadden van iemand, die wel met de soldeerbout wist om te gaan, hebben we gelukkig ook de tijd vaarwel gezegd, waarin we over een sol- deerlasch twee uur tobden, om dan tenslotte tot de conclusie te komen, dat we bij een ge bruik van ongeveer een heel staafje soldeer, een lasch gemaakt hadden, die bij de minste beweging weer los ging. We gaven dan de schuld aan den bout, of aan de soldeer; we probeerden van alles, alleen zochten we de fout niet bij ons zelf. En nu wij eenmaal weten hoe eenvoudig het soldeeren wel is, kunnen wij ons niet meer voorstellen, dat wij vroeger zoo'n last er mee hadden. We gaan naar een winkel en koopen daar een doosje zuurvrij soldeerpasta, een staafje gewone soldeer en een boutje. Kosten: nog geen gulden. Zijn we hiermee ingespannen, dan doet n maar het volgende. We maken de bout goed schoon, met be hulp van een vijl. Het koper komt dan voor den dag. We verhitten haar en de bout is warm genoeg, als ze bij aanraking met het soldeervet een sterk sissend geluid maakt, terwijl het vet direct als een rookwolkje van het koper verdwijnen moet. Hebben we op deze manier de bout even in het vet gedoopt, dan halen we haar nog eens vluchtig over de vijl, daarna heel ving over een lapje, om er tenslotte de tin hij te houden. We zullen dan zien, dat de tin zich heel gemakkelijk aan de bout vast hecht en is de bout een maal op deze wijze vertint, dan zal een druppel soldeer er1 heel gemakkelijk aan hlijven hangen, als een glinsterende massa. Daarna maken we de te soldeeren plaats goed schoon, wat bij gebruik van vertind, nieuw montagedraad niet apart noodig is. Gebruiken we vuil en oud draad, dan krab ben we het even met een mesje schoon. Daarna leggen we op de te soldeeren plaats een beetje vet (vooral niet te veel) en plaat sen daarna de bout, met de aangehechte druppel soldeer op de te verbinden plaats. We zullen dan een rookpluimpje zien en zoodra dit verdwenen is, halen we de bout weg of blazen even of wachten een oogen- hlik, totdat we de glimmende lasch dof zien worden. Op dat oogenblik is de verbinding tot stand gebracht en de lasch moet van dien aard zijn, dat we bij stevig trekken deze niet meer los 'kunnen maken. Gebruik vooral niet te veel pasta, daar we er anders meer een vetbakkerij van ma ken, die maar minder aangename luchtjes voor de huisgenooten meebrengt, terwijl het voor de te maken soldeering ook niet goed is. Ook moeten we weinig soldeer gebruiken en we moeten vooral oppassen voor „klod ders". Een goede soldeerlasch heeft een gladde oppervlakte en bevat maar weinig tin. Veeg, terwijl ge de bout gebruikt, deze af en toe eens af aan een lapje. Wij gebruiken gewoon soldeer en pasta, zooals u ziet. Er is ook soldeer met een z.g. harskern in den handel, wat wij echter niet prefereeren. Er zijn menschen, die dit altijd gebruiken en daar heel goede resultaten mee bereiken. Wij behaalden er echter niet zulke resulta ten mee als met de gewone manier. Het soldeeren met z.g. soldeerwater, moe ten we voor radio-werk ontraden, daar ach tergebleven zuurdeelen aanleiding geven tot gekraak, geruisch en andere storende ef fecten, wegens oxydatie van het materiaal. E r s a-s oldeerbout. We mochten van de N.V. Thabur te 's Gravenhage een electrische soldeerbout ter recensie ontvan gen. Deze bout kan ons bij het soldeeren al heel erg goede diensten bewijzen. Zij wordt geleverd met een reeds vertinde stift, wo kunnen dus ineens met dezen bout aan het soldeeren. liet electrisch soldeeren brengt vele voordeelen met zich mee. We kunnen aan één stuk door soldeeren, daar de bout gemakkelijk op constante temperatuur te houden is. We gebruikten den bout een ge- heelen tijd achter elkaar, zonder schade voor het apparaat. Ieder onderdeel van den bout is los verkrijgbaar, terwijl we er een rechte en kromme, gemakkelijk verwissel bare, punt bij kunnen gebruiken, die spe ciaal voor radiowerk gemaakt is. We kun nen met deze bout de meest verborgen plaat sen hereiken. Het geboo! ;s stevig uitgevoerd, terwijl het aansluitsnoer zoo geconstrueerd is, dat we er zonder gevaar aan kunnen trekken, wat ook voor knutselaars een groot voor deel is. Een apparaat wat iedere amateur in z'n bezit behoorde te hebben en wat we een ieder, die knutselt, van harte aanbevelen. Vragen: M. L. te Y. Adres van Frelat radionieuws is N.V. Frelat, Keizersgracht 77 te Amsterdam. Losse nummers verschij nen onregelmatig en kosten f 0,20. Als éénlamps U.K.G.-schema kunt u het gewone Koomans-schema gebruiken voor losse spoelen. Maakt u dan zelf de spoelen, met behulp van een flesch. U ge bruikt als antennespoel dan ongeveer 8, als secundaire spoei 10 en als terugkoppelspoel ongeveer 3 windingen. Door deze windignsgetallen te varieeren, kunt u in ieder golflengtegebied afstemmen, waar u wenscht. Lissen brengt een spoeltje in den handel, waar drie golfbereiken mee afgestemd kunnen worden, met schema. Wij hadden met dit ontwerp aardig succes. Of er in Zeeland op de 5 M. uitgezonden wordt, is ons niet hekend. Kunnen lezers ons misschien inlichten? J. H. te N. Op uw vraag: Waaruit bestaat een toonfilter, is het antwoord nogal ge makkelijk. Dit is soms zoo heel verschillend. Maar meestal bevat het een weerstands-ver sterking, al of niet gecombineerd met smoorspoelversterking. Daar bestaan zoo veel systemen voor, maar prooeert u eens een gewone weerstands-versterking te ma ken. Dat lijkt ons het beste. U kunt natuurlijk ook een transformator gebruiken. Deze versterking is echter niet altijd zoo vervormingsvrij als met een toon filter. Indien n geen gegevens hebt voor een weerstands-versterking kunnen wij n wel helpen. A. K. te V. Als u het er voor over hebt, raden we u de super. Wij stelden zelf een Variep super, met ultra-kortegelf-bereik sa men. Het resultaat was schitterend. We ontvingen Bandoeng iedere middag zeer goed, terwijl we om drie uur in den mid dag reeds ontvangst van Pittsburg hadden. De kwaliteit is zeer goed te noemen. Ook de selectiviteit laat niet te wenschen over; tus schen Hilversum en Brussel Vlaamsch ont vangst van vier a vijf stations. door H. ZEEBERG. 12.) _k)_ Krampachtig hield zij vast. Hij begreep er niets van, dat het heel gewone geval, zooals er duizenden in het leven zijn, haar zoo interesseerde. „Natuurlijk heb ik Koert dat gezegd. Meei malen zelfs. Hij weet het heel goed Maar als zoo'n jongen nu andere neigingen heeft, geen verkeerde natuurlijk, maar aspi raties, die in een andere richting gaan, moet ik als vader zoo'n jongen dan verbie den, die richting uit te gaan? Dat ware toch dwaasheid. We mogen toch niet vergeten, dat ook die andere neiging van den Heere komt. Die jongen voelt geen roeping voor predikant, maar hij wil in den handel. Ik betreur het, doch kan er niets aan veran deren en zal hem er geen moment zuur om aanzien. Een ouder moet op zijn tijd tegen over zijn kind zelfverloochening kennen. Zijn wil doorzetten zou de heele toekomst van den jongen kunnen bederven. Is u dat niet met mij eens?" „Ik geloof, dat dominé het goed ziet", antwoordde tie boerin van de Val, moeilijk sprekend, ,,'k Heb het altijd zoo genieend. Maar alle ouders denken er zoo niet over." Het leek hem toe, dat de vrouw hem on derzoekend aanzag. Maar hij kon zich ook wel vergissen, want onmiddellijk daarop staarde zij even naar buiten. ,,'t Is wel mogelijk, dat er ouders zijn, die daarover anders denken en die persé hun kind in een richting drijven, die zij willen en die het kind niet wil. Maar dat lijkt mij niet verstandig. Dat is, naar mijn meening, niet goed te keuren. Als regel wordt óf het kind een mislukking in de samenleving óf er ontstaat verwijdering tusschen de ouders en het kind. Gods Woord zegt den kinderen gehoorzaam te zijn, maar het vermaant ook den ouders, hun kinderen niet tot toorn te verwekken. Opvoeden is een zwaar werk, vrouw Mieras. Ook hier struikelen wij da gelijks in vele en zonder Gods hulp en bij stand kunnen we niet goed opvoeden." Zij knikte heftig. Zij wist er alles van Nog liet zij hem niet los. ,,'k Wilde toch nog eens iets vragen, als het mag", aarzelde zij. „Natuurlijk mag dat. Niet steeds heb ik zulke gesprekken met mijn gemeenteleden. Maar mag ik nu eens even onbescheiden zijn en u ook wat vragen? Waarom interesseert dit onderwerp u zoo?" Vergiste hij zich: zag zij hem nu wéér zoo onderzoekend aan „Iets dergelijks als n met Koert, heb ik in mijn familie gehad", zeide zij dan, aarze lend. Om vervolgens de lippen op elkaar te per sen, als had zij spijt te veel te hebben ge zegd. Maar zij kon nu niet meer terug. „Ik veronderstel, dat dat geval niet zoo is afgeloopen als bij mij", merkte de predi kant op. „Waarom denkt u dat, dominé?" „Ik meen het aan uw vragen te bemer ken. 'tis net, of u zich met den gang van zaken moeilijk kunt vereenigen." ,,'t Was een ellende in dat gezin", zeido zij, naar buiten starend. „En mij heeft al tijd gekweld de vraag, wie de meest schul dige is." HOOFDSTUK V. Toen aan den morgen van dienzelfden schoonen Meidag ingenieur Neerlandt Mie- ïas zijn privékantoor op het bureau van den Rijkswaterstaat betrad, vond hij twee parti culiere brieven op zijn schrijftafel liggen. Of eigenlijk: hij dacht van één. Want dé? tweede, kleiner van formaat, was verhorgen onder de eerste. En die eerste trok onmiddellijk zijn op merkzaamheid. Want het couvert was be drukt met de woorden: „Nederlandsch Christelijke Radio Vereeniging". Verbaasd vroeg hij zich af, wat die ver eeniging nu van hem verlangde. Hij was lid van de A.V.R.O., de Algemeene Vrijzinnige Omroep, sinds er een toestel in zijn huis was gekomen. Eén blik in den brief overtuigde hem er van. 'tWas een verzoek, om in den aanstaan den zomer tijdens een alg'emeenen omroep een onderwerp van technischen aard voor de radio te willen behandelen, een uiteenzet ting van de waterkeeringen in den winter, als de rivieren zwollen. Zoo populair moge lijk, opdat speciaal de bewoners aan de ri vieren hem konden volgen. Wanneer hij op het verzoek inging, kon nader de tijd wor den bepaald en dan wilde hij ook wel zoo vriendelijk zijn, den juisten titel aan te ge ven en ook zijn foto zenden, opdat die in den Radiogids kon worden afgedrukt. Even kreeg de ingenieur aanvechting, den brief ter zijde te leggen en een kort, weige rend antwoord te zenden. Van dat heele ra- diogedoe wilde hij niets hebben: als je daar in de studio stond te spreken en je wist bijna zeker, dat het grootste gros van de „luisteraars", ook al hadden zij hun toestel open staan, niet luisterde, stond je dan fei telijk niet voor „malle jan"? Hij was eens in gezelschap geweest, waar naar muziek werd geluisterd. Maar toen een spreker werd aangekondigd 1 en niet eens een redenaar met een droog, technisch on- dcrwerpl luid hot van allen kant geër gerd geklonken: „smijt dat ding dicht, wat kan ons dat gezeur schelen 1" En dan stond die man daar in Hilversum zijn best te doen.... 'tWas, om uit je vel te springen Maar dan de uitnoodiging vereerde hem toch wel. Het hing er van af voor een groot deel, hoe je je onderwerp inkleedde En vooral de titel moest sprekend zijn. Het was toch niet onmogelijk, dat er wél men schen luisterden, daar het in den winter, als de waterstanden hoog waren, vaak mi sère was. Half en half was hij reeds besloten, goed gunstig op het verzoek te antwoorden, toen zijn oog viel op den anderen brief. Eén brief van Ina. Uit AmsterdamI Wat mankeerde die nu, om een brief niet naar huis, maar naar het bureau te zenden! Zou er iets ergs zijn? Het schrijven van de Nederlandsch Chris telijke Radio Vereeniging was hij geheel vergeten en haastig scheurde hij het couvert van Ina's brief open: vier dichtbeschreven zijdjes met het uiterst fijne schrift van Ina! „Na ons gesprek van eergister Ja, 'twas vervelend geweest. Hij had zóó het land gehad, dat hij haar iets weigeren moest. Na zijn bekentenis in de duinen van Wijk aan Zee was het eerst een stille terugtocht geweest: hij had weer intens het gebeurde in het verleden meegemaakt en Ina was van zijn verhaal danig onder den indruk geko men. Maar toen hij haar had voorgesteld, nu zij er tóch waren, in Wijk aan Zee onmiddel lijk een pension te bespreken, daar zij Zuid- stad nit haar hoofd moest zetten, was zij in verzet gekomen. Neen, als zij niet naar Zuidstad mocht, dan ging zij liever heel niet met verlof of anders naar een boschrijk oord. De zee trok haar niet zoo. Zij had alleen naar Zuidstad gewild, omdat zij daar in de pastorie kon zijn, een leven, dat zij, de zoekende, juist be geerde. Maar zij had hem gesmeekt, zijn oordeel te herzien en terug te komen op zijn beslis^ sing. Waarom zou zij niet naar Zuidstad gaan? En toen hij! had gerepliceerd, dat dit na zijn mededeelingen al heel duidelijk was, had zij opgemerkt, dat het reeds zoo lang geleden was. Wie in Zuidstad zou zich dat nu nog herinneren? Papa wist verder niet, of zijn vader en moeder nog leefden. Zij konden wel overleden zijta. En dan wat zou het nog? In de pastorie heette zij alleen Neerlandt. Niemand in het ziekenhuis, ook Mien Westwoud niet, wist, dat zij een dub belen naam droeg. De naam Neerlandt sprak heelemaal niet in Zuidstad. Eln hij, die Ina nooit iets weigeren Ikon, had b ij n a toegegeven. Maar neen 't was toch al te gek: Ina in de omgeving, waar zijn vader hem letterlijk had weggetrapt. Eh hij was bij zijn weigering gebleven, hoe hard het hem ook viel, geen toestem ming te geven. „Na ons gesprek van eergister heb ik nog lang nagedacht, of er niet een oplossing te vinden zou zijn. Want ongehoorzaam wil ik niet zijn Dat was op en top Ina! Als hij zijn vrouw of Gretha aanvankelijk iets weigerde, dan maakten zijl zooveel kabaal of waren zóó den vrede maar toegaf, in heel veel gevallen tegen zijn zin. Want ongehoorzaam wil ik niet zijn. Doch ik kan geen andere oplossing vinden. En daarom kom ik, alvorens een beslissing te nemen, u nog éénmaal schrijV ven. Ik zend den brief naar uw bureau, want mama en Gretha behoeven dien niet te lezen. Zij weten immers van niets en dan zouden zijl gaan vragen. „0, papa, voor het laatst, geef mij toch toestemming. Want ik moet komen in een omgeving, waar gerëkend wordt met Jezus. Ik moet naar meer licht; naar verklaring van zoo ontzaggelijk veel, dat mij' nu nog duister is. „Wanneer u bij! uw weigering blijft, zal ik gehoorzamen en niet naar Zuidstad gaan. „Het liefst bleef ik hier in het Zieken huis, maar de dokter, dien ik eens heb ge polst, zegt, dat ik er persé een paar maan den moet uitgaan. „ülijlven gaal diis niet. l>aja kom ik naar huis en aoek.cn wij samen wel een plaats, bijvoorbeeld op de Veluwe uit. „Maar, papa, dat zal niet baten. Ik ge loof stellig, dat ik alleen in Zuidstad tot rust zal komen. „En daarom smeek ik u, uw weigering in te trekken en mij te laten gaan. „De naam Neerlandt kent niemand in Zuidstad. Die oom was immers zeer ver fa milie van uw moeder? En ik beloof u plech tig, dat niemand te weten zal komen, dat wij eigenlijk met een dubbelen naam door het leven gaan. Voor mij levert het geen moeilijkheid op en vergissen is uitgesloten, want 'hier noemt ieder mij zuster Neerlandt. Ze weten niet beter. Alleen de directrice weet het uit de papieren. „Het is dan ook uitgesloten, dat iemand in Zuidstad te weten komt, dat ik een doch ter ben van Mieras, met wien jaren en jaren geleden iets is voorgevallen." Ingenieur Neerlandt Mieras glimlachte, ondanks den ernst van het geval, vroolijk: o, wat was die rakkert weer aan het pleiten; wat kon zij het mooi voorstellen! Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru briek betreffende, te richten aan dit adres. Uit de partij. Om den Meestertitel. Zuidelijke Groep. In den wedstrijd om den Meestertitel ont stond, in een partij tusschen G. Wouden berg (zwart), Den Haag en G. Kleer (wit), Leiden, deze stand: 1-2345 6 16 26 36 46 15 25 35 46 49 50 47 48 Zwart is aan zet. Ziet u nu, lezer, dat wit altijd minstens één schijf gaat verliezen? Als volgt: Wit: Zwart: 9494 33X24 14—20 25X14 9X29 en wat wit ook speelt, minstens één schijf is ihij kwijt. Zwart toch dreigt met 29—33, 28 X 25, op 39—38 volgt 21—26; op 30—25 volgt: a) 29—33 38X29 23X34 39X30 21—27 31X22 (a) 18X40 45 X34 (b) 3—8 32X21 16X47 30—24 19X30 35X24 47X20 25X14 4—9 35X44 3—8 30—24 19X30 25X34 13—19 b) Hbe komt wit in zulk een stand, kunt gij vragen. Maar óók en nu is het een compliment geworden aan het adres van den zwart-speler hoe komt zwart aan zulk een domineerenden stand en hoe krijgt hij wit in een positie met zoo weinig uit zichten? Wit heeft in de partij de beste gespeeld die er was, d.i. de minst slechte: 3024. Om den Meestertitel. Noordelijke Groep. Hier speelden B. May (Zaandam) en M. IL G. Stalllberg (Amsterdam) een partij met wisselende kansen. In den stand:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 8