VÏH
CO S. 0
tr1 CD O
S 8,
Qu
CO
Voor de jeugd
1.)
m
Zaterdag 11 December 1937
52e
Jaar
gang
No. 11
Voor den Zondag
P- ShiS 3
wo 5
P„.g£
g0 OiH-
{Tm
■3 3
2 tr1
|g*§
b
CQ D
£2
~3ir® s
s
p 3 2.
p *2
3* 3 Q.
<J 2. o-c: o
G'oq p-<
B s
o p 5! p
w, :-. c. a i
5 s" 5"
CL CD CD P
BOW
r*B!
<j te»
CD ST
- H N 2
CD D
as
2
p co
P ?r® o
g-o p
13 t=" er
s-gga
B S-09 E
o g'p'to
eg®®
W P
5
2. t=^
2. S.oq
B
tr p-
p-o
2- CD
POP
*J
r-t- «-♦-
CD 0
o®B
O P.n
H
O
2- ro
g °q
p p
B er
p sr.
0 O
P-
CO oq
o
P PJ_
M Hi Qd
O
o o
Pot? O
ts pjCrq
P oq
S4?
B
p
- <D
o p
-PS.®
S S'T p
>U O
g-1g-
tr 2
c no
Sgag?
s'&gs-s
C
g-s
pj o
OQ tp w
H O g
P® o 2
AhjP I*
O
tr p
ST P
2 <jq
(p
oq
P'
£T
6 g
g-i
si
p- p.
£L p
E®
P
P h-
5 OQ 2
Hog.®»?'
S- p V e
p- g- B
5*P
©HO©
m H P
P E g P OQ
P P P ps
fL p oq o
tr p
a P CQ CO
I I J
P-.
cb aa
3
tu -
3
N
1
a
3T
PT
vt» w
p p
Qj tr
M
o.-
H P.p
trp
S p P
W i i
0 S.
p g w,
s*
g g I
- s
o
B ohl
o B
p h' O
aa-si:
gS o p <1
^gsg-^
g s. g g-
3^go
O
Beste Nichtjes en Neefjes.
Jullie hebt zeker wel de publicatie gelezen
over de Jubileumkalender van
onze Koningin, die de abonné's van
„De Zeeuw" voor slechts f0,30 kunnen koo-
pen? Maar hebben jullie de kalender ook al
guzien?
Ja, je zegt misschien dat kleine plaatje,
dat er bij stond; maar de echte kalender?
Nu die heb ik gezien, en wat een mooie is
het. Wat een prachtige foto's van de Konin
gin staan er op, uit haar jeugd en haar
later leven; als je die kalender eenmaal in
je handen hebt hen je er zoo maar niet op
uitgekeken, want telkens begin je weer van
voren af aan.
Als jullie ouders van plan zijn hem te
koopen, moet je vragen of ze het
nu al vast doen. Weet je waarom? Dan
kun je hem nu alvast ophangen, de plaat op
de buitenkant, die er met 1 Januari natuur
lijk al af gaat, is wel bijzonder mooi. Daar
zien we de 18-jarige Koningin in haar kost
baren Koningsmantel, zoo heel jong en zoo
heel teer is zij er; de ouderen hebben we
wel hooren vertellen over haar Kronings
feest, dat wel een sprookjesfeest geleek, en
als je nu de plaat aan den buitenkant van
de jubileumkalender bekijkt, dan gaat dat
sprookje weer voor je leven en daarom, jul
lie vraagt maar of je ouders de kalender
vroeg koopt, dan 'kun je ook nog een poosje
van die plaat genieten.
En misschien als de maand Januari be
gint en de plaat er toch af moet, mag je
hem wel hebben en ga je hem keurig inlijs
ten, en wie een eigen, kamertje heeft mag
hem misschien ophangen.
Van ons verhaal ..De Kleine Kapitein"
hebben we de vorige maal het slot gehad
We beginnen nu weer een nieuw: „Een
moeilijke daad". Jullie bent zeker al nieuws
gierig wat die moeilijke daad is? Nu ik hoop
dat dit verhaal bij allemaal weer net zoo of
nog beter in den smaak zal vallen dan het
vorige.
Verschillende van jullie schreven mij deze
week een briefje, maar het waren geen
prijsraadsels Zaterdag.
Er behoeft nu over 14 dagen pas weer
geschreven te worden.
Lewedorp. „Boschviooltje". Het ande
re nichtje heeft dezelfde ontdekking ge-
dan als jij, wil je het mij nog even terug
sturen? Nu maar afwachten, of het nieu
we verhaal ook weer zoo mooi wordt,
„Moeders Hulp". Dat was een prettig ca
deautje van tante, ga je er een 'kleedje
van maken? Leuk bedacht hoor, voor de
zusjes.
Nieuwdorp. „Frederïk Hendrik". De
brieven zijn nu meteen ook 'n mooie oefening
voor je. Viel het wel een beetje mee? Zeg
maar tegen je zus, -dat ik voor de toekomst
ook op haar reken. „Bruinoogje". Ja hoor,
de Sint heeft ook mij goed bedacht. Nu
nog maar een paar wéékjes hard werken,
dat je tevreden kunt zijn over het volgende
rapport.
'sHeer Arendskerbe. „Meizonnetje"
en „Herfstaster". Wat hebben jullie veel
cadeaux gehad; en nuttige ooik. Jammer, dat
jullie de krant niet eerder krijgt. Is H.
nog op tijd gékomen?
Baarland. „Prins Bernhard". Je hebt
gelijk hoor, ik vimd ook dat R. het heel
mooi heeft gedaan. Dat was een fijne boel
op school met St. Nicolaas. „Viooltje".-
Stuur hem maar aan mij, dat heeft zij ook
gedaan en dan zorg ik er wel verder voor.
Ja, de leeslegger kwam goed te pas hij het
nieuwe boék. „Kerstmannetje". En jij komt
de vreugde nog een beetje vergrooten?
Ja, je broer herinner ik me nog wel. Je
hebt een keurig briefje geschreven. „Blauw-
oogje". Ja, dat was een rare vergissing.
Maar het wordt zoo gauw mogelijk in orde
gemaakt. V. zal het ook terugsturen. „Rood
kapje". Dat is een prachtig cadeau en jullie
zult er wel veel pleizier mee hebben. Heb
je het al eens gewonnen?
Oudelande. „Boerinnetje". Ja, die zak
doekjes waren mooi, dat vond ik ook. Je
hebt nu heel wat te doen met zoo'n mooie
borduurdoos. „Doornroosje". Dat zijn ge
zellige cadeautjes, je Moeder weet wel, hoe
ze het 't beste uit kon zoeken. „Blond
kopje". Het is niiet overal zoo fijn op school
als bij' jullie, dat heb ik wel gemerkt. Nog
gefeliciteerd met oom's verjaardag. Ga je
vaak naar de tante? „Juliana". Die porto-
monnaie dat was niet kwaad, en dan met
zoo'n inhoud 1 Jij ook al een jarige oom,
dan ook gefeliciteerd, maar deze is heel
wat jonger. „De Groot". Ik zuchtte van
verlichting toen je brief uit was, want ge
lukkig was je niet boos op me. Wat heeft
de Sint jou goed bedacht zeg! „Spring in
'tVeld". Dat was leuk bedacht van die si
garet en vader keek zeker maar raar op
zijn neus. Jij kunt nu weer aan het hand
werken. Al begonnen? „Babbelkous" Ja, jij
hebt zéker een goede schuilnaam gekozen,
ik hen benieuwd wanneer we hem eens
moeten veranderen. Piet had dus toch nog
niet genoeg in zijn zak.
N i s s e. „Fietsertje". Wat fijn dat er
weer ©en briefje van jou was. Ik ben er
echt blij om hoor. En gaat het verder ook
goed? Nu maar oppassen dat je geen kou
vat. „Zusje". Dat was een gezellige Sint
Leuk die spaarpot. Wi-1 je je Moeder be
danken .en zeggen dat het heel goed gaat?
B o r s s e 1 e. „Rembrandt". Het postpa
pier vind ik mooi. De Sint heeft mijn raad
wel opgevolgd en de brief zi-et er nu heel
wat netter uit Vind je zusje haar hoek
ook mooi?
Goes. „Zangvogeltje". De ansicht héb
ik doorgestuurd. Wat kreeg jij een gezellige
cadeautjes. Ja hoor, hij mij heeft hij ook
goed gereden.
Serooskerke. „Parker". Dat was een
verrassing en ik vind het werkelijk een heel
mooie foto. Je staat er zoo flink op én je
broertje niet minder. Hij lijkt wel op jou
geloof ik.
Het volgende raadsel werd mij weer door
ons „onbekend blijvend vriendinnetje" toe
gezonden. Ik weet nog niet, wie je bent
hoor, moet ik nog lang nieuwsgierig blij
ven? Maar ik houd me toch nog aanbe
volen 1
I. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 36 letters:
Een 30. 8. 9. 13 heeft een stekelige huid.
28. 5. 19. 36. is een jongensnaam.
Een timmerman maakt dikwijls gebruik van
een 20. 14. 32. 6. 31.
Een 34. 26. 14. 12. 7. gebruikt de schilder.
4. 27. 31 is een meisjesnaam.
Ja is geen 22. 2. 30. 17.
Een 7. 35. 2. 25. is een lichaamsdeel.
Een 24. 16. 3. 23. is een dier, dat op het
water leeft.
29. 11. 33. 15. is niet dom.
1. 33. 18. 21. 10. 31. 14. is een eiland
dicht bij Java.
II. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 20 letters.
Een 7. 19. 17 is een mand.
Een 7. 3. 15. wordt door de schoolkinde
ren gebruikt
1. 20. 10. 14. 5. 6. is wit.
6. 8. 2. 9. 4. 20. is een ander woord voor
fceeren.
Een 13. 16. 11. behoort aan ieder huis.
18. 16. 12. is een aanwijzing.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DOLLIE.
EEN MOEILIJKE DAAD.
HOOFDSTUK I
Bert jaloersch op Lies je.
Al een paar maal had Liesje in het spion
netje gekeken. Het was half negen. Ze
waren wel erg laat vanmorgen.
Ver kon zij ze niet aan zien komen, het
regende zoo hard en het water liep langs
het raam en -het spionnetje, of er ergens
iemand met een tuinslang bezig was.
Zooeven nog was de lucht helder Mauw
geweest en had de zon geschenen, terwijl ge
weldige witte wolkenkudden van schapen,
leeuwen en tijgers er langs dreven, maar
toen was er zoo'n dikke zwarte wolk geko
men, vlug achter de witte beesten aan en die
had ze allemaal opgeslokt en meteen was
het weer hard gaan regenen.
Wat zouden ze nat zijn!
BrrrI Liesje trok het lichtblauwe wollen
jasje dat Moeder zelf voor haar gebreid had
wat dichter om zich heen, en het dek wat
hooger op.
Dé regen stroomde maar langs de ramen;
hè, ze voelde in de kamer de kou er van.
Even lag ze stil in haar warm holletje;
toen moest ze toch weer kijken en ja daar
zag ze in het spionnetje wat donkers. Veel
kon ze nog niet onderscheiden, maar dat
zouden ze toch wel zijn.
En ja, ze waren het!
Drie jongens kwamen er aan; ze hadden
hun handen «liep in de zakken, en lie
pen een beetje voorovergebogen; de regen
sloeg ook precies in hun gezicht.
Nan en Siem de twee kleinsten, liepen
als altijd aan den kant en in het midden
Bert; hij was wel een hoofd grooter dan de
twee anderen, en droeg een lange zwarte
regenjas, die nu glom van het water.
Hé, als ze nu ook naar school kon, dan
had ze fijn haar kaplaarzen aange
kregen, bedacht Liesje; ze waren nog
bijna heelemaal nieuw, nog maar een paar
keer had ze ze aangehad. Nu met zulke giet-
buien zouden ze wel goed te pas zijn geko
men.
Blan! riep ze de kamer in.
Mauw! klonk het antwoord uit een mand
je naast de kachel.
Er bolde zich een witte poesenrug, een
staart ging omhoog, er kwam een kopje te
voorschijn en toen stapte poes heel bedaard
uit haar mandje naar Liesjes bed.
Kom! Liesje sloeg met haar hand op het
dék, en met een sprongetje zat Blan er bo
venop.
Hierzoo! Poes liep over haar beenen en
rolde zich tevreden spinnend op het laken
naast Liesje.
Zoo! Ze streek liefkozend met haar hand
over de mooie witte vacht; die was veilig!
Toen keek ze weer naar de jongens die nu
vlak bij waren.
Dag! riepen Nan en Siem vroolijk en ze
zwaaiden allébei met hun hand.
Binnensmonds bromde Bert ook zoo iets
van: dag; even met een kort rukje ging zijn
hand omhoog, 't was of hij heelemaal niet
naar Liesje keek; hij gluurde maar even op
zij door een kiertje, maar toch had hij mis
schien het beste van alle drie gezien, het
blauwe figuurtje, een wuivend smal wit
handje ende witte poes!
Daar zat dat beest weer. Hij wou niet
kijken en kon het toch niet nalaten. Er
was jaloezie in zijm hart toen hij dat ronde
witte dotje daar vlak bij Liesje zag.
En Liesje? Als ze de jongens aan zag
komen keek ze altijd eerst naar Bert en
dat kwam doordat ze eigenlijk een beetje
bang voor hem was. Voor ze ziek werd,
gingen ze altijd met z'n vieren naar school,
er moesten heelemaal geen meisjes deze
kant op en daarom mocht ze vaak met de
jongens mee. Met Nan en Siem kon ze wel
gewoon piraten, maar Bert kon soms zulke
rare dingen zeggen en hij vond haar da
delijk kinderachtig. Toch was hij ook weer
de eerste die haar hielp als er iets was.
Maar nu met Blan. Liesje streelde over
■het kopje dat poes behagelijk langs haar
hand draaide; ze had de poes nog niet zoo
lang, maar toen ze haar aan de jongens had
laten zien, had Bert minachtend gezegd:
een poes, wat is daar nu aan! En toen
Liesje Blan op den grond had gezet, had
hij haar wild opgejaagd.
Later was het weer gebeurd, als Bert
de poes toevallig zag, kon hij haar nooit
rustig laten loopen. Bert wist natuurlijk wel
dat Liesje zooveel van Blan hield en hij
deed het alleen maar om haar te plagen
Maar dat had Liesje toch mis.
En Bert? Nan en Siem praatten gewoon
door; Liesje hadden ze wel gezien en mis
schien vaag de poes ook wel.
Maar Bert had de poes juist heel goed
gezien; hij kon niet uitstaan dat Liesje
haar poes had, en dan nog wel een witte.
Als een ander het tegen hem gezegd had,
zou hij stijf volgehouden hebben dat het
niet waar was, en toch was hij vreeselijk
jaloersch op Liesje.
bNDA<IIBLM)
I*If -I1 -u
EEUW
EIGENWILLIGE GODSDIENST.
Het (dit geslacht) is gelijk aan
de kinderkens die op de markten
zitten. Matth. 1116.
't Was een lastig, een boos en ontevreden
geslacht, waarmee de Heere Jezus tijdens
zijn omwandeling op aarde te doen had.
Het Woord was vleesch geworden en het
had Zijne heerlijkheid geopenbaard.
De blinden werden ziende, de kreupelen
wandelden, de melaatschen werden gerei
nigd, de dooven hoorden, de dooden werden
opgewekt, den armen werd het Evangelie,
de blijde boodschap van genade en verlos
sing verkondigd.
Met volle handen werden de zegeningen
over het volk van Israël uitgestrooid.
Maar nog was het volk niet tevreden. Het
luisterde niet naar de Schriften. Het kwam
niet in geloof tot den Heiland. Het verzette
zich tegen de roepstem van het Evangelie.
Waarbij zal ik dit geslacht vergelijken?..
En dan ziet Jezus daar de spelende kin
deren, die het oneens zijn over het spel
Het is gelijk de kinderkens die op de mark
ten ritten en die zich beklagen omdat de an
deren niet doen wat zij willen. „Wij hebben
op de fluit gespeeld, maar gij hebt niet ge
danst, wij hebben klaagliederen gezongen,
maar gij hebt niet geweend".
Jezus vergelijkt dus het weerbarstige volk
met de kinderen die hier sprekende worden
ingevoerd en die ontevreden zijn omdat de
kinderen niet met hun meespelen.
De kinderen dus die den haas willen spe
len over de anderen, die het spel willen be-
heerschen. De kinderen die door hun eigen
zinnigheid en heerschzucht den vrede ver
storen en het spel doen mislukken.
Zoo was het ook met de kinderen Israels.
Zij wilden niet buigen voor het Woord
Gods en rij weigerden te gelooven in den Ge
zondene des Vaders.
Zij zelf wilden den toon aangeven en zeg
gen hoe het moest.
Johannes, neen, die deugde niet, want hij
was te scherp en te somberhjj had den
duivel.
En Jezus was al evenmin een man naar
hun hart. Hij was te vrij en te licht en te
ruim. Hij at met de tollenaren en zondaren.
Zij hadden andere gedachten van den
Messias.
Nu ja, zij hadden wel het Woord Gods,
zij hadden wel Mozes en de profeten, zij
SNEEUWVLOKKEN.
Kapellen, Mank, ontfladderd paradijzen,
Dwarrelen duizelvlug, bij duizendtallen,
Tot vleugellam, tot vlokken zij zich ballen
En, windgedreven, aarzien en vergrijzen.
Uit hemel rein op donker slijk gevallen,
Zweven rij neer en rusten van hun reizen,
Zij willen morgen weer ten hemel rijzen,
Wanneer de zon vernevelt hun kristallen.
Neen, morgen niet Eerst moet door zwarte
schreden
Hun zuiverheid bezoedeld en vertreden
Of wreed gekneed door harde knapehanden.
Doch kan geen smart hun wezen heel ver
nielen.
Eens waait weer dooiwind over winterlanden
En stijgt de wierook van bevrijde zielen.
Héléne Swarth.
hadden wel de Schriften die van Jezus ge
tuigden, maar zij wilden toch iets anders.
Zij begeerden zelf den toon aan te geven.
Zij moesten, als de eigenzinnige kinderen
bij het spel, de leiding hebben.
Zij wilden óók God dienen, maar het was
een eigenwillige godsdienst. Hun vroomheid
was een vroomheid van eigen maaksel, los
van het Woord des Heeren.
Het geslacht der eigenzinnige en heersch-
zuchtige kinderen is ook nu nog niet uitge
storven. Zij zijn alleszins vroom en gods
dienstig, maargelijk aan de kinder
kens die op de markten zitten
Luisteren wij dan naar de vermaning van
den Heiland en aanvaarden we in ootmoed
de leiding Gods, het Woord Gods.
OVER „BRAVE" EN „LASTIGE"
KINDEREN.
IX.
Lastige kinderen.
Type V. Het plaagzieke kind.
Het feest vol verrassingen en gezellige
plagerijtjes, het Sint Nicolaasfeest, ligt
vlak achter ons. Misschien is van een nieuw
gekregen anto-tje reeds een wiel af of is
de veer gesprongen van een al te dikwijls
opgewonden wonderbaarlijk mecaniekje,
maar allo kook en marsepein is nog niet op,
al wordt de voorzichtig gebruikte voorraad
steeds kleiner. Wat een heerlijk kinderlijk
genot hadden ook volwassenen om de pla
gerijen, die dien avond bleken uitgedacht.
Kleine geschenken, welke verstopt waren in
eindelooze kluwens wol, briefjes, die uit
„den zak" kwamen en den geadresseerde
stuurden naar den zolder waar, onder de
hanebalken, een ander briefje lag, dat hem
weer zond naar den kelder, waar hij een
epistel ontdekte in het vliegenkastje, het
geen hem berichtte, dat hij in den tuin
moest zijn onder de rhododendron-struik
enz. enz. om hem tenslotte, na vele vergeef-
sche tochten, het geschenkje te doen vinden
achter een portretlijstje in de huiskamer,
waar „Sint" het misschien al twee dagen
geleden verborgen had. Grappige teleurstel
lingen werden ook bereid door zwarten
Piet, die onze moeite bij het uitpakken van
een stevig dichtgespijkerde kist beloonde
met een onnoozele turf of een oude aard
appel. Wat een gejuich ging er op, toen één
der kinderen in een marsepeinen appel
meende te bijten en het een stuik zeep bleek
te zijn.
Waarom is dit „plagen" zoo plezierig?
Omdat het uiteindelijk de bedoeling heeft
vreugde te bereiden.
Naast het pak met de turf en de aardap
pel liggen drie andere, die een werke
lijk geschenk bevatten. De omslachtige
moeite, die we ons soms moesten geven werd
ten slotte heerlijk beloond. Ditzelfde geldt
van de grappige gedichtjes, die kleine ge
breken misschien even aan de kaalk stellen,
doch waarna meer dan overvloedig balsem
op de geringe wonde wordt gelegd.
Al dit geplaag heeft niets te maken met
de plaagziekte van het kind, dat ik hier
wil bespreken. Ook niet het geestig steekspel
met woorden, dat in sommige gezinnen zoo
heerlijk kan worden gehoord en dat, mits
het in goede harmonie geschiedt, en men
tactvol binnen de perken blijft, slechts het
vernuft en de mond-vaardigheid der kinde
ren scherpt en hen zoo spelend en lachend
ontwikkelt. Neen, het plagen van het plaag
zieke kind heeft tot doel zelf te genieten van
het veroorzaken van pijn en leed anderen
aangedaan. De volksmond spreekt hier van
„treiteren", „judassen", „zuigen". De voor
naamste oorzaak is: machtswellust.
Een klein dier hinderen, een vlieg de pooten
uittrekken, gebrekkige lieden nabootsen en
najouwen, de juffrouw of meester op school
irriteeren 400r regelmatig de bank te laten
kraken of een breinaald te laten trillen geeft
een lustgevoel, doordat men onbewust het
besef heeft macht uit te oefenen.
Bij opzettelijke wreedheid (sadisme) is er
sprake van een laag zedelijk niveau. Hoe
primitiever de mensch is, hoe sterker der
gelijke neigingen zich zullen vertoonen.
Ieder heeft in aanleg deze trek in z'n ka
rakter. Dat deze zondige neiging echter bij
velen niet tot uiting komt in daden, ont
staat doordat een juist zedelijk besef en
ware menschenliefde dergelijke neertrekken-
den het karakter bedervende gewoonten on
derdrukt.
Helaas moet gezegd, dat vele volwassenen
inplaats van door een goede sfeer thuis en
een juiste gewoontevorming de kinderen
vroeg deze aangeboren wreedheid te leeren
beteugelen, zélf voorgaan in het martelen
van dieren en het plagen van kinderen. Vele
volwassenen schijnen er een duivelsch ge
noegen in te hebben kleine kinderen te trei
teren en tot huilens toe te plagen. Groote,
sterike mannen ontzien zich niet kinderen