A
e Is
n
52
"C
s
fl
a dt<
1-i-a-s-g0
a i« s"s jd .a -3a -s a
(A
O
6
i-S
S 61
2 a
#5|&-g
WT
Wenken op electrisch gebied
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
Rondgang dooi den Bam-dooM.
V
c*
B3
te
a
5 m
3 O
O b
■M
S
-i
•b
Q
o
a
•e
CP
w
N H
CD nj
zi 1X3
T3 M
O
to
s 3
a
a>
ra
-3
o
2 5
"I
<D
s? .2
<D
Cd rt
aJ
d d
CD CD
t3
5 -Ö
rt o
P
.2 73 a
■n m
d 3
s
CD
-g
cd d
"3
»A%
Ilia
-Ö S
fl-0
cd
o
CD
r±4
O
Is
.n
a
S.2W
ri a
cp
"H 5 fi 9 3 S C^H
sM5S23®wts®
CO TJ d 1
CT1"
s^-g
d 0)-P p CD
■^.SsS
3.8
u
SI O Q
o> cd bo rP i cd
L. ,h i O
o sd a
THi^rr7r~gr
S-^-3
a sm .2
d CO rrt id
-£ o d O
d a <D
M-c S tj
*- w
(D 2 t"0
a d
1 -a m
SW
cd fj cd
bo gq cd Td
ca
Q
Q
^d
CP ffl
2 t
d s
- d
d cd
cd
b 9
-dad
bo S T3
«®*w§
•-3.Q N
'T°i d'y
d a
cd
Oc d
f-4 w w
h
cd
,d d
d
o
g>
XT
cd
cd
a
o dij
l-a S
id O d
aa
O AJ -C J5
o -
d a d d
d t»o Cd d
-S f> o
d d
cd d d Td
fl^pq^o
o o
Ou ba o O Td
n jm
g -§ Sf-3 S .s
o
d t3
M ®u+J M S" °2 cd
o 3 m -a pd-ïï1-- o dfi'fv-S
ga>®d -ag^M® o®§
tl >Tl O k m Gai
—trn'TT-
t-<
2 fl2s
d :z? ®3
SN &S>
S."'
>r -*-P r-« Vf w
p m Ö-Ö ^3
±UI
a.
CO
"a
S
2 d d
0} I »H
13 13
^2^.1
•a-&d a
-s &a
■2 I
RT3
eruit ziet, wèi dat üij aJJes heeft gemaakt
en altijd voor ons zorgt."
Men denke toch niet dat dit antwoord te
moeilijk voor het kind is, de practijk leert
juist het tegendeel. Reeds aan heel kleine
kinderen kan men op deze manier juiste
denkbeelden bijbrengen omtrent onze ver
houding tot God.
Toen ditzelfde kind vier jaar was, las ik
uit den Kleuterbijbel van Van der Hulst
voor de paradijsgeschiedenis en den zonde
val. Van der Hulst schrijft daar op kinder
lijke wijze, zooals hij alleen dat kan, hoe een
booze engel gebruik makend van een slang,
Eva verleidt. Bij de beschrijving van de ver
jaging uit bet paradijs vroeg het kind, haar
tranen wegslikkend: „Maar ze konden er
toch niets aan doen, 't was toch de schuld
van den boozen engel?" Ik antwoordde: „Ze
konden er wel aan doen, want ze hadden
niet naar den boozen engel moeten luiste
ren, ze hadden „neen" moeten zeggen en
weg moeten gaan inplaats van van den
boom te eten". Het kind zag de juistheid
van deze redeneering in, maar was nog niet
uitgevraagd. Mij met groote oogen aankij
kend, vroeg het: „Vader, waarom heeft de
Heere God die booze engel gemaakt?" (al
vorens verder te gaan, deel ik uitdrukkelijk
mee: le dat het kind een gewoon normaal
kind is als ieder ander; 2e dat mijn beschrij
ving natuurlijk letterlijk het gebeurde weer
geeft). Ik antwoordde niet: „Dat weet ik
niet", daar het voor de hand lag dat het
kind dan de schuld aan God zou geven. Ik
antwoordde: „God heeft de engel goed ge
maakt, maar hij was niet tevreden, hij wilde
net zoo knap als God zijn en daarom werd
hij boos op God". De nadenkende lezer zal
met mij eens zijn dat hiermee de vraag
naar den oorsprong van het kwaad niet vol
komen is opgelost, dat is ook een der moei
lijkste theologische problemen, en niet van
een aard, om met een vierjarig kind te be
handelen. Wel was de vraag zoo ver mo
gelijk en zoo kinderlijk mogelijk beantwoord,
en het is mijn vaste overtuiging, dat men
binnen de grenzen van het kinderlijk besef
zoo juist mogelijke antwoorden moet ge
ven. Nu ikan men mij vragen: „Ja, maar,
dat kan niet iedereen." Ik antwoord hier
op: „Uit een en ander blijkt dus den ouders
dat ze zelf maar te zorgen hebben, ten eer
ste: zich steeds zoo goed mogelijk de kinder
lijke gedachtengang eigen te maken (dit
leert men al doende, en sommige moeders
verstaan dit voortreffelijk), ten tweede: be
hoorlijk op de hoogte te zijn van eigen gods
dienst- en wereldbeschouwing, en deze ken
nis op eenvoudige, duidelijke wijze onder
woorden te kunnen brengen.
Men mag dit veel gevergd vinden, het is
niet te veel gevergd. Ieder kind heeft recht
op ouders, die meer weten dan de prijs van
een liter melk en een winterjas.
Ik. mag hier m'n lezers met nadruk wijzen
op hun doopbelofte. Deze werkelijk behoor
lijk te vervullen is slechts mogelijk wanneer
aan de bovengestelde twee eischen wordt
voldaan.
Ik ben wat lang stil blijven staan bij het
kleine kind ditmaal en kom de volgende
keer D.V. op dit „altijd vragenstellende
kind" nog weer terug, maar dan zal het
gaan over het lagere school-kind.
P. W. J. STEINZ.
RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK.
Zelf opnemen van vamofoonplaten.
We komen tenslotte aan de beschrijving
van de methode waarop we de onderdeelen,
die wij reeds behandelden, schakelen.
Dit zal geen moeilijkheden met zich mee
brengen, mits we over een radio-toestel met
pick-up aansluiting beschikken. De meeste
toestellen hebben een dergelijke aansluiting,
maar voor degenen, die dit niet hebben, wil
len we even aangeven, hoe wij dat zelf
maken.
We zoeken de roosteraansluiting op van
de detectorlamp. (Dat is het z.g. dichtst bij-
zijnde pennetje van de tweede lamp, De
tweede lamp is meestal in zelfgebouwde toe-
OVER ECHTSCHEIDING.
Prof. Dr H. Th. Obbink te Utrecht schrijft
in het Algemeen Weekblad een artikel over
de wetgeving op de echtscheiding.
„Het getal echtscheidingen," aldus prof.
Obbink, „neemt ook in ons land hand over
hand toe. Men schrikt als men de statistie
ken daaromtrent leest. Het heeft bovendien
den schijn dat verre de meeste echtscheidin
gen plaats vinden op een wijze die eigenlijk
een bntduiking is van de Nederlandsche
wetgeving, die echtscheiding alleen toelaat
als bij een der partijen schuld aanwezig
is. En wel een zeer bepaalde schuld.
Nu wordt die „schuld" door de echtge-
nooten die willen scheiden, als voorwend
sel gebruikt en de rechter heeft niet tot
taak te onderzoeken of de opgegeven reden
gefingeerd of werkelijk is.
Ik ben overtuigd dat de soepelheid der
tegenwoordige, wettelijk toegelaten practijk
der echtscheiding het verantwoordelijk
heidsbesef bij zeer velen in slaap heeft ge
sust. Men zit immers niet langer aan el
kander vast dan men zelf wil.
Het komt dan ook voor het is natuur
lijk niet te zeggen hoe veelvuldig dat
men in de eerste jaren den „kinderzegen"
ontwijkt, omdat het immers praktisch een
„proefhuwelijk" is. En deze dingen zijn
thans wettelijk gesanctioneerd door de ge
makkelijkheid der echtscheiding.
Het is mijn bedoeling niet, den staat als
zedemeester te doen optreden, maar nog
veel minder meen ik dat de staat maatrege
len mag nemen of bestendigen, waardoor
het zedelijk besef bij ons volk wordt ver
zwakt en vertroebeld. En toch zijn we nu
reeds zoover gekomen.
Eh het spreekt vanzelf dat, eenmaal op
dat hellend vlak zijnde, de eisch hoorbaar
wordt dat het „nog gemakkelijker" moet,
waardoor het „proefhuwelijk" ook wettelijk
een schijn van recht ontvangt. Dat die eisch
wordt gemotiveerd met de redeneering dat
de geldende eisch van „schuld" in den
grond onzedelijk is, omdat immers in de
meeste gevallen schuld wordt „geconsta
teerd", ligt voor de hand.
stellen de detectorlamp.) We verbinden nu
microfoon of pick-up eenerzijds aan dat
rooster en anderzijds aan aarde. We missen
dan echter de zoo zeer gewenschte negatieve
roosterspanning voor de pick-up. Daarom is
het beter een batterijtje van lVz volt met de
positieve kant (d.i. het korte stripje) aan
aarde te verbinden en de overblijvende ne
gatieve kant aan één kant van de pick-up.
Zonder deze voorspanning werkt de pick-up
ook, maar de laatste methode geeft een veel
mooiere weergave.
De schakeling om een plaat op te nemen
wordt nu als volgt:
Microfoon (eventueel tweede luidspreker)
verbinden we met de pick-up aansluiting
van het toestel. In de luidspreker busjes
komt het opname apparaat, d.w.z. de snij-
pick-up, welke op het opname apparaat ia
bevestigd. Spreken we in de microfoon,
dan zullen er dus in de snijpick-up trillin
gen ontstaan, die we kunnen opnemen in
een vlakke plaat. Voordat we echter aan
geven hoe we dat doen, eerst nog iets an
ders. Teneinde de snijpick-up voor „ompo-
len" te behoeden is het noodig, dat we deze
z.g. stroomloos schakelen. Dit doen we door
tusschen luidsprekeraansluiting en pick-up
een luidspreker beveiling te schakelen, welke
bestaat uit 2 blokcondensatoren van ongev.
4 mfd. en een smoorspoel. Beter als een derge
lijke beveiliging is 'n uitgangstransformator.
Deze zijn echter nog al prijzig en het is maar
luk raak of de aanpassing goed is, zoodat
U met een willekeurige transformator groote
kans hebt op een schor en vervormd geluid.
Hebben we echter de transformator met een
goede aanpassing gevonden, dan kunnen we
een betere kwaliteit bereiken als met een ge-
woDe beveiliging. Hoe we een aanpassings-
transformator met verschillende aanpassin
gen kunnen maken vindt U heel duidelijk
beschreven in het boekje van Jan Gertsen:
De Avro huisschijf, waar voor een opname
amateur talrijke gegevens meer in staan.
Om te beginnen kunt U het echter best
met de combinatie van blok en smoorspoel
doen.
Welke platen gebruiken we nu en hoe
snijden we nu de groef in de plaat?
Er zijn verschillende platen voor opname
in den handel. De goedkoopste zijn de gela
tine plaatjes, waarmee ook wij onze eerste
experimenten uitvoerden. De gelatine is een
nogal tamelijk welke substantie. Hierin is dus
gemakkelijk met een eenigszins scherp voor
werp een groef te maken. We gebruiken
daarvoor een z.g. snjjnaald, welke voor een
paar centen in iedere goede radiozaak is te
verkrijgen. Deze naald kunt U éénmaal ge
bruiken. Hij is gemaakt in den vorm van een
beiteltje. Draait de gelatine plaat, dan zet
men de pick-up met de snijnaald op de plaat,
terwijl het overbengingsmechanisme van de
snijpick-up ingeschakeld is. U zult nu zien,
dat er op de plaat een groef gekrast wordt.
Het is de bedoeling, dat U den draad, die op
deze manier uit de groef „beitelt", oppakt en
n- tjes geleidt.
Soms ontstaat heelemaa! geen groef. De
pdck-up is dan te licht en deze kunnen we
dan verzwaren met een bijgeleverd gewichtje,
zoodat er wel een groef ontstaat. We
moeten ons echter niet voorstellen aan een
schaafbank te staan, daar het de bedoe
ling is, dat we een heel fijne draad uit de
plaat snijden, die zoo sterk is, dat hij juist
niet breekt.
De gelatine-platen hebben echter het na
deel nogal te ruischen bij het afspelen.
Daar ze goedkoop zijn zullen we er onze ex
perimenten mee beginnen, maar hebben we
wat routine, dan kunnen we beter over
gaan naar andere platen. We kennen er
vele en iedere plaat heeft weer zijn bijzon
dere voordeelen. Wij hadden een heel goed
resultaat met de z.g. Simplex-platen. Deze
zijn van glas waarop een laklaag is aange
bracht. Deze laag is vrij zacht en nadat we de
plaat gesneden hebben, wordt de laklaag
met een chemisch middel gehard en gepo
lijst. Ze zijn dan even hard als gewone gra-
mofoonplaten en zijn ook even dikwijls af
speelbaar. Wij namen daar proeven mee
en hebben een plaat heelemaal afgekrast,
ze bleef echter heel goed.
De volgende week hierover meer.
Vragen: M. L. te Y. Het spijt ons dat
u geen succes met onzen raad hebt gehad.
Misschien is uw antenne te lang, zoodat
uw afstemkring al vanzelf op een te hooge
golflengte is afgestemd. Probeert u de an
tenne eens wat in te korten.
Vraag: Wat beteekent het, als een toestel
selectief is binnen 8 KH?
Zooals u weten kunt wordt de golflengte
tegenwoordig veel aangegeven in Kilocycles.
Zoo zendt Hilversum of beter gezegd Koot
wijk op een golflengte van 160 Kc.
Bij internationale afspraak is men over
eengekomen dat de verschillende zendsta
tions minstens 9 Kc in golflengte moeten
verschillen. Is nu een toestel selectief bin
nen 8 KH, dan beteekent dit dat het sta
tions kan scheiden, die maar 8 Kc uit elkaar
„liggen, zoodat een toestel, wat aan dergelijke
eischen voldoet zeer selectief is.
J. D. te K. Dank voor uw mededeelingen.
Wij kunnen niet ineens voldoen aan uw
vraag een dergelijk schema te plaatsen,
maar dit lijkt ons ook niet noodig. Hebt u
wel de juiste neg. roosterspanning aan de
eindlamp gegeven? Verdere bromneiging
kan zijn oorzaak vinden in het feit, dat de
anode spanning niet genoeg is afgevlakt. Zet
u hier eens extra 4 mfd. bij. Hebt u wel
voor een goede aarde zorg gedragen?
Het ultrakorte golf-station met de roep
letters UKG bestaat niet. Het is echter een
veel gebruikte afkorting van „ultra korte
golf', en kunt u deze letters niet opgevan
gen hebben uit een gesprek van amateurs
onderling?
J. P. O. te G. Op de vraag hoeveel u ver
stookt aan electriciteit met 8 lichtpunten,
kunnen wij u niet zonder meer een ant
woord geven. Brandt u over het algemeen in
één kamer tegelijk licht, of hebt u het te
gelijkertijd in meerdere kamers branden.
Wilt u alleen maar licht hebben of ge
bruikt u het ook om b.v. te strijken?
Als u dit ons even opgeeft zullen we een
betrekkelijk nauwkeurige kostenberekening
opgeven.
A_
door H. ZEEBERG.
9.) o
Hij beschouwde het als een soort wraak
neming tegen de schijnheilige Christenen,
die hij haatte. Hij vond dat mijn vader maar
eens moest zien,dat ik hem niet noodig had.
En hij was bepaald woedend, toen ik eens
vroeg, of men thuis nu niet moest weten,
waar ik zat. Ik moest eens probeeren, te
schrijven! Dat deed ik ook niet. Vermoede
lijk had oom naar den burgerlijken stand
van mijn geboorteplaats geschreven, want de
stukken waren in Raalte, zooals je weet de
woonplaats van Neerlandt. Ik vertrok dus
naar Delft, waar ik ongekend hard heb ge
werkt, zelfs in de vacanties. Ontspanning
gunde ik mij niet, want ik wilde zoo spoe
dig mogelijk klaar zijn, daar ik studeerde
van het geld van een ander. En daar kwam
nog bij, dat ik met hard werken mijn ver
driet verzette. Er waren dagen, dat ik hard
naar huis verlangde, tenminste naar moe
der en mijn zuster. Niet naar vader toen.
Die had zoo ruw ingegrepen. Soms had ik
neiging naar moeder te schrijven. Het was
wel zoo ongeveer te berekenen, dat de brief
arriveerde, als mijn vader bijvoorbeeld naar
de markt was, maar ik deed het niet. Want
de brief mocht eens in zijn handen komen!
En ik was te koppig, tegenover hem onge
lijk te bekennen."
„Als u het gedaan had, was het mogelijk
anders gegaan. Wie weet, hoeveel spijt uw
vader had", meende Ina.
„O, neen. Het ergste komt nog. In Delft
verliep de studie zeer vlot. Tengevolge van
het harde werken deed ik alle examens cum
laude en verliet met lof de school. Al heel
spoedig had ik een betrekking aan den Rijks
waterstaat. De toekomst lachte mij tegen.
Maar gelukkig was ik niet, 'k moet het eer
lijk bekennen. De onrust knaagde. En het
feit, dat ik ging trachten, het gedrag van
mijn vader te verklaren, was het bewijs,
dat ik haakte naar herstel van het gebeur
de. Het kwam, 't was nog vóór ik met mama
verloofd was, zoover, dat ik een brief naar
huis schreef. Oom Neerlandt, die een dagje
ouder werd, wist er niets van. Hij heeft het
nooit geweten. Ik vroeg in dat schrijven, of
ik naar huis komen mocht en of het ge
beurde niet vergeten kon worden; deelde
mede, dat ik geslaagd was in het doel, dat
ik mij had gesteld en een goede positie
had. Aan het slot van den brief vroeg ik
miijn vader om vergeving. Dat was ge
meend, Ina."
„En?" vroeg zij1, in groote spanning, hoe
wel uiteraard begrijpend, dat de toenade
ring niet gekomen was.
„Zenuwachtig wachtte ik op het ant
woord. Dat veel eerder kwam dan ik ver
moedde. Het adres was door mijn vader
geschreven. Toen ik de enveloppe opende,
haalde ik er alleen mijn brief uit
Ina slaakte een kreet.
„Dat moet u pijn gedaan hebben," merkte
zij OP'. „In elk geval was het verkeerd van
grootvader. We moeten vergeven, niet
éénmaal, maar zeventig zeven maal, staat er
in den bijbel. Had grootmoeder ook geen
enkel woordje geschreven?"
„Neen, maar dat zegt niets. Allereerst
kon moeder overleden zijn. Maar dat was
niet waarschijnlijk. Dan had oom Neerlandt
wel een kaart otnvangen. Het meest voor
de hand liggende was, dat moeder den brief
niet eens heeft gezien. Ik was er kapot van,
dat ik zonder meer mijn brief terug kreeg.
Maar ik gaf den moed niet op en schreef
ongeveer een maand later weer een brief.
Die kwam ongeopend terug met de bemer
king: „Terug afzender". Die woorden wa
ren door vader geschreven!"
„Wat is grootvader dan toch voor een
man?" vroeg Ina, op wier aantrekkelijk ge
zicht verontwaardiging te lezen was.
„Begrijp je hu, Ina, dat a 11 e s in mij ge
broken was? Ik ben opgevoed bij1 den bijbel.
Bezocht de Christelijke school en de cate
chisatie. Was eerst lid van een knapenver-
eeniging, daarna van een jongelingsvereeni-
ging. Thuis werd godsdienstig geleefd. We
gingen trouw ter kerk. En toen kwam die
strubbeling. Ik meen te mogen zeggen, dat
mijn vader niet verstandig gehandeld heeft.
Hij had moeten zien, dal ik voor boer niet
NAJAAR.
Nu staan de boome' in ijlen mist geweven,
't getakte webt zich ragfijn in de lucht.
Kil treurt de wind door vreugd-verlaten
dreven;
doodsspel van dorre blaere' is al 't gerucht.
En in den na-noen roodt zich 't Westen
even,
of, zwaar-gewond, vermoeid na lange vlucht.
Dag op dien dorpel zich wat rust wil geven,
en langer voor vervolging niet meer ducht.
Droom-stille vliet, in rimpelloozen toover,
weerspiegelt wolke' en hoornen wonder-
teêr,
in bleek-verstorven licht, daar vroom be
waard.
Wat wilgekoppen bukken troostloos over
den zwarten oeverrand en staren neêr,
en huiv're om eigen droef verval vervaard.
in de wieg was gelegd. Maar laat ons nu
aannemen, dat i k alleen de schuldige was,
ik erken, dat ik schuld heb, dan had mijln
vader mij behooren te vergeven. Over zijn
eerste daad zwijg ik; zdjn tweede was on
christelijk. Den godsdienst had ik vaarwel
gezegd. De ondervonden behandeling had
mij te diep gegriefd. En oom Neerlandt
deed de rest. Maar tóch niemand kan
geheel zijn opvoeding vergeten. Dat ik, vol
gens je moeder en Gretha, conservatief ben
en ingetogen leef, schrijf ik toe aan mijn op
voeding. Soms had ik heimwee naar het
oude. Maar de tweede daad van mijn vader
deed de deur dicht. Dat is geen vroomheid.
Aan vrome woorden hebben wij niets. We
mtoeten daden zien. Sindsdien ben ik totaal
onverschillig geworden. Maar nu zul je ook
begrijpen, dat ik je niet heb tegengewerkt,
toen je vertelde, dat je naar de kerk ging.
Als je het goede vindt, ben je gelukkig, kind.
Ik heb het goede gezien, vooral bij moeder.
Maar ook hij vader, naar ik meende. Maar
het ideaal is vernietigd. En sindsdien laat
het mij persoonlijk koud."
„Ik weet niet, of u gelijk hebt, papa. Maar
ik sprak in dezelfden geest eens met Mien
en zeide, dat zooveel Christelijke menschen
toch verkeerde dingen doen, die men niet
zou verwachten. Zij zeide, dat ik niet verge
ten moest, dat ook Christenen zondige men
sehen waren. Ik mtoest niet zien op de
Christenen, maar op den C h r i s t u s."
„Aan ge-theoretiseer heb ik niets," zeide
de ingenieur ietwat ongeduldig.
Ina zweeg. Zij wist trouwens zelf niet,
wat zij er van denken moest.
„De rest is spoedig verteld, kind. Ik
kwam in kennis met mama, die het rechte
niet weet, al heb ik haar natuurlijk wel iets
verteld. Mijn naam was toen trouwens al
Neerlandt Mieras en ik gebruikte het eerste
deel. Wiji zijn getrouwd. Oom Neerlandt is
gestorven. En nu leven we, zooals wij le
ven. Het gaat thuis niet naar mijn zin,
maar tóch kan ik je moeder en Gretha hun
in mijn oogen wufte levenswijze niet kwalijk
nemen. Zijl weten niet beter. Jij bent altijd
anders geweest, 'kweet niet waardoor. Dat
heeft natuurlijk gemaakt, dat wiji ons tot
elkaar voelden aangetrokken en het best
met elkaar kunnen vinden, niet?"
Ina glimlachte en leunde tegen den
schouder van haar vader.
„U hebt mij altijd begrepen," zeide zij.
„Maar, papa, weet u nu niets van uw
ouders en uw zuster?"
„Hoe zou ik het weten?" was de bittere
wedervraag. „Ik ben weggestooten als een
schurftige hond. Beiden kunnen overleden
zijn. 'k Weet er niets van. Beiden kunnen
nog leven."
„Waar was die boerderij, vader?"
Ingenieur Neerlandt Mieras zag zijln
dochter strak in de oogen en zeide lang
zaam: „Je moogt niet naar Zuidstad, Ina,
want onder den roolk van dat stadje, een
kwartier loopen, ligt de- boerderij, waar ik
geboren ben. Het verleden moet dood zdjn.
Je moogt er niet heen. En nu wandelen wij
naar het dorp terug."
Ontzet zag Ina haar vader aan: deze ont
knooping had zij in de verste verte niet ver
moed
Onze problemen.
Tot en met Maandag 29 November a.s.
heeft men tijd om de oplossingen in te zen
den. Probleem IV (gevorderden) schijnt ve
len hoofdbrekens te kosten. Men vraagt mij
of de stand wel goed is. Het antwoord daar
op is: de stand is goed, de oplossing moei
lijk! Zoeken, vrienden! En dan is de beloo
ning van de ontspanning-gevende-inspan
ning, de voldoening een zoo moeilijk vraag
stuk te hebben opgelost. Wij rijm benieuwd
wien het gelukken zal.
In de volgende rubriek komen de oplos
singen. U weet 't adres waarheen uw inzen
ding moet: Jur. Schroder, Stadionstr.
29, Amsterdam-Zuid.
Uit de partij.
Volharden tot het einde.
Ook in het damspel brengt volharding
tot het einde de belooning. Maar ook indien
de allerlaatste zet van een partij foutief is,
Verspeelt men soms in één moment een
voordeel, dat moeizaam in uren is verkre
gen.
Zoo ging het in de partij tusschen M. R.
C. Stahlberg en J. van Amstel om den
Meestertitel 1937'38.
Eerstgenoemde had in een fraaie partij
voordeel weten af te dwingen. Van Andel
hield dapper vol, Stahlberg volhardde niet
tot het eind; van Amstel wél! Zoo ontging
Stahlberg de belooning (de winst) en kreeg
van Amstel een prijs voor zijn volharding
(de remise).
Hier is de stand:
Van Amstel (zwart).
12 3 4 5
6
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49 50
Stahlberg (wit).
Wit was aan zet en nam dam op 5
De partij werd remise. Had Stahlberg op
4 dam genomen, hij zou gewonnen hebben.
Zoekt u eerst even naar die winst zonder
mijn analyse te raadplegen?
Wit: Zwart:
1. 104 3439
verplicht; moet de lijn 650 over, anders
lukt hem dit nooit meer.
2. 4—22 3943
verplicht!
3. 22-4!
Nu kan zwart geen dam halen op 48,
want dan speelt wit 422. Dat ziet ul
Op 49 dan? Ook niet! Dan volgt 2722;
zwart 49X18 en wit slaat 4X36!
Kan zwart zich dan niet redden door een
offer? Probeert n dit maar eens! Of 2631
slaat wit 27 X36. Weer kan zwart geen dam
nemen (op 4349 volgt 3631, 49X36; 37
—31, 36X27; 4X36 en wint. Op 43—48
volgt direct 3227.)
Het offer 1621? Wel, dan wit 27X16.
Nog kan zwart geen dam nemen. U ziet dat
wel!? Op 4348 speelt wit 436 en op 43
49 eveneens.
En 2schijven offeren, brengt zwart in een
1 om 4 stand. En 4 tegen 1 is gewonnen. In
999 van de 1000 gevallen. Zoo ook hier!
Een leerzaam eindspel!
Tot slot een ondeugende opmerking aan
het adres van het duo de HaasHoogland,
dat beweert, dat er geen eindspel mogelijk
is zonder het „systeem Hoogland"; „en dit
dan, mijne heeren?"