A e Is n 52 "C s fl a dt< 1-i-a-s-g0 a i« s"s jd .a -3a -s a (A O 6 i-S S 61 2 a #5|&-g WT Wenken op electrisch gebied DE BOERDERIJ AAN DE VAL Rondgang dooi den Bam-dooM. V c* B3 te a 5 m 3 O O b ■M S -i •b Q o a •e CP w N H CD nj zi 1X3 T3 M O to s 3 a a> ra -3 o 2 5 "I <D s? .2 <D Cd rt aJ d d CD CD t3 5 -Ö rt o P .2 73 a ■n m d 3 s CD -g cd d "3 »A% Ilia -Ö S fl-0 cd o CD r±4 O Is .n a S.2W ri a cp "H 5 fi 9 3 S C^H sM5S23®wts® CO TJ d 1 CT1" s^-g d 0)-P p CD ■^.SsS 3.8 u SI O Q o> cd bo rP i cd L. ,h i O o sd a THi^rr7r~gr S-^-3 a sm .2 d CO rrt id -£ o d O d a <D M-c S tj *- w (D 2 t"0 a d 1 -a m SW cd fj cd bo gq cd Td ca Q Q ^d CP ffl 2 t d s - d d cd cd b 9 -dad bo S T3 «®*w§ •-3.Q N 'T°i d'y d a cd Oc d f-4 w w h cd ,d d d o g> XT cd cd a o dij l-a S id O d aa O AJ -C J5 o - d a d d d t»o Cd d -S f> o d d cd d d Td fl^pq^o o o Ou ba o O Td n jm g -§ Sf-3 S .s o d t3 M ®u+J M S" °2 cd o 3 m -a pd-ïï1-- o dfi'fv-S ga>®d -ag^M® o®§ tl >Tl O k m Gai —trn'TT- t-< 2 fl2s d :z? ®3 SN &S> S."' >r -*-P r-« Vf w p m Ö-Ö ^3 ±UI a. CO "a S 2 d d 0} I »H 13 13 ^2^.1 •a-&d a -s &a ■2 I RT3 eruit ziet, wèi dat üij aJJes heeft gemaakt en altijd voor ons zorgt." Men denke toch niet dat dit antwoord te moeilijk voor het kind is, de practijk leert juist het tegendeel. Reeds aan heel kleine kinderen kan men op deze manier juiste denkbeelden bijbrengen omtrent onze ver houding tot God. Toen ditzelfde kind vier jaar was, las ik uit den Kleuterbijbel van Van der Hulst voor de paradijsgeschiedenis en den zonde val. Van der Hulst schrijft daar op kinder lijke wijze, zooals hij alleen dat kan, hoe een booze engel gebruik makend van een slang, Eva verleidt. Bij de beschrijving van de ver jaging uit bet paradijs vroeg het kind, haar tranen wegslikkend: „Maar ze konden er toch niets aan doen, 't was toch de schuld van den boozen engel?" Ik antwoordde: „Ze konden er wel aan doen, want ze hadden niet naar den boozen engel moeten luiste ren, ze hadden „neen" moeten zeggen en weg moeten gaan inplaats van van den boom te eten". Het kind zag de juistheid van deze redeneering in, maar was nog niet uitgevraagd. Mij met groote oogen aankij kend, vroeg het: „Vader, waarom heeft de Heere God die booze engel gemaakt?" (al vorens verder te gaan, deel ik uitdrukkelijk mee: le dat het kind een gewoon normaal kind is als ieder ander; 2e dat mijn beschrij ving natuurlijk letterlijk het gebeurde weer geeft). Ik antwoordde niet: „Dat weet ik niet", daar het voor de hand lag dat het kind dan de schuld aan God zou geven. Ik antwoordde: „God heeft de engel goed ge maakt, maar hij was niet tevreden, hij wilde net zoo knap als God zijn en daarom werd hij boos op God". De nadenkende lezer zal met mij eens zijn dat hiermee de vraag naar den oorsprong van het kwaad niet vol komen is opgelost, dat is ook een der moei lijkste theologische problemen, en niet van een aard, om met een vierjarig kind te be handelen. Wel was de vraag zoo ver mo gelijk en zoo kinderlijk mogelijk beantwoord, en het is mijn vaste overtuiging, dat men binnen de grenzen van het kinderlijk besef zoo juist mogelijke antwoorden moet ge ven. Nu ikan men mij vragen: „Ja, maar, dat kan niet iedereen." Ik antwoord hier op: „Uit een en ander blijkt dus den ouders dat ze zelf maar te zorgen hebben, ten eer ste: zich steeds zoo goed mogelijk de kinder lijke gedachtengang eigen te maken (dit leert men al doende, en sommige moeders verstaan dit voortreffelijk), ten tweede: be hoorlijk op de hoogte te zijn van eigen gods dienst- en wereldbeschouwing, en deze ken nis op eenvoudige, duidelijke wijze onder woorden te kunnen brengen. Men mag dit veel gevergd vinden, het is niet te veel gevergd. Ieder kind heeft recht op ouders, die meer weten dan de prijs van een liter melk en een winterjas. Ik. mag hier m'n lezers met nadruk wijzen op hun doopbelofte. Deze werkelijk behoor lijk te vervullen is slechts mogelijk wanneer aan de bovengestelde twee eischen wordt voldaan. Ik ben wat lang stil blijven staan bij het kleine kind ditmaal en kom de volgende keer D.V. op dit „altijd vragenstellende kind" nog weer terug, maar dan zal het gaan over het lagere school-kind. P. W. J. STEINZ. RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK. Zelf opnemen van vamofoonplaten. We komen tenslotte aan de beschrijving van de methode waarop we de onderdeelen, die wij reeds behandelden, schakelen. Dit zal geen moeilijkheden met zich mee brengen, mits we over een radio-toestel met pick-up aansluiting beschikken. De meeste toestellen hebben een dergelijke aansluiting, maar voor degenen, die dit niet hebben, wil len we even aangeven, hoe wij dat zelf maken. We zoeken de roosteraansluiting op van de detectorlamp. (Dat is het z.g. dichtst bij- zijnde pennetje van de tweede lamp, De tweede lamp is meestal in zelfgebouwde toe- OVER ECHTSCHEIDING. Prof. Dr H. Th. Obbink te Utrecht schrijft in het Algemeen Weekblad een artikel over de wetgeving op de echtscheiding. „Het getal echtscheidingen," aldus prof. Obbink, „neemt ook in ons land hand over hand toe. Men schrikt als men de statistie ken daaromtrent leest. Het heeft bovendien den schijn dat verre de meeste echtscheidin gen plaats vinden op een wijze die eigenlijk een bntduiking is van de Nederlandsche wetgeving, die echtscheiding alleen toelaat als bij een der partijen schuld aanwezig is. En wel een zeer bepaalde schuld. Nu wordt die „schuld" door de echtge- nooten die willen scheiden, als voorwend sel gebruikt en de rechter heeft niet tot taak te onderzoeken of de opgegeven reden gefingeerd of werkelijk is. Ik ben overtuigd dat de soepelheid der tegenwoordige, wettelijk toegelaten practijk der echtscheiding het verantwoordelijk heidsbesef bij zeer velen in slaap heeft ge sust. Men zit immers niet langer aan el kander vast dan men zelf wil. Het komt dan ook voor het is natuur lijk niet te zeggen hoe veelvuldig dat men in de eerste jaren den „kinderzegen" ontwijkt, omdat het immers praktisch een „proefhuwelijk" is. En deze dingen zijn thans wettelijk gesanctioneerd door de ge makkelijkheid der echtscheiding. Het is mijn bedoeling niet, den staat als zedemeester te doen optreden, maar nog veel minder meen ik dat de staat maatrege len mag nemen of bestendigen, waardoor het zedelijk besef bij ons volk wordt ver zwakt en vertroebeld. En toch zijn we nu reeds zoover gekomen. Eh het spreekt vanzelf dat, eenmaal op dat hellend vlak zijnde, de eisch hoorbaar wordt dat het „nog gemakkelijker" moet, waardoor het „proefhuwelijk" ook wettelijk een schijn van recht ontvangt. Dat die eisch wordt gemotiveerd met de redeneering dat de geldende eisch van „schuld" in den grond onzedelijk is, omdat immers in de meeste gevallen schuld wordt „geconsta teerd", ligt voor de hand. stellen de detectorlamp.) We verbinden nu microfoon of pick-up eenerzijds aan dat rooster en anderzijds aan aarde. We missen dan echter de zoo zeer gewenschte negatieve roosterspanning voor de pick-up. Daarom is het beter een batterijtje van lVz volt met de positieve kant (d.i. het korte stripje) aan aarde te verbinden en de overblijvende ne gatieve kant aan één kant van de pick-up. Zonder deze voorspanning werkt de pick-up ook, maar de laatste methode geeft een veel mooiere weergave. De schakeling om een plaat op te nemen wordt nu als volgt: Microfoon (eventueel tweede luidspreker) verbinden we met de pick-up aansluiting van het toestel. In de luidspreker busjes komt het opname apparaat, d.w.z. de snij- pick-up, welke op het opname apparaat ia bevestigd. Spreken we in de microfoon, dan zullen er dus in de snijpick-up trillin gen ontstaan, die we kunnen opnemen in een vlakke plaat. Voordat we echter aan geven hoe we dat doen, eerst nog iets an ders. Teneinde de snijpick-up voor „ompo- len" te behoeden is het noodig, dat we deze z.g. stroomloos schakelen. Dit doen we door tusschen luidsprekeraansluiting en pick-up een luidspreker beveiling te schakelen, welke bestaat uit 2 blokcondensatoren van ongev. 4 mfd. en een smoorspoel. Beter als een derge lijke beveiliging is 'n uitgangstransformator. Deze zijn echter nog al prijzig en het is maar luk raak of de aanpassing goed is, zoodat U met een willekeurige transformator groote kans hebt op een schor en vervormd geluid. Hebben we echter de transformator met een goede aanpassing gevonden, dan kunnen we een betere kwaliteit bereiken als met een ge- woDe beveiliging. Hoe we een aanpassings- transformator met verschillende aanpassin gen kunnen maken vindt U heel duidelijk beschreven in het boekje van Jan Gertsen: De Avro huisschijf, waar voor een opname amateur talrijke gegevens meer in staan. Om te beginnen kunt U het echter best met de combinatie van blok en smoorspoel doen. Welke platen gebruiken we nu en hoe snijden we nu de groef in de plaat? Er zijn verschillende platen voor opname in den handel. De goedkoopste zijn de gela tine plaatjes, waarmee ook wij onze eerste experimenten uitvoerden. De gelatine is een nogal tamelijk welke substantie. Hierin is dus gemakkelijk met een eenigszins scherp voor werp een groef te maken. We gebruiken daarvoor een z.g. snjjnaald, welke voor een paar centen in iedere goede radiozaak is te verkrijgen. Deze naald kunt U éénmaal ge bruiken. Hij is gemaakt in den vorm van een beiteltje. Draait de gelatine plaat, dan zet men de pick-up met de snijnaald op de plaat, terwijl het overbengingsmechanisme van de snijpick-up ingeschakeld is. U zult nu zien, dat er op de plaat een groef gekrast wordt. Het is de bedoeling, dat U den draad, die op deze manier uit de groef „beitelt", oppakt en n- tjes geleidt. Soms ontstaat heelemaa! geen groef. De pdck-up is dan te licht en deze kunnen we dan verzwaren met een bijgeleverd gewichtje, zoodat er wel een groef ontstaat. We moeten ons echter niet voorstellen aan een schaafbank te staan, daar het de bedoe ling is, dat we een heel fijne draad uit de plaat snijden, die zoo sterk is, dat hij juist niet breekt. De gelatine-platen hebben echter het na deel nogal te ruischen bij het afspelen. Daar ze goedkoop zijn zullen we er onze ex perimenten mee beginnen, maar hebben we wat routine, dan kunnen we beter over gaan naar andere platen. We kennen er vele en iedere plaat heeft weer zijn bijzon dere voordeelen. Wij hadden een heel goed resultaat met de z.g. Simplex-platen. Deze zijn van glas waarop een laklaag is aange bracht. Deze laag is vrij zacht en nadat we de plaat gesneden hebben, wordt de laklaag met een chemisch middel gehard en gepo lijst. Ze zijn dan even hard als gewone gra- mofoonplaten en zijn ook even dikwijls af speelbaar. Wij namen daar proeven mee en hebben een plaat heelemaal afgekrast, ze bleef echter heel goed. De volgende week hierover meer. Vragen: M. L. te Y. Het spijt ons dat u geen succes met onzen raad hebt gehad. Misschien is uw antenne te lang, zoodat uw afstemkring al vanzelf op een te hooge golflengte is afgestemd. Probeert u de an tenne eens wat in te korten. Vraag: Wat beteekent het, als een toestel selectief is binnen 8 KH? Zooals u weten kunt wordt de golflengte tegenwoordig veel aangegeven in Kilocycles. Zoo zendt Hilversum of beter gezegd Koot wijk op een golflengte van 160 Kc. Bij internationale afspraak is men over eengekomen dat de verschillende zendsta tions minstens 9 Kc in golflengte moeten verschillen. Is nu een toestel selectief bin nen 8 KH, dan beteekent dit dat het sta tions kan scheiden, die maar 8 Kc uit elkaar „liggen, zoodat een toestel, wat aan dergelijke eischen voldoet zeer selectief is. J. D. te K. Dank voor uw mededeelingen. Wij kunnen niet ineens voldoen aan uw vraag een dergelijk schema te plaatsen, maar dit lijkt ons ook niet noodig. Hebt u wel de juiste neg. roosterspanning aan de eindlamp gegeven? Verdere bromneiging kan zijn oorzaak vinden in het feit, dat de anode spanning niet genoeg is afgevlakt. Zet u hier eens extra 4 mfd. bij. Hebt u wel voor een goede aarde zorg gedragen? Het ultrakorte golf-station met de roep letters UKG bestaat niet. Het is echter een veel gebruikte afkorting van „ultra korte golf', en kunt u deze letters niet opgevan gen hebben uit een gesprek van amateurs onderling? J. P. O. te G. Op de vraag hoeveel u ver stookt aan electriciteit met 8 lichtpunten, kunnen wij u niet zonder meer een ant woord geven. Brandt u over het algemeen in één kamer tegelijk licht, of hebt u het te gelijkertijd in meerdere kamers branden. Wilt u alleen maar licht hebben of ge bruikt u het ook om b.v. te strijken? Als u dit ons even opgeeft zullen we een betrekkelijk nauwkeurige kostenberekening opgeven. A_ door H. ZEEBERG. 9.) o Hij beschouwde het als een soort wraak neming tegen de schijnheilige Christenen, die hij haatte. Hij vond dat mijn vader maar eens moest zien,dat ik hem niet noodig had. En hij was bepaald woedend, toen ik eens vroeg, of men thuis nu niet moest weten, waar ik zat. Ik moest eens probeeren, te schrijven! Dat deed ik ook niet. Vermoede lijk had oom naar den burgerlijken stand van mijn geboorteplaats geschreven, want de stukken waren in Raalte, zooals je weet de woonplaats van Neerlandt. Ik vertrok dus naar Delft, waar ik ongekend hard heb ge werkt, zelfs in de vacanties. Ontspanning gunde ik mij niet, want ik wilde zoo spoe dig mogelijk klaar zijn, daar ik studeerde van het geld van een ander. En daar kwam nog bij, dat ik met hard werken mijn ver driet verzette. Er waren dagen, dat ik hard naar huis verlangde, tenminste naar moe der en mijn zuster. Niet naar vader toen. Die had zoo ruw ingegrepen. Soms had ik neiging naar moeder te schrijven. Het was wel zoo ongeveer te berekenen, dat de brief arriveerde, als mijn vader bijvoorbeeld naar de markt was, maar ik deed het niet. Want de brief mocht eens in zijn handen komen! En ik was te koppig, tegenover hem onge lijk te bekennen." „Als u het gedaan had, was het mogelijk anders gegaan. Wie weet, hoeveel spijt uw vader had", meende Ina. „O, neen. Het ergste komt nog. In Delft verliep de studie zeer vlot. Tengevolge van het harde werken deed ik alle examens cum laude en verliet met lof de school. Al heel spoedig had ik een betrekking aan den Rijks waterstaat. De toekomst lachte mij tegen. Maar gelukkig was ik niet, 'k moet het eer lijk bekennen. De onrust knaagde. En het feit, dat ik ging trachten, het gedrag van mijn vader te verklaren, was het bewijs, dat ik haakte naar herstel van het gebeur de. Het kwam, 't was nog vóór ik met mama verloofd was, zoover, dat ik een brief naar huis schreef. Oom Neerlandt, die een dagje ouder werd, wist er niets van. Hij heeft het nooit geweten. Ik vroeg in dat schrijven, of ik naar huis komen mocht en of het ge beurde niet vergeten kon worden; deelde mede, dat ik geslaagd was in het doel, dat ik mij had gesteld en een goede positie had. Aan het slot van den brief vroeg ik miijn vader om vergeving. Dat was ge meend, Ina." „En?" vroeg zij1, in groote spanning, hoe wel uiteraard begrijpend, dat de toenade ring niet gekomen was. „Zenuwachtig wachtte ik op het ant woord. Dat veel eerder kwam dan ik ver moedde. Het adres was door mijn vader geschreven. Toen ik de enveloppe opende, haalde ik er alleen mijn brief uit Ina slaakte een kreet. „Dat moet u pijn gedaan hebben," merkte zij OP'. „In elk geval was het verkeerd van grootvader. We moeten vergeven, niet éénmaal, maar zeventig zeven maal, staat er in den bijbel. Had grootmoeder ook geen enkel woordje geschreven?" „Neen, maar dat zegt niets. Allereerst kon moeder overleden zijn. Maar dat was niet waarschijnlijk. Dan had oom Neerlandt wel een kaart otnvangen. Het meest voor de hand liggende was, dat moeder den brief niet eens heeft gezien. Ik was er kapot van, dat ik zonder meer mijn brief terug kreeg. Maar ik gaf den moed niet op en schreef ongeveer een maand later weer een brief. Die kwam ongeopend terug met de bemer king: „Terug afzender". Die woorden wa ren door vader geschreven!" „Wat is grootvader dan toch voor een man?" vroeg Ina, op wier aantrekkelijk ge zicht verontwaardiging te lezen was. „Begrijp je hu, Ina, dat a 11 e s in mij ge broken was? Ik ben opgevoed bij1 den bijbel. Bezocht de Christelijke school en de cate chisatie. Was eerst lid van een knapenver- eeniging, daarna van een jongelingsvereeni- ging. Thuis werd godsdienstig geleefd. We gingen trouw ter kerk. En toen kwam die strubbeling. Ik meen te mogen zeggen, dat mijn vader niet verstandig gehandeld heeft. Hij had moeten zien, dal ik voor boer niet NAJAAR. Nu staan de boome' in ijlen mist geweven, 't getakte webt zich ragfijn in de lucht. Kil treurt de wind door vreugd-verlaten dreven; doodsspel van dorre blaere' is al 't gerucht. En in den na-noen roodt zich 't Westen even, of, zwaar-gewond, vermoeid na lange vlucht. Dag op dien dorpel zich wat rust wil geven, en langer voor vervolging niet meer ducht. Droom-stille vliet, in rimpelloozen toover, weerspiegelt wolke' en hoornen wonder- teêr, in bleek-verstorven licht, daar vroom be waard. Wat wilgekoppen bukken troostloos over den zwarten oeverrand en staren neêr, en huiv're om eigen droef verval vervaard. in de wieg was gelegd. Maar laat ons nu aannemen, dat i k alleen de schuldige was, ik erken, dat ik schuld heb, dan had mijln vader mij behooren te vergeven. Over zijn eerste daad zwijg ik; zdjn tweede was on christelijk. Den godsdienst had ik vaarwel gezegd. De ondervonden behandeling had mij te diep gegriefd. En oom Neerlandt deed de rest. Maar tóch niemand kan geheel zijn opvoeding vergeten. Dat ik, vol gens je moeder en Gretha, conservatief ben en ingetogen leef, schrijf ik toe aan mijn op voeding. Soms had ik heimwee naar het oude. Maar de tweede daad van mijn vader deed de deur dicht. Dat is geen vroomheid. Aan vrome woorden hebben wij niets. We mtoeten daden zien. Sindsdien ben ik totaal onverschillig geworden. Maar nu zul je ook begrijpen, dat ik je niet heb tegengewerkt, toen je vertelde, dat je naar de kerk ging. Als je het goede vindt, ben je gelukkig, kind. Ik heb het goede gezien, vooral bij moeder. Maar ook hij vader, naar ik meende. Maar het ideaal is vernietigd. En sindsdien laat het mij persoonlijk koud." „Ik weet niet, of u gelijk hebt, papa. Maar ik sprak in dezelfden geest eens met Mien en zeide, dat zooveel Christelijke menschen toch verkeerde dingen doen, die men niet zou verwachten. Zij zeide, dat ik niet verge ten moest, dat ook Christenen zondige men sehen waren. Ik mtoest niet zien op de Christenen, maar op den C h r i s t u s." „Aan ge-theoretiseer heb ik niets," zeide de ingenieur ietwat ongeduldig. Ina zweeg. Zij wist trouwens zelf niet, wat zij er van denken moest. „De rest is spoedig verteld, kind. Ik kwam in kennis met mama, die het rechte niet weet, al heb ik haar natuurlijk wel iets verteld. Mijn naam was toen trouwens al Neerlandt Mieras en ik gebruikte het eerste deel. Wiji zijn getrouwd. Oom Neerlandt is gestorven. En nu leven we, zooals wij le ven. Het gaat thuis niet naar mijn zin, maar tóch kan ik je moeder en Gretha hun in mijn oogen wufte levenswijze niet kwalijk nemen. Zijl weten niet beter. Jij bent altijd anders geweest, 'kweet niet waardoor. Dat heeft natuurlijk gemaakt, dat wiji ons tot elkaar voelden aangetrokken en het best met elkaar kunnen vinden, niet?" Ina glimlachte en leunde tegen den schouder van haar vader. „U hebt mij altijd begrepen," zeide zij. „Maar, papa, weet u nu niets van uw ouders en uw zuster?" „Hoe zou ik het weten?" was de bittere wedervraag. „Ik ben weggestooten als een schurftige hond. Beiden kunnen overleden zijn. 'k Weet er niets van. Beiden kunnen nog leven." „Waar was die boerderij, vader?" Ingenieur Neerlandt Mieras zag zijln dochter strak in de oogen en zeide lang zaam: „Je moogt niet naar Zuidstad, Ina, want onder den roolk van dat stadje, een kwartier loopen, ligt de- boerderij, waar ik geboren ben. Het verleden moet dood zdjn. Je moogt er niet heen. En nu wandelen wij naar het dorp terug." Ontzet zag Ina haar vader aan: deze ont knooping had zij in de verste verte niet ver moed Onze problemen. Tot en met Maandag 29 November a.s. heeft men tijd om de oplossingen in te zen den. Probleem IV (gevorderden) schijnt ve len hoofdbrekens te kosten. Men vraagt mij of de stand wel goed is. Het antwoord daar op is: de stand is goed, de oplossing moei lijk! Zoeken, vrienden! En dan is de beloo ning van de ontspanning-gevende-inspan ning, de voldoening een zoo moeilijk vraag stuk te hebben opgelost. Wij rijm benieuwd wien het gelukken zal. In de volgende rubriek komen de oplos singen. U weet 't adres waarheen uw inzen ding moet: Jur. Schroder, Stadionstr. 29, Amsterdam-Zuid. Uit de partij. Volharden tot het einde. Ook in het damspel brengt volharding tot het einde de belooning. Maar ook indien de allerlaatste zet van een partij foutief is, Verspeelt men soms in één moment een voordeel, dat moeizaam in uren is verkre gen. Zoo ging het in de partij tusschen M. R. C. Stahlberg en J. van Amstel om den Meestertitel 1937'38. Eerstgenoemde had in een fraaie partij voordeel weten af te dwingen. Van Andel hield dapper vol, Stahlberg volhardde niet tot het eind; van Amstel wél! Zoo ontging Stahlberg de belooning (de winst) en kreeg van Amstel een prijs voor zijn volharding (de remise). Hier is de stand: Van Amstel (zwart). 12 3 4 5 6 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Stahlberg (wit). Wit was aan zet en nam dam op 5 De partij werd remise. Had Stahlberg op 4 dam genomen, hij zou gewonnen hebben. Zoekt u eerst even naar die winst zonder mijn analyse te raadplegen? Wit: Zwart: 1. 104 3439 verplicht; moet de lijn 650 over, anders lukt hem dit nooit meer. 2. 4—22 3943 verplicht! 3. 22-4! Nu kan zwart geen dam halen op 48, want dan speelt wit 422. Dat ziet ul Op 49 dan? Ook niet! Dan volgt 2722; zwart 49X18 en wit slaat 4X36! Kan zwart zich dan niet redden door een offer? Probeert n dit maar eens! Of 2631 slaat wit 27 X36. Weer kan zwart geen dam nemen (op 4349 volgt 3631, 49X36; 37 —31, 36X27; 4X36 en wint. Op 43—48 volgt direct 3227.) Het offer 1621? Wel, dan wit 27X16. Nog kan zwart geen dam nemen. U ziet dat wel!? Op 4348 speelt wit 436 en op 43 49 eveneens. En 2schijven offeren, brengt zwart in een 1 om 4 stand. En 4 tegen 1 is gewonnen. In 999 van de 1000 gevallen. Zoo ook hier! Een leerzaam eindspel! Tot slot een ondeugende opmerking aan het adres van het duo de HaasHoogland, dat beweert, dat er geen eindspel mogelijk is zonder het „systeem Hoogland"; „en dit dan, mijne heeren?"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 8