Rondgang door den Dam-doolhof.
In
ei
s
p
bt p
8
<3
Voor de jeugd.
"TT?7
Zaterdag 20 November 1937
II- 1
Voor den Zondag
B
P
p P
P
(D
01 H
P-2
m §f
&§§g
2 i
p &gs
w°^'r
p.2 a
ïi- frr* P
9*
N
P 22.
p
P Q
P.W3
P
a)
B
c-t-
B
p
(s| ~2 ««s 3-.p 8 S'IBI®
P" p 2-
fB®
^g'SEwPs
1 o |B g^S-egS B P
1 p,pp g-® §B 2
I P P P P I
4
o
>3
dp
O o tr 2- 5
1 si 8- g -
d> P B
S- H i i-i V P
m P e> 1_|S P
pnHPB
g grg.®
p. p
r-pgo SE'S'0®B'HS3P
LB&trPgS§P2.|pp
>e'£2'p3 p.<s'g§S sP-
m o
pa P
®s
N
ï?g
g p 8 p p
Scb"2hi22®'B
|2. P P P J I
N p O O g~
O p o O nj
9 7 3-Sp
Q
O
g B
§- P
SB
£L, O
O
p (V
t*"-
$8"
►rP S"
P -• >-J
2-p sr
8 ür
P u£ P
5? twi*®
p
*mtm m
-
8>°
g a o
O p
S.2.B
gf
P p
CQ i-+.
0q
rv,
H P
P
B p
®3
Co
worden, maar deze zollen toch wel niet zoo
ingrijpend zijn, dat de verhoudingen geheel
anders worden.
Vooral de cijfers voor huisvrouwen zijn
merkwaardig. Menigeen zal moeder de
vrouw af en toe hebben hooren klagen over
moeheid. Misschien is daarbij wel aan over
drijving gedacht. Maar wie weet, dat zij in
haar 'huishouding ongeveer 20 kilometer
per dag aflegt, zal die moeheid kunnen
begrijpen.
DE NIEUWE WEDSTRIJDPROBLEMEN.
Probleem No. 4.
Voor beginners:
16
26
36
46
15
25
85
45
47 48 49 50
Zwart 10 seh. op: 8, 11/14, 17/19, 23
en 24.
Wit 10 sch. op: 27, 28, 31/33, 36, 38, 39,
45 en 48.
Wit wint in 4 zettenl
Een variatie op den „Coup Royal".
Probleem No. IV.
Voor gevorderden:
1 2 3 4 5
Stand zwart 13 schijven op: 6, 9, 10, 11,
16, 18, 19, 23, 24, 28, 29, 34 en 36.
Stand wit 15 schijven op: 21, 25, 26, 27,
31, 32, 35, 40, 41, 43, 44, 45, 47, 48 en 50.
Een heel lastig probleem! Wit speelt en
wint!
NU inzenden!
In onze rubriek van 6 November j.l.
plaatsten wij de problemen 3 en III en
verzochten toen om de oplossing van deze
vraagstukken te 'bewaren en in te zenden
tegelijk met die van de nra 4 en IV. In deze
rubriek vindt u deze nummers en is het dus
NU de tijd om uw oplossingen aan mij te
doen toekomen: Stadionstr. 29, Amsterdam-
Zuid. U hebt nog den tijd tot en met Maan
dag 29 November a.s. Dat is de uiterste
termijn, denkt u1 daarom?
Rij deze eerste proefneming om twee op
lossingen tegelijk in te zenden, wil ik nog
even in cijfer stand de nummers 3 en
ÜI memoreeren. Er zullen onder u wel niet
zijn die de stand kwijt zijn, maar heel zeker
ben ik er niet van. Terwille van het onge
wone en afwijkende doe ik dit dus. Een
volgende keer niet meer!
3. Stand zwart: 9 sob. op 4, 5, 8, 11/14,
25 en 42.
Stand wit: 9 schijjven op: 15, 22, 24, 28,
35, 39, 43, 44 en 49.
III. Stand zwart: 10 schijven op 2, 6/10,
16, 26, 28 en 36.
Stand wit: 11 schijven op: 11, 17, 27, 29,
34, 38, 41/43, 47 en 50.
Ik verwacht nu zoowel van de begin
ners als van de gevorderden, vele inzendin
gen. U weet bet: bet is een ladderwedstrijd;
u kunt ook met deze problemen beginnen
in te zenden; er zijn fraaie prijzen en
dat is bet voornaamste: U hebt ontspanning
en u geniet biji bet zoeken naar de oplossing.
Jur. Schroder.
DE ZAAIER.
Ik zag op het verlaten land
Een boer, die eenzaam koren zaaide
Hij ging gebogen en zijn hand
Deed stil het groot gebaar, dat zaaide,
Want zaaien is een need'rig werk,
Dat in ootmoedigheid geschiedde
En groot is het verborgen werk
Van God alleenWiens wil geschiede..
D r W. A. P. Smit.
Beste Nichtjes en Neefjes!
Toen ik vanmiddag zoo fijn in den bollen
wind liep en naar de stralend blauwe lucht
keek, dacht ik, doordat het Vrijdag was
natuurlijk, en de brief nog geschreven
moest worden, aan mijn Babbelhoekers, die
toen vast allemaal op weg naar school
waren.
De Walcherschen zag ik loopen langs een
smal weggetje, door fel groene weiden,
waarnaast een sloot, waarin het heldere
water door den wind zulke fiksche golfjes
kreeg. Ook een paar boerinnetjes waren er
bij met zoo'n fijn wit mutsje op, hun rokken
en schort flapperden heen en weer.
Op Zuid-Beveland daar zag ik een paar
neven over een breeden trotschen dijk loopen,
hun blik gaat ver over het omgeploegde
land, dan kijken ze omhoog naar een paar
meeuwen, die daar rondfladderen en zich
dan zoo sierlijk laten zeilen, klein blank
tegen het wijde blauw.
Die jongens loopen met een hollen rug,
waar de wind „in" zit.
Dan gingen er nog een paar nichtjes door
het dorp, dikke vriendinnen en stevig ge
armd natuurlijk, zij hebben den wind tegen
en kijken pal in de zon. Dan lachen ze
samen om een droogwaaiende wasch, waar
van de hemden en broeken bolrond, schuin
in den wind staan.
Denken jullie er aan, dat St.-Nic. verras
singen uiterlijk, maar dan ook beslist niet
later, Vrijdag as. in mijn bezit moeten zijn?
Hier volgen de prijsraadsels.
1. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 53 letters.
Deze week werd 34. 15. 53. 27. 38. 19. her
dacht.
QEBj was een groot 51. 42. 29. 44. 5. 22. 2.
In alle 18. 39. 50. 37. 16. 4. las je er iets
van.
24. 52. 26. 13. 32. 36. L 46. 7. doe je iets
uit het verleden.
Een 34. 25. 47. 40. is poëzie.
In 12. 8. 48. 31. 16. 11. 49. 3. 8. is een 34
15. 53. 27. 38. 19. park.
Op sommige oude huizen leest men het
woord 28. 17. 23. 35.
Uit de geschiedenis kennen we ook be
roemde 40. 43. 30. 14. 39. 21. 6. 11. 48.
26. 9. 8. 18. 47. 20. 33. 41. 45. was een van
de grootsten.
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 26 letters.
Een 13. 23. 24. 19. 26. is een dierenhuid.
Een club bestaat uit 18. 20. 16. 4 15.
Een 5. 14 15. 22. 7. 11. kan niemand doen.
's Morgens roept ons de 9. 2. 8. 8. 17. 21.
Een 25. 23. 3. 10. 18. 15. 14. 14 26. is een
harde vrucht
Een 12. 23. 23. 1. moet je doen.
1. 6. 8. dient voor beschutting.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DOLLIE!
DE KLEINE KAPITEIN.
XLI.
Toen de strijd geëindigd was bleven de
jongens nog even bij elkaar. Een paar wa
ren er meteen al naar huis gegaan; het werd
stil op het plein. "Wout gaf de dassen
terug die hi| nu niet meer noodig had.
Elen paar jongens stonden nog om 'hem
heen, Piet en Hans waren er ook biji en nu
ineens besefte Wout pas goed wat er ge
beurd was; ze hadden met z'n allen gespeeld
en hij, Wout, 'had ook meegedaan; niemand
had tegen hem gezegd: jij kunt niet mee
doen enhij was Kapitein geweest!
„ZoO;" Piet had zijn, das weer omge
knoopt.
„Ga je mee!" Hans was 'het, die dat tegen
Piet zei, dan brengen we samen den Kapi
tein naar de tram.
„Ja, da's goed!"
Piet dacht er heelemaal niet aan, dat hij
niet met Wout meewilde als Hans er bij
was, en Hans vergat dat hij Piet niet mee
wilde hebben als hij! met Wout meeging.
Baar liepen ze muet z'n drieën over het
witte plein. Wout in het midden.
Even keek hij nog om naar de sneeuw
hopen die eerst vestingen waren geweest.
Wat was het heerlijtk!
Gezamenlijk gingen ze daarna naar huis,
Hans, Piet en nog een paar jongens.
Wat kan die Wout een prachtige spel
letjes verzinnen, begon Hans.
Nou, dat vonden die anderen ook.
Ze hadden niet geweten dat Wout zóó
mee kon doen.
We kunnen best meer met hem spelen
vond er een, ik krijg toch altijd van mijn
moeder op m'n kop omdat m'n schoenen er
zoo uitzien van het voetballen.
Daar waren ze 't allemaal mee eens, met
andere spelletjes, dat was nu wel gebleken,
kon je minstens evenveel plezier hebben.
Wiet durfde zich niet bewegen toen ze
mijnbeer in het licht van de lantaarn aan
zag komen.
Haast zonder haar hoofd om te draaien
gluurde ze op zij de kamer in.
Mevrouw zat in 'tlage stoeltje bij' den
haard. Had ze toch Wiet's beweging ge
merkt?
Ze zuchtte, ,,'t Duurt lang, hé?"
Zou ze 't zeggen? Meteen werd de sleu
tel al in het slot gestoken.
Mevrouw vloog op.
„Wiet, zag je ze dan niet aankomen? Is
Wout er bij?"
„Nee, eh, 'k weet het niet," stotterde
Wiet. Ze kon de waarheid niet zeggen.
Zelf was ze ook opgestaan. Een oogen-
blik luisterden ze in hevige spanning. Het
zoo bekende getik van Wout's stolk was er
niet. Er werd niet gesproken. Mijnheer was
dus alleen?
Wiet rilde.
Mevrouw stond nog onbeweeglijk op de
zelfde plaats. Ze zag doodsbleek. Met groote
oogen keek ze naar de deur.
Wiet zag de knop omdraaien; ze durfde
haast geen adem te halen; nu zouden ze
't weten
„Man!" Mevrouw gilde het haast. „Wat is
er gebeurd?"
Ze merkte niet zijn opgewekt gezicht en
toen hij zei: „niets bijzonders hoor!" be-
gTeep ze 't nog niet.
Maar Wiet kreeg al hoop dat 't niet iets
heel ergs zou zijn.
„Vrouwtje, heb je je nu zóó bezorgd ge
maakt? Er is heusch niets, geloof me."
„Maar waar is Wout dan, waar is ie?"
Wiet stond nog precies op dezelfde
plaats; een groote blijdschap kwam in haar
op. Tranen sprongen in haar oogen, er was
niet iets ergs met Wout. Ze wist het nu heel
zeker.
En nu vertelde mijnheer van de jongens
die op het plein zoo heerlijk aan het spe
len waren en van Wout, die Kapitein was
en hoe ze hem naar de vesting gedragen
hadden.
Wiet genoot, maar mevrouw, nog niet
heelemaal van haar angst bekomen, riep:
„Maar man, waarom heb je hem dan niet
meegebracht? Je had hem mee moeten ne
men; 't is toch vreeselijk ondeugend van
Wout zoo maar weg te blijven, terwijl hij
weet dat ik zoo ongerust ben. We heb
ben toch altijd gezegd dat hij dadelijk uit
school thuis moet komen?"
Ja, dat wist mijnheer ook wel, maar hij
kon nu toch niet boos op Wout zijn omdat
bij was blijven spelen. Hij had al lang ge
merkt, dat Wout bet niet zoo prettig vond
op school, en dat hij nooit met de andere
jongens speelde.
g si'S"
8 £-2. jöS 5 s
B P öw- 2,*r§ Eft 3 oq
?f 8 O C 6 P ÊipbS 5- m
5'S.S.<o w K-- 2 5-2
ft I I B I P
B o
8 P
l-J HJ
►4 I I
O
3
t=:
P t
p->
5 m
S -
H co
o «-
SToJ
95
UJ H M- M
1 M
fcL c"
rt Cr 93
p> 2 5
- fi K> KtiS 2 p
k*
to 93
00^4
ro H-J:
rpo? vS?
SÖSIlad
52e
Jaar
gang
No. 8
EEUW
DE DAG DES GERICHTS.
Want zie, die dag komt, bran
dende als een oven. Maleachie 4:1.
De dag hier bedoeld, is de dag waarop
de Heere verschijnen zal ten gerichte.
De Heere komt.
Maar ook zijn dag komt.
11 e dag. Het is niet maar een dag zooals
er zoovele zijn, waarop behalve de gewone
dingen van het leven ook nog dit gebeurt,
dat de Heere komt, neen, het zal zijn de
dag. De dag dien Ik U maken zal, zegt
de Heere.
Fr zal dan maar één ding gebeuren, dat
al het andere wegdringt en dat heel dien
dag vult, zoodat er voor niets anders plaats
zal zijn.
Het is de dag waarop degenen die den
Heere vreezen Hem een eigendom zullen
blijken te zijn.
Maar ook de dag waarin alle hoogmoedi-
gen en wie goddeloosheid doen zullen zijn als
een stoppel, die door het vuur wordt ver
teerd.
Die dag komt.
Dat zegt nog iets meer, dan dat hij eens
zal aanbreken.
Hij komt, dat wil zeggen dat hij komende
is, dat hij nadert, en dat wij dien dag na
derbij komen.
Naderbij, niet alleen wat het tijdsbestek
betreft, maar ook met bet oog op hetgeen er
in dat tijdsbestek gebeurt
Want ook dit gebeuren is niet een aan
eenrijging van losse gebeurtenissen, maar
een ontwikkeling van het een uit het ander,
een aaneenschakeling als van oorzaken en
gevolgen.
Gods toorn en zijn lankmoedigheid gaan
hierbij band in hand.
Zijn toorn, als Hij de goddeloozen over
geeft in de begeerte hunner harten, opdat de
goddeloosheid openbaar worde in wat ze is.
Maar ook zijn lankmoedigheid in bet
beteugelen van de zonde.
In beide schittert Zijn rechtvaardigheid.
Ein straks, in den dag des gerichts zal Gods
gerechtigheid openbaar worden in de recht
matigheid van de straf over de zondaren.
Die dag komt.
Hij is gekomen met de verschijning van
Christus in het vleesch.
Daarmee is het laatste bedrijf van de we
reldgeschiedenis ingeluid, het laatste der
dagen ingegaan.
Maar het einde toeft nog.
Over het Joodsche volk dat den Heiland
verwierp kwam die dag als een dag des oor
deels, brandende als een oven.
Straks, wij weten niet wanneer, komt de
dag. De Heere komt!
Dan zal openbaar worden, het onder
scheid tusschen den rechtvaardige en den
goddelooze, tusschen dien die God dient en
dien die Hem niet dient, tusschen hen, die
als eenmaal de Joden den Christus verwer
pen en hen, die Hem erkennen als hun Red
der en Zaligmaker.
HERFSTVLAGENi.
Grauwe wolfken waaien aan
Door de donkere lucht.
Waaiende winden vinden een baan
In vliegende vlucht.
Zij grijpen de boomen,
Met stoere stammen.
Schudden de kruinen
Met bladren als vlammen,
Die dwar'len en war'len in hun val
In eindeloos getal.
Elen goudrood blad
Ligt op het pad
In modder gevat.
Plots komt er een raam in het koude grauw.
De Hemel! Dhar is het stralend blauw!
Dan trekken de wolken weer saam.
E!n ruischend regent een watergordijn.
De boomen kreunen, als in pijn,
Om den zwaren last. De regen plast.
Maar de wind waait het watergordijn uiteen,
En stuift de buien voor zich been.
Nu tikken witte hagelsteenen,
Het is als een wintersche wa in eenen.
Een auto raast voort, maakt donkere sporen.
Dan keert weer de regen als tevoren.
Opzij van den weg blijven blanke rijlen,
Onder een heg en tegen wat keien.
Doch onder de koude van deez aard,
Ligt de kiem van de nieuwe Lente bewaard.
OVER „BRAVE" EN „LASTIGE"
KINDEREN.
VI.
Lastige kinderen.
Type IIL
Het motorisch, vitale kind.
Dit is de beweeglijke drukteschopper, de
krachtpatser. In bet eerste deel van zijn
naam, motorisch, heb ik willen uitdrukken
al het bewegende, lawaaige, geen moment
stil zijnde, en in het tweede deel, vitaal, het
gezonde, sterke, levendige, Pallieter- en Flie
refluiter-naturen zijn het Wilde, ruwe rak
kers eveneens. Ze zijin het liefst op straat
en hun lichamelijke bekwaamheden zijn on
evenredig sterk ontwikkeld ten opzichte van
hun verstandelijk vermogen. Ze zijn de te
genpool van ons eerste type, dat lastig was
door gebrek aan lichaamskracht, doordat
een te sterke geest leefde in een te zwak
lichaam.
Bij bet motorisch, vitale type is de zaak
precies omgekeerd. Weinig verfijnd gevoels
leven, matige intelligentie, geen belangstel-
ting voor lezen. Slechts geïnteresseerd voor
raggen-op-fietsen, roovertje en Indiaantje-
spelen, vechten, dieren mishandelen enz.
Dit soort is dom-tyranniek, volwassen
zoowel als knaap. In militairen dienst zijn
het de krachtigste maar ook de ruwste en
onwilligste soldaten. Moeilijk tot tucht te
brengen, koppig, slechts zwichtende voor
lichamelijke overmacht.
In een schoolklas beheerschen ze soms de
geheele groep kinderen en speciaal op hen
moet wel het bekende spreekwoord slaan:
„Eén rotte appel in de mand, maakt al het
gave fruit te schand".
Door hun lichamelijke overmacht en goe
de gezondheid kunnen ze tegen een stootje.
Ze weten dit, zijn dan ook niet vreesachtig
en wanneer de meester zoo ontactisch is om
hen een pak slaag toe te dienen, is reeds in
de middenklassen, maar zeker in de hoogere
leerjaren der lagere school de kans niet ge
ring, dat de weerbarstige knaap terugslaat.
Gebeurt zoo iets werkelijk, dan is hiermee
de roem van dezen jongen held gevestigd,
vooral als de meester niet of slechts matig
door de kinderen gewaardeerd wordt.
DE zwakke plelk in het karakter van dit
lastig product is z'n ijdelheid. Hierin stemt
hij overeen met het type, dat ik verleden
week beschreef: „De domme komiekeling''.
Men herinnert zich dat het grootste gevaar
voor dit kind was: lach-succes. Voor het
motorisch vitale kind is het grootste gevaar:
als een kleine Hercules te worden vereerd.
Zoo'n jongen heeft een lichamelijk; sterke
Vader noodig, die daarenboven niet driftig
is. Hij moet op ikalme, maar overtuigende
wijze klein gehouden worden. Niet de moe
derlijke, maar vooral de vaderlijke opvoe
ding is hier van fundamenteel belang.
Bij het opgroeien en het man worden zij
men zeer bescheiden in het lof toezwaaien.
Het instinct- en driftleven dezer kinderen
is sterk ontwikkeld. De tragiek van Simsons
leven zij den ouders een waarschuwing. We
weten weinig van de opvoedingspraktijken
van Simsons ouders, maar het is mij bij het
lezen van zijln geschiedenis al vroeg opge
vallen, hoe de ouders vrij gemakkelijk zich
neerlegden bij 'het huwelijk van den Richter
met een heidensche vrouw. Als hier werke
lijk een conflict was geweest, als vader en
moeder krachtiger tegenstand hadden ge
boden, was dit zonder twijfel in het verhaal
vermeld.
Deze kinderen met hun geborneerd ver
stand en kraohtigen wil (het zijn met recht
„domme-krachten") moeten gedurig van