Rondgang door den Dam-doolhof. DE BOERDERIJ AAN DE VAL E Wenken op electrisch gebied n. 1) J c "S u z G CJ CS itgave: Luctor X 3 «3 V u 3 0 L w m 0 O C S3 jX u. 3 0 u v u E 3 G w UI UJ 2 CS CL ca 1 Q c C33 C3 03 CQ 03 l- Sui 111 bl O C g .2 -S fcu^3 - eg 2 ai fco'ö'3 £1 -3 a i. m -C O 3-Ö cC O ta a -— h 73 T3 G bO G js 13 to 2 fe -F O o S te-3 .2 O «H Jg O a o -p -SS<D« O J3 9 S3 -7? -_-M o J30 CQ 3 G tc o fee O G "fee 0 ^3 fiG 2 5 E "ai" O G g G 13 0 '-=? G o 6"3 S3 *0 4 O Gc N "3 6 0 o m 13 O >-h 2 a o O) 13 13 G c e .2 33 O? "S-*3 O 0 O g 13 s o Ti .2 "S 2 c 9 T3 ft®§S? J4 J3 atrt o cö bfl S O +2 <D O CQ CD CQ '3 s CQ a M g s,|| 2 s I G 13 cD 13 G <D 'P ö.S H2r® S g 2 3 d 1 CQ -ü» S G G a H ro S -S T3 JS 6=3 g d n g 010 s -% d .d a o 2 ®13 d 2 G Cl w CQ a gw d - H "S 8 ,-j .p-H -2 rG rG bfl bCJ'Jr dSgó^ï-S^g S3 2 d'S &P *3 2f <D"-« G bC^rp V 12 50 t te -'- G Kn ©P3^ £H S3 .P OC of o 3 Sd o -.-i i> cj G np -3®gcdS^£l 2 N "mü^g®j®cd N S E? -a ®d di d "d .2 d («3 r; d ®.S O (J- o; ij H ja o S d <i> o O .2 m^N UZ£S d S -p a o Sas >5! o o d o bo 33 O -2 fcfl N sg^efl g 'S -= C O 73 fig! C! Go O ••-, G G 0 rQ G -S S O CQ G £1 13 bX) >-< CQ 52 CQ 2 *f bt)"^ -p 2^G G tu s J I i 8 p T: 4J be 00 G -£ 60 £i bfi o 2^ G :g» N 13 .G P TT 2 G CQ g2^ fl oil 4J CÖ 2 M d o cö N MdU 5 d G G G t> 13 G 53 O G GO©™ rG G "P CQ I* G CO 13 be J- U bo 'G G G 3 'G s G S G 2 X 2, Q O s d "^©13© rS'© 5^ 13 O 13 G G G ^rG O *-< £1 G w-cr ^1" CQ bC'G G .9 '3 a G s .S P e*-i d -»-» I'S s ^3 U 13 T3 r*~' G -*-> 13 O m G M G G £h •«-' G G-ïï 00 13 S - O hl' 3 ".a-s d 3^ G 9 p G O G 13 G G fccp -M £H ,X d g^JS g^-d SS-g^g S-d eh a g bc'0 M .d M W g G O a o a a 61 bid d Tj Jd Nog tegen t Zendingswerk vooral Richt Jan zijn geestigheden, Hij kan zijn geld, Jan is niet mal, Wel nuttiger besteden. Het krielt, verklaart hij, om ons heen Van Heid'nen en Heidinnen: Bekeer die eerst! Heel fraai; alleen, Jan moest met Jan beginnen." De dichter van dit lied was zelf vrijzinnig en liberaal, en hij wilde er mee de ver keerde vrijzinnigheid hekelen. Maar ik vraag U, lezer, geldt deze typeering niet ook van verscheidene orthodoxen? Menschen, die streng in de leer zijn, kunnen soms schandelijk flauwe aardigheden verkoopen over dominees, over bijbelteksten, enz. Het nadoen van predikanten door geestelijk uit den band gesprongen opgeschoten knapen, wordt in sommige leervaste gezinnen vaak met applaus begroet, terwijl de grens tus- schen het geoorloofde en het beslist profane, ja goddelooze, spoedig wordt overschreden. Het parodiéeren van sommige psalm- en gezangversjes is daarom zoo funest, omdat zoo'n zoogenaamd geestig gewijzigde regel in het geheugen blijft vastzitten en men de ernstige woorden nooit meer kan hooren zonder tegelijk aan de flauwe aardigheid te denken. Vele catechisaties lijden onder de bru tale lolligheid van meestal aartsdomme kin deren, die opgestookt en toegejuicht door kameraadjes expres dwaze vragen stellen of gemeene aardigheden schrijven op de eer ste bladzijde van den Bijbel. Het gebed zelfs is voor deze knapen niet veilig. De dominee of de onderwijzer ziet zich dikwijls voor de keus gesteld: èf zelf eerbiedig en met gesloten oogen te bidden en te weten, dat ondertusschen de leerlin gen leelijke gezichten tegen elkaar zitten te trekken, öf de eigen aandacht bij het gebed te verkleinen door met open oogen te spre ken, om aldus orde te houden. Zeer veel komt dit verschijnsel voor, ik zou dit ge- heele blad noodig hebben om met tientallen voorbeelden, wat ik hierboven schreef, toe te lichten. De orthodoxe ouder, die dit wenscht tegen te spreken, is stekeblind. De schuld van deze fout moet minstens voor drie kwart niet bij de boosdoeners zelf gezocht, de eenige straf, die mi op dit goddeloos bedrijf moest worden toegepast, is de lichamelijke: het duchtig pak slaag door de ouders, toegediend. Maar wat doet men in de meeste gevallen in ons gemoede lijk vaderland? Als meester of dominee hierover komen klagen, praat men welwil lend met den man mee en denkt in z'n hart: „Nou, hij zal wel niet erg goed orde kunnen houden als hij mijn hulp daarbij noodig heeft". Persoonlijk ben ik in alle andere gevallen principieel een tegenstander van lichame lijke strafoefening, slechts in dit geval ben ik er een even harde voorstander van. Wat zien we nu echter in de practijk? Dat kinderen om alle mogelijke en on mogelijke wissewasjes een pak ransel krijgen en dat om hun godsdienstige uiïgheden wordt... gelachen! De verhalen van de catechisatie worden heele heldenfeiten in de familie en het schijnt wel alsof toenemende bijbelvastheid toenemende bijbelgrappigheid met zich medebrengt. In den aanvang van dit artikel zei ik, dat dit z.g. humoristische kind meestal aartsdom is. Als het slechte rapporten krijgt begrijpen de ouders hier niets van. „Hij is immers niet op z'n mondje gevallen", „hij weet immers overal z'n antwoord op". De schijn bedriegt hier vreeselijk. Juist omdat het kind het diepere niet aanvoelt, het moei lijke niet inziet, tracht het z'n minderheids- gevoel te onderdrukken door kinderachtige opmerkingen en woordspelingen hardop mede te deelen midden in een serieuze be handeling. Hij krijgt de lachers op z'n hand en dit streelt z'n ijdelheid. M. J. Brusse heeft in z'n boek „Boefje" een kleinen vage bond geteekend, die op het achterlijke af dom was, maar vol zat met duizend snaak- sche lolligheden. Een enkel voorbeeld ter toelichting. Jan krijgt van mijnheer privaatles in lezen. Dat gaat dan aldus: ,,'n Anderen keer was 'tweer een braaf, stil, kind, dat met het a. b. boekje van den meester kwam om heele lesjes zorgzaam voor me te spellen: „r-o-o-s: roos, p-e-e-r, peer", tot ie weer snaaksche aanvechtingen kreeg, en met 'n droog gezicht toevoegin gen ging maken, zoo van: „Jan is een man- was 't maar zoo, dan had-ie altijd te vrète". Of: „s-o-e-s: soes... op je wang, daar mot je van groeie..." Dergelijke kinderen kunnen verstandige menschen half dol maken, doch eigenlijk moest men diep medelijden met hen hebben. Vreeselijk behoort onze heilige verontwaar diging echter te zijn tegenover de ouders, die door hun dwaze toejuiching de leege ijdelheid dezer kinderen versterken en hen zoo al lachend maatschappelijk en geeste lijk ten verderve voeren. Maatschappelijk, omdat het leege, oppervlakkige nietsnutten worden, geestelijk, omdat door hun alles nivelleerende komiekigheid het Heilige een onbekend terrein voor hen blijft. P. W. J. STEINZ. RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK. HET ZELFOPNEMEN VAN GR AM0F00N PLATEN. Vertelden wij de vorige week iets over de moeilijkheden, waarmee men te kampen heeft bij de opname van fahrieksplaten, deze week zullen wij het hebben over de beleve nissen van een amateur bij het interessante werk van het opnemen van gïamofoon- platen. We vallen maar ineens niet de deur in huis en dan is de eerste moeilijkheid, die een amatur moet overwinnen, het feit, dat U (en hiermee bedoel ik ieder die deze regels leest) als U voor een microfoon geplaatst wordt, terwijl U weet, dat er een opname van Uw stem gemaakt wordt, geen woord zegt. Naast de microfoon is meestal een rood en een wit lampje. Gaat het witte lampje branden dan moet U stil zijn en gaat het roode branden, dan wordt er van U verlangd, dat U gaat spreken. Wij maak ten het echter meerdere malen mee, dat de spreker in spé, die heel zijn speech van drie minuten op papier had, bij het afgesproken sein, niets wist te zeggen. Kwam er tenslotte wat, dan was het meestal: „Kan ik nu be ginnen?" Het gevolg was natuurlijk, dat er een plaat verknoeid was en daar amateurs meestal niet over kapitalen te beschikken hebben, hebben ze geprobeerd een oplossing voor deze moeilijkheid te vinden en dat is hen ook zeer eenvoudig gelukt. Maken we een opname dan doen we net of alles echt is, alleen maken we geen plaat en luisteren alleen in de controle-luidspreker of alles goed gaat Hebben we ons „slachtoffer" op deze manier aan een en ander gewend, dan maken we tenslotte de goede opname, die dan ook meestal van den kant van den spre ker geen moeilijkheden meer oplevert. Maar er zijn nog andere moeilijkheden. Een zeer mooi onderwerp is het opnemen van de stem van kinderen, zoodat we hen later nog eens kunnen laten hooren, hoe hun stem vroeger toch wel geweest is. Het wordt in het algemeen aardig gevonden, als we die dreumessen er toe kunnen bewegen een versje te zingen. In het begin lukt dit ook vaak wonder wel, maar o wee, als ze een minuut aan den gang zijn. Het gezang gaat dan plaats maken voor een partijtje huilen, want het is voor een kind immers veel te moeilijk, om zonder hulp drie minu ten achter elkaar te zingen of te praten. Nu kan het zijn voordeel hebben ook dat huilen eens op te nemen, maar een huil- plaat van drie minuten verveelt meestal al na een minuut en het is tenslotte de be doeling het kinderstemmetje op te nemen. De aangewezen weg in dit geval, is de hulp van vader of moeder in te roepen, die ze over de moeilijke oogenblikken heen helpt en ervoor zorg draagt, dat de „zaak niet stilstaat". Maar om dit te bereiken is het meestal noodig, ook vader of moeder aan de microfoon te wennen, want deze doen meestal bij de opname ook niet gewoon en daar willen we in dit geval juist de bij zondere nadruk op leggen, want we willen de opname van de kinderstem zoo gewoon mogelijk maken. We zullen dan meestal mer ken, indien wij aan de opname deze eischen stellen, dat èn moeder èn kind uit hun rol geraken. Maar met een beetje tactiek en goede wil en niet te vergeten geduld, krijgen we tenslotte alles wel voor elkaar op een manier, zooals we dat gTaag wenschen. U zult misschien zeggen, dat dit is over dreven. Maar wist U, dat we opnamen maakten van sprekers, die gewoon waren in het publiek te spreken, waarmee we de bo- v°n beschreven feiten mochten constateeren. De minste moeite hebben we meestal met het opnemen van kleine orkestjes. Vooral amateur gezelschappen vinden het bijzonder leuk, als ze zich zelf eens hooren spelen. Deze opnamen gaan dikwijls zeer goed, juist in tegenstelling met wat wij U de vorige week over het opnemen van een muziek- ensemble vertelden. Maar voor de orkesten, die voor de fabrieksplaten opgenomen wor den, hangt natuurlijk alles van de kwaliteit van de plaat af. Daar deze platen handels artikelen zijn, is het duidelijk, dat het ho norarium van het orkest nauw samenhangt met de muzikale prestaties op de plaat. Speelt het orkest goed, dan zullen ze ook eerder weer voor een volgende opname in aanmerking komen. Bij een amateurvereeni- ging' is dit natuurlijk heel anders. Deze spelen voor hun eigen plezier en hebben zelfs de grootste schik, als een muzikant van hen een groote blunder tijdens de opname maakt, want juist deze plaatsen van de plaat worden met de meeste hilariteit ont vangen en beluisterd. Wij wilden voor een speciaal doel graag eens een opname hebben van het straat- lawaai. Om twaalf uur 's middags hadden we de microfoon aan een lange stok buiten gehangen. Het was in den zomer en er kwamen fietsers, auto's en wandelaars ge noeg' voorbij en wij hadden het idee, dat we een pracht plaat hadden gekregen, daar de menschen met hun autatoeters en fiets bellen zich zeker niet onbetuigd hadden ge houden. Hoe anders was echter het resul taat. Nadat we de plaat zoover hadden, dat we hem konden afdraaien, hoorden we in de verte een enkele fietsbel en een claxon, maar de hoofdschotel werd gevormd door zingende vogels. Zelf hadden wij geen vo geltje gehoord, maar de plaat gaf niet veel meer als een voortdurend gesjilp. Juist voor dit hooge geluid was onze microfoon zeer gevoelig, zooals later bleek. Wij maakten ook één van onze eerste op namen en hadden de huiskamer als studio voor ons werk gekozen. We namen een rede op van een van onze huisgenooten, die gaarne voor onze eerste proeven zich be schikbaar stelde. Hoe groot was echter onze verbazing toen we bij het afspelen van de plaat in eens de klok hoorden tikken. We hadden de microfoon op de schoorsteen ge zet en hadden er geen erg in gehad, dat die microfoon zoo dicht bij de klok stond, dat hij het zachte tikken versterkte tot hamer slagen. Zoo zou ik ook nog door kunnen gaan, maar het is juist voor amateurs zoo leuk zelf deze dingen te ondervinden. We weten wel, dat het de portemonnaie wel eens kan kos ten, maar we hebben er dan toch ook ple zier van, om zelf onze opnamen op een hoo- ger peil te brengen. Volgende week gaan we de eigenlijke in stallatie behandelen en U zult zien, dat we een en ander met eenvoudige middelen kun nen bereiken. En nu de beantwoording van de vragen Vragen: B. P. d e M. t e G. Zooals in het schema staat aangegeven, moet de waarde van de terugkoppelcondensator 500 c.M. zijn. Dat met een condensator van 100 c.M. de zaak niet in orde is, is te begrijpen. Wij vermoe den echter, dat de condensator van 500 c.M., die U probeert defect is. Kunt U niet bij een kennis eenzelfde soort leenen? We vermoe den, dat U dan wel het gewenschte resultaat zult hebben. U kunt probeeren de detector spanning wat te verlagen, maar hier zult U ook weinig succes mee hebben, naar hel ons toeschijnt. M. L. te Y. Dank voor Uw mededeeling. Zooals U kunt zien, geven we Uw bevindin gen door aan den vragensteller van vorige week. Wij kunnen de minder goede ont vangst van Antwerpen, Brussel-Vlaamsch en de zwakke ontvangst van Hilversum (korte golf) alleen verklaren uit het feit, dat Uw afstemspoel een te groot aantal windingen heeft, zoodat wij vermoeden, dat U met een honinggraat spoel, met b.v. 50 windingen minder, een beter succes zult hebben. Wilt U nog even meedeelen of U succes hebt met ons advies. A. V. te K. We mochten van den vorigen vragensteller eenige mededeelingen ontvan gen over de ontvangst met een kristal ont vanger. Hij schrijft ons het volgende: Ek stem mijn kristal-ontvanger af met een draaibare condensator en met behulp van verschillende honingraat-spoelen. Ik ontvang Hilversum (lange golf) en Brussel-Fransch heel goed en tamelijk goed Luxemburg, Droitwitch en Parijs. Van Hilversum korte golf is de ontvangst ook tamelijk goed. Tot zoover deze inlichting. Mocht U er voor voelen een kristal-ontvanger te maken, al hebben wij dezelfde bezwaren, die wij vo rige week ook hadden, dan helpen wij U gaarne aan een schema. J. v a n K. t e G. Wij zullen Uw vragen in het volgende nummer beantwoorden, daar het nogal plaatsruimte vraagt, U een volledig antwoord te geven. door H. ZEEBERG. 7) —o Zij vond het ietwat naief van haar vader. Mama en Gretha, die altijd naar het buiten land wilden; naar plaatsen, waar veel vreemdelingenverkeer was; waar bals wer den gegeven en tooneel werd gespeeld, zoo dat zij konden uitgaan en schitteren die beiden in Wijik aan Zee, waar nu niets mon dain was, een echte, knusse familiebad plaats, hoe kwam vader op het idee! „Dat lijkt je vreemd toe en ik moet eer lijk bekennen, er ook van te hebben opge keken, maar moeder en Gretha meenen het in ernst. We zouden dan niet naar het bui tenland gaan, maar naar een badplaats in ons land. Uit zichzelf heeft Gretha beloofd, dat offer te willen brengen." „Ik vrees, dat zij het in Juli vergeten is, papa. En bovendien heeft Gretha dan nooit het oog gehad op een badplaats als hier. Veel te stil en te burgerlijk. Zij dacht na tuurlijk aan Scheveningen of Zandvoort." „Nu, dan zouden wij voor drie, vier we ken naar Zandvoort kunnen gaan en daar na kom je hier weer terug," stelde hij voor, wel wetend, dat de opmerking van Ina ad rem was. Het was eenvoudig niet bestaan baar, dat zijn vrouw en Gretha, beiden zoo veeleisohend, hier een maand zouden wil len vertoeven. „Meent u dat heuseh, papa?" „Zeker, kind. Het lijkt mij heel aardig toe, je een week of drie gezelschap te hou den. Met miama en Gretha. Dan is het zoo als eiken zomer. Eer het Juli is ben je hier al aardig opgeknapt en dan kom je bij ons in Zandvoort of Scheveningen. Zoo noodig ga je daarna weer naar hier terug, 't Is hier uitermate rustig. Een ideale bad plaats." Ina ging begrijpen, dat het haar vader werkelijk ernst was. Hij scheen reeds een vast besluit genomen te hebben. Dan, zij kende haar vader door en door, was het schier niet doenlijk, daarin verandering te brengen. „Hebt u er werkelijk bezwaar tegen, dat ik naar Zuidstad ga?" vroeg zijl met een be nepen stem. „Overwegend bezwaar, kind. Zuidstad is veel te ver weg. En bovendien absoluut niet geschikt voor het doel. Je moet óf in een badplaats óf in een boschrijke streek zijn. Aan geen van beide voorwaarden voldoet Zui-dstad. Zet dat uit je hoofd, Ina, en laat ons nu of de volgende week een andere plaats bepalen. Natuurlijk sta ik niet op Wijk aan Zee. Misschien zou je tot mijn va- caintie naar de Veluwe kunnen gaan en daarna met ons mee naar zee. Een andere oplossing is ook mogelijk." „Het spijt mij," bekende Ina, met moeite sprekend. „Zou ik dan niet tot uw va- cantie naar Zuidstad kunnen gaan en dan met zijn vieren naar binnen- of buiten land? Misschien kan dat laatste wel. Dan hebben mama en Gretha ook geen offer te brengen." De laatste opmerking hoorde de ingenieur niet. „Zuidstad voldoet niet aan de voorwaar den," zeide hij kort. ,,'kWeet trouwens niet, waarom^ je zoo op die plaats gebrand bent. Nu ja, je Ikomt er in een gezin en anders in een pension. Maar dat is dan ook het eenige verschil, terwijl een pensionplaats veel beter voor het doel geschikt is en. Plotseling zweeg bij. Hij vernam naast zich een snik. HOOFDSTUK IH. „Wat heb je, Ina?" vroeg hij ongerust. En dan, ziende haar bleek gelaat: „Heb je je te veel vermoeid? We (kunnen wel achter de duinen uit den wind gaan zitten, om wat te rusten. Kom." Langs het strand, 'twas afgaand water, waren zij tijdens het spreken in de richting IJmuiden gewandeld. Willoos volgde Ina haar vader naar de duinen, hoewel ze volstrekt niet moe was. „Ik ben niet moe, papa," glimlachte zij flauw, ,,'t is alleen zoo'n hevige teleurstel ling, dat u mij niet naar Zuidstad wilt heb ben. 't Is wel wat kinderachtig, dat ik er om huilde, maar tegenwoordig komen er spoe dig tranen bij mij,." „Zenuwen. Niets dan zenuwen. Je moet versterkende zee- of boschlucht hebben." „Zuidstad ligt aan zee," merkte zij' op. Hij was verbaasd over haar ernst. „Toe, laat mij naar Zuidstad gaan. Dat is voor miji van de grootste beteekenis." Op zöjn vriendelijk gelaat verscheen een trek van onwil. „Ina, je bent nooit een dwingerig kind ge weest. Begin daar nu opi eeen-en-twintig- jarigen leeftijd niet mee. Ik heb bepaald bezwaar tegen Zuidstad en ik begrijlp trou wens niet, welk belang jij bij die plaats hebben moet." Onderzoekend zag hij haar aan, getroffen intusschen door haar droeven blik. Ina zweeg. „Mag ik dat belang niet weten? Is dat zoo'n diep geheim?" „Neen, geen geheim. Maar Ik vrees, dat u het niet begrijpen zult," aarzelde zij. „Dat kan meevallen. Vertel maar eens." Hij wilde opgewekt spreken, maar hét ging hem niet goed af, daar het bleeke ge laat van Ina hem verontrustte. ,,'t Is zoo moeilijk, papa, om het uit te leggen. Maar 'k wil het toch probeeren. We hebben er in Arnhem al eens over gepraat, den dag dat ik naar de kerk was ge weest „O, is het dat?" De ingenieur wilde die vraag denken, maar zei ze hardop. „Wat bedoelt u?" „Niets. Vertel maar verder." „Ik ben zoo onrustig, papa... 'tls niet al leen van het harde werken, dat ik van streek ben, al denkt de dokter dat. Mien en ik weten het beter. In hoofdzaak is het mijn ontruste hart. Och, u hebt mij toen gezegd, er ook iets van geweten te heb ben..." Zij wachtte even. „Ja, ga verder, Ina." Hij luisterde met de grootste belangstel ling. En Ina wist niet, hoe hij zich aan de knieën van zijn moeder zag, hoe hij den onderwijzer op school uit den Bijbel hoor de vertellen... „Ik weet wel, ik voel wel, dat ik een Ver losser voor mijn zonden noodig heb, papa... Tot mama of Gretha zou ik het misschien anders zeggen, maar u begrijpt me wel?"... de ingenieur knikte, ontroerd, hij verborg zijn ontroering ook niet... „en die Verlos ser is de Heere Jezus, de Zoon van God, ik weet het. Maar verder kom ik niet..." „Is het niet voldoende, als je dat zeker weet?" vroeg hij. „Zou vader denken?" ,,'k Weet het niet. Ik dacht het." „Ik wilde zoo graag zekerheid; wil méér weten. Is Jezus ook voor mij op de wereld gekomen? Is..." „Kind, wat heb je het moeilijk", vond haar vader. „En tóch ben je misschien gelukki ger, dan ik en mama en Gretha." „Ik voel me diep ongelukkig, 't Is, of er geen levensvreugde voor mij bestaat. Altijd neerslachtig. Overwerkt zeggen de zusters. Er is misschien iets van waar. Maar 't is niet de hoofdzaak. Die is van geheel an deren aard. Ik snak naar rust voor mijn ziel. Hoe krijg ik die? Met d i e vraag loop ik te tobben, papa. En dan probeert die goeierd van een Mien het mij duidelijk te maken, maar ik ben een slechte leerlinge, want ik begrijp het niet..." „Moet je het wel begrijpen? Is het niet een zaak van gelooven?" vroeg haar vader. Positief was zijn vraag niet. Hij was vaag in zijn spreken. Wist het zelf niet goed meer. Het was ook al zoo lang geleden. „Vader weet er toch wel iets van?" ,,'k Heb je het toen gezegd: 'k had ook idealen, maar ze vervlogen in rook. Ik heb wel geleerd, nooit meer op menschen te vertrouwen. Dat moet je niet doen. Zelfs niet op je eigen vader..." GEBEDT. Gy die de sieckte queect, en doetse weer [verdwijnen, Aënsiet een Christen hert, belegert met veel [pijnen: O Vader alles troostsl gy weet, en ick beken, Dtat ick een aerden vat, en broos van stoffe ben. Aensiet de swackheyt dan van uwen armen [dichter: Myn rouwe wonden salft, en maect myn [qualen lichter: Of soa 'tu dus behaegt om onser sonden [schuit, Soo wapent mijne borst bestendich met [gedult: Dit harnas eischt den noot, want jaren sach [ick enden; Maar nooyt myn swarigheen, en daeg'lijck- [sche ellenden. Dit maect my 't leven suur, en mat de [geesten af, En doet ons hemelwaerts vaeck suchten om [het graf. Als ick de Swaluw sie geherbergt aen de [Gevel Van 't overlenend huys, o die van d'aertsche [nevel, Ontslagen spreeck ick dan, mocht nestien [daer 'tgestarnt, Daer 't gout in 't blau Torkoys soo floncke- [rende barnt. Dees lust tot 't hoogste goedt, dit Goddelijck [verlangen, Uyt dees quellagie wort geboren en [ontfangen. Wy nemen dan in danck den tijdelijcken [druk. Laet ons, o Heer, slechts niet beswijeken [ónder 'tjuck; Noch laet d'ellende niet te seer ons broos- [heyt. tergen, Noch meer als het vermach wilt niet u [schepsel vergen; Soo sal myn sangeres u roemen onder maen, En 's werelts duystre nacht, en schaduwen [versmaen, Om 't salich licht, tot dat de geest van 't lijf [gesoheyen, Sal weerdich zyn bekent, te juyehen met u [reyen." VONDEL. Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru briek betreffende, te richten aan dit adres. Oplossingen binnen 10 dagen in te zenden. Uit de partij. In competitiewedstrijden gaan veel par tijen door „blunders" (grove foutzetten) ver loren. Tijdnood spreekt dan maar al te vaak een woordje mee. Het tempo, waarmede ge speeld wordt (45 zetten in 1% uur) is dan

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 8