Rondgang door den Dam-doolhof.
DE BOERDERIJ AAN DE VAL
E
Wenken op electrisch gebied
n.
1)
J
c
"S
u
z
G
CJ
CS
itgave:
Luctor
X
3
«3
V
u
3
0
L
w
m
0
O
C
S3
jX
u.
3
0
u
v
u
E
3
G
w
UI
UJ
2
CS
CL
ca
1
Q
c
C33 C3
03
CQ
03
l-
Sui
111
bl
O
C g .2 -S
fcu^3 -
eg 2
ai fco'ö'3 £1
-3 a
i. m -C
O
3-Ö
cC
O ta a
-—
h 73 T3
G
bO
G
js
13
to
2 fe
-F O o
S te-3 .2
O «H Jg
O a o -p
-SS<D«
O
J3 9
S3 -7?
-_-M o
J30
CQ
3
G
tc
o fee
O G
"fee
0 ^3
fiG
2
5 E
"ai" O
G g
G 13 0
'-=? G o
6"3 S3 *0
4
O
Gc
N
"3 6 0
o m
13 O
>-h
2 a o
O) 13
13 G
c e .2
33 O?
"S-*3 O
0
O g
13 s
o Ti .2
"S 2
c 9
T3
ft®§S?
J4 J3
atrt o cö
bfl S
O +2
<D O
CQ
CD
CQ
'3
s
CQ
a M g
s,||
2
s I
G
13
cD
13
G
<D
'P
ö.S
H2r®
S g
2
3 d
1
CQ -ü»
S G
G
a
H ro
S -S T3
JS 6=3 g
d n g 010
s -%
d .d a o 2
®13 d 2
G
Cl w
CQ a
gw
d
- H
"S 8
,-j .p-H
-2 rG rG bfl
bCJ'Jr dSgó^ï-S^g
S3 2 d'S &P
*3 2f <D"-« G bC^rp V
12 50 t te -'- G Kn
©P3^ £H S3 .P OC
of o 3 Sd
o -.-i i> cj G np
-3®gcdS^£l 2 N
"mü^g®j®cd
N S E? -a
®d di
d "d .2 d («3 r; d
®.S O
(J- o; ij H
ja o
S d <i> o
O .2 m^N
UZ£S
d S -p a
o Sas
>5! o o d o
bo 33 O -2
fcfl N
sg^efl
g 'S -=
C O 73
fig! C! Go
O ••-, G G 0
rQ G -S S
O CQ
G
£1
13 bX)
>-<
CQ
52 CQ 2
*f bt)"^ -p
2^G G
tu
s J I i 8
p T: 4J
be 00
G
-£ 60
£i
bfi o
2^
G
:g»
N
13 .G
P
TT
2 G CQ
g2^ fl
oil
4J CÖ
2 M
d o cö
N
MdU
5 d
G
G
G
t> 13
G 53 O G
GO©™
rG G "P
CQ
I*
G
CO 13
be
J-
U
bo
'G G G
3 'G s
G
S G
2 X
2,
Q O s
d
"^©13©
rS'©
5^ 13
O 13 G
G
G ^rG
O *-<
£1
G
w-cr
^1"
CQ
bC'G
G .9
'3 a
G
s .S
P e*-i d -»-»
I'S
s
^3
U
13 T3 r*~'
G -*-> 13
O
m G
M G
G £h
•«-' G
G-ïï
00 13 S
-
O hl' 3
".a-s d 3^
G 9
p G O G 13 G
G fccp -M £H ,X
d g^JS g^-d
SS-g^g S-d
eh a g bc'0
M .d M
W g
G
O
a o
a a
61 bid d Tj Jd
Nog tegen t Zendingswerk vooral
Richt Jan zijn geestigheden,
Hij kan zijn geld, Jan is niet mal,
Wel nuttiger besteden.
Het krielt, verklaart hij, om ons heen
Van Heid'nen en Heidinnen:
Bekeer die eerst! Heel fraai; alleen,
Jan moest met Jan beginnen."
De dichter van dit lied was zelf vrijzinnig
en liberaal, en hij wilde er mee de ver
keerde vrijzinnigheid hekelen. Maar ik
vraag U, lezer, geldt deze typeering niet
ook van verscheidene orthodoxen? Menschen,
die streng in de leer zijn, kunnen soms
schandelijk flauwe aardigheden verkoopen
over dominees, over bijbelteksten, enz. Het
nadoen van predikanten door geestelijk uit
den band gesprongen opgeschoten knapen,
wordt in sommige leervaste gezinnen vaak
met applaus begroet, terwijl de grens tus-
schen het geoorloofde en het beslist profane,
ja goddelooze, spoedig wordt overschreden.
Het parodiéeren van sommige psalm- en
gezangversjes is daarom zoo funest, omdat
zoo'n zoogenaamd geestig gewijzigde regel
in het geheugen blijft vastzitten en men
de ernstige woorden nooit meer kan hooren
zonder tegelijk aan de flauwe aardigheid
te denken.
Vele catechisaties lijden onder de bru
tale lolligheid van meestal aartsdomme kin
deren, die opgestookt en toegejuicht door
kameraadjes expres dwaze vragen stellen of
gemeene aardigheden schrijven op de eer
ste bladzijde van den Bijbel.
Het gebed zelfs is voor deze knapen niet
veilig. De dominee of de onderwijzer ziet
zich dikwijls voor de keus gesteld: èf zelf
eerbiedig en met gesloten oogen te bidden
en te weten, dat ondertusschen de leerlin
gen leelijke gezichten tegen elkaar zitten te
trekken, öf de eigen aandacht bij het gebed
te verkleinen door met open oogen te spre
ken, om aldus orde te houden. Zeer veel
komt dit verschijnsel voor, ik zou dit ge-
heele blad noodig hebben om met tientallen
voorbeelden, wat ik hierboven schreef, toe
te lichten. De orthodoxe ouder, die dit
wenscht tegen te spreken, is stekeblind.
De schuld van deze fout moet minstens
voor drie kwart niet bij de boosdoeners zelf
gezocht, de eenige straf, die mi op dit
goddeloos bedrijf moest worden toegepast,
is de lichamelijke: het duchtig pak slaag
door de ouders, toegediend. Maar wat doet
men in de meeste gevallen in ons gemoede
lijk vaderland? Als meester of dominee
hierover komen klagen, praat men welwil
lend met den man mee en denkt in z'n
hart: „Nou, hij zal wel niet erg goed orde
kunnen houden als hij mijn hulp daarbij
noodig heeft".
Persoonlijk ben ik in alle andere gevallen
principieel een tegenstander van lichame
lijke strafoefening, slechts in dit geval ben
ik er een even harde voorstander van.
Wat zien we nu echter in de practijk?
Dat kinderen om alle mogelijke en on
mogelijke wissewasjes een pak ransel krijgen
en dat om hun godsdienstige uiïgheden
wordt... gelachen! De verhalen van de
catechisatie worden heele heldenfeiten in de
familie en het schijnt wel alsof toenemende
bijbelvastheid toenemende bijbelgrappigheid
met zich medebrengt.
In den aanvang van dit artikel zei ik,
dat dit z.g. humoristische kind meestal
aartsdom is. Als het slechte rapporten krijgt
begrijpen de ouders hier niets van. „Hij is
immers niet op z'n mondje gevallen", „hij
weet immers overal z'n antwoord op". De
schijn bedriegt hier vreeselijk. Juist omdat
het kind het diepere niet aanvoelt, het moei
lijke niet inziet, tracht het z'n minderheids-
gevoel te onderdrukken door kinderachtige
opmerkingen en woordspelingen hardop
mede te deelen midden in een serieuze be
handeling. Hij krijgt de lachers op z'n hand
en dit streelt z'n ijdelheid. M. J. Brusse
heeft in z'n boek „Boefje" een kleinen vage
bond geteekend, die op het achterlijke af
dom was, maar vol zat met duizend snaak-
sche lolligheden. Een enkel voorbeeld ter
toelichting.
Jan krijgt van mijnheer privaatles in
lezen. Dat gaat dan aldus:
,,'n Anderen keer was 'tweer een braaf,
stil, kind, dat met het a. b. boekje van den
meester kwam om heele lesjes zorgzaam
voor me te spellen: „r-o-o-s: roos, p-e-e-r,
peer", tot ie weer snaaksche aanvechtingen
kreeg, en met 'n droog gezicht toevoegin
gen ging maken, zoo van: „Jan is een man-
was 't maar zoo, dan had-ie altijd te vrète".
Of: „s-o-e-s: soes... op je wang, daar mot je
van groeie..."
Dergelijke kinderen kunnen verstandige
menschen half dol maken, doch eigenlijk
moest men diep medelijden met hen hebben.
Vreeselijk behoort onze heilige verontwaar
diging echter te zijn tegenover de ouders,
die door hun dwaze toejuiching de leege
ijdelheid dezer kinderen versterken en hen
zoo al lachend maatschappelijk en geeste
lijk ten verderve voeren. Maatschappelijk,
omdat het leege, oppervlakkige nietsnutten
worden, geestelijk, omdat door hun alles
nivelleerende komiekigheid het Heilige een
onbekend terrein voor hen blijft.
P. W. J. STEINZ.
RADIO-TECHNISCHE VRAAGBAAK.
HET ZELFOPNEMEN VAN
GR AM0F00N PLATEN.
Vertelden wij de vorige week iets over
de moeilijkheden, waarmee men te kampen
heeft bij de opname van fahrieksplaten, deze
week zullen wij het hebben over de beleve
nissen van een amateur bij het interessante
werk van het opnemen van gïamofoon-
platen.
We vallen maar ineens niet de deur in
huis en dan is de eerste moeilijkheid, die een
amatur moet overwinnen, het feit, dat U
(en hiermee bedoel ik ieder die deze regels
leest) als U voor een microfoon geplaatst
wordt, terwijl U weet, dat er een opname
van Uw stem gemaakt wordt, geen woord
zegt. Naast de microfoon is meestal een
rood en een wit lampje. Gaat het witte
lampje branden dan moet U stil zijn en
gaat het roode branden, dan wordt er van
U verlangd, dat U gaat spreken. Wij maak
ten het echter meerdere malen mee, dat de
spreker in spé, die heel zijn speech van drie
minuten op papier had, bij het afgesproken
sein, niets wist te zeggen. Kwam er tenslotte
wat, dan was het meestal: „Kan ik nu be
ginnen?" Het gevolg was natuurlijk, dat er
een plaat verknoeid was en daar amateurs
meestal niet over kapitalen te beschikken
hebben, hebben ze geprobeerd een oplossing
voor deze moeilijkheid te vinden en dat is
hen ook zeer eenvoudig gelukt. Maken we
een opname dan doen we net of alles echt
is, alleen maken we geen plaat en luisteren
alleen in de controle-luidspreker of alles
goed gaat Hebben we ons „slachtoffer" op
deze manier aan een en ander gewend, dan
maken we tenslotte de goede opname, die
dan ook meestal van den kant van den spre
ker geen moeilijkheden meer oplevert.
Maar er zijn nog andere moeilijkheden.
Een zeer mooi onderwerp is het opnemen
van de stem van kinderen, zoodat we hen
later nog eens kunnen laten hooren, hoe
hun stem vroeger toch wel geweest is. Het
wordt in het algemeen aardig gevonden, als
we die dreumessen er toe kunnen bewegen
een versje te zingen. In het begin lukt dit
ook vaak wonder wel, maar o wee, als ze
een minuut aan den gang zijn. Het gezang
gaat dan plaats maken voor een partijtje
huilen, want het is voor een kind immers
veel te moeilijk, om zonder hulp drie minu
ten achter elkaar te zingen of te praten.
Nu kan het zijn voordeel hebben ook dat
huilen eens op te nemen, maar een huil-
plaat van drie minuten verveelt meestal
al na een minuut en het is tenslotte de be
doeling het kinderstemmetje op te nemen.
De aangewezen weg in dit geval, is de hulp
van vader of moeder in te roepen, die ze
over de moeilijke oogenblikken heen helpt
en ervoor zorg draagt, dat de „zaak niet
stilstaat". Maar om dit te bereiken is het
meestal noodig, ook vader of moeder aan
de microfoon te wennen, want deze doen
meestal bij de opname ook niet gewoon en
daar willen we in dit geval juist de bij
zondere nadruk op leggen, want we willen
de opname van de kinderstem zoo gewoon
mogelijk maken. We zullen dan meestal mer
ken, indien wij aan de opname deze eischen
stellen, dat èn moeder èn kind uit hun rol
geraken. Maar met een beetje tactiek en
goede wil en niet te vergeten geduld, krijgen
we tenslotte alles wel voor elkaar op een
manier, zooals we dat gTaag wenschen.
U zult misschien zeggen, dat dit is over
dreven. Maar wist U, dat we opnamen
maakten van sprekers, die gewoon waren in
het publiek te spreken, waarmee we de bo-
v°n beschreven feiten mochten constateeren.
De minste moeite hebben we meestal met
het opnemen van kleine orkestjes. Vooral
amateur gezelschappen vinden het bijzonder
leuk, als ze zich zelf eens hooren spelen.
Deze opnamen gaan dikwijls zeer goed, juist
in tegenstelling met wat wij U de vorige
week over het opnemen van een muziek-
ensemble vertelden. Maar voor de orkesten,
die voor de fabrieksplaten opgenomen wor
den, hangt natuurlijk alles van de kwaliteit
van de plaat af. Daar deze platen handels
artikelen zijn, is het duidelijk, dat het ho
norarium van het orkest nauw samenhangt
met de muzikale prestaties op de plaat.
Speelt het orkest goed, dan zullen ze ook
eerder weer voor een volgende opname in
aanmerking komen. Bij een amateurvereeni-
ging' is dit natuurlijk heel anders. Deze
spelen voor hun eigen plezier en hebben
zelfs de grootste schik, als een muzikant van
hen een groote blunder tijdens de opname
maakt, want juist deze plaatsen van de
plaat worden met de meeste hilariteit ont
vangen en beluisterd.
Wij wilden voor een speciaal doel graag
eens een opname hebben van het straat-
lawaai. Om twaalf uur 's middags hadden
we de microfoon aan een lange stok buiten
gehangen. Het was in den zomer en er
kwamen fietsers, auto's en wandelaars ge
noeg' voorbij en wij hadden het idee, dat
we een pracht plaat hadden gekregen, daar
de menschen met hun autatoeters en fiets
bellen zich zeker niet onbetuigd hadden ge
houden. Hoe anders was echter het resul
taat. Nadat we de plaat zoover hadden, dat
we hem konden afdraaien, hoorden we in
de verte een enkele fietsbel en een claxon,
maar de hoofdschotel werd gevormd door
zingende vogels. Zelf hadden wij geen vo
geltje gehoord, maar de plaat gaf niet veel
meer als een voortdurend gesjilp. Juist voor
dit hooge geluid was onze microfoon zeer
gevoelig, zooals later bleek.
Wij maakten ook één van onze eerste op
namen en hadden de huiskamer als studio
voor ons werk gekozen. We namen een
rede op van een van onze huisgenooten, die
gaarne voor onze eerste proeven zich be
schikbaar stelde. Hoe groot was echter onze
verbazing toen we bij het afspelen van de
plaat in eens de klok hoorden tikken. We
hadden de microfoon op de schoorsteen ge
zet en hadden er geen erg in gehad, dat die
microfoon zoo dicht bij de klok stond, dat
hij het zachte tikken versterkte tot hamer
slagen.
Zoo zou ik ook nog door kunnen gaan,
maar het is juist voor amateurs zoo leuk zelf
deze dingen te ondervinden. We weten wel,
dat het de portemonnaie wel eens kan kos
ten, maar we hebben er dan toch ook ple
zier van, om zelf onze opnamen op een hoo-
ger peil te brengen.
Volgende week gaan we de eigenlijke in
stallatie behandelen en U zult zien, dat we
een en ander met eenvoudige middelen kun
nen bereiken.
En nu de beantwoording van de vragen
Vragen:
B. P. d e M. t e G. Zooals in het schema
staat aangegeven, moet de waarde van de
terugkoppelcondensator 500 c.M. zijn. Dat
met een condensator van 100 c.M. de zaak
niet in orde is, is te begrijpen. Wij vermoe
den echter, dat de condensator van 500 c.M.,
die U probeert defect is. Kunt U niet bij een
kennis eenzelfde soort leenen? We vermoe
den, dat U dan wel het gewenschte resultaat
zult hebben. U kunt probeeren de detector
spanning wat te verlagen, maar hier zult U
ook weinig succes mee hebben, naar hel
ons toeschijnt.
M. L. te Y. Dank voor Uw mededeeling.
Zooals U kunt zien, geven we Uw bevindin
gen door aan den vragensteller van vorige
week. Wij kunnen de minder goede ont
vangst van Antwerpen, Brussel-Vlaamsch en
de zwakke ontvangst van Hilversum (korte
golf) alleen verklaren uit het feit, dat Uw
afstemspoel een te groot aantal windingen
heeft, zoodat wij vermoeden, dat U met een
honinggraat spoel, met b.v. 50 windingen
minder, een beter succes zult hebben. Wilt
U nog even meedeelen of U succes hebt met
ons advies.
A. V. te K. We mochten van den vorigen
vragensteller eenige mededeelingen ontvan
gen over de ontvangst met een kristal ont
vanger. Hij schrijft ons het volgende: Ek
stem mijn kristal-ontvanger af met een
draaibare condensator en met behulp van
verschillende honingraat-spoelen. Ik ontvang
Hilversum (lange golf) en Brussel-Fransch
heel goed en tamelijk goed Luxemburg,
Droitwitch en Parijs. Van Hilversum korte
golf is de ontvangst ook tamelijk goed.
Tot zoover deze inlichting. Mocht U er
voor voelen een kristal-ontvanger te maken,
al hebben wij dezelfde bezwaren, die wij vo
rige week ook hadden, dan helpen wij U
gaarne aan een schema.
J. v a n K. t e G. Wij zullen Uw vragen
in het volgende nummer beantwoorden,
daar het nogal plaatsruimte vraagt, U een
volledig antwoord te geven.
door H. ZEEBERG.
7) —o
Zij vond het ietwat naief van haar vader.
Mama en Gretha, die altijd naar het buiten
land wilden; naar plaatsen, waar veel
vreemdelingenverkeer was; waar bals wer
den gegeven en tooneel werd gespeeld, zoo
dat zij konden uitgaan en schitteren die
beiden in Wijik aan Zee, waar nu niets mon
dain was, een echte, knusse familiebad
plaats, hoe kwam vader op het idee!
„Dat lijkt je vreemd toe en ik moet eer
lijk bekennen, er ook van te hebben opge
keken, maar moeder en Gretha meenen het
in ernst. We zouden dan niet naar het bui
tenland gaan, maar naar een badplaats in
ons land. Uit zichzelf heeft Gretha beloofd,
dat offer te willen brengen."
„Ik vrees, dat zij het in Juli vergeten is,
papa. En bovendien heeft Gretha dan nooit
het oog gehad op een badplaats als hier.
Veel te stil en te burgerlijk. Zij dacht na
tuurlijk aan Scheveningen of Zandvoort."
„Nu, dan zouden wij voor drie, vier we
ken naar Zandvoort kunnen gaan en daar
na kom je hier weer terug," stelde hij voor,
wel wetend, dat de opmerking van Ina ad
rem was. Het was eenvoudig niet bestaan
baar, dat zijn vrouw en Gretha, beiden zoo
veeleisohend, hier een maand zouden wil
len vertoeven.
„Meent u dat heuseh, papa?"
„Zeker, kind. Het lijkt mij heel aardig
toe, je een week of drie gezelschap te hou
den. Met miama en Gretha. Dan is het zoo
als eiken zomer. Eer het Juli is ben je hier
al aardig opgeknapt en dan kom je bij ons
in Zandvoort of Scheveningen. Zoo noodig
ga je daarna weer naar hier terug, 't Is
hier uitermate rustig. Een ideale bad
plaats."
Ina ging begrijpen, dat het haar vader
werkelijk ernst was. Hij scheen reeds een
vast besluit genomen te hebben. Dan, zij
kende haar vader door en door, was het
schier niet doenlijk, daarin verandering te
brengen.
„Hebt u er werkelijk bezwaar tegen, dat
ik naar Zuidstad ga?" vroeg zijl met een be
nepen stem.
„Overwegend bezwaar, kind. Zuidstad is
veel te ver weg. En bovendien absoluut niet
geschikt voor het doel. Je moet óf in een
badplaats óf in een boschrijke streek zijn.
Aan geen van beide voorwaarden voldoet
Zui-dstad. Zet dat uit je hoofd, Ina, en laat
ons nu of de volgende week een andere
plaats bepalen. Natuurlijk sta ik niet op
Wijk aan Zee. Misschien zou je tot mijn va-
caintie naar de Veluwe kunnen gaan en
daarna met ons mee naar zee. Een andere
oplossing is ook mogelijk."
„Het spijt mij," bekende Ina, met moeite
sprekend. „Zou ik dan niet tot uw va-
cantie naar Zuidstad kunnen gaan en dan
met zijn vieren naar binnen- of buiten
land? Misschien kan dat laatste wel. Dan
hebben mama en Gretha ook geen offer te
brengen."
De laatste opmerking hoorde de ingenieur
niet.
„Zuidstad voldoet niet aan de voorwaar
den," zeide hij kort. ,,'kWeet trouwens niet,
waarom^ je zoo op die plaats gebrand bent.
Nu ja, je Ikomt er in een gezin en anders in
een pension. Maar dat is dan ook het eenige
verschil, terwijl een pensionplaats veel beter
voor het doel geschikt is en.
Plotseling zweeg bij. Hij vernam naast
zich een snik.
HOOFDSTUK IH.
„Wat heb je, Ina?" vroeg hij ongerust. En
dan, ziende haar bleek gelaat: „Heb je je
te veel vermoeid? We (kunnen wel achter de
duinen uit den wind gaan zitten, om wat te
rusten. Kom."
Langs het strand, 'twas afgaand water,
waren zij tijdens het spreken in de richting
IJmuiden gewandeld.
Willoos volgde Ina haar vader naar de
duinen, hoewel ze volstrekt niet moe was.
„Ik ben niet moe, papa," glimlachte zij
flauw, ,,'t is alleen zoo'n hevige teleurstel
ling, dat u mij niet naar Zuidstad wilt heb
ben. 't Is wel wat kinderachtig, dat ik er om
huilde, maar tegenwoordig komen er spoe
dig tranen bij mij,."
„Zenuwen. Niets dan zenuwen. Je moet
versterkende zee- of boschlucht hebben."
„Zuidstad ligt aan zee," merkte zij' op.
Hij was verbaasd over haar ernst.
„Toe, laat mij naar Zuidstad gaan. Dat is
voor miji van de grootste beteekenis."
Op zöjn vriendelijk gelaat verscheen een
trek van onwil.
„Ina, je bent nooit een dwingerig kind ge
weest. Begin daar nu opi eeen-en-twintig-
jarigen leeftijd niet mee. Ik heb bepaald
bezwaar tegen Zuidstad en ik begrijlp trou
wens niet, welk belang jij bij die plaats
hebben moet."
Onderzoekend zag hij haar aan, getroffen
intusschen door haar droeven blik.
Ina zweeg.
„Mag ik dat belang niet weten? Is dat
zoo'n diep geheim?"
„Neen, geen geheim. Maar Ik vrees, dat u
het niet begrijpen zult," aarzelde zij.
„Dat kan meevallen. Vertel maar eens."
Hij wilde opgewekt spreken, maar hét
ging hem niet goed af, daar het bleeke ge
laat van Ina hem verontrustte.
,,'t Is zoo moeilijk, papa, om het uit te
leggen. Maar 'k wil het toch probeeren. We
hebben er in Arnhem al eens over gepraat,
den dag dat ik naar de kerk was ge
weest
„O, is het dat?"
De ingenieur wilde die vraag denken,
maar zei ze hardop.
„Wat bedoelt u?"
„Niets. Vertel maar verder."
„Ik ben zoo onrustig, papa... 'tls niet al
leen van het harde werken, dat ik van
streek ben, al denkt de dokter dat. Mien
en ik weten het beter. In hoofdzaak is het
mijn ontruste hart. Och, u hebt mij toen
gezegd, er ook iets van geweten te heb
ben..."
Zij wachtte even.
„Ja, ga verder, Ina."
Hij luisterde met de grootste belangstel
ling. En Ina wist niet, hoe hij zich aan de
knieën van zijn moeder zag, hoe hij den
onderwijzer op school uit den Bijbel hoor
de vertellen...
„Ik weet wel, ik voel wel, dat ik een Ver
losser voor mijn zonden noodig heb, papa...
Tot mama of Gretha zou ik het misschien
anders zeggen, maar u begrijpt me wel?"...
de ingenieur knikte, ontroerd, hij verborg
zijn ontroering ook niet... „en die Verlos
ser is de Heere Jezus, de Zoon van God,
ik weet het. Maar verder kom ik niet..."
„Is het niet voldoende, als je dat zeker
weet?" vroeg hij.
„Zou vader denken?"
,,'k Weet het niet. Ik dacht het."
„Ik wilde zoo graag zekerheid; wil méér
weten. Is Jezus ook voor mij op de wereld
gekomen? Is..."
„Kind, wat heb je het moeilijk", vond haar
vader. „En tóch ben je misschien gelukki
ger, dan ik en mama en Gretha."
„Ik voel me diep ongelukkig, 't Is, of er
geen levensvreugde voor mij bestaat. Altijd
neerslachtig. Overwerkt zeggen de zusters.
Er is misschien iets van waar. Maar 't is
niet de hoofdzaak. Die is van geheel an
deren aard. Ik snak naar rust voor mijn
ziel. Hoe krijg ik die? Met d i e vraag loop
ik te tobben, papa. En dan probeert die
goeierd van een Mien het mij duidelijk te
maken, maar ik ben een slechte leerlinge,
want ik begrijp het niet..."
„Moet je het wel begrijpen? Is het
niet een zaak van gelooven?" vroeg
haar vader.
Positief was zijn vraag niet. Hij was vaag
in zijn spreken. Wist het zelf niet goed meer.
Het was ook al zoo lang geleden.
„Vader weet er toch wel iets van?"
,,'k Heb je het toen gezegd: 'k had ook
idealen, maar ze vervlogen in rook. Ik heb
wel geleerd, nooit meer op menschen te
vertrouwen. Dat moet je niet doen. Zelfs
niet op je eigen vader..."
GEBEDT.
Gy die de sieckte queect, en doetse weer
[verdwijnen,
Aënsiet een Christen hert, belegert met veel
[pijnen:
O Vader alles troostsl gy weet, en ick beken,
Dtat ick een aerden vat, en broos van stoffe
ben.
Aensiet de swackheyt dan van uwen armen
[dichter:
Myn rouwe wonden salft, en maect myn
[qualen lichter:
Of soa 'tu dus behaegt om onser sonden
[schuit,
Soo wapent mijne borst bestendich met
[gedult:
Dit harnas eischt den noot, want jaren sach
[ick enden;
Maar nooyt myn swarigheen, en daeg'lijck-
[sche ellenden.
Dit maect my 't leven suur, en mat de
[geesten af,
En doet ons hemelwaerts vaeck suchten om
[het graf.
Als ick de Swaluw sie geherbergt aen de
[Gevel
Van 't overlenend huys, o die van d'aertsche
[nevel,
Ontslagen spreeck ick dan, mocht nestien
[daer 'tgestarnt,
Daer 't gout in 't blau Torkoys soo floncke-
[rende barnt.
Dees lust tot 't hoogste goedt, dit Goddelijck
[verlangen,
Uyt dees quellagie wort geboren en
[ontfangen.
Wy nemen dan in danck den tijdelijcken
[druk.
Laet ons, o Heer, slechts niet beswijeken
[ónder 'tjuck;
Noch laet d'ellende niet te seer ons broos-
[heyt. tergen,
Noch meer als het vermach wilt niet u
[schepsel vergen;
Soo sal myn sangeres u roemen onder maen,
En 's werelts duystre nacht, en schaduwen
[versmaen,
Om 't salich licht, tot dat de geest van 't lijf
[gesoheyen,
Sal weerdich zyn bekent, te juyehen met u
[reyen."
VONDEL.
Onder Redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam, Z. Alles deze ru
briek betreffende, te richten aan dit adres.
Oplossingen binnen 10 dagen in te zenden.
Uit de partij.
In competitiewedstrijden gaan veel par
tijen door „blunders" (grove foutzetten) ver
loren. Tijdnood spreekt dan maar al te vaak
een woordje mee. Het tempo, waarmede ge
speeld wordt (45 zetten in 1% uur) is dan