t
Voor de jeugd.
Zaterdag 30 October 1937
Voor den Zondag
Dr ABRAHAM KUYPER
n.
52e
Jaar
gang
No. 5
1
e a O 'g
K'B W
g CD piiP >0
CD CD
2 SL >-s
t° 2 pu
S-ffB a a
2 a
g asB
B a r
CP
CP
P.H
CU O
a
o Si 2 frtir"
p g- a. a
- S T»s g
5" E o tr
gïotl»
a
§."0:2 P a
2. a Sr1? a
0 a
S
e' 9 I g s
m m r r~>
CD
R CD
OQ H
5:0
CP w
p-
CP
i£°« a
o
P S1» a
cn <P a
&>o O
aQrt-
cd a. -r <s>
4 5-
a a t*roq g n a. o a "s <2
SÈss-s-|s|!i|g|
S - CD g- B £L
4 ö'B 2.R
p a 4 n P «-»- p
I? ?Sre-e-8
"Us
EC® 8
,-'* m" ICD C W (a B N
CP to O P - p H (D «-I-
2 CP CD ST O CO B Qjffl
CD )z 2 tZ^tKi
■g'SS rig's-p. 8 £"8
l|p^gp5ëo§®
-- <p Ei* o t «ma
K,
CD (R CD W
oq eg
a, a
STP
e.2-
^a-05"
£o p (h
g h a
I
e- CD CD CD
a a a a
q
3 P
q 5
a-2
B
o a-
&a&
W
■re1
2 5"
p'®'« 5
H— CD P-1 ill
CD
OQ W1
g S a
*P
o-
B 3
g
H Oq
w O
H.
a-
&S
oq
CD
in
f s
s^Sb
CD
-P P
V O H> H> c-r"
a a a 2
k*i-( i i a
Q, O
O
N M M
(p B P
p-i
R o p> P 2- 2.
O P- CD P* CD P" 5T P R CD
P &P
B
I O
"oT
-3 3ll§g
Q.
ap
p-S.a
o ÏTb&T®S."«.b
y oq
CD
g
CLi P
g§a
P ?D
C; p
P-
flu
Beste Nichtjes en Neefjes,
Ik zie jullie al gauw het Zondagsblad op
zoeken, want: Wie zou een prijsje hebben?
Nu, het zijn: Zus, Lelie, Rembrandt,
Schrijfstertje, Bruinoogje, Moeders Jongste,
Blondkopje, Juliana, Karakiet en Boom
klimmer; zij ontvangen allemaal een vul
potlood.
Het moet als volgt gevuld worden: Be dop
eraf en het gum er uit trekken, dan een
reservepotloodje er uit halen. Alles weer
dichtdoen, het potloodje geheel indraaien,
een nieuw potloodje vooraan er in en even
flink aandruikken, met de punt op tafel b.v.
dan blijft het vanzelf zitten.
Verschillende nichtjes hebben mij ge
vraagd of er weer St. Nicolaasverrassingen
gemaakt mogen worden. Er is nu niet veel
ruimte meer om het te vertellen, dus bewaar
ik dat voor de volgende week.
(Tot mijn spijt kan er niets van het ver
haal mee, maar dan de volgende keer een
extra stuk.)
Oplossingen van de prijsraadsels:
4 September. 1: Maandag brengt Konin-
ging Wilhelmina een bezoek aan Zeeland.
Onderd.: Maandag, Zeeland, Koningin, wel
kom, honderden, banieren, betooging, Dam,
zingen, allen.
2. Maandag naar Middelburg. Onderd.:
mug, band, ladder, brug, bang, smal, Ida.
25 September. 1: Wie op den hoogen God
vertrouwt, heeft zeker op geen zand ge
bouwd. Onderd.: efod, Kronieken, Nineve,
Ta'bitha, Gedor, ontrouw, wet, Horeb, Za-
dok, Gudgod, wapen, goden, Perzen.
2. Vele kleintjes maken een groote. On
derd.: tinten, roos, Lena, mos, Jeremia,
vlekken, lekker, grint.
9 October: 1. Men moet geen oude schoen-
nen weggooien voor men nieuwe heeft. On
derd.: Steheveningen, Wouw, Hoorn, Theems
Groede, Woerden, rogge monument, Fries,
Egmond.
2. Gezelligheid kent geen tijd. Onderd.:
geit, geel, zijde, hek, gids, Nel, tent kei.
23 October: 1. Hlet Nederlandsche vlieg-
wezen werd door ernstige rampen getrof
fen. Onderd.: China, Palestina, Arabieren,
Ben Helder, Specht, offers, zee, overwinnen,
geweldig, groeten, modern.
2. Beter hard geblazen dan den mond
gebrand. Onderd.: mondorgel, beter, hazen,
eenzaam, gemzen, brood, dadel, Bernbard.
Hier volgen de raadsels voor grooten en
ileinen:
1. Het geheel bestaat uit 41 letters.
Br Kuyper was een bekend 9. 18. 26.
38. 41. 9. 27. 11. 8.
Hij stichtte o.a. een 34. 7. 15. g. 4. 9. 39.
40. 15. 7. 10.
'Een 5. 32. 29. 14 geleden werd hij ge
boren.
De 28. 16. 24. 2. 18. 35. 12 en de 23. 21.
13. 1. 15 geven veel berichten over de her
denking.
19. 1. 36. 32. 39. 41 is een ander woord
voor dadelijk.
Met een 6. 11. 37. 17. 5. 33 kun je naar
boven en naar beneden.
Een 22. 7. 20. 13 is in iedere klas.
41. 30. 31. 3. 29. 9 is een besmettelijke
ziekte.
Een 25. 38. 16. 31 is een muziekinstru
ment.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vul de volgende gevraagde woorden van
boven naar beneden in de bovenstaande
hokjes in; een van de regels vormt dan een
naam, die we deze dagen veel lezen.
1. Een dorp in Gelderland; 2. ander
Woord voor vreeselijk; 3. zeg je wel als het
weer slecht is; 4. een uitroep die we vooral
van de jongens nogal eens hooren; 5. een
klein huisje; 6. heeft niemand graag; 7. ook
OUD MORAVISCH LIED.
't Geloof, het is een levenskracht,
Die vasthoudt aan Gods Woord en macht
Een vast en hart'lijk toevoorzlcht,
Dat zich alleen naar Christus richt.
't Geloof vindt in den Heer' alleen
Al wat wf ontberen hier beneen,
Het maakt ons Christus' deelgenoot;
't Heeft eeuwig leven in den schoot.
't Geloof brengt rijke liefde voort
'En hoopt op Gods beloftenwoord;
't Geloof brengt vreugde in nood eu dood,
Belijdt en maakt den Heere groot.
Verleen ons uit Uw goedheid, Heer',
Het recht gelooven tot Uw eerl
Dan is der zielen zaligheid
En 't hemelrijk voor ons bereid!
een dorp in Gelderland; 8. ander woord
voor vroeger; 9. niet rijk.
Lewedorp. „Moeders Hulp." Ja, ik
ken het wel en jij moet het ook maar flink
leeren, je zult er veel plezier van hebben.
Wat een prettig werkje is dat voor de hand
werkles. Als een verhaal er maar éen keer
in de week in staat moet je wel lang in
spanning zitten, daar heb je gelijk aan.
„Boschviooltje." Dat valt zeker niet mee
's morgens, nu je er al zoo vroeg op uit
moet. Is je broer al wat opgeknapt? Op
zoo'n manier zijbi de winteravonden bij jul
lie wel gezellig. Maar zorgen dat het kleedje
gauw klaar komt.
N i s s e. „Fietsertje." Wat jammer dat je
nog steeds ziek bent; het valt niets mee hé,
om maar stil in bed te blijven. Ik denk dat
je zus een trouw opipassertje voor je is; ze
heeft weer zoo keurig voor je raadsels ge
zorgd. Het beste er mee hoor. Ik hoop dat
je heel gauw weer beter bent. „Zusje." En
jij hebt meteen maar het besluit genomen
ook een nichtje te worden; nu dat doet me
plezier. Ik kan best begrijipen dat je het
griezelig vindt die gevaarlijke toeren; zou je
mee durven?
B o r s s e 1 e. (Lelie." Die voordracht lijkt
me wel mooi, maar nu je zoo'n klein stukje
geschreven hebt, heb je me erg nieuwsgie
rig gemaakt hoe het afloopt. Dat was een
prettige boodschap, om een nieuwe jas; wat
zul je 's Zondags mooi zijn. „Moeders lie
veling." Dat was maar een kort briefje en
het moest eigenlijk een heele lange zijn, om
dat het van twee keer tegelijk is. Ben jij ook
zoo goed geslaagd als je vriendinnetje?
„Zus." Jou handwerkje zal wel mooi wor
den; de kleuren zijn heel goed zoo. Schiet
het breiwerk thuis ook al op? Nog hartelijk
gefeliciteerd met Moeders verjaardag.
De bloemen zijn goed overgekomen, hartelijk
dank ervoor.
„Rembrandt." Het was weer een schilder
achtige brief, maar als ik jou was zou ik
voor St. Nicolaas toch maar postpagder
vragen. Je moet me maar eens gauw ver
tellen wanneer de lamp klaar ia Wordt het
een schemerlamp? Het lijkt me een heel
werk hoor.
Bergen op Zoom. J. P. Coen." Dat
zal een feestdag zijn vandaag; feliciteer N.
maar van me en wensch hem veel suc
ces toe. Fijn dat jullie die paar dagen geen
huiswerk hoefden te maken; nu ben je zeker
wel veel naar N. geweest. Ja hoor, de hei
staat nog prachtig. „Hardlooper." Van de
week was het wel weer om er eens heerlijk
op uit te gaan. Had je toen vacantia, of
moet die nog komen? En heb je nog van
het boek gedroomd? Ban maar niet meer
zulke griezelige verhalen lezen.
Krabbendijke. „Iris." Er hebben ui
meer nichtjes gevraagd of er van het jaai
weer St. Nicolaas-cadeautjes gemaakt wor
den; ik zal er eens over denken, hoor. Da;
schijnt wel een mooie film te zijn. Ben jij
soms ook een joolledtantje? Naaien komt
voor een meisje altijd wel te pas.
N. en St. Joosland. „Moeders Jong
ste." Nou, of het hier van de week stormde.
Aan den eenen kant wel jammer, want de
hoornen worden zoo kaal ineens. Jou school
tijd begint nu hard otp te schieten. Zou je
rapport goed zijn? Je vertélt het me d6
volgende keer maar eens.
Nieuwdorp. „Herfstkind." Echt jam
mer dat jij niet meer mee kunt doen, want
(we hebben jullie zoo lang in de familie ge
had. Ja, eer je jongste broertje zoo ver
is, dat duurt nog wel een poosje. Boe je
mijn hartelijke groeten ook aan. de anderen?
Souburg. „Boomklimmer." Nog harte
lijk gefeliciteerd met je verjaardag. Nee, jij
had niet te klagen, wat de cadeautjes be
treft en je tante had gelijk hoor. Zijn de
klimpartijen al weer afgeloopen?
'sH. A rends kerke. „Meizonnetje."
Wat gezellig dat jij ook mee gaat doen. Je
naam is goed, maar je bent toch hoop ik
niet alleen in Mei een zonnetje? Ja, ze zul
len op school wel weer nieuwsgierig zijn,
maar ik verklap niets. „Herfstaster." En jij
komt ook de gezelligheid van ons hoekje
verhoogen; dat doet me .plezier. Ik denlk
dat je wel veel werk aan je briefje gehad
hebt; het was zoo keurig geschreven. Fijn
hé, zoo'n klein zusje; mag je vaak met haar
wandelen?
Wemeldinge. „Zwartje." Ik vind het
juist prettig als je broertjes er bij ko
men en jij mag dan ook blijven hoor. We
hebben wel zes broertjes en zusjes uit éen
gezin gehad. Een heele rust voor je dat de
schoonmaak klaar is.
Goes. „Melkmeisje." Dat was geen pret
tig 'begin van den dag Woensdag. Gelukkig
maar dat het verder nog goed gaat. Ik kan
best begrijpen dat jullie bezorgd zijn voor
de koeien. Leuk hoor, dat kleine goedje;
groeien ze al flink? „Boertje." Ja zoo is het,
waar we ook zijn, de Heere alleen kan ons
voor gevaar behoeden. De laatste dagen van
de vacantie vielen nogal mee; heb je de
fietstocht toch gemaakt? Dat is juist het
leukste als een verhaal op zoo'n spannend
punt eindigt. „Schrijfstertje." De vacantie
begon wel slecht, maar later viel het wel
erg mee. Het leek wel zomer van de week.
Ja, ik dacht heuseh dat je al iets wist. Maar
het bedenken is soms nog het moeilijkst
van alles.
Serooskerke. „Karekiet." Je hebt
gelijk hoor om de vervolgverhalen te bewa
ren. Je krijgt zoo nog een heele verzameling.
Ja, de anderen zijn ook benieuwd hoe het
afloopt met Wout. „Duifje." Nee hoor daar
kan ilk niets van en ik heb het nog nooit
geprobeerd ook. Soms vind ik het wel
lekker, maar niet altijd. Ik heb al een
raadsel, dus moet dat van jou blijven
Jiggea. ,(Dikkie." !Wat fijto dat jul-
ïia isder jaar met zoo'n reisje mee mo-
gen; nu, je broertje zal er ook best zin in
hok-lien. Ja, het is wel heel erg, al die onge-
lukkefc; je mag wel iederen dag blij zijn
zeïf ervoor bewaard te blijven. „Parker."
Eerlijk hoor dat alles zoo goed gegaan is;
j-.ii'm hebt nu wel veel reden tot dankbaar-
besL Dk geloof best dat kleine broer weer
gauw gewend was; hij moest het natuurlijk
eerst eens even afkijken,
W a t e r 1 a n d k e r k j e. „J. de F." En
vtas het jou plan ook een lid van ons club
je ie orden? Nu, voor den eersten keer heb
'i raadsel al dadelijk goed oip'gelost. Ik zou
j wel graag willen dat je ook een schuilnaam
b; dacht en dan op het adres zette „Bab-
bwaoek".
Baarland. „Prins Bernbard." Jij
nicest dus voor die gelegenheid al vroeg op,
maar vond je het niet een beetje griezelig
om er naar te kijken? Het was heusch dom
vaa mij om dat te vragen, want ik had het
wel kunnen weten hoe oud je was.
Oudeland e. „Blondkopje." Leuk hoor,
dat armbandje; nog een nakomertje van je
verjaardag. Nu maar goed je best doen
met spelen; iederen dag een uur? In het
begin valt het niet mee, maar als je het
eenmaal kunt is het fijtn. „Juliana." En is
'h?t oen prettige middag geworden? Ik heb
zot.vn idee dat jij wel érg graag naar je
Oj Cffs toe gaat, is het niet? Nu heb je niet
geschreven of jij ook op het verjaardags
feest mocht komen. „Babbelkous." Nog har-
te'ijk gefeliciteerd met je verjaardag. Dat is
tocb altijd maar een heerlijke dag. Ben jij
dan ook zoo nieuwsgierig wat voor ca,-
deautjes je zult krijgen? Maar goed je best
doen met de Kerstversjes. „Spring in 't
Veld." Natuurlijk mogen ze het zelf sturen;
heb het adres: nu niet hij de hand, maar
zal het ze wel zenden. Ik hoop maar dat
ze er heel veel gespaard hebben.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DOTJ.TR
ÖNDA^UBLAD
GEBROKEN BAKKEN INPLAATS VAN
DE BRON.
Mijn volk heeft twee booshe
den gedaan
Jeremia 2; 13.
Dit woord verplaatst ons in een bergland
schap.
In een verborgen hoekje in een dal ont
springt daar een bron, die altijd, dag en
nacht, overvloedig het heldere, koele water
doet opwellen.
Een niet te waardeeren zegen voor
mensch en dier, zulk een bronwel van altijd
stroomend water.
Geslacht op geslacht zjjn dan ook de berg
bewoners gekomen met hun emmers en
kruiken om het kostbare water te halen.
Dag aan dag zijn ze gekomen en hebben
met vreugde geschept uit de fonteinen en
het levenbrengende water meegedragen
naar 'hunne woningen.
Maar nu is dat veranderd.
Onbenut vloeit dat heerlijke water weg.
Het volk heeft zich afgewend van de al
tijd vloeiende bron en het heeft zich zelf met
ontzaglijke inspanning in de spleten van
den bergwand regenbakken uitgehouwen.
En met goed succes naar het schijnt.
Want als straks de regen in ruischende
stroomen neerklettert, dan zijn de uitgehou
wen reservoirs in minder dan geen tijd
gevuld.
De drinkbakken zijn met het kostelijke
water gevuld, zoodat er voor gebrek geen
vrees behoeft te bestaan.
Maar dan komt de ontnuchtering.
Als de vrouwen en meisjes naar de reser-
voirs gaan om emmers en kruiken te vul
len, dan blijken de bakken ledig te zijn.
Door onzichtbare spleten en scheuren is
het kostbare water weggevloeid en op den
bodem vindt men nog alleen wat drabbig
vocht, dat ondrinkbaar blijkt te zijin.
Op deze wijze teekent de profeet Jere
mia het dwaze bedrijf van Juda.
Twee boosheden, een „dubbel kwaad" had
het gedaan.
Het had den God der vaderen de gehoor
zaamheid opgezegd; den God des levens den
rug toegekeerd.
En bovendien hadden ze zich andere go
den gekozen, de afgoden der heidenen,
schij'n-goden, niet in staat te helpen en te
redden en den dorst der ziel weg te nemen.
Maar dat „dubbele kwaad" beperkt zich
niet tot het oude IsraëL
Gij Waart een Simson in geduchte kracht,
Gij hebt alléén den strijd vaak aangebonden
Eb slag op slag den vijand toegebracht:
Gij wist als Richter U door God gezonden.
Gij waart een Mozes, die 't verdrukte volk
Hebt uitgeleid langs ongebaande wegen,
Door woestenij en stroom Gods Woord
tot Wolk
Uit slaafsehen dienst naar milden vrijheids
zegen.
Gij waart Profeet, die horizonnen zag,
Waar niemands oog een einder kon ont
waren.
Zoo waart G'Uw tijd vooruit vaak en Uw
vlag
Zag zeeën, die maar weinigen bevaren!
Gij waart een kind; Gij hebt voor God
geknield.
Als Gij zóó zwak waart, dan eerst waart Gij
machtig.
Zóó 'hebt Gij, Held, de duizenden bezield!
Zóó wies Uw invloed, onweerstaanbaar
krachtig!
Gij hebt in 't kleine land wat groots ge-
wrochtl
Uw dood bracht over al het volk ontroering!
Den Koning, door Wiens kracht Gij 't al
vermocht,
Aanschouwt Gij thans in zalige vervoering!
(A. Wapenaar, op den begrafenisdag
van Dr A. Kuyper, 12 Nov. 1920.)
Ook in onzen tijd, ook in ons land zajbi
er duizenden en tienduizenden die God den
rug hebben toegekeerd en Zijn Woord heb
ben verworpen.
De springader des levenden waters heb
ben ze verlaten.
Dooh omdat een mensch nu eenmaal be
hoefte aan een houvast in zijn leven en aan
zekerheid voor de toekomst heeft, gaat hij
zichzelf een god denken, naar zijn beeld en
gelijkenis.
Welk een schrikkelijk kwaad.
God wijst ons in Zijn Woord den weg
naar de wateren der goddelijke genade en
liefde, in Christus Jezus, een nooit uitdro
gende bron, en de mensch gaat er aan voor
bij. En bovendien probeert hij door eigen
kracht te verkrijgen wat voor den zondigen
mensch onbereikbaar is.
„Indien gij zeide Jezus tot de Samari-
taansche vrouw de gave Gods kendet, zoo
zoudt ge van Hem begeerd hebben en Hij
zou, ui levend water hebben gegeven."
Indien gij de gave Gods kendetl
„Kent gij, kent gij, dien Jezus nog niet?"
OVER „BRAVE" EN „LASTIGE"
KINDEREN.
m.
Type III.
De soort bravo kinderen, die we dit keer
gaan bespreken komen meer voor dan de
meeste menschen wel weten. Het zijn de ge-
wetensnauwe typen, die goed handelen uit
waarlijk zedelijk besef. Het is vaak een
wonder om te zien, welk een zuiver gevoel
voor waar en onwaar, recht en onrecht, kin
deren bezitten. Men kan het gerust als een
genade Gods l^esc'hauwen, als heilige veront
waardiging bij deze kinderen hen het boo ze
doet afkeuren.
Een zeer moeilijk punt is hier het z.g.
klikken. Verontrusting en ontzetting doet
deze kleinen het verkeerde aanbrengen. Dit
kan 'bewijs zijn van werkelijke goedheid, ja
kinderlijke vroomheid. Wat doet nu de vol
wassene met deze biecht Hiervan, hangt
alles af; 'hiervoor zijn geen regels te geven.
Het komt geheel aan op een zakelijke in
stelling. De persoon Tan den aanbrenger
behoort in geen enkel opzicht de belang
stelling te hébben.
Voorbeeld ter toeliohting
Een kleine jongen, nog niet in den lageren
school-leeftijd, ziet z'n broertje een appel
stelen. Ontdaan snelt hij naar z'n moeder,
die in de keuken is. En in kinderlijke naïvi
teit geeft hij uiting aan z'n schrik en ver
ontwaardiging „Jan dieft".
De moeder behoort nu tegen zoo'n kleine
jongen dit te zeggen „Maar m'n haasje
toch, wat akelig, dat Jan dat doet. En wat
jammer dat jij dat nu Moeder komt ver
tellen. Jan moet 'het Moeder zélf komen zeg
gen, dan pas kan ik het hem vergeven. Ga
jij dat nu maar eens aan Jan zeggen."
Men begrijpe mij goed, het kan nog op
duizend andere manieren en hier in de
krant kan ik geen voorschriften geven.
Maar, twee dingen staan vast: le. men ga
op het bericht van dezen kleinen man, den
schuldige niet opzoeken en straffen; 2e. men
late den kleinen aanbrenger voelen, dat
biecht, berouw en vergeving bijeen hooren
en dat de misdadiger uit zich zelf tot biecht
moet komen.
Zegt mien tegen het Heine gewetensnauwe
kind: „Zóó en jij imag niet klikken," dan
doodt men het kinderlijk vertrouwen en het
spontaan rechtvaardigheidsgevoel. Het ge
weten van dit 'kind krijgt een knauw. Gaat
men op gezag van het 'kind, den misdadiger
achterna en zegt men, terwijl men hem bij
z'n kladden pakt: „Zóó, wat hoor ik van je
broertje, aap van een jongen" (dit in pre
sentie van het betrokken broertje) dan be
vordert men een conflict tusschen de ge
broeders. Bij den dief ontstaat geen waar
berouw, maar wel nijd ten opzichte van den
aanbrenger en de kleine aanbrenger zelve
ziet in de oorvijgen, die worden uitgedeeld
zoo'n geweldig succes, dat bij een volgende
gelegenheid 'het spontane mededeelen van
het verkeerde vermengd wordt met leedver
maak en nu inderdaad ontaardt in 'klikken.