B ■B rr Voor de jeugd. B Zaterdag 16 October 1937 t 52e Jaar gang No. 3 Voor den Zondag 3 B I 2 a 5*2.3 ÉLH<» 2 So8&|.2~&sv ®28£'p a? pj •"4 CD CD> |V CO P-* P CD B S 3 S* 0®^o'§'&®.aJ 5-qh° r 4^0ffflt34®® i iiti-Hj •6.B Q P <J W >4 g i<J P M 5:3 er\ r* 3 O p 3 O 3 o CD p. 3 co cd p: p B B HI 3 CD H3 fV £B N a,pd 3 K£; TO f?®3® Bfif w 3 TO P. P, p -r *-® s r* p a, a 3 P-® •5 5 3 3 O ro P s tH O nr El üg*l S-S p P- 2 CD CQ i P i I Beste Nichtjes en Neefjes, Een van de nieuwe nichtjes vroeg mij haar te vertellen >hoe zij de raadsels op moet los sen; ze bedoelt hier de gewone letterraadsels, dus zoo een als we nu voor de grooteren hebben. Baar er misschien wel jongens of meisjes zijn die ook graag mee willen doen, maar moeite met de oplossingen hebben, kunnen zij dit voorbeeld ook mooi gebruiken. Je begint met de getallen, ditmaal 140 op een stuk papier te schrijven, niet te dicht naast elkaar; ze kunnen natuurlijk niet op één regel, dus dan de regels ook niet te dioht onder elkaar. Nu gaan we kijken wat er gevraagd wordt, voor deze keer zal ik het eerste woord ver- iklappen. Is niet dikwijls, wordt er gevraagd, en dat moet zelden zijn, kijk maar, er staan 6 cijfers, dus het woord moet 6 letters groot zijn, dus komt zelden precies uit. Nu gebeurt het ook wel eens dat wat het aantal letters betreft, verschillende woorden uitko men, zooals b.v. bij een lichaamsdeel, maar dan moet je natuurlijk een beetje probeeren. Nu gaan we eerst verder met zelden. On der de 35, die je hebt opgeschreven, komt een z, onder de 3 een e, onder de 10 een 1, onder de 26 een d enz., je vult zelf maar in. Als je nu eens verder in het raadsel kijkt, zie je dat het cijfer 26 er nog twee maal in voorkomt, je weet dus al dat in die woor den ook een d voor moet komen. Nu verder maar eens zelf probeeren, ik llenk dat het wel gaan zal. Dé 40 letters bij elkaar moeten een spreekwoord vormen, deze keer. Middelburg. „Klimop". Nu ben ik heuseh blij, dat er weer eens een nichtje uit de hoofdstad is. Dat is in lang niet gebeurd. In het algemeene briefje kun je lezen boe je de raadsels op moet lossen. Het zal best mee vallen. Lewedorp. ,3oschviooltje". Jij bent de vorige keer al welkom geheeten, maar nu wil ik je eerst een pluimpje geven voor het keurige briefje. Je hebt er zeker wel erg goed je best op gedaan. Ja het wordt nu heel wat kouder, maar sneeuw zullen we voorloopig toch nog wel niet hebben. „Moeders Hulp". Ja hoor, die naam herinner ik me nog wel en ik vind het leuk, dat jij een zus van hem bent. Wat zal dat een schrik geweest zijn dien middag. Jullie zult nu nog wel extra goed op haar passen. N i s s e. „Fietsertje". En 'hoe is het er mee, knap je alweer wat op? Ik hoop het voor je. Je hebt een goede zus hoor, die de brieven voor je schrijft. Ze heeft het al zoo keurig gedaan; zeg maar, dat ik haar over niet te langen tijd ook als nichtje verwacht. Souburg. „Boomklimmer". Wat heb je je geweerd en je hebt nu je naam eens echt eer aan mogen doen, dat gebeurt niet te vaak denk ik, dat het mag. Je genoot ze ker wel daar in de hoogte? Oudeland e. „Blondkopje". Nog har telijk gefeliciteerd met je verjaardag. Dat van Vader en Moedér was een mooi cadeau. Gebruik het maar trouw. De raadsels heb je allemaal goed. „De Groot". Het doet me ple zier, dat je het verhaal zoo mooi vindt. Ja, als je 'het bewaart kun je het later nog eens heelemaal overlezen. De boomen beginnen nu overal zoo echt kaal te worden. Hadden jul lie nog veel werk aan de „laatsten?" „Doorn roosje". Je 'hebt gelijk, de tijd gaat vlug, voor je 'tweet is er weer een week om. Jij hebt dus toch nog wel genoten in de vacan- tie. Het is daar fijn aan het water, vooral als er veel booten voorbij komen. „Babbel kous". En zijn jullie al aan de schoonmaak begonnen? Ik hoop het voor jou. Dat was een lange vacantie op zoo'n manier. Zoo is het het beste, dat je ook weer blij bent naar school te kunnen gaan. „Spring in 't Veld". Die postzegels wil ik graag weer hebben. Zijn het er veel? Er wordt mij nog telkens om gevraagd. Jullie 'bent al vroeg aan die versjes begonnen, maar nu zal 'het ook wel goed gaan. „Juliana". Jij ook nog hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag. Héb je al een teekening gekleurd? Je kunt het nu mooi doen. Zet je in het vervolg je naam onder je brief? Ainders gebeurt het nog, dat ik bij het beantwoorden de yerkeerde erbij zet. Krabbendijke. „Iris". De anderen zijn ook al zoo verrukt over het Zondags blad, nu het staat ook werkelijk heel wat gezelliger. Maak je maar niet ongerust, het raadsel heb je goed. Zul je ze in het vervolg goed. bewaren? Goes. „Sehrijfstertje". Die eerste zin heb je goed nageteld. Ik moest er heusoh om lachen, maar het is wel goed want Zoo leer je het. Wat fijn zoo'n heele dag vrij, vooral als je vroeg klaar bent met je werk. Dat was een leuke vergissing, ik kan 'begrijpen dat jullie plezier er om hadden. S e r o o s 'k e r k e. „Parker". Dat waren werkelijk heel droeve dagen voor jullie, maar ook hier kan de Heer uitkomst geven. Jij zult wel blij zijn als het Maandag is. Krijgen jullie nog goede berichten? Ik hoop het van harte. Baarland. „Prins Bernhard". Wat fijn, dat je de oplossing toch nog gevonden hebt Je briefje was nog net op tijd. Je zuster heeft het mis gehad, want ik ben er niet geweest. Ga je het volgend jaar naar de Ulo? Borssele. „Rembrandt". Jullie hebt je flink geweerd in de vacantie en dat tochtje met de auto was zeker wel het mooist van alles. En ben je nu blij, dat je weer naar school kunt gaan? Hier volgen de raadsels. 1. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 40 letters. 35. 3. 10. 26. 22. 6. is niet dikwijls. 31. 33. 18. p. 19. 37. 26. de naam van een regeerend vorst 17. 28. 39. 3. 23. 26. 9. 6. een ander woord voor kameraadje. 29. 8. 2. 10. is niet zindelijk. 32. 1. 30. 13. 31. 38. is een getal. De 7. 27. 4. 37. is een lichaamsdeel. Eén 11. 12. 24. 14. 15. is een adelijk persoon. 31. 39. 17. 20. 5. 2. is een soort uniform. Eén 34. 36. 9. 11. 21. 12. is een groote vogel. Visschers gebruiken 40. 5. 16. 32. 22. 25. Ingezonden door „Xarekiet". 2. Vul van de volgende woorden de streep jes in, zoo, dat de ingevulde letters van boven naar beneden een woord vormen, dat dezer dagen in iedere krant en brief staat t - P -or b o - - n s a - t -en n a - Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE! DE KLEINE KAPITEIN. XXX VH. Bezorgd keek moeder hem na, toen Wout een poosje later de stoep afging. Als hij nn maar voorzichtig was. De sneeuw op straat, al breiig door de vele auto's en fietsen die gepasseerd waren, maakte de weg maar erg glibberig. Liefst zou ze Wout maar zelf naar de tram gebracht hebben, maar ze wist dat hij dat beslist niet wilde hebben. Bij de buren sloeg een deur en meteen zag ze Wiet de stoep af komen springen. Tranen sprongen in haar oogen toen ze weer naar Wout keek, die juist voorzichtig veilig op de straat was beland. Bij had Wiet ook al opgemerkt en meteen al in zijn eene band een sneeuwbal te pak ken. He, mevrouw zuchtte verlicht, toen ze die twee samen weg zag gaan, het trof mooi dat Wiet er juist aan kwam of.midden in de gang bleef ze staan, zou Wiet ook bezorgd zijn geweest? Meteen zag ze de twee voer zich al de keeren dat ze hier samen speel den of dat ze naar school gingen. Wiet, zon der dat Wout er erg in had of dat het hem •hinderde, kleinigheden voor hem uit den weg nemend en hem ongemerkt helpend waar ze kon. De kinderen kwamen dien morgen met heel wat meer lawaai de school binnen dan anders; ook 'in de Mas van Wout was het onrustig, maar toen ze moesten zingen het vers uit Psalm 147: Hij zendt op aarde Zijn bevelen, Zijn Woord loopt snel door 's werelds deelen; Hij geeft de sneeuw om 't land te dekken, En tot een zachte wol te strekken, Wier wond're vlokken voor elks oogen, Gods macht en wijsheid Maar betoogen; Of strooit weer, ten bekwamen stonde, Den rijm, als stuivend' asch, in 't ronde, voelde je, dat er met ongewone aandacht ge zongen werd. Het geschuifel en gefluister na het zingen bleef dien morgen even uit. He, Wout bad eigenlijk nooit geweten dat die psalm er was. En toch was 't zoo'n mooie! Echt speciaal voor vandaag. Hoe was 'took weer; o ja: Hij geeft de sneeuw om 't land te dekken en tot een zach te wol te strekken. Ja, zóó was het geweest vanmorgen op de vensterbank en in den tuin. En ineens had Wout er spijt van dat hij alles zoo ruw had vernield. Nu pas zag hij hoe mooi het was geweest, die zachte witte sneeuw in de vensterbank. En dat had God gegeven. God had de sneeuw doen neerdalen op de aarde. Wout verwonderde zich dat hij daar eigen lijk nooit aan gedacht had. Hij was blij, toen hij 's middags naar huis met de tram langs het plantsoen reed en de sneeuw daar in ongerepte reinheid zag. Nu wist 'hij pas hoe „mooi" het was. Hij keek om zich heen in de tram; de men sehen zaten met de kraag hoog op, en als er bij een halte weer een binnen kwam, stam pend met zijn sneeuwschoenen, was het: dat zal wat worden als het al zoo vroeg wintert, en: brrr, wat een smeerboel. Nou, dacht Wout, dat is hun eigen schuld, dan moesten ze er maar niet door loopen en fietsen, maar liever naar de sneeuw in het plantsoen kijken. Met zijn mouw veegde hij de beslagen ruit schoon; hij tuurde naar buiten en toen weer naar de mensohen in de tram; zou niemand er nu erg in hebben? Daar was het nog zooals God het had ge- g- 'sn! W -at voelde, het ineens als een blijdschap dat hij het wèl wist; zouden er hier nog meer zijn. Elén voor één keek hij de menschen eens aan, maar nee, je kon aan niemand iets merken. Ze hadden vast allemaal een hekel aan de ST'-euw. Tu-jn hij weer naar buiten keek, waren ze het plantsoen al voorbij en de straat wa,ar ze nu door reden was schoongeveegd; hier was haast niets meer van de sneeuw te he in.aken. Het werd al heel vroeg donker dien middag. Tegen drie uur stond Wouts moeder voor het raam. De lucht was grijs-grauw en grauw ook staken de huizen aan den over kant er tegen af. Als dat maar niet nóg meer sneeuw beteekende. Ze dacht aan Wout, heel de dag al was ze onrustig geweest. Als hij nu eerst maar weer veilig thuis was om vier uur, dan zou het wel over zijn. Vroeger had ze zich nooit zoo ongerust over hem gemaakt, maar hier in de stad, met het drukke verkeer, als Wout bij het oversteken eens niet' gauw genoeg uit den weg kon komen en hij gleed uit! Kijk, daar had je het al. Kleine dunne sneeuwvlokjes daalden neer, maar het waren steeds grootere en grootere die volgden. Het was of ze steeds sneller kwamen, in oneindig gedwarrel. Vuil leken ze zooals ze voorbij zweefden, maar de straat was in een oogenblik met wazig wit bedekt Het was nu stil buiten. Een enkele auto, die passeerde, liet twee zwarte sporen ach ter, maar meteen vleiden weer nieuwe vlok ken zich er op neer, zóó was er niets meer van te zien. Mevrouw zuchtte toen ze zich weer bij haar naaitafeltje neerzette. (Wordt vervolgd.) UI iB H- 2 Pi B B 3 9 cd Q3 <J Hj «S: B 3 ï-5 Lr C O B B B S B B 2. Q O _o P B P o Br tr B p B p, PT m S S 3 BKMi 3 3 TO g 3 2 3 BB o fr M CD 2. <3 p- BB a> or 13 3 r bl 3 ÖÖSBIXD 1- -i EEUW DE WEG DES BEHOUDS. De straf die ons den vrede aan brengt was op Hem. Jesaja 53: 5. Het woord straf is in onzen tijd niet erg in trek. Vroeger toen de menschen minder be schaafd en ruwer van zeden waren, kon wel een meer of minder zware straf worden toe gediend. Maar in onzen tijd van wetenschap en beschaving wil men van straf niet meer hooren. Men moet den ongelukkige die het kwade doet niet straffen, maar verbeteren. Men moet letten op zijn levensomstandigheden, den geestelijken achtergrond van zijn han delingen trachten te verstaan, zielkundig met hem te werk gaan en voorts medelijden met hem hebben en hem barmhartigheid be wijzen. Zedelijke verbetering van den ongelukkige is veler ideaal Van schuld die geboet en van kwaad dat gestraft moet worden wil men liever niet hooren. Hierin staat de wijsheid der wereld te genover de wijsheid Gods. God de Heere heeft den mensch gescha pen naar Zijn beeld en gelijkenis en den al dus geschapen mensch een zedelijk leven gegeven, waardoor de mensch verantwoorde lijk is voor zijn doen en laten. Bedrijft hij kwaad, geeft hij zich over aan de zonde, dan staat hij schuldig en is strafwaardig. In het uitspreken van die schuld en in het vaststellen en uitvoeren van de straf, schittert de majesteit van het recht. In het paradijs heeft de mensch zich van zijn God afgekeerd. Niet naar het woord des Heeren werd geluisterd, maar naar het woord van den duivelschen verleider. Vanaf dien tijd is het kind Gods een dienstknecht der zonde geworden. Het ging van kwaad tot erger. De schuld werd eiken dag meerder gemaakt. Voor den diepschuldigen mensch kan en zal de straf niet uitblijven. Niet alleen Zijn loon, maar ook Zijn straf beantwoordt aan Gods eer. Maar Gods genade is groot en wonder baar. Voor den zondaar die zich de straf had waardig gemaakt is een weg ter ont koming geopend. God heeft Zijn eeniggeboren Zoon gege ven opdat een iegelijk die in Hem gelooft het leven zou hebben. Jezus Gbristus is in de wereld gekomen om de schuld te boeten en de straf te dra- gen. In Zijn lijden en sterven heeft Hij als Borg' en Middelaar de straf ontvangen die aan ons voltrokken had moeten worden. Hij heeft den schrikkelijken toorn Gods tegen de zonde van het gansche mensche- lijke geslacht gedragen. En omdat Hij de Zoon van God was, heeft Hij voor hen die op Hem hun betrouwen stellen, een eeuwige verlossing teweeg ge bracht. Zij die onder den toorn Gods eeuwig had den moeten verzinken worden in Hem vrij gesproken van schuld en straf. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem en door Zijne stiiemen is ons ge nezing geworden. OVER „BRAVE" EN „LASTIGE" KINDEREN. Het is mijn bedoeling in een reeks artike len eenige types lastige kinderen te bespre ken. Tevens wil ik trachten een geschikte behandelingswijze dezer kinderen aan te ge ven. Voorop sta: le. dat ik niet bedoel abnormale gevallen te teekenen, doch doodgewone alledaag- sche gezonde jongens en meisjes, die echter om de een of andere reden den naam hebben „lastig" te zijn; 2e. dat ik niet een behandeling voorschrijf, maar alleen wil probeeren een weg te wijzen hoe 'het zou kunnen; 3e. dat ik, waar er al zooveel lectuur be staat over de Meuters, nu eens vooral uw aandacht ga vragen voor het school kind. Vóór dat we over de eigenlijk lastige kin deren met elkaar gaan praten, wil ik eerst in een drietal artikelen iets zeggen over do contrasteerende pendant van het lastige kind n.l. het z.g. „brave" kind. „Zouden die er zijn, brave kinderen", hoor ik een verbaasde ouder van eenige lastige exemplaren vragen. Inderdaad, ze zijn er! Gelukkig vinden ze tegenwoordig niet meer zooveel waardeering als in den tijd van vader Anslijn, u weet wel, de schrijver van de beroemde boekjes: „De Brave Hen drik" en „de zoete Maria". Wee wordt het ons om 't'hart als we de zoetsappige taal lezen: Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed af- HEILIG AVONDMAAL. Het is zeer stil, als brood en beker het zichtbaar teeken van Uw schuldeloozen [dood geluidloos rondgaan en ons hart onzeker, verbergt niet langer zijn verborgen nood. Het is zeer stil, want Uwe oogen zien van Uw kruis ons onontkoombaar aan. En Uw doorboorde handen milder mede- [doogen reiken vertroostend brood en beker aan. Het is zeer stil nu Gij wilt toeven en immermeer vergeven onze schuld. Want wij, die dagelijks en durend U [bedroeven, aanvaarden achteloos Uw onbegrensd geduld. Het is zeer still Ons bevend bidden, hebt Gij het aangenomen en opnieuw [verhoord! Het is zeer stil! Gods Zoon is in ons midden en heeft ons roepen aangehoord. BERT BAKKER. neemt, als hij voorbij gaat? Vele menschen noemen hem den braven Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt. Hij doet nooit iemand kwaad. Er zijn wel kinderen, die 'hem niet lief hebben, ja, maar dat zijn ook ondeugende kinderen. Alle brave kinderen zijn gaarne bij Hendrik. Kinderen, die met Hendrik om gaan, worden nog braver; want zij leeren van hem, hoe zij handelen moeten." Jeuken uw handen niet lezer, om dien braven broeder eens door elkander te ram melen? Neen dit is geen deeg waaruit een Geuzengeslacht wordt geschapen, maar wel een menschentype gebakken, dat wonder veel overeenkomt met de strooperige slappe danigheid van taai-taai-poppen. Pas op, vooral gij vriendelijke Zeeuwen, dat ge in uw kinderen niet bravigheid kweekt inplaats van zedelijkheid, lievigheid inplaats van liefde, godsdienstigheid in plaats van godsvrucht. Een Michiel de Ruyter was geen „Jantje die eens pruimen zag hangen", maai' een danig lastig kind dat het terrein van zijn kwajongensstreken uitstrekte tot op het topje van uw Vlissingschen toren. Gezonde jongens en meisjes zijn in den grond nooit braaf! En tóoh ja er zijn brave "kinderen. Type I. Dit kind is braaf uit angst. Het is het schuchtere, verlegen, angstvallige kind. Dikwijls is hun lichaamskracht niet groot, ook hebben ze weinig zelfvertrouwen. Hun zedelijk besef is goed ontwikkeld. Ze zijn vriendelijk en zacht. Soms iets te teer, lichamelijk zoowel als geestelijk. De vrees voor straf is bij dit kind dikwijls beangsti gend groot het kan er nerveuze storingen door krijgen. In vreeselijke spanning kan J

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 7