s s s
s°UI'
s^a
Zaterdag 2 October 1937
t
■HHh*«- 1
Voor den Zondag
Bijbel en omgangstaal.
T
a
Voor tie jeugd.
52e
Jaar
gang
No. 1
EEN SLECHTS.
8
O pu
tr+~
Sb.
p-S"
g.£ S.
s.®
pr
r-
CD »"i P
0 5
J m
<-u
O
S-
P *-i
p ft
P Lii j-1'
^Oq H -<
tr cd
2 B-S
5-0q g
®s^se
pa
l^g-5
§^gBg t#t
P <3? e-t- CD P 1 I CD
CD
P- P-
KJ
P-Oq
CQ o
r-
o p
O
co co
B B
£~B
fS-. g-jf
2 P®
13
38fl
C 4 2,4 P
5 g: E* g e-:w
'i fiyo
2
c'mB.sg'»
K-"2 2 W Si®
i "d p i i
- - sr'S
M B M
5 >-i P
gfl!"
S
w E
M 2
3 P
O
i. <tj
ft. £-
i co
Orq
P
I Oq
P p,
B p. p
a g P >5
o p.to-1 g
ë!t:m. Is
o
B - B gm dg ITO B au g
S 13 q. ii B
pi M t*. S'JcP
H -2 £L w 2-
g0^p^pgs»®p.
S g g-c g-s-s ëa
P- h S bi h-2 ca Mvi^r
Eb* P S B g B g
W n P-'I-'-^ CO 5 5 CD
O H-" L_J >-••<-*• ZO e-t" poq iü
Pp IV öoq p o C ffl B 4.
F I 1 1 Kt» 1 ITCQ
w ë-®5
P tT
ft""»"
p
pa
s
B
ffi
(V
O
►rS
N
p PBC:
S P
B
*-* Tf)
B
B 5°
g m
B tJ
P$ 2
P B
trq o
I-S w
i-s p^
C3*
a 2-
"PT"
pL
S g.
F^:
OQ
P
oq
P i
CD
P
w«
"S
H E»
P
O
p?
o lj:
g"t
p Oq
Kt,
p
p
t-ï t-i
P K
g
(Pi
OP©
i'CO
ht
2 k CTQ
s s
a B
s 1
££■.&-
«P. Hi
as&I
^<S B-
co B- S*
B0^
wls.
<1 p
P CD
*7 Jr" S"
l-a
O PO
B >2
d
a
Sèh-2-
B g
P-g
t.
B Pi
C o
'K-g*
§1
b-5"
2-
1$ 11 D"
2-1 5.
P CQ p
p orq >d
»ii|,
B a-p-
M
o
P O
o S H (D CD
5-»Ö i5.p P
oq
o
P-
ra
CD
£T§
n. p
B
O
©jCq
yT
S H
OQ
_P P
gë^ p a.
Qj^ P S- g- P
m. »0
c -
P B"
C!
Pjfi
bO^:
Oq
O
P-
t*r
o
o
r^T®""
J KJ 2-
r-.^®
I p
.I pp-
g
e# p* P
B o P
p.
£o
p
CKJ
e-t
P
O
O
O4
P-
s
K»«
O4
O
g 3
g s F a
p p <J 3-
B g
.pp' P1
w
w.l
©- p
P
P
i-S
o.
B" *5
P O I
g O.B-P
5* r** P
HJ
F
W3
Beste Nichtjes en Neefjes,
Daar staan we dus weer op ons oude
plaatsje in ons Zondagsblad en ik denk dat
jullie er allemaal net als ik, erg blij om bent.
En hoe vinden jullie het?
Sommigen van jullie zullen zich het
vroegere Zbndagsblaadje nog wel herinne
ren en er zijn er ook die mij vertelden dat
oudere zusters de vroegere Zondagsblaadjes
bewaard hebben. "Wat het laatste betreft,
dit kunnen jullie nu ook mooi doen.
En nu wil ik eerst enkele oud-neefjes
hartelijk danken voor de postzegels; jullie
wenscht wel onbekend te blijven, maar ik
zie wel dat jullie ons clubje toch nog niet
hebt vergeten.
Als er nog meer zulke oud-neven, of niet-
neven nichtjes mag natuurlijk ook i
zijn, dan houd ik mij aanbevolen.
Zijn er soms jongens of meisjes die, nu
we zoo'n mooi Zondagsblaadje hebben, ook
graag mee willen doen met onzen Babbel-
hoek, dan raad ik hen aan, met het oog op
de prijsjes, het niet langer uit te stellen,
maar nu dadelijk te beginnen.
G o e a „Schrijfstertje". Je speurtocht heeft
wel succes gehad, het was weer een aardige
verzameling. Het is zoo prettig als er van
verschillende kanten wat komt, dan heb je
er ineens flink wat tegelijk. „Melkmeisje".
Ja, de meeste nichtjes en neefjes zijn dien
dag naar Middelburg geweest en daar ben
ik echt blij om. Vind je niet, dat het blad
er gezellig uitziet? „Boertje" En hoe bevalt
het je op de U.L.O., heb je al veel huiswerk.
Ja zoo'n heele dag vrij, dat is wel een
buitenkansje. Mij bevalt het potlood ook
best.
Baarland. „Prins Bernhard". Jullie
hebben het goed getroffen met de vacantie
nu het juist zulk prachtig weer was. Ja,
daar aan het water is zoo nu en dan wel
eens wat te beleven. De groeten aan B.
en het beste met haar.
N.- en S t. - J oosl an d. „Moeders Jong
ste". Zoo'n tochtje naar het strand is altijd
fijn, maar nu is het voorloopig weer gedaan
met de pret. Nog hartelijk bedankt voor
de kaart hoor.
Borssele „Rembrandt". Ik was al bang
dat ik schuld bij je had, toen ik dat papier
zag, maar dat viel nogal mee. Nee hoor,
mijn schilder kan ik nog niet missen. „Le
lie". Ik kan begrijpen, dat je het heerlijk
vindt als je met je groote broer en zus
uit mag. Dat kleine broertje had maar een
slechte week. Is alles alweer beter? Nu zal
ik er heusch de volgende week om denken
hoor.
Souburg. .Boomklimmer". Ik merk
wel, dat je flink aanpakt, zoo mag ik het
zien hoor. Maar die fietsen, daar moet ik
haast om lachen als ik weer zoo'n verhaal
van je lees. De hoeveelste keer is dat al?
Nieuwdorp. „Herfstkind en Bruinoog
je". Jammer, dat B. niet meekon, maar ik
denk, dat H. alles wel heel uitvoerig verteld
heeft. Ja, het was nu een prachtige week
om vacantie te hebben
Serooskerke. „Karekiet". Jij wordt
nog een flinke hulp van me. Voor deze
week was ik al klaar, maar ze komen toch
nog wel van pas. Dat isv fijn hoor, al die
konijntjes. „Duifje". Zoo worden de oude
Zondagsbladen dus ook nog gebruikt. Ja
voor jou zijn daarin nog heel wat raadsels
op te lossen Zoo'n dagje naar de stad is
altijd een feest hé.
Oudelande. „Spring in 'tveld". Dat
gebeurt niet vaak dat jullie brieven apart
komen, maar hier zijn ze toch weer bij
elkaar. Gezellig, dat je uit mocht. Had je
kou gevat met die regenbui? „Juliana". Die
verkoudheid, dat weet wat en je kunt er
meestal maar weinig aan doen. Is je tante
alweer beter? „De Groot". Ik had het best
gevonden hoor. Het was voor jullie wel een
teleurstelling. Maar die kruiwagen, daar
ben je maar goed mee af. „Babbelkous".
En jij had ook al zoo'n klein griepje, ge
lukkig maar dat Eet gauw beter was. Leuk
zoo'n das, maak je er ook een muts bij,
dat staat wel aardig. Jij spaart ze dus zelf
al voor een goed doel.
Bergen op Zoom. J. P. Coen". Wat
een veranderingen. Nu ik 'hoop ook voor N.
■dat het erg druk wordt. Dank je wel voor
de postzegels, ik heb er weer ongeveer 3000
weggestuurd. En dan niet te vergeten de
prachtige hei. Dat was een verrassing 'hoor.
Wisten juffie, dat ik daar zoo dol op ben?
„Hardlooper". Dat was een mooi tochtje,
vooral ais je zulk mooi weer hebt. En dan
nog fijn met de auto meegereden. Weet je
nu hoe je een huis moet bouwen? „Corn, de
Witt". Ja, jij krijgt nu ook den leeftijd om
ons clubje te verlaten, maar het spijt me
toch altijd als er een trouwe neef afscheid
moet nemen. Dat rijtje boeken blijft een
mooie herinnering.
St. Laurens. „Ford". Het afscheid
nemen zit geloof ik in de familie. Ik ben blij
met het kiekje, dat je mij al® aandenken
stuurde. Je staat er goed op. Doe je K. de
groeten van mij En verder ook het beste
er mee.
N i s s e. „Fietsertje". Dat is vlug hoor,
nu alweer een week vacantie. Je zult ikleine
zus wel verwend hebben nu je heel den dag
tijd voor haar had. Is de wespenplaag al
over
Serooskerke. „Dikkie". Wat een fijne
dag was dat en je hebt 'zóóveel gezien en
alles goed onthouden hoor. Dat tweede reisje
was ook mooi, was je niet een beetje bang
in die tunnel? „Parker". Het is wel droevig
met Grootmoeder, maar heerlijk te weten,
dat na dit lijden de hemelsche heerlijkheid
wacht. Ais het raadsel wat moeilijk is heb
je er ook meer plezier van de goede oplos
sing te hebben gevonden.
Hier volgen de raadsels.
Deze keer zijn ze voor grooten en kleinen
samen.
1. Het geheel bestaat uit 19 letters.
Veel landbouwers houden een 4. 15. 12. 17.
11. 18. 19. is uitgestrekt.
14. 8. 10. 4. 15. 6. is iemand erg plagen.
12. 1. 1. 5. 3. is altijd.
7. 2. 9. 16. 19. 5. 13. is een plaats in
Zuid-Holland.
2. Vul op de regels van boven naar be
neden de gevraagde woord/en, allen uit 4
letters bestaande, in.
De letters op de puntjes van boven naar
beneden vormen dan een woord, dat we
vandaag vagt allemaal al hebben uitge
sproken.
1. Is ontelbaar.
2. Boodschapper.
3. Is een 'huisdier.
4. Gebruiken we bij 'het
eten.
5. Een diertje dat we in
den tuin niet graag zien.
6. Heeft een gewapende
rug.
7. Is heel goed.
8. De streek waaruit Ruth
kwam.
9. Iemand, die erg dap
per is.
10. Tuingereedschap.
11. Snoepen kinderen graag.
DE KLEINE KAPITEIN.
XXXV.
Onder de schrijfles nam Piet zich voor
om 12 uur met Wout mee te loopen naar
de tram. Dan zou hij het meteen vertellen
van vanmorgen, dat 'hij broertje had laten
raden en dat ze het allemaal zoo fijn had
den gevonden.
Hier in de klas wilde hij het niet doen;
als Hans het hoordehet ging hem niets
aan, hij zou er toch maar de gek mee ste
ken.
Maar om 12 uur toen ze al voorin de
klas waren, voelde Piet zich opzij geduwd
en meteen liep Hans voor hem, naast Wout,
en Piet voelde zich ineens zoo klein ach
ter 'die breede rug van Hans, die wel een
hoofd grooter was dan de andere jongens
uit de klas.
Hij fluisterde iets tegen Wout en toen
lachten ze samen. Even later keek Hans om
en Piet zag iets in zijn oogen net als
de vorige avond onder het spelen toen hij
had gezegd, lust je graag krentenbollen?
Nou, Piet stak z'n handen in z'n zakken
en trók z'n schouders op; 't kon hem niets
schelen, dat Hans met Wout meeging. Wout
moest het zelf weten, maar hij zou niet eens
met zoo'n stommerd willen loopen; 'hij was
al een keer blijven zitten en nu nog de
slechtste van de 'klas. Wout kon hem cadeau
krijgen hoor.
Piet zag nog dat Hans niet heelemaal tot
de tram met Wout meeliep, doch maar een
klein eindje, toen ging hij weer terug, zeker
nog even spelen.
Ook aardig, zoo'n vriend, daar had je
wat aan.
'Zou 'hij nu nogen dan aan Wout
vertellen vertellen van brojrtje Nee, hij
deed het niet ook, hij had er nu heelemaal
geen zin meer in.
Wout was heelemaal niet in een prettige
stemming toen hij alleen verder ging, dat
gezanik ook altijd met die trams. Hans had
anders hest eens heelemaal mee kunnen
gaan. Zou hij 't leuk gevonden hebben, gis
ter? Daar had hij niets van gezegd; hij had
't alleen maar over Piet gehad en Wout zelf
had er niet naar willen vragen. Met de an
dere jongens had hij er voor schooltijd nog
even over gepraat, nou 'die hadden het fijn
gevonden.
Om vier uur ging het weer precies een
der. Hans had onder de les aJl tegen Wout
gezegd, ik moet je zooiets leuks vertellen,
en Wout, nieuwsgierig, was dadelijk met
hem meegegaan. Hij had nog wel even ge
keken waar Piet bleef, maar die liep al met
een andere jongen mee.
In de weken na zijn verjaardag werd bet
leven op school er toch niet prettiger op
voor Wout. De meeste jongens namen niet
veel notitie van hem. Voor schooltijd ston
den ze wel samen te praten, over de les of
een moeilijke repetitie, maar na schooltijd
was het altijd een run om naar buiten te
komen en nog gauw een spelletje te doen.
Als het nu maar spelletjes waren waar
Wout aan mee kon doen, maar het was 'bijna
altijd voetballen.
Het stukje van school naar de tram, dat
was het ergste voor hem.
Ze konden hem dan allemaal zien loopen
en hij 'had altijd het gevoel, dat ze dach
ten, och daar gaat die jongen weer, 'die niet
mee kan doen.
Dat was nog het ergst van alles.
Maar aan het eind van het ritje was zijn
verdriet al voor een groot deel over, dan
moest hij uitkijken of Wiet er wa® en heel
vaak gebeurde het dat ze al op hem stond
te wachten.
Na die eerste middag was haar tante bij
Moeder op bezoek geweest en nu mochten
ze wel vaak met elkaar spelen.
Wiet had ook hoeken van 'hem te leen ge
kregen met oorlogsverhalen en zeeroovers-
tochten. Ze vond ze prachtig, en later speel
den ze samen de geschiedenissen.
Het ging wat fijn met Wiet en je vergat
heelemaal dat ze een meisje was.
Ze noemde hem ook altijd kapitein en dan
lachten ze nog vaak om dien eersten mid
dag toen haar tante dacht dat ze met een
echte kapitein stond te praten en daar een
boodschap voor moest doen.
Piet begreep er niet veel van waarom
Wout nu nooit meer met bem meeging, het
was altijd Hans, en die liet hem nog meestal
het laatste stuk alleen loopen. Als hij daar
nu zooveel aan vond. Maar hij wist niet,
dat Wout er niets van begreep, dat Piet
nooit meer met hèm meeging; ze waren ver
der goeie vrienden samen, maar hij had er
geen erg in, dat Hans daarvan de oorzaak
was.
Hans alleen ging 'het zoo naar den zin;
hij kon niet hebben dat Piet ook op Wouts
verjaardag was geweest en nog minder, dat
Piet met 'hem meeliep om vier uur.
Hij vond Wout een zielige jongen en had
heusch geen zin altijd met 'hem opgescheept
te zitten. Als hij hem eerst maar buiten het
bereik van Piet had, dan was hij tevreden.
(Wordt vervolgd.)
bNMSBLAD
EEUW
DE DWAASHEID VAN HET KRUIS.
Want bet Woord des Kruises is
wel voor degenen die verloren gaan
dwaasheid, maar ons die behouden
worden is het een kracht Gods.
1 Cor. 1 18.
Er was ook in Pauhis' dagen reeds critiek
op de prediking.
Men begeerde iets anders. D'e vorm waar
in Paulua het Woord bracht bevredigde
blijkbaar niet.
Er waren er die een prediking wensehten
waarbij de wereldlijke wijsheid te baat werd
genomen om daardoor beter ingang te vin
den biji de hoorders.
Het ils dezelfde critiek, die wij ook in
dezen tijd nog wel hooren. Er moet meer
„pakkend" gepreekt worden, met beweeglijke
woorden der menschelijke wijsheid, om op
die wijze beter de zielen te winnen.
Al zulk pogen is echter tot mislukking ge
doemd. Een ziel wordt niet tot het geloof
bewogen door de schitterende voordracht van
een machtig redenaar of bet vernuftig be
toog van een scherpzinnig wijsgeer.
Er is slechts één weg tot behoud: het
Kruis van Christus; er is slechts één predi
king, die doel treft: het Woord des kruisdsi
Maar die prediking des kruises is voor
velen de grootste dwaasheid.
De wijzen en verstandigen der wereld vin
den het een dwaasheid, dat de Zoon van
'God zich op het allerdiepst heeft willen ver
nederen, dat Hij geboren is in een stal, dat
Hij zaCh heeft laten geeselen en bespotten
en dat Hij zich tenslotte heeft laten kruisi
gen.
En bovenal is bet hun een dwaasheid, dat
in den weg van het 'kruis verzoening met
God zou worden verkregen.
Zulk een prediking, zoo meenen zij, ver
nedert den mensch; zij is dien mensch on
waardig.
Men moet maar eens lezen hoe de geeste
lijke leiders in Duitsehland oordeelen over
het lijden en sterven, van Jezus Christus.
Die prediking is hun een dwaasheid. Zij
willen er niet van weten, zij willen wel
luisteren als er gesproken wordien woor
den van menschelijke wijsheid, waardoor het
kruis van Christus van kracht wordt be
roofd, maar bet Woord van God verkiezen
zij niet te hooren.
Maar daarmee toonen zij dan ook, zegt de
Apostel, dat ze op weg zijn naar het ver
derf.
Hun daarentegen, die behouden worden,
is het kracht Gods. De wijsheid Gods, die
in Zijn Woord openhaar wordt, is een
'kracht ten leven.
Tegenover de wijsheid der wereld stelt
God zijn ikracht. Zijn Goddelijke kracht, in
allen die gelooven tot 'hun eeuwig behoud.
Als de wijsheid Gods is erkend, dan open
baart zdeb ook de kracht God® ten leven.
Want ben, die geroepen worden, zegt de
Apostel, prediken wij Christus de kracht
Gods en de wijsheid Gods.
Doorkerf een draad: uw parelsnoer
Strooit al zijn rijkdom langs den vloer;
Ontstem een snaar: uw harp moet zwijgen;
Verwrik eew steen: de boog verzet;
Een stootjen in de alarmtrompet
En duizend zwarte zorgen stijgen!
Een donk're wolk verbergt de zon;
Een dwaasheid opent u een bron
Van leed, dat zach geen hart verbeeldde;
Een wensch verstoort de gansche rust,
Een, eene erin'ring elke weelde;
Een smet bederft geheel een kleed;
Een wroeging werkt, wat niemand weet;
Een oogenblik baart eeuw'ge smarte;
Een spaak, gebroken, breekt het wiel;
Een enkel denkbeeld doodt een ziel;
Een enkel woord verscheurt een harte.
N. BEETS.
DE NATIONALE BETEEKEN IS VAN
DE STATENVERTALING.
Dr J. Th. de Visser, wiens nagedachtenis
dezer dagen geëerd werd door de onthul
ling van een borstbeeld, heeft enkele jaren
geleden op schoone wijze den lof bezongen
over onze Statenvertaling.
Een nationale figuur over een nationaal
werk, dat van zoo groote beteekenis is ge
weest voor onze taal en de eenheid van
ons volk.
„Ik ben, zoo zeide hij, niet bij machte,
en geen Hollander is in staat om de be
teekenis dezer beslissing voor onze Neder-
landsche taal in woorden weer te geven.
Onze beroemdste dichters, noch proza-schrij-
vers, zijn taalmeesters voor ons volk ge
weest als Bogerman en Marnix, Rolandus en
Bucer. Taalschatten liggen in hun werk
opgestapeld, waarvan onze grootste taal
geleerden en letterkundigen dankbaar ge
bruik gemaakt hebben en die door een
jonger geslacht, slechts te eigen nadeele,
grootendeels ongebruikt worden gelaten.
Uit dat boek heeft de groote menigte der
Hollanders voor het eerst Hollandsch ge
leerd, in onderscheiding van Middel-Neder-
landsch, dat boek heeft vaste vormen aan
de Nederlandsche taal gegeven, dat boek
heeft de overwinning met de wapenen voor
geheel ons volk bevestigd en geheiligd. Ook
in dit opzicht draagt die overzetting een
nationaal merk, dat alle provincialisme aan
dien arbeid vreemd is geweest en de beste
krachten uit het geheele land er aan deel
namen.
Geen wonder, dat dan ook mannen van
de meest uiteenloopende richting, door alle
tijden heen, dit werk als één der prachtigste
hoofdstukken uit het nationale leven der
17e eeuw hebben geprezen."
Het is van algemeene bekendheid, dat de
Statenvertaling van den Bijbel op de volks
taal van grooten invloed is geweest.
Er zij'n tal van zegswijzen die aan den
Bijbel zijn ontleend.
Enkele voorbeelden ter illustratie laten
wij hier volgen:
Bijbelsche personen zijn het, naar wie de
jongste van een gezin de Benjamin heet,
een hatelijke kerel een Judas wordt ge
noemd, en iemand, die een mededeeling niet
dadelijk aanvaardt, voor ongeloovige Tho
mas wordt uitgemaakt. Van een grooten en
een kleinen man in eikaars gezelschap zegt
men: ze lijken wel David en Goliath.
De molaatschheid werd vroeger vwel „La
zarus-ziekte" genoemd, naar Lazarus uit de
gelijkenis van den rijken man en Lazarus.
Iemand, die een ander met de Lazarus-
leekte (of lazarije) besmette, „belazerde"
hem. Dit was practisch alleen mogelijk, als
hij den ander er niet voor waarschuwde, dat
hij melaatsch was. De melaatschheid wa®
wel zóó gevreesd, dat men afstand bewaar
de ten opzichte van hen, van wie men wist,
dat ze eraan leden. Maar een melaatsche
had den plicht, anderen te waarschuwen;
hij moest laten merken, al van verre, dat hij
lazarnszieke was. Het niet waarschuwen
was dus eigenlijk bedrog. Zoo kreeg „bela
zeren", in ruwe taal, de beteekenis bedrie
gen, terwijl door bet practisch verdwijnen
van deze ziekte in ons land de oorspronke
lijke beteekenis niet meer bekend is.
Iemand, die erg arm is, beet „arm als
Job".
Onder drinkers wordt, om aan te moedi
gen tot doorgaan, wel gezegd: „De bakker
werd gehangen, maar de schenker kwam
vrij", een opmerking, die natuurlijk gehaald
is uit de geschiedenis van Jozef.
Nu we het toch over minder edele bezig
heden hebben, kan hier aan toegevoegd
worden, dat spelers een vaste uitdrukking
schijnen te hebben als een van hen zijn geld
gaat tellen: „Toen David zijn volk telde ver
loor hij".
„Iemands hart stelen" berust op het bij
belwoord over Absalom: „Hij stal het hart