Een jaar los van het Goud. De leerlingenschaal. Hitier en Mussolini voeren het woord. Belangrijkste Nieuws WOENSDAG 29 SEPTEMBER 1937 DAGBLAD VOOR DE PROVINCIE ZEELAND 51e JAARGANG No. 305 DE ZEEUW van Woensdag 29 September 1937 - 2e Blad RADIO-REDE VAN OUD-MINISTER OUD, Spannend Weekend In September 1936. Hoe de Nederlandsche Regeering tot haar besluit kwam. Buitenland Uitg.: N.V. Uitgevers-Maatschappij „Luctor et Emergo" ter exploitatie van het blad „De Zeeuw". Bureaux Lange Vorststraat 70, Goes. Tolefoonnummor 11. Postchèque en Girorekening 41155. Bijkantoor Middelburg: Fa BOEKHANDEL J. J. FANOY, Lange Burg 40, Tel. 28. Directeur-Hoofdredacteur: R. ZUIDEMA. Abonnementsprijs f2.50 per kwartaal, weekabonnementen voor Middelburg, Goes en Vllssingen 10.20, Losse nummers 5 cont. Advortontiün 80 cont por regel, Ingczondon mcdcdcolingon 00 cent per regel. Kleine Advertentiën Dinsdags en Vrijdags f 0.75, bij vooruitbetaling. Onder letter of motto f 0.85. Bij contract belangrijke korting. Gisteravond heeft Kr P. J. Ou d, oud minister van Financiën, voor de A.V.R.O.- microfoon een rede gehouden over „een jaar los van het goud". Mr. P. J. Oud Het is nagenoeg op den dag af een jaar geleden, dat de Nederlandsche re geering zidh genoodzaakt zag het be sluit te nemen om den gouden standaard te verlaten. Onze gulden onderging daar mede hetzelfde lot, dat alle andere mun ten vroeger of later hadden moeten on dergaan. Met Zwitserland waren wijl het eenige land, dat zij'n munt nog had weten te handhaven op dezelfde goudwaarde als waarop zijl stond bijl het uitbreken van den grooten oorlog in 1914. Het scheen oud-minister Oud niet ondienstig in ver band hiermede de beteekenis te belichten van hetgeen op 26 September 1936 ge beurde. Het moeilijkste oogenblik, aldus spr., brak voor ons aan in de laatste dagen van September 1936. Ik zal nooit verge ten, hoe mijl op Donderdag 24 Sep^ tember door den Franschen gezant werd aangekondigd, dat een der hooge ambtenaren van het Fransche departe ment van financiën mij over enkele uren zou komen bezoeken, om mijl namens de regeering een zeer belangrijke mededee- ling te doen. Deze mededeeling hield in, dat de Fransche regeering den volgenden dag den gouden standaard zou verlaten. Ziji achtte zich verplicht ons als mede leden van het goudblok te voren hiervan mededeeling te doen. Wij hebben toen den toestand aan stonds onder de oogen gezien en kwamen na overleg met de Nederlandsche Bank tot de slotsom, dat, al zou een druk op den gulden natuurlijk niet uitblijven, deze toch niet van zoodanigen aard zou zijn, dat wij! daarom onze politiek zouden mo gen 'prijlsgeven. Nadat op Vrijdag 25 September het besluit van Frankrijk in den avond wereldkundig was geworden, bereidden wij: ons voor om den te ver wachten aanval op den gulden af te slaan. Het viel dien Zaterdag nogal mee met het verlies aan goud. Nadat wij des mor gens den toestand nog eens besproken hadden, gingen wijl tegen den middag naar huis en het scheen voor de hand te liggen, dat het in ieder geval tot Maan dagmorgen nu wel rustig zou blijven en ik een kalmen Zondag zou hebben. Ik had voor dien Zaterdagmiddag een uit- noodiging om in een vriendenkring aan een gemeenschappelijlken maaltijd deel te nemen en er scheen geen enkele reden om daaraan geen gevolg te geven Toch gevoelde ik mij; niet rustig Het was alsof ik een voorgevoel had, dat het «"wjeieikteiiclj toch minder kalm verloopen zou. Ik nam althans het besluit niet aan dezen maaltijd deel te nemen en, van den nood een deugd makend, zette ik mij aan nujln schrijftafel om eenige zaken van mijn departement af te doen. Ik zal ongeveer een half uw rustig ge werkt hebben, toen de telefoon ging. Eet was de heer Colijn, die mij mededeelde, zooeven het bericht te hebben ontvangen, dat Zwitserland den gouden standaard had prijsgegeven. Het was of ik, aldus spr., door den grond ging. Wijl hadden Vrijdags inlichtingen ont vangen, op grond waarvan wij meenden te mogen aannemen, dat Zwitserland, evenals wij, aan den gouden standaard zou vasthouden. Hun nationale bank stond er, wat den goudvoorraad betrof, nog beter voor dan wij'. N'u gaven ook zij den strijd op. Men gevoelt, hoe daardoor den gehee- len toestand veranderde. Aanstonds moest worden onder het oog gezien, wat thans het belang van ons land vergde. Er verliep dan ook geen half uur, of de eer Golijn en ik bevonden ons in confe rentie met den president van de Neder landsche Bank. De moeilijkheden van den toestand waren in het kort samengevat deze: zouden, wij: opgewassen zijn tegen den aanval op den gulden, die nu onge twijfeld met ongekende kracht zou losko men? Wij zouden ons besluit natuurlijk nog even hebben kunnen aanhouden en af wachten, hoe de Maandag verloopen zou. Zou er dan een groote hoeveelheid goud afvloeien, dan zouden wij: echter Maan dagavond voor dezelfde vraag staan met een veel verminderden goudvoorraad. Misschien zouden wij dan nog een dag zoo voortgaan. Maar als wij: dan toch eindelijk den gouden standaard zouden moeten loslaten, en dan met een miniem kleinen goudvoorraad, zouden wij ons dan niet 'het verwijt op den hals halen: „dit had gij' kunnen voorzien, waarom nu niet tijdiger den gulden losgelaten, zoo dat gij" over een behoorlijken goudvoor raad beschiktet en aldus voor de gemeen schap een goudwinst zoudt hebben be houden, die nu aan de particulieren is ten goede gekomen". Het onaangename in de situatie was bovendien, dat wijl, indien wij zouden be sluiten te blijven vasthouden, dit aan stonds met nadruk zouden moeten ver klaren. Het is duidelijk, dat een regee ring in dergelijke dingen geen oogenblik van aarzeling mag blijk geven. Zou het publiek ook maar even den indruk kriji- gen: „de regeering aarzelt, zij gelooft zelf niet dat zij het kan houden", dan zou de zaak verloren zijn geweest. Men gevoelt echter ook, welk een ver antwoordelijkheid men met het afleggen van een dergelijke verklaring op zich neemt, wanneer later blijkt, dat men het toch niet houden kan. Het volk moet op zijn regeering kunnen vertrouwen. Stel u voor, dat die regeering Zaterdagavond of Zondagmorgen met nadruk verklaart: „wijl houden onverzwakt aan den gouden standaard vast" en dat Maandagavond, zonder dat er iets nieuws gebeurd is en er kon nu niets nieuws meer gebeuren, nu Zwitserland ook van het goud af was het bericht komt: „de regeering heeft den gulden losgemaakt van het goud". Dit zou het gezag der regeering, om het zacht uit te drukken, zeker niet hebben versterkt. Dergelijke beslissingen zijh voor een regeering buitengewoon moeilijk. De gave der profetie is ook haar vreemd. Zij weet van te voren ook niet met zekerheid, hoe een besluit precies zal werken. Wij1 had den met vastberadenheid onze munt vast gehouden, doch moesten ons thans af vragen of het nu nog vastberadenheid zou zijn en niet in koppigheid zou over slaan. En waar vastberadenheid een deugd is, is koppigheid een ondeugd. Waarlijk, wij waren in omstandigheden, waar wij! de beslissing hadden te nemen, niet te benijlden. Het is duidelijk, dat de verantwoorde lijkheid voor 'n dergelijk besluit niet kon berusten bijl één of twee ministers. Hier moest het kabinet beslissen. Een buitengewone vergadering van den raad van ministers werd dan ook met spoed dien Zaterdagavond tegen 8 uur bijeengeroepen. Ook de directie van de Nederlandsche Bank werd uitgenoo- digd daar tegenwoordig te zijn. Van 8 uur tot tegen middernacht hebben wij toen beraadslaagd. Het vraagstuk werd van alle zijden onder het oog gezien. Tegen het middernachtelijk uw viel het besluit. He gidden werd van het goud losgemaakt. E'enige hoofdambtenaren van de departementen van financiën en koloniën, die zich daartoe den geheelen avond hadden beschikbaar gehouden, werden in de vergadering geroepen om met spoed de eerste uitvoeringsmaatrege len te nemen. Het was in zekeren zin een gelukkige omstandigheid, dat het besluit viel op Za terdagavond. Eir was daardoor gelegen heid om den Zondag te gebruiken voor het nemen van de noodige maatregelen. Op dien dag rustte het geheel e zakenle ven, waren beurzen en banken gesloten, zoodat er aldus een dag speling was. Eb er was heel wat te doen. Ik zat, aldus spr., dan ook Zondagmorgen reeds om 9 uur op het departement van finan ciën. Allereerst moesten daar met spoed de noodige maatregelen worden genomen cm het besluit wettelijk te doen bekrach tigen. Het gouduitvourverbod was uitge vaardigd krachtens een bij Koninklijk besluit van 26 September 1936 aan den minister van Financiën gegeven machti ging, Strikt genomen was dit besluit on wettig. Een gouduitvoerverbod had moe ten zijn uitgevaardigd door den wetge ver. Iedereen zal begrijpen, dat dit niet kon. Zou er eerst een wetsontwerp zijn ingediend, dan zou, ook al zou die wet door de Kamer met nog zooveel spoed zijn behandeld, inmiddels het goud het land kunnen hebben verlaten, zoodat het doel van de wet zou worden gemist. Zoo ooit dan gold hier het woord „nood breekt wet". Op 31 Juli 1914, bij het uitbreken van den grooten oorlog, had de regeering voor hetzelfde probleem gestaan. Ook toen had men het uitvoer verbod bij Koninklijk besluit uitgevaar digd en het zoo spoedig mogelijk door de wet laten bekrachtigen. Deze bekrachti- gingswet moest ook thans met de groot ste voortvarendheid worden gereed ge maakt. Het ontwerp voor de wet had ik reeds geruimen tijd klaar. Op de moge lijkheid, dat er een oogenblik zou komen, dat wij gedwongen zouden zijn den goud- uitvoer te stoppen, had ik mij uit den aard der zaak moeten voorbereiden. Het ontwerp voor de wet bevond zich dan ook achter zeven sloten verborgen in mij-n bureau. Ik had dat nog slechts op een enkel punt aan te vullen. Dit ontwerp moest zoo spoedig moge lijk wet zijn. Wij wilden trachten het daarheen te leiden, dat de beide kamers het op Dinsdag 29 September zouden kunnen behandelen. De Kamervoorzit ters verleenden daartoe aanstonds hun medewerking. De TVeede Kamer werd voor dien Dinsdag tegen den middag, de Eerste Kamer tegen den avond bijeen geroepen. Vóór het ontwerp bij de Ka mers kon worden ingediend, moest het echter den raad van State passeeren. Op den Zondagmorgen werd daaromtrent overleg gepleegd met den vice-president van dit college. Deze zou het tegen Maan dagmorgen in buitengewone vergadering bijeenroepen. Wij moesten nu zorg dragen, dat de wetsontwerpen tijdig gereed waren. Be halve de wet tot bekrachtiging van het gouduitvoerverbod, waren er echter nog twee andere wetten noodig. Een van die twee had geen betrekking op het departement van financiën. Zij zou maatregelen moeten bevatten om on redelijke prijsopdrijving tegen te gaan. Met de samenstelling daarvan zou zich in het bijzonder de minister van Handel belasten. Het andere ontwerp had betrekking op de vraag wat er nu precies met den gul den zou moeten gebeuren. Het was niet voldoende zonder meer den g'ouden standaard prijs te geven. Er moest daar bij een keuze worden gedaan tusschen verschillende wegen. Men kon den gul den aanstonds op een lagere goudwaarde stabiliseeren door in de muntwet een la ger goudgehalte voor het gouden tientje te bepalen. Men kon ook grenzen vast stellen, waarbinnen de goudwaarde zou moeten komen te liggen, het aan de re geering overlatende daartusschen het juiste punt te bepalen. Men kon ook van het stellen van dergelijke grenzen afzien en den gulden, zooals men het noemt, la ten zweven. Ik, aldus de oud-minister, had natuur lijk mijn gedachten reeds eerder over dit probleem laten gaan, en het met de di rectie van de Nederlandsche Bank en in den ministerraad besproken. Daarbij waren wij tot de conclusie gekomen, dat de aangewezen weg zou zijn den gulden als hij van het goud zou moeten worden losgemaakt, zijn eigen nieuw niveau te laten zoeken. Het zou toch niet mogelijk zijn het nieuwe punt van te voren met juistheid te bepalen en zoowel wanneer het te hoog als wanneer het te laag werd bepaald, zouden ernstige moeilijkheden kunnen ontstaan. Dit beteekende intusschen niet, dat men daarom den gulden eenvoudig aan zijn lot zou moeten overlaten. Deed men dat, dan zou onze munt blootstaan aan de schommelingen van iederen dag. Dat zou voor het handelsverkeer ont zaglijk schadelijk zijn en moest dus zoo veel mogelijk worden voorkomen. Daar toe moest bij de wet een egalisatie-fonds worden ingesteld. De taak van dat fonds zou dan niet zijn den gulden kunstmatig hoog of laag te houden, doch alleen on- gewenschte schommelingen tegen te gaan. Wij mogen, zoo eindigde spr., ons ge lukkig prijzen, dat de groote verandering van 26 September 1936 zich in een zoo rustige sfeer heeft voltrokken. Over den loop van zaken, zooals deze in het afgeloopen jaar is geweest, mogen wij zeker niet ontevreden zijn. De oud minister van Financiën, de heer De Geer, heeft in de Tweede Kamer, sprekende over het gebeurde op 26 September 1936, her innerd aan een woord van den kerkvader Augustinus, die eens had gesproken van een „felix culpa", een gelukkige schuld. Hij hoopte, dat men wat den val van onzen gulden betrof, eens zou kunnen ge wagen van een „felix calamitas", een ge lukkige ramp. Laat mij eindigen met den wensch, dat het zoo zal blijken. In Augustus van dit jaar hebben een achttal onderwijsorganisaties een adres tot de Regeering gericht, waarin met de grootst mogelijke aandrang gevraagd werd zoodanige maatregelen te treffen, dat ten spoedigste kan worden overge gaan tot een belangrijke verlaging van de leerlingenschaal, on geveer tot het peil van 1920. Tengevolge van de overbevolking der klassen is, naar in een memorie van toelichting wordt betoogd, een toestand ontstaan waarin gesproken moet worden van: paedagogibch en hygië nisch onverantwoordelijk. Gevraagd wordt daarom ernstige po gingen te doen om op korten termijn te komen tot liquidatie van de crisislast die in zoo ontstellende mate op het on derwijs rust. De kosten van de gewenschte maat regelen worden geraamd op ongeveer 7.5 millio.en gulden. Een belangrijk bedrag, maar dat vol gens adressanten gevonden kan worden nu allerwege opleving en financieel her stel valt waar te nemen. Uit de Troonrede en de z.g. Millioenen- nota is echter gebleken, dat de Regeering hierover anders denkt. In de Troonrede werd gezegd, dat vele op zichzelf gewenschte en nuttige maat- ïegelen waaronder die op het gebied van het onderwijs eerst ter hand ge nomen kunnen worden, wanneer de in wendige positie van het budget voldoen de zal zijn versterkt. De zaak van het onderwijs heeft dus wel de aandacht van de Regeering, er zijn op dat gebied wenschen die ook zij onderschrijft, ii al volgt daaruit niet dat zij de opvattingen van de adressee- rende onderwijs-organisaties deelt maar voorloopig kunnen geen stappen in die richting worden gedaan. In de Millioenennota wordt dit nader onderstreept. Na een uitvoerige uiteenzetting van de moeilijkheden van financieelen aard, die nog overwonnen moeten worden, heet het: Het zal dus duidelijk zijn, dat voors hands ook de mogelijkheid ontbreekt tot het doen van allerlei belangrijke uitga ven, die op zichzelf gewenscht of nuttig zijn, zooalsverlaging van de leer lingenschaal. De onderwijzers kregen dus nul op het request? Tot op zekere hoogte ja. De benoodigde mülioenen zijn momenteel niet aanwezig. Dit zegt niet alleen Mr de Wilde, de mi- nieter van Financiën, of Dr Colijn, maar dit is het gevoelen van het g e - heele Kabinet. Toch zit er in de afwijzing van de verlangens iets dat hoop geeft. De Regeering spreekt n.l. van op zich zelf gewenschte of nuttige maatregelen. Diaarmee is uitgesproken zegt „De School met den Bijbel", dat de Regee- ïing onze verlangens neerge legd in het bedoelde adres als ge wenscht en nuttig erkent. Deze conclusie is voorbarig. Verlaging van de leerlingenschaal is niet hetzelfde als „verlaging tot het peil van 1920". Maar als een werkelijk sluitend budget is verkregen, dan zal de leerlingenschaal ongetwijfeld wijziging ondergaan. REDEVOERINGEN IN DEN STORTREGEN. MUSSOLINI WIL VREDE! lElen, onafzienbare menschenmenigte vulde gisteravond het Maifeld, te Berlijn, waar de duce en de Fuehrer zouden spre ken. Het weer was 's middags zomersch, maar 's avonds regende het hard. Toen het gejuich verklonken was, nam Hitier het woord: „Wij zijn thans getuigen," aldus spre ker, van een historische gebeurtenis: Meer dan een millioen menschen zijn hier voor een grootsche betooging bij een; 115 milloen andere onderhoorigen van twee volken leven geestdriftig met ons mee; honderden millioenen menschen van de rest van de wereld luisteren. Wat ons allen op dit oogenblik ont roert is de groote vreugde, als gast in ons midden te mogen hebben een van die weinige menschen, die niet door de ge schiedenis naar voren worden geschoven, Binnenland. De steun aan de kleine iboeren. Radio-rede van oud-minister Oud. Prinses Juliana naar Reckenwalde ver trokken. Diphterie-epidemie op Nieuw Guinea. Wijziging van de tariefmachtigingswet 1934. Buitenland. Redevoeringen van Hitler ien Mussolini. Succes der opstandelingen in Spanje. De gevechten in China. maar die zelf geschiedenis maken. De diepste beteekenis van deze volken- betooging is de oprechte wensch, onzen landen een vrede te waarborgen, welke niet het loon is eener verzakende lafheid, doch het resultaat avn een hewust-ver- antwoordelijke waarborging van onze na tionale, moreele en materieele, zoowel als van onze cultureele belangen en waarden. Geen volk kan meer naar vrede verlan gen dan het Duitsche; geen volk heeft echter ook meer dan het Duitsche de ont zettende gevolgen leeren kennen van een zwakke ver trouwens-zaligheid. Want achter ons ligt, vóór het nationaal-socia- lisme aan het bewind kwam, een tijdperk van vijftien jaren, dat niet anders was dan één ononderbroken reeks pressie maatregelen en afpersingen. Maar in den tijld dier bitterste aller beproevingen heeft Italië, en bijzonder het fascistisch Italië, aan de vernedering van ons volk niet meegedaan. Het fascistisch Italië is door den ge- nialen scheppenden arbeid van een krachtfiguur tot een nieuw imperium ge worden. Ook Duitschland is in zijn natio nale houding en militaire kracht Weer een wereldmacht geworden! De kracht dezer beide staten is heden ten dage de sterkste waarborg voor het behoud van Eüropa. Iedere poging, deze onze volkenge meenschap door verdachtmaking en on waarheid te scheiden, zal te pletter slaan op den rotsvasten wil der 115 millioen menschen, die heden deze manifestatie houden, doch bovendien op den wil der twee mannen, die hier voor u staan en tot u spreken. Rede van Mussolini. Daarna kwam Mussolini aan het woord. Het bezoek, dat ik aan Duitschland en zijn Fuehrer breng en de rede, welke ik thans voor u houd, zijh een gewichtig moment in het leven van onze beide vol ken en tevens in mijn eigen leven. De jubel, waarmede ik in uw land ont vangen ben, heeft mijl diep ontroerd. Men moet in mijn bezoek geen gewpne diplo matieke visite zien. Het feit, dat ik thans naar Duitschland ben gekomen, betee- kent niet, dat ik morgen weer ergens an ders heen ga. Niet slechts als leider der Italiaansche regeering ben ik tot u ge komen, doch vooral als leider eener na tionale revolutie, die daarmede een be wijs wil geven van zijn openlijke en vaste verbondenheid met uwe revolutie. Zooals reeds gezegd, achter mijn reis naar Duitschland houden zich geen ge heime bedoelingen schuil. Hier wordt niets uitgedacht of voorbereid, om het reeds genoeg verscheurde Europa nog verder uiteen tb rukken. De plechtige bevestiging van het be staan van de as RomeBerlijn is niet te gen andere staten gericht. Wij, nationaal- socialisten en fascisten, willen den vrede en zullen steeds bereid zijn, voor den vre de te arbeiden, voor een werkelijken, vruchtbaren vrede, die de vraagstukken, die uit de samenleving der volken ont staan, niet stilzwijgend uit den weg gaat, doch oplost. Aan de geheele wereld, die zich in spanning afvraagt, wat het resultaat van de ontmoeting te Berlijn zal zijn: oorlog of vrede, kunnen wij beiden, de Fuehrer en ik, met luide stem antwoorden: vrede. Nationaal-socialisme en fascisme heb ben overal dezelfde vijanden, die den zelfden 'heer dienen: de derde internatio nale, doch zij1 hebben ook vele begrippen der levens- en geschiedenisopvatting ge meen. Wij gelooven aan den wil als de bepaalde kracht in het leven der volken, als den motor hunner geschiedenis. Beiden verheerlijken wij: den arbeid. Beiden steunen wijl op de jeugd, die wij opvoeren tot discipline, tot dapper heid, tot taaiheid, tot vaderlandsliefde en tot verachting van een gemakkelijk leven. Duitschland en Italië streven hetzelf de doel na, ook op het gebied van de economische autarkie: zonder economi sche onafhankelijkheid is de politieke on afhankelijkheid van een natie zelf onze ker en een volk van groote militaire kracht kan het slachtoffer worden van een economische blokkade. Wijl hebben dit gevaar van heel nabij

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 1