DE ZEEUW Rechtszaken Wat er deze week voorviel TWEEDE BLAD Voor den Zondag LOUTERING. Letterkundige Kroniek. Victoria Nog geen 3 Cent per dag kost een abonnement op „De Zeeuw" Abonnementsprijs p. kwartaal f 2.50 Weekabonnementen ,f0.20 Biscuitje, dat ik presenteer» de chocola, die *k zelf hegeer, de naam herhaal ik telkens weer: -■ Rechtbank te Middelburg. Zitting van 23 April 1937. Gevaar veroorzaken voor ver keer over een spoorweg. A. C. F., 24 jaar, chauffeur te IJzen- dijke, had zich te verantwoorden wegens het door onvoorzichtig manoeuvreeren met een door hem bestuurde auto, ge vaar veroorzaken voor het verkeer over den spoorweg van de Z.V.lfM, Op 6 Maart ji. wilde verdachte, zich toen met zijn vrachtauto vanuit een zijweg op den Provincialen weg onder de ge meente 'IJzendijke begeven. Hij reed daartoe dat voertuig roekeloos en onvoor zichtig achteruit op den spoorweg van de Z.V.T.M. er niet op lettende, dat een tramtrein in aantocht was. Het gevolg daarvan was dat de tramtrein de auto van verdachte aanroed, waardoor gevaar ontstond voor het verkeer over dien spoorweg. De Officier van Justitie 'is van mea ning, dat er voor verdachte geen ver zachtende omstandigheden zijn. Verdach te maaJkte destijds op den tramvoeeder den indruk, dat hij zeer onverschillig was. De Officier eischte 1 mnd. hechte- nisstraf. Diefstal uit een auto. 'P. A. L., 22 jaar, arbeider te Biervliet, had zich te verantwoorden wegens dief stal van een aantal goederen uit een te Biervliet staande auto op 25 Febr. j.l. ten nadeele van zekere A. 'G. R. Mulder. Verdachte verschenen zijnde, door den President ondervraagd, erkende de fei ten. Hij wil thans gaan werken naar Duitschland. De Officier eiseht 1 maand gevangen nisstraf, met last tot onmiddellijke ge vangenneming. Nadat de Rechtbank in Raadkamer was geweest, werd de gevangenneming geweigerd. Verduistering van gelden. P. F. de H., 29 jaar, leurder te IJzen dijke, had zich te verantwoorden wegens verduistering van een geldsbedrag van ongeveer 600 Belgische francs, welk geld hij ter incasseering en ter afdraging aan zekere A. G. Gaus onder zich had. De Officier van Justitie eischte een gevan genisstraf van 4 maanden. Verduistering van stroo. J. de G., 85 jaar, commissionair te Schoondijke, had in de maand Juli 1936 te Biervliet een hoeveelheid stroo, toebe- hoorende aan P. v. d. Hooft, welke hij' ter aflevering aan S. de Vlieger onder zich had, wederrechtelijk toegeëigend. De Officier van Justitie eischte 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en een geldboete van f40 of 20 d. h, De ver dediger van verdachte Mr Vermaas be pleitte vrijspraak. Ernstige mishandeling. N. E. M. v. P., 18 jaar, landbouwers- knecht te Koewacht, heeft op 21 Maart 1.1. te Moerbeke in België, een zekere de Guchteneire zoodanig mishandeld, dat verlies van het oog, in ieder geval, be langrijke gezichtsvermindering, ernstig te vreezen is. Eisch 6 maanden gevange nisstraf. Valschheid in geschrifte. P. G., 64 jaar, arbeider te Graauw en Langendam, had zich schuldig gemaakt aan valschheid in geschrifte, doordat hij opgenomen zijnde in de steunregeling ter uitkeering van z.g. werkloozensteun, aan de betrokken instelling, een gezinsinkom- stehkaart door 'hem onderteekend had ge geven, waarin vermeld stond, dat zijn in komsten 3 gulden waren geweest terwijl hij in werkelijkheid een bedrag van f 12.82 had ontvangen. Eisch 1 maand gevangenisstraf. Mr 'Zaayer, advocaat te Goes, bepleitte een voorwaardelijke straf. Uitspraak 3 Mei a.s. De candidaten voor de Tweede Kamer verkiezing zijn dan nu gesteld. Er is wat minder gedrang in den politieken voor hof dan bijl vorige gelegenheden, maar toch kan de kiezer nog voldoende keus maken, al ontbreken, dank zij de storting van een waarborgsom, verschillende dwergpartijtjes, die geen schijn van kans hadden. Ministers en Kamerleden beijveren zich om de kiezors voor te lichten. Ook do krachtige minister-president Dr Golij<n (door de N.S.B.'ers smalend de vermoei de grijsaard genoemd) is zijn spreekbeur- tentournée begonnen. Als hij die mag af werken, heeft hij' een prestatie, verricht, die zeker weinigen op dien leeftijd hem zullen nadoen. De belangstelling voor zijh redevoerin gen is zóó geweldig, dat we die, voor zoo ver ons hekend, hier te lande voor eenig politicus of staatsman nog nooit in die mate gekend hebben. Wellicht een groote teleurstelling voor de N.S.B., die niet an ders gedaan heeft dan den persoon en het beleid van den premier te kleineeren. Dr Golijin mag naar waarheid wijzen op eenige economische verbeteringen, die zijn waar te nemen, al zal hij' de eerste zijn die tegen overdreven optimisme waar schuwt. Zoo brachten de rijksmiddelen in Maart 4 millioen meer op dan in Maart 1936 en in het eerste kwartaal '37 f 12 millioen meer dan in hetzelfde kwartaal '36. In onze havens en in sommige in dustrieën heersoht aanmerkelijk meer drukte en zelfs konden we deze week le zen, dat bijl sommige maatschappijen de scheepsruimte voor maanden vooruit is besproken. Het zijn altemaal verbeterin gen, waarvoor we God danken. In Engeland en Amerika kan men ook nu nog de begrooting niet sluitend krijj- gen, terwijl men daar op monetair gebied toch heel wat heeft aangedurfd. De En- gelsche regeering moet nogmaals nieuwe belastingen uitdenken en president Roo sevelt kreeg machtiging tot ingrijpende bezuinigingen, zóó zelfs, dat de arbeiders in verzet komen tegen de verslechtering in de werkloözenzorg. Daarbij! gelieve men dan te bedenken, dat die zorg nooit zoo is geweest als in Nederland. Amerika wordt bovendien de laatste maanden door ernstige stakingen geteis terd. Ook hier te lande en wel te Am sterdam 'kwam een staking voor, maar ze heeft maar kort geduurd. De scheep vaartdirecties hebben nu een Ioonsverhoo- ging in uitzicht gesteld. Zonder eenige overdrijving kan men zeg- gtn, dat het economisch herstel is door gebroken en dat de toekomst weer moed geeft. Alleen maar, er is zulk een groote onrust vanwege de openlijke en geheime toebereidselen voor den oorlog. Zoolang de vrees voor oorlog zoo sterk de overhand heeft als in de laatste maanden, is het ijdel te verwachten, dat de wereld haar volle economische kracht kan bereiken. Deze week trok ook de aandacht de conferentie tusschen Mussolini en Schusohnigg in Venetië, de fantastische stad van kanalen en gondels. We moeten tot Juni van het vorig jaar teruggaan om deze twee staatslieden te zamen te vinden. Toen drong Mussolini er op aan, dat Oostenrijk toenadering tot Dhitschland zou zoeken, en de bekende overeenkomst van 11 Juli j.l. tusschen Berlijn en Weenen was het resultaat van de toen gehouden besprekingen. Sinds dien is er heel wat gebeurd. Dhitschland en Italië kwamen tot een zeer nauwe samenwerking. Italië en Joego-Slavië sloten een verdrag, tusschen Oostenrijk en Tsjecho-slowakije en zelfs tusschen Italië en de kleine entente kwam, een zekere toenadering tot stand; DUitsch- land en Hongarije dreven verder uit elkaar; Polen en Roemenië maakten de banden weer hechter. En daar langs heen kwamen de gebeurtenissen in Spanje, wel ke Italië heel wat teleurstelling brachten. In goed ingelichte kringen geldt dan ook de overtuiging, dat de Oostenrijksche bondskanselier bij de nu aangevangen be sprekingen bovenal te weten wil komen, hoe Italië en Oostenrijk op het oogenMik precies tegenover elkaar staan. De Italiaansehe pers is de laatste da gen plotseling weer zeer Oostenrijksch- gezind geworden. D'at wijst op instructies van hoogerhandt ZATERDAG 24 APRIL 1937, Nr 172. WEDERSTAAT DEN DUIVEL. Wederstaat den duivel en bij zal van u vlieden. Jak. 47. Een overbodige raad, zijn we geneigd te zeggen. Want wat spreekt er meer vanzelf, dan dat wij in een worsteling, waarbij bet gaat om verzoeking af te wijzen, weer staan den verleider van wien de verzoe king uitgaat. Inderdaad, zóó schijnt het. En zoo i a het ook als we dit „wederstaan" lezen op slappen toon zonder nadruk. Doch juist die neiging óm het zóo te lezen, bewijst hoeveel recht de Apostel heeft om dezen schijnbaar overbodigen raad te geven. Want zoo slap als de toon is, waarop we geneigd zijn het te lezen zoo slap is maar al te licht ook de daad waarin we het omzetten. En het ia juist om die slapheid te be straffen, dat de Apostel niet zegt, maar met nadruk roept; wederstaatl öECijl roept het den geestelijken kamp vechters des Heeren toe, zooals de toe schouwers van een tweekamp in de Grieiksohe arena het den held hunner keuze toeschreeuwden in het spannend oogenblik der beslissende botsing. Met hun „wederstal", „houdt stand!" poogden ze dan al de wilsenergie, al de spierkracht en al de geoefendheid bijl hun held op te roepen, hem aan te vuren en te bemoedigen, opdat de lauwer hem niet zou ontgaan. Zoo doet de Apostel nu ook. Het is een herinnering aan de kracht van den vijand, aan het dreigende ge vaar, aan de kroon waarom het gaat, om ons in de ziel te drijven den ernst, de hei lige spanning van den wil, waar zonder we de zege niet kunnen wegdragen. Da)t heldhaftig wederstaan is echter alleen mogelijk,, wanneer we flns Gode onderwerpen. Als we strijden dn de kracht des Hee ren, dan zal de weerpartijder vlieden, niet voor ons, maar voor Hem, Wiens kracht hij in ons ontmoette en die hij kent als zijp, overwinnaar. OOK AL GELIJKGESCHAKELD^. Tien onzent wordt, aldus de „Standaard", nu de stembus nadert, alles gelijkgeschakeld in liefde voor de „democratie" en voor de „Godsdienstvrij heid". Eir is geen verschil meer te zien. Ter linkerzijde is men allemaal voor het nationale, en voor het volk, en voor de democratie, en voor gewetens- en Gods dienstvrijheid. Zelfs de Communist bleef niet achter. Op bevel dan van Rusland, waar men kerken sloopt en geestelijken doodt. De „Tribune" heet nu „Volksdagblad". Het streeft naar een machtig volksfront, waarin alle democraten kunnen plaats nemen in den strijd tegen het Fascisme. Het wil een vrij en welvarend Nederland, voert op roerende wijze het pleit voor ge wetensvrijheid en vrijheid van godsdienst, erkent het recht der Christelijke school, heeft voor elke volksgroep iets moois, is volkomen gelijkgeschakeld aan alle moge lijke democratie. Het wordt wel heel mooi. Maar zal men zeggen: daar is toch ook nog het „Fascisme" en dat wil de onder drukking der geestelijke vrijheid? Ook dit is een vergissing. Het is hier buitengemeen godsdienstig en zal zorgen voor godsdienst en gewetensvrijheid beter dan een ander. Zoo kweekt men bij de stembus het duisn ter, waarin alle katjes grauw zijn, zoo dat, wie precies wil weten wie hij stemt, tot de conclusie zal komen, dat hij het best doet het licht te zoeken, waar be ginselen nog gelden en men daarvoor durft uit te komen. Opdat ons goede Ne derland niet wordt een gelijkgeschakeld land. FEUILLETON. 6) -o-~ Patrida zuchtte diep. Misschien was het wroeging, dat hem in 't laatst van zijm leven kwelde", weifel de ze. „Ik kan niet gelooven, dat het moeders schuld was, dat ze niet gelukkig waren, want zijl leek wel volmaakt." „Ik veronderstel, dat vader er niet zoo over dacht, want,anders zouden ze niet zulke tooneelen gehad hebben," zei Ber tram met een wreede openhartigheid. „Maar zij hield van ons", hield Pa tricia vol, onwillig om afstand te doen van haar geilefd ideaal. „Hoe klemde de mij aan zich vast alsof ze me niet kon laten gaan, toen vader er op stond mij1 in het buitenland naar school te zenden. En nooit zag ik haar weer. Zou zdji daarvan een voorgevoel gehad hebben? Toen het mij' verteld werd, dat zij' dood was, dacht ik, dat voor mijl de zon nooit weer zou schijnen en ik wensohte ook dood te gaan. Het was wreed, dat ik niet tijdig gehaald werd om afscheid van haar te nemen." Het was misschien beter zoo," mompel de de jonge man, wien een brok in de keel schoot. Maar hoor eens, Patricia. BEU M ER Co., door J. K. VAN EERBEEK, In hun werk hebben onze christelijke schrijvers langen tijd aan 's levens don ker méér aandacht gewijd dan aan de lichtglansen en de zonzijde. Zij ontdek ten weinig van de vreugden des levens, die toch ook in ónze gezinnen schitte ren; zij zagen niet den voorspoed en het geluk in het loven der menschen, die zij uit den kring der „fijnen" in hun boeken op den voorgrond stelden. Zooals zij het zagen, waren de dagen der chris tenen zwaar van zorg en verdriet, domi neerden daar moeite, teleurstelling en tegenslag. „Veel rampen zijn des vro men lot", daarover schreven zij in hun boeken en het zou als motto voor veel romeins zijn waarde hebben. Hun gezichtskring was ook naar een anderen kant min of meer beperkt; zij zagen niet altijd den mensch als deel van de massa; veeleer teekenden zij hem als enkeling. In den kring der „kleine luyden" was het gezelschap der tobbers en zwoegers hun vertrouwd; niet naar den opgewelcten, levenslustigen arbeider, maar naar den kromgebogen, afgetobden zwoeger ging hun belangstelling. In do gezinnen gingen de kindoron eerder den breeden weg op van zonde on wereldsch vermaak, van ongehoorzaamheid aan God en menschen, dan den smallen weg waar op stille aanhankelijkheid gevonden wordt en oprechte trouw met Gods gebod als richtsnoer om naar te leven. Wel brak soms de zon door, maar niet zelden vielen haar stralen over een sterf bed of een pas gedolven graf- Niet gaarne zouden wij de goede be doelingen van de schrijvers of ook de be- teekenis van de voorvallen, die zij tee kenden aan twijfel onderwerpen. Maar uit dit alles sprak toch een eenzijdig heid, die alleen aan bepaalde zaken be- teekenis toekende en den levensweg van christenen alléén liet zien, vol van scha duw en kruis. Aan het leed werd een allesoverheerschende plaats toegekend, maar slechts hoogst zelden was de uit beelding wóar te noemen: ook in het leed kan er licht zijn, ook de donkere wolk heeft vaak haar gulden rand. Daar aan werd nauwelijks gedacht, amper daarover gesproken. En op den buiten staander moesten die boeken van chris telijke schrijvers wel den indruk maken, dat het leven der christenen zwart was door de menigvuldige tegenspoeden des levens, ook al, omdat het geloof te zel den de kracht toonde, die worstelen doet en overwinnen; dat er geen lach en geen vreugde kon zijn. V De fout, het in zeker opzicht oneerlijke in dit alles hebben onze christelijke schrij vers leeren inzien. Hun werk is van toen af in beteekenis gestegen en aan wer kelijke waarde toegenomen. Ook de lezer buiten onzen kring moet erkennen, dat nu in vele christelijke romans het volle leven wordt geteekend, open, eerlijk, met dezelfde aandacht voor zon én voor scha duw. Er wordt iets gezien van het ge loof, dat niet alleen op den Zondag en op het ziekbed wordt beleden, maar dat er allen dag is en onder alle omstan digheden rust geeft en kracht, blijmoe digheid en vertrouwen bij het dragen van het leed, dankbaarheid bij het volop ge nieten van Gods zegen. Er kwam wie had dat veertig, vijf tig jaar geleden kunnen denken I plaats voor den humor, voor levensblijheid in het christelijk verhaal. Niet elke proeve laat ons zwijgen over dat pijhlijke verle den en liever over meer practisohe dingen spreken. Je weet, dat ik je nog niet ver geven heb, dat je vader belet hebt om zijn biecht af te leggen. Die zou waarschijnlijk zeer belangrijk geweest zijln." „Maar hij was zoo bedroefd en vol ver driet over zijin schuld. Ik geloof, dat hij oprecht berouw bad en indien dit zoo was, zou God hem vergiffenis willen schenken." „Daarvan weet ik niets," was het ge prikkelde antwoord. „Wat is er met jou gebeurd, Patricia, sinds we elkaar voor de laatste maal zagen? Je was altijd een even groote heiden als ik en nu leuter je over God en Zijn vergeving als een do minee. Denk je er soms over om non te worden en den sluier aan te nemen?" Zacht glitalachend keek Patricia in bet donkere gezicht van haar broeder en, ter wijl een bijna bovenaardsche vreugde in haar wondervolle oogen glansde, ant woordde ze ernstig: „Nee, jongen, ik ben niet van plan den sluier aan te nemen, maar dit laatste jaar heb ik het geheim van waar geluk leeren kennen en ik wou, dat je die kennis ook ontving. Nu ben ik niet langer een hei den, maar ik dien Christus en tot Zijn eer moet ik leven." „Het" spijlt me," antwoordde hijl met een was ln alle opzichten geslaagd te noe men; maar op zichzelf beteekende zij toch een vooruitgang. Als een groote stap vooruit hebben we Van Randwijk's roman „Burgers in nood" mogen aanwijzen. En „Beumer Co." van den schrijver J. K, van Eerbeek is de nieuwste aanwinst. Van Eerbeek vertelt hier eenvoudig en zonder omhaal, maar toch diep-indrin- gend van den kleinen man, die het zwaar te verantwoorden heeft in dezen tijd, waarin do uitgaven groeien en do inkomst moeilijk bijoon te brengon valt, Beumer's leven is vol van tegenslag, vol zorg en moeilijkheden; maar er is even goed geluk, een zon, die alles mooi maakt, en de weelde van een kracht, die onder alle omstandigheden het leven „de moeite waard" doet achten... Tien dagen strijd uit het bestaan van Beumer stoffeerder en verhuizer, dra ger bij de begrafenisvereeniging, mannet- tje uit den fcleiuen middenstand die bet moeilijk beeft leveren de stof voor dit boek. Tusschen den morgen van den eer sten en den middag van den tienden Mei speelt alles zich af, maar de schrijver weet ons den vollen mensch te teekenen, zoodat wij niet twijfelen: negen keer is de zon op- en ondergegaan, langer hebben we Beumer niet bezig gezien maar we kennen ham toch zóó volledig, als een menseh te kennen aan zijn naaste gegeven kan zijn. En dat is het mooie: deze tobbende menschen met bun dagelijksehe groote zorgen onder zoo moeilijke omstandighe den bonden zich vast aan bet eene, dat menschen niet zien kunnen, aan den Eenen, Dien men aanwezig weet in de schaduw op ons levenspad. Met alle macht moet Beumer vechten voor zijn plaats in de maatschappij, en dat harde vechten ziet 'hij als zijn plicht; maar er is een rust, die geboren woi*dt uit de ze kerheid, dat Gods weg goed is voor ons. „Beumer Go." is geen boek, dat met veelheid van woord of bewijs bet geloof van deze menschen wil doen spreken. Wij voelen: het geloof i s er wel, maar het leeft niet aan de oppervlakte. Dé schrijver is gegrepen door de moeilijk heden die Beumer kent om voor het ge zin een boterham te verdienen; van al die tegenslag en narigheid vertelt hij nu, maar zóó, dat de humor dóórstraalt en naast de donkere tinten ook dp lichtglans een plaats krijgt. Het is een door-en-door éérlijk boek: bet 'houdt zich nergens op met den schijn, 'het peilt de werkelijkheid Het leven, zooals het hier staat uitge beeld, gaat zijn haastigen gang van dag in dag; nauwelijks is er tijd tot rustig neerzitten, tot zich bezinnen. Vol van da verend geluid, van wikken en wegen, van piekeren en tobben, is dit verhaal. Maar bij dat alles worden deze menschen niet uit 'hun evenwicht geslingerd, blijven zij precies die ze zijn. En we voelen het: als Beumer dezelfde blijft die bij in zijn ge sprek met den oudèh Ter Brugge blijkt te zijn, dan komt 'hij er wel. Dan zal hij het houvast in zijn leven niet verliezen en zal hij hoe moeilijk zijn haastige gang door dit leven ook is den vasten koers zeker behouden. Dan zal 'hij misschien reeds als straks in de nieuwe week zijn kind gedoopt wordt van God het verklarende licht ontvangen, zoodat bij de verkeerde gedachte die hij bij het filosofeeren over het wonder dat hij in de armen mag dragen uitspreekt, door de eenig-juiste weten te vervangen. Wij zijn Van Eerbeek veel dank ver schuldigd, dat hij zon en schaduw pre cies zóó als zij in Beumer's leven gedu rende die tien Mei-dagen vielen, heeft geteekend. Deze roman is een aanwinst. A. L. VAN 0YEN. - onverschilligen lach. „Ik had gehoopt, dat we, nu we de vrijheid hebben om te doen, wat we willen, goeie kameraden voor elkaar zouden zijn, maar dit zal, naar ik vermoed, alles bederven." „Nee, Bertram, nee, dat zal bet niet," riep ze met liefdevolle bezorgdheid, boe- wel zijm ruwe woorden haar pijln deden. „Welke zijm jou plannen? Wil je ze mij niet vertellen?" „Wel, nu' ik daartoe in de gelegenheid ben, ben ik van plan eens flink pret te gaan maken. Ik zou glraag iets van de we reld willen zien en vóór dat ik me aan een eigen huis verbind, wil ik nog een vroolijken tijd beleven. Ik ken een paar jongens, die op het punt staan, een ont dekkingsreis te maken naar Canada en de Vereenigde Staten en graag zou ik me bij hen voegen. We zullen een vroolijk drietal vormen. Maar hoe moet het met jou? Ik kan je toch slecht uitnoodigen deel uit te maken van onze vrijgezellen- club." „Laat je plannen niet door mij in de war sturen, jongen," antwoordde ze vlug, hoewel de gedachte, dat hiji haar voor zijta geluk niet noodig had, haar als een koud- waterstraal overviel. ,„Ik ga_ nu eerst terug naar Avesnes, waar men mij erg noodig heeft en als jij dan van je reizen terugkeert, kan ik, als jij dat wilt, dit mooie oude huis voor jou tot een tehuis inrichten." „Welzeker, natuurlijk zullen we, totdat ik ga trouwen, samenwonen," stemde hij toe met trotsche gemaaktheid, „en ik kan je verzekeren, dat ik niet van plan ben me door een huwelijk te binden vóór ik genoeg van mijh vrijheid beb genoten. Maar we zullen bier niet gaan wonen. Ik heb besloten dit huis publiek te verkno pen." „O, Bertram, waarom?" riep zij! versla gen uit. „Het is zoo mooi en ik ben er nu al zóó aan gehecht." „Het spijt me,dat ik je moet teleurstel len, maar ik houd er heelemaal niet van en de inrichting is hopeloos omsmaakvol. Bovendien is er geen garage, evenmin een biljartzaal, en die veranderingen zou den oneindig veel kosten. Ik koop liever een nieuw huis, als 'ik terugkom, en laat dat inrichten in modernen stijl." „Ik zou het niet kunnen verdragen af- stand te moeten doen van sommige oude voorwerpen", zei Patricia met tril lende stem. „Moeder's ebbenhouten stoel- i tje, haar naaitafel en schrijfbureau, i'k herinner me nog uit lang voorbije dagen, dat ze in baar eigen zitkamer stonden. Rechtens komt ihet huis met toebehooren aan jou toe Bertram, maar deize dingen zul je mij toch laten houden, niet?" „Bewaar er van wat je wilt. Zij zullen op de verkooping toch niets opbrengen. Maar wat wil je er inee beginnen, als je naar Avesnes terug gaat?" „Onze goeie oude Dina zal ze wel vooi mij opbergen. Het kleine legaat, dat zij ontving, als bewijs van erkentelijkheid voor haar trouwe diensten, stelt haar in de gelegenheid een eigen huisje in te richten, om daarin van haar arbeid uit te rusten. Dus, zooals je ziet, zal ik niet langer dakloos zijin, want als ik in Aves nes niet langer noodig zal zijn, kan ik bij Dina blijven totdat jij terug komt. Vind je dat geen goed plan?" ,,'t Lijkt me tamelijk saai voor jou. Maar wie heeft je in Avesnes toch noo dig en hoe zul je 't wel uithouden in zoo'n armzalig, vervelend nest?" „Hot is rustig en vredig, maar niets vervelend", zei Particia, licht protestee- rend. „Ik heb daar een vriendin, aan wie ik meer te danken heb, dan ik in woor den kan uitdrukken. Ze zal niet meer dan een paar maanden leven en ze zal blij zijn, als ik die laatste dagen bij haar zal zijn. Ik zal daar heel gelukkig zijn, Bertram, dus behoef je over mij geen zorgen te hebben". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1937 | | pagina 5