DE ZEEUW
Rechtszaken
Wat er deze week voorviel
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
LOUTERING.
Letterkundige Kroniek.
Victoria
Nog geen 3 Cent per dag
kost een abonnement op „De Zeeuw"
Abonnementsprijs p. kwartaal f 2.50
Weekabonnementen ,f0.20
Biscuitje, dat ik presenteer»
de chocola, die *k zelf hegeer,
de naam herhaal ik telkens weer:
-■
Rechtbank te Middelburg.
Zitting van 23 April 1937.
Gevaar veroorzaken voor ver
keer over een spoorweg.
A. C. F., 24 jaar, chauffeur te IJzen-
dijke, had zich te verantwoorden wegens
het door onvoorzichtig manoeuvreeren
met een door hem bestuurde auto, ge
vaar veroorzaken voor het verkeer over
den spoorweg van de Z.V.lfM, Op 6
Maart ji. wilde verdachte, zich toen
met zijn vrachtauto vanuit een zijweg
op den Provincialen weg onder de ge
meente 'IJzendijke begeven. Hij reed
daartoe dat voertuig roekeloos en onvoor
zichtig achteruit op den spoorweg van
de Z.V.T.M. er niet op lettende, dat een
tramtrein in aantocht was. Het gevolg
daarvan was dat de tramtrein de auto
van verdachte aanroed, waardoor gevaar
ontstond voor het verkeer over dien
spoorweg.
De Officier van Justitie 'is van mea
ning, dat er voor verdachte geen ver
zachtende omstandigheden zijn. Verdach
te maaJkte destijds op den tramvoeeder
den indruk, dat hij zeer onverschillig
was. De Officier eischte 1 mnd. hechte-
nisstraf.
Diefstal uit een auto.
'P. A. L., 22 jaar, arbeider te Biervliet,
had zich te verantwoorden wegens dief
stal van een aantal goederen uit een te
Biervliet staande auto op 25 Febr. j.l.
ten nadeele van zekere A. 'G. R. Mulder.
Verdachte verschenen zijnde, door den
President ondervraagd, erkende de fei
ten. Hij wil thans gaan werken naar
Duitschland.
De Officier eiseht 1 maand gevangen
nisstraf, met last tot onmiddellijke ge
vangenneming.
Nadat de Rechtbank in Raadkamer
was geweest, werd de gevangenneming
geweigerd.
Verduistering van gelden.
P. F. de H., 29 jaar, leurder te IJzen
dijke, had zich te verantwoorden wegens
verduistering van een geldsbedrag van
ongeveer 600 Belgische francs, welk geld
hij ter incasseering en ter afdraging aan
zekere A. G. Gaus onder zich had. De
Officier van Justitie eischte een gevan
genisstraf van 4 maanden.
Verduistering van stroo.
J. de G., 85 jaar, commissionair te
Schoondijke, had in de maand Juli 1936
te Biervliet een hoeveelheid stroo, toebe-
hoorende aan P. v. d. Hooft, welke hij'
ter aflevering aan S. de Vlieger onder
zich had, wederrechtelijk toegeëigend. De
Officier van Justitie eischte 3 maanden
gevangenisstraf voorwaardelijk en een
geldboete van f40 of 20 d. h, De ver
dediger van verdachte Mr Vermaas be
pleitte vrijspraak.
Ernstige mishandeling.
N. E. M. v. P., 18 jaar, landbouwers-
knecht te Koewacht, heeft op 21 Maart
1.1. te Moerbeke in België, een zekere de
Guchteneire zoodanig mishandeld, dat
verlies van het oog, in ieder geval, be
langrijke gezichtsvermindering, ernstig te
vreezen is. Eisch 6 maanden gevange
nisstraf.
Valschheid in geschrifte.
P. G., 64 jaar, arbeider te Graauw en
Langendam, had zich schuldig gemaakt
aan valschheid in geschrifte, doordat hij
opgenomen zijnde in de steunregeling ter
uitkeering van z.g. werkloozensteun, aan
de betrokken instelling, een gezinsinkom-
stehkaart door 'hem onderteekend had ge
geven, waarin vermeld stond, dat zijn in
komsten 3 gulden waren geweest terwijl
hij in werkelijkheid een bedrag van
f 12.82 had ontvangen. Eisch 1 maand
gevangenisstraf. Mr 'Zaayer, advocaat te
Goes, bepleitte een voorwaardelijke straf.
Uitspraak 3 Mei a.s.
De candidaten voor de Tweede Kamer
verkiezing zijn dan nu gesteld. Er is wat
minder gedrang in den politieken voor
hof dan bijl vorige gelegenheden, maar
toch kan de kiezer nog voldoende keus
maken, al ontbreken, dank zij de storting
van een waarborgsom, verschillende
dwergpartijtjes, die geen schijn van kans
hadden.
Ministers en Kamerleden beijveren zich
om de kiezors voor te lichten. Ook do
krachtige minister-president Dr Golij<n
(door de N.S.B.'ers smalend de vermoei
de grijsaard genoemd) is zijn spreekbeur-
tentournée begonnen. Als hij die mag af
werken, heeft hij' een prestatie, verricht,
die zeker weinigen op dien leeftijd hem
zullen nadoen.
De belangstelling voor zijh redevoerin
gen is zóó geweldig, dat we die, voor zoo
ver ons hekend, hier te lande voor eenig
politicus of staatsman nog nooit in die
mate gekend hebben. Wellicht een groote
teleurstelling voor de N.S.B., die niet an
ders gedaan heeft dan den persoon en het
beleid van den premier te kleineeren.
Dr Golijin mag naar waarheid wijzen
op eenige economische verbeteringen, die
zijn waar te nemen, al zal hij' de eerste
zijn die tegen overdreven optimisme waar
schuwt. Zoo brachten de rijksmiddelen in
Maart 4 millioen meer op dan in Maart
1936 en in het eerste kwartaal '37 f 12
millioen meer dan in hetzelfde kwartaal
'36. In onze havens en in sommige in
dustrieën heersoht aanmerkelijk meer
drukte en zelfs konden we deze week le
zen, dat bijl sommige maatschappijen de
scheepsruimte voor maanden vooruit is
besproken. Het zijn altemaal verbeterin
gen, waarvoor we God danken.
In Engeland en Amerika kan men ook
nu nog de begrooting niet sluitend krijj-
gen, terwijl men daar op monetair gebied
toch heel wat heeft aangedurfd. De En-
gelsche regeering moet nogmaals nieuwe
belastingen uitdenken en president Roo
sevelt kreeg machtiging tot ingrijpende
bezuinigingen, zóó zelfs, dat de arbeiders
in verzet komen tegen de verslechtering
in de werkloözenzorg. Daarbij! gelieve
men dan te bedenken, dat die zorg nooit
zoo is geweest als in Nederland.
Amerika wordt bovendien de laatste
maanden door ernstige stakingen geteis
terd. Ook hier te lande en wel te Am
sterdam 'kwam een staking voor, maar
ze heeft maar kort geduurd. De scheep
vaartdirecties hebben nu een Ioonsverhoo-
ging in uitzicht gesteld.
Zonder eenige overdrijving kan men zeg-
gtn, dat het economisch herstel is door
gebroken en dat de toekomst weer moed
geeft. Alleen maar, er is zulk een groote
onrust vanwege de openlijke en geheime
toebereidselen voor den oorlog.
Zoolang de vrees voor oorlog zoo sterk
de overhand heeft als in de laatste
maanden, is het ijdel te verwachten, dat
de wereld haar volle economische kracht
kan bereiken.
Deze week trok ook de aandacht de
conferentie tusschen Mussolini en
Schusohnigg in Venetië, de fantastische
stad van kanalen en gondels.
We moeten tot Juni van het vorig jaar
teruggaan om deze twee staatslieden te
zamen te vinden. Toen drong Mussolini
er op aan, dat Oostenrijk toenadering tot
Dhitschland zou zoeken, en de bekende
overeenkomst van 11 Juli j.l. tusschen
Berlijn en Weenen was het resultaat van de
toen gehouden besprekingen.
Sinds dien is er heel wat gebeurd.
Dhitschland en Italië kwamen tot een
zeer nauwe samenwerking. Italië en
Joego-Slavië sloten een verdrag, tusschen
Oostenrijk en Tsjecho-slowakije en zelfs
tusschen Italië en de kleine entente kwam,
een zekere toenadering tot stand; DUitsch-
land en Hongarije dreven verder uit
elkaar; Polen en Roemenië maakten de
banden weer hechter. En daar langs heen
kwamen de gebeurtenissen in Spanje, wel
ke Italië heel wat teleurstelling brachten.
In goed ingelichte kringen geldt dan
ook de overtuiging, dat de Oostenrijksche
bondskanselier bij de nu aangevangen be
sprekingen bovenal te weten wil komen,
hoe Italië en Oostenrijk op het oogenMik
precies tegenover elkaar staan.
De Italiaansehe pers is de laatste da
gen plotseling weer zeer Oostenrijksch-
gezind geworden. D'at wijst op instructies
van hoogerhandt
ZATERDAG 24 APRIL 1937, Nr 172.
WEDERSTAAT DEN DUIVEL.
Wederstaat den duivel en bij zal
van u vlieden.
Jak. 47.
Een overbodige raad, zijn we geneigd
te zeggen.
Want wat spreekt er meer vanzelf, dan
dat wij in een worsteling, waarbij bet
gaat om verzoeking af te wijzen, weer
staan den verleider van wien de verzoe
king uitgaat.
Inderdaad, zóó schijnt het. En zoo i a
het ook als we dit „wederstaan" lezen
op slappen toon zonder nadruk.
Doch juist die neiging óm het zóo te
lezen, bewijst hoeveel recht de Apostel
heeft om dezen schijnbaar overbodigen
raad te geven.
Want zoo slap als de toon is, waarop
we geneigd zijn het te lezen zoo slap is
maar al te licht ook de daad waarin we
het omzetten.
En het ia juist om die slapheid te be
straffen, dat de Apostel niet zegt, maar
met nadruk roept; wederstaatl
öECijl roept het den geestelijken kamp
vechters des Heeren toe, zooals de toe
schouwers van een tweekamp in de
Grieiksohe arena het den held hunner
keuze toeschreeuwden in het spannend
oogenblik der beslissende botsing.
Met hun „wederstal", „houdt stand!"
poogden ze dan al de wilsenergie, al de
spierkracht en al de geoefendheid bijl hun
held op te roepen, hem aan te vuren en
te bemoedigen, opdat de lauwer hem niet
zou ontgaan.
Zoo doet de Apostel nu ook.
Het is een herinnering aan de kracht
van den vijand, aan het dreigende ge
vaar, aan de kroon waarom het gaat, om
ons in de ziel te drijven den ernst, de hei
lige spanning van den wil, waar zonder
we de zege niet kunnen wegdragen.
Da)t heldhaftig wederstaan is echter
alleen mogelijk,, wanneer we flns Gode
onderwerpen.
Als we strijden dn de kracht des Hee
ren, dan zal de weerpartijder vlieden,
niet voor ons, maar voor Hem, Wiens
kracht hij in ons ontmoette en die hij
kent als zijp, overwinnaar.
OOK AL GELIJKGESCHAKELD^.
Tien onzent wordt, aldus de
„Standaard", nu de stembus nadert,
alles gelijkgeschakeld in liefde voor de
„democratie" en voor de „Godsdienstvrij
heid". Eir is geen verschil meer te zien.
Ter linkerzijde is men allemaal voor het
nationale, en voor het volk, en voor de
democratie, en voor gewetens- en Gods
dienstvrijheid.
Zelfs de Communist bleef niet achter.
Op bevel dan van Rusland, waar men
kerken sloopt en geestelijken doodt.
De „Tribune" heet nu „Volksdagblad".
Het streeft naar een machtig volksfront,
waarin alle democraten kunnen plaats
nemen in den strijd tegen het Fascisme.
Het wil een vrij en welvarend Nederland,
voert op roerende wijze het pleit voor ge
wetensvrijheid en vrijheid van godsdienst,
erkent het recht der Christelijke school,
heeft voor elke volksgroep iets moois, is
volkomen gelijkgeschakeld aan alle moge
lijke democratie. Het wordt wel heel
mooi.
Maar zal men zeggen: daar is toch ook
nog het „Fascisme" en dat wil de onder
drukking der geestelijke vrijheid?
Ook dit is een vergissing. Het is hier
buitengemeen godsdienstig en zal zorgen
voor godsdienst en gewetensvrijheid beter
dan een ander.
Zoo kweekt men bij de stembus het duisn
ter, waarin alle katjes grauw zijn, zoo
dat, wie precies wil weten wie hij stemt,
tot de conclusie zal komen, dat hij het
best doet het licht te zoeken, waar be
ginselen nog gelden en men daarvoor
durft uit te komen. Opdat ons goede Ne
derland niet wordt een gelijkgeschakeld
land.
FEUILLETON.
6) -o-~
Patrida zuchtte diep.
Misschien was het wroeging, dat hem
in 't laatst van zijm leven kwelde", weifel
de ze. „Ik kan niet gelooven, dat het
moeders schuld was, dat ze niet gelukkig
waren, want zijl leek wel volmaakt."
„Ik veronderstel, dat vader er niet zoo
over dacht, want,anders zouden ze niet
zulke tooneelen gehad hebben," zei Ber
tram met een wreede openhartigheid.
„Maar zij hield van ons", hield Pa
tricia vol, onwillig om afstand te doen
van haar geilefd ideaal. „Hoe klemde de
mij aan zich vast alsof ze me niet kon
laten gaan, toen vader er op stond mij1 in
het buitenland naar school te zenden. En
nooit zag ik haar weer. Zou zdji daarvan
een voorgevoel gehad hebben? Toen het
mij' verteld werd, dat zij' dood was, dacht
ik, dat voor mijl de zon nooit weer zou
schijnen en ik wensohte ook dood te gaan.
Het was wreed, dat ik niet tijdig gehaald
werd om afscheid van haar te nemen."
Het was misschien beter zoo," mompel
de de jonge man, wien een brok in de
keel schoot. Maar hoor eens, Patricia.
BEU M ER Co.,
door
J. K. VAN EERBEEK,
In hun werk hebben onze christelijke
schrijvers langen tijd aan 's levens don
ker méér aandacht gewijd dan aan de
lichtglansen en de zonzijde. Zij ontdek
ten weinig van de vreugden des levens,
die toch ook in ónze gezinnen schitte
ren; zij zagen niet den voorspoed en
het geluk in het loven der menschen, die
zij uit den kring der „fijnen" in hun
boeken op den voorgrond stelden. Zooals
zij het zagen, waren de dagen der chris
tenen zwaar van zorg en verdriet, domi
neerden daar moeite, teleurstelling en
tegenslag. „Veel rampen zijn des vro
men lot", daarover schreven zij in
hun boeken en het zou als motto voor
veel romeins zijn waarde hebben.
Hun gezichtskring was ook naar een
anderen kant min of meer beperkt; zij
zagen niet altijd den mensch als deel
van de massa; veeleer teekenden zij hem
als enkeling. In den kring der „kleine
luyden" was het gezelschap der tobbers
en zwoegers hun vertrouwd; niet naar
den opgewelcten, levenslustigen arbeider,
maar naar den kromgebogen, afgetobden
zwoeger ging hun belangstelling. In do
gezinnen gingen de kindoron eerder den
breeden weg op van zonde on wereldsch
vermaak, van ongehoorzaamheid aan God
en menschen, dan den smallen weg waar
op stille aanhankelijkheid gevonden
wordt en oprechte trouw met Gods gebod
als richtsnoer om naar te leven. Wel
brak soms de zon door, maar niet
zelden vielen haar stralen over een sterf
bed of een pas gedolven graf-
Niet gaarne zouden wij de goede be
doelingen van de schrijvers of ook de be-
teekenis van de voorvallen, die zij tee
kenden aan twijfel onderwerpen. Maar
uit dit alles sprak toch een eenzijdig
heid, die alleen aan bepaalde zaken be-
teekenis toekende en den levensweg van
christenen alléén liet zien, vol van scha
duw en kruis. Aan het leed werd een
allesoverheerschende plaats toegekend,
maar slechts hoogst zelden was de uit
beelding wóar te noemen: ook in het
leed kan er licht zijn, ook de donkere
wolk heeft vaak haar gulden rand. Daar
aan werd nauwelijks gedacht, amper
daarover gesproken. En op den buiten
staander moesten die boeken van chris
telijke schrijvers wel den indruk maken,
dat het leven der christenen zwart was
door de menigvuldige tegenspoeden des
levens, ook al, omdat het geloof te zel
den de kracht toonde, die worstelen doet
en overwinnen; dat er geen lach en geen
vreugde kon zijn.
V
De fout, het in zeker opzicht oneerlijke
in dit alles hebben onze christelijke schrij
vers leeren inzien. Hun werk is van toen
af in beteekenis gestegen en aan wer
kelijke waarde toegenomen. Ook de lezer
buiten onzen kring moet erkennen, dat
nu in vele christelijke romans het volle
leven wordt geteekend, open, eerlijk, met
dezelfde aandacht voor zon én voor scha
duw. Er wordt iets gezien van het ge
loof, dat niet alleen op den Zondag en
op het ziekbed wordt beleden, maar dat
er allen dag is en onder alle omstan
digheden rust geeft en kracht, blijmoe
digheid en vertrouwen bij het dragen van
het leed, dankbaarheid bij het volop ge
nieten van Gods zegen.
Er kwam wie had dat veertig, vijf
tig jaar geleden kunnen denken I plaats
voor den humor, voor levensblijheid in
het christelijk verhaal. Niet elke proeve
laat ons zwijgen over dat pijhlijke verle
den en liever over meer practisohe dingen
spreken. Je weet, dat ik je nog niet ver
geven heb, dat je vader belet hebt om zijn
biecht af te leggen. Die zou waarschijnlijk
zeer belangrijk geweest zijln."
„Maar hij was zoo bedroefd en vol ver
driet over zijin schuld. Ik geloof, dat hij
oprecht berouw bad en indien dit zoo
was, zou God hem vergiffenis willen
schenken."
„Daarvan weet ik niets," was het ge
prikkelde antwoord. „Wat is er met jou
gebeurd, Patricia, sinds we elkaar voor
de laatste maal zagen? Je was altijd een
even groote heiden als ik en nu leuter
je over God en Zijn vergeving als een do
minee. Denk je er soms over om non te
worden en den sluier aan te nemen?"
Zacht glitalachend keek Patricia in bet
donkere gezicht van haar broeder en, ter
wijl een bijna bovenaardsche vreugde in
haar wondervolle oogen glansde, ant
woordde ze ernstig:
„Nee, jongen, ik ben niet van plan den
sluier aan te nemen, maar dit laatste jaar
heb ik het geheim van waar geluk leeren
kennen en ik wou, dat je die kennis ook
ontving. Nu ben ik niet langer een hei
den, maar ik dien Christus en tot Zijn
eer moet ik leven."
„Het" spijlt me," antwoordde hijl met een
was ln alle opzichten geslaagd te noe
men; maar op zichzelf beteekende zij
toch een vooruitgang.
Als een groote stap vooruit hebben we
Van Randwijk's roman „Burgers in nood"
mogen aanwijzen. En „Beumer Co."
van den schrijver J. K, van Eerbeek is
de nieuwste aanwinst.
Van Eerbeek vertelt hier eenvoudig
en zonder omhaal, maar toch diep-indrin-
gend van den kleinen man, die het
zwaar te verantwoorden heeft in dezen
tijd, waarin do uitgaven groeien en do
inkomst moeilijk bijoon te brengon valt,
Beumer's leven is vol van tegenslag, vol
zorg en moeilijkheden; maar er is even
goed geluk, een zon, die alles mooi maakt,
en de weelde van een kracht, die onder
alle omstandigheden het leven „de moeite
waard" doet achten...
Tien dagen strijd uit het bestaan van
Beumer stoffeerder en verhuizer, dra
ger bij de begrafenisvereeniging, mannet-
tje uit den fcleiuen middenstand die bet
moeilijk beeft leveren de stof voor dit
boek. Tusschen den morgen van den eer
sten en den middag van den tienden Mei
speelt alles zich af, maar de schrijver
weet ons den vollen mensch te teekenen,
zoodat wij niet twijfelen: negen keer is de
zon op- en ondergegaan, langer hebben
we Beumer niet bezig gezien maar we
kennen ham toch zóó volledig, als een
menseh te kennen aan zijn naaste gegeven
kan zijn.
En dat is het mooie: deze tobbende
menschen met bun dagelijksehe groote
zorgen onder zoo moeilijke omstandighe
den bonden zich vast aan bet eene, dat
menschen niet zien kunnen, aan den
Eenen, Dien men aanwezig weet in de
schaduw op ons levenspad. Met alle
macht moet Beumer vechten voor zijn
plaats in de maatschappij, en dat harde
vechten ziet 'hij als zijn plicht; maar er
is een rust, die geboren woi*dt uit de ze
kerheid, dat Gods weg goed is voor ons.
„Beumer Go." is geen boek, dat met
veelheid van woord of bewijs bet geloof
van deze menschen wil doen spreken.
Wij voelen: het geloof i s er wel, maar
het leeft niet aan de oppervlakte. Dé
schrijver is gegrepen door de moeilijk
heden die Beumer kent om voor het ge
zin een boterham te verdienen; van al die
tegenslag en narigheid vertelt hij nu,
maar zóó, dat de humor dóórstraalt en
naast de donkere tinten ook dp lichtglans
een plaats krijgt. Het is een door-en-door
éérlijk boek: bet 'houdt zich nergens op
met den schijn, 'het peilt de werkelijkheid
Het leven, zooals het hier staat uitge
beeld, gaat zijn haastigen gang van dag
in dag; nauwelijks is er tijd tot rustig
neerzitten, tot zich bezinnen. Vol van da
verend geluid, van wikken en wegen, van
piekeren en tobben, is dit verhaal. Maar
bij dat alles worden deze menschen niet
uit 'hun evenwicht geslingerd, blijven zij
precies die ze zijn. En we voelen het: als
Beumer dezelfde blijft die bij in zijn ge
sprek met den oudèh Ter Brugge blijkt te
zijn, dan komt 'hij er wel. Dan zal hij
het houvast in zijn leven niet verliezen
en zal hij hoe moeilijk zijn haastige
gang door dit leven ook is den vasten
koers zeker behouden. Dan zal 'hij
misschien reeds als straks in de nieuwe
week zijn kind gedoopt wordt van God
het verklarende licht ontvangen, zoodat
bij de verkeerde gedachte die hij bij het
filosofeeren over het wonder dat hij in
de armen mag dragen uitspreekt, door de
eenig-juiste weten te vervangen.
Wij zijn Van Eerbeek veel dank ver
schuldigd, dat hij zon en schaduw pre
cies zóó als zij in Beumer's leven gedu
rende die tien Mei-dagen vielen, heeft
geteekend. Deze roman is een aanwinst.
A. L. VAN 0YEN.
-
onverschilligen lach. „Ik had gehoopt,
dat we, nu we de vrijheid hebben om
te doen, wat we willen, goeie kameraden
voor elkaar zouden zijn, maar dit zal,
naar ik vermoed, alles bederven."
„Nee, Bertram, nee, dat zal bet niet,"
riep ze met liefdevolle bezorgdheid, boe-
wel zijm ruwe woorden haar pijln deden.
„Welke zijm jou plannen? Wil je ze mij
niet vertellen?"
„Wel, nu' ik daartoe in de gelegenheid
ben, ben ik van plan eens flink pret te
gaan maken. Ik zou glraag iets van de we
reld willen zien en vóór dat ik me aan
een eigen huis verbind, wil ik nog een
vroolijken tijd beleven. Ik ken een paar
jongens, die op het punt staan, een ont
dekkingsreis te maken naar Canada en
de Vereenigde Staten en graag zou ik me
bij hen voegen. We zullen een vroolijk
drietal vormen. Maar hoe moet het met
jou? Ik kan je toch slecht uitnoodigen
deel uit te maken van onze vrijgezellen-
club."
„Laat je plannen niet door mij in de
war sturen, jongen," antwoordde ze vlug,
hoewel de gedachte, dat hiji haar voor zijta
geluk niet noodig had, haar als een koud-
waterstraal overviel.
,„Ik ga_ nu eerst terug naar Avesnes,
waar men mij erg noodig heeft en als jij
dan van je reizen terugkeert, kan ik, als
jij dat wilt, dit mooie oude huis voor jou
tot een tehuis inrichten."
„Welzeker, natuurlijk zullen we, totdat
ik ga trouwen, samenwonen," stemde hij
toe met trotsche gemaaktheid, „en ik kan
je verzekeren, dat ik niet van plan ben
me door een huwelijk te binden vóór ik
genoeg van mijh vrijheid beb genoten.
Maar we zullen bier niet gaan wonen. Ik
heb besloten dit huis publiek te verkno
pen."
„O, Bertram, waarom?" riep zij! versla
gen uit.
„Het is zoo mooi en ik ben er nu al zóó
aan gehecht."
„Het spijt me,dat ik je moet teleurstel
len, maar ik houd er heelemaal niet van
en de inrichting is hopeloos omsmaakvol.
Bovendien is er geen garage, evenmin
een biljartzaal, en die veranderingen zou
den oneindig veel kosten. Ik koop liever
een nieuw huis, als 'ik terugkom, en laat
dat inrichten in modernen stijl."
„Ik zou het niet kunnen verdragen af-
stand te moeten doen van sommige
oude voorwerpen", zei Patricia met tril
lende stem. „Moeder's ebbenhouten stoel- i
tje, haar naaitafel en schrijfbureau, i'k
herinner me nog uit lang voorbije dagen,
dat ze in baar eigen zitkamer stonden.
Rechtens komt ihet huis met toebehooren
aan jou toe Bertram, maar deize dingen
zul je mij toch laten houden, niet?"
„Bewaar er van wat je wilt. Zij zullen
op de verkooping toch niets opbrengen.
Maar wat wil je er inee beginnen, als je
naar Avesnes terug gaat?"
„Onze goeie oude Dina zal ze wel vooi
mij opbergen. Het kleine legaat, dat zij
ontving, als bewijs van erkentelijkheid
voor haar trouwe diensten, stelt haar in
de gelegenheid een eigen huisje in te
richten, om daarin van haar arbeid uit
te rusten. Dus, zooals je ziet, zal ik niet
langer dakloos zijin, want als ik in Aves
nes niet langer noodig zal zijn, kan ik bij
Dina blijven totdat jij terug komt. Vind
je dat geen goed plan?"
,,'t Lijkt me tamelijk saai voor jou.
Maar wie heeft je in Avesnes toch noo
dig en hoe zul je 't wel uithouden in zoo'n
armzalig, vervelend nest?"
„Hot is rustig en vredig, maar niets
vervelend", zei Particia, licht protestee-
rend. „Ik heb daar een vriendin, aan wie
ik meer te danken heb, dan ik in woor
den kan uitdrukken. Ze zal niet meer
dan een paar maanden leven en ze zal
blij zijn, als ik die laatste dagen bij haar
zal zijn. Ik zal daar heel gelukkig zijn,
Bertram, dus behoef je over mij geen
zorgen te hebben".
(Wordt vervolgd.)