Gemengd Nieuws
Verdere vermindering van
faillissementen in 1936.
Het Vrouwenhoekje
Voor de jeugd.
Land- en Tuinbouw
einde Februari 1.1., heeft dien toestand i
nog maar verergerd.
Het totale bedrag, dat het bedrijfsleven
in het Saargebied sinds het plebisciet
heeft verloren, wordt in bank- en handels
kringen geraamd op 25 30 millioen
mark, en meegerekend wat de emigran
ten meegenomen hebben op 60 millioen
mark. Dit verlies weegt zwaar op een
stuk land met 812.000 inwoners. Niet al
leen hebben de Joden hun geld van de
banken gehaald, maar ook de „Ariërs"
hebben dat moeten doen om de goederen
van de Joden te kunnen koopen.
De koopkracht van den Saarlander is
ook gedaald. De levensmiddelenindex-
prijzen, die langzamerhand verbonden
worden aan die van het overige rijk, zijn
met 25 tot 50 pet. gestegen. De prijs van
suiker is bijna verdubbeld. De loonen zijn
met ten hoogste 7 tot 15 pet. verhoogd.
Dit jaar zijn de hooge Duitsche belastin
gen, en de strenge wijze van incasseering
daarvan, in het Saargebied ingevoerd,
ook de belastingen ter subsidieering van
den uitvoer, die door de industrie, den
handel en de bedrijven wordt opgebracht.
Voorts moet men rekening houden met de
„vrijwillige" bijdragen voor de natie en de
partij.
Vele Saarlanders die voor Duitschland
hebben gestemd, hadden gerekend op, en
waren bereid tot het dragen van lasten,
maar hun verwachtingen zijn overtroffen.
MOEDERLIJKE GEVOELENS BIJ EEN
KOE.
Kilometers ver geloopen om haar kalfje
op te zoeken.
Op een weiland tusschen Weesp en
Muiden had een koe dezer dagen gekalfd
en de veehouder, op wiens land dit ge
beurde, bracht 's avonds de koe over naar
een weiland aan den Utrechtschen weg te
We esperkarspel eenige kilometers verder.
Gelijk gebruik is, worden, bij een veehou
der koe en kalf zoo spoedig mogelijk ge
scheiden.
In het bovenvermelde geval liep do koe
te grazen op een weiland, grenzende aan
den nieuwen provincialen weg naar het
Gooi, toen in het vroege ochtenduur de
boer in het land kwam, om de andere
koeien te melken. Zonder dat de boer dit
bemerkte, sprong de koe, die den vorigen
avond in dit land gebracht was, in de
sloot, stapte daar doorheen en wist op
den grasberm van den grooten weg te ko
men. Zij liep nu een eindweegs den nieu
wen weg af en sloeg het smalle Molen
pad in, dat eenige dagen te voren door
den eigenaar voor het autoverkeer werd
afgesloten en dat den eenigen verbindigs-
weg met Weesp vormt. Hoe deze koe juist
d a t pad kon inslaan is voor elk een raad
sel. Het dier wist den waarlijk niet ge
makkelijk te vinden weg over bruggen,
door stegen en straten, in te slaan en zij
draafde tenslotte den Muiderbinnenweg
op, vanwaar zij gemakkelijk den Korten
Muiderweg kon bereiken, waaraan het
weiland lag, waar het kalfje zich moest
bevinden.
De weinige voorbijgangers, die zich in
het vroege ochtenduur het was ruim
vijf uur 1 op den Muiderbinnenweg be
vonden, durfden blijkbaar de koe, die
langs den weg draafde, niet tegen te hou
den. Juist kwam de veehouder N. V.
met zijn melkboot van het weiland terug
Hij sprong midden op den weg en vatte
in den volsten zin van het woord de koe
bij de horens. Spoedig was het dier nu bij
dezen veehouder, die zijn boerderij aan
genoemden weg heeft, op stal gezet.
Later, toen de heer V. er op uitging, om
te onderzoeken, wien de weggeloopen koe
toebehoorde, bleek het, dat de eigenaar
juist een kruistocht per fiets door Weesp
maakte, om den verloren koe op te spo
ren.
Vergiftiging op grooto
schaal. In de stad Hamamatsoe, ten
Westen van Tokio, vei keer en 105 ^ol-
daten en 45 vrouwen, werkzaam in een
textielfabriek, in levensgevaar, als ge
volg van vergiftiging, naar het schijnt
ten gevolge van het eten van bedorven
groente.
'Hlet auto-ongeluk bij
S wal men. De veertienjarige jongen,
die op den Rijksweg onder de gemeente
Swalmen onder een vallende vrachtauto
geraakte, is nog denzelfden avond in het
St. La'turentius-ziekenhuis te Roermond
overleden.
'Vliegtuig sleurt meisje
mee de lucht in. Een merkwaar
dig vliegongeluk heeft zich te Angoulème
in Zuid-Frankrijk afgespeeld.
Een piloot had een vlucht gemaakt met
als passagier een 12-jarig meisje. Nadat
hij weer geland was, sprong hij" uit de
cockpit, ten einde het kind behulpzaam
te zijn bij' het uitstappen. Daarbij kwam
het meisje echter op zoo ongelukkige
wijze met het gaspedaal in aanraking,
dat de propeller weer op volle snelheid
ging draaien. Het vliegtuig begon over
het veld te taxiën en verhief zich na een
korten aanloop in de lucht. Twintig mi
nuten lang slaagde het meisje, dat iets
van vliegen afwist, er in, het toestel in de
lucht te houden, doch toen zij' probeerde
te landen sloeg het tegen den grond te
pletter. Het kind werd in hopeloozen toe
stand uit de puinhoopen te voorschijn ge
haald.
Ondeugdelijke waar? Na
het nuttigen van een bruiloftsmaal, aan
gericht ter eere van het huwelijk van den
zoon van den heer N. te Middel, nabij
Wesepe, zijn bijna alle aanzittenden on
wel geworden. Bij verschillende gasten
liet zich de toestand zelfs zoo ernstig aan
zien, dat terstond geneeskundige hulp
moest worden ingeroepen. Voor zoover
bekend heeft het onderzoek nog niet
uitgewezen, wat de oorzaak van het ver
schijnsel is geweest.
Verschillende gasten moeten het bed
nog houden, hoewel er zich geen verdere
complicaties hebben voorgedaan.
Drie meisj es bij auto-onge
val gedood. Te Destelbergen, nabij
Gent, is een auto op een onbewaakten
overweg door een trein gegrepen.
Van de acht inzittenden werden drie
jonge meisjes gedood.
Dtie anderen, alsmede de chauffeur en
een jongetje, werden gewond.
Overreden en gedood. Gis
terenavond omstreeks half negen is in
het Oosterpark te Amsterdam een vierja
rig jongetje in een onbewaakt oogenblik
van het trottoir geloopen. Ongelukkiger
wijze is het ventje toen door een auto
overreden. Het was onmiddellijk dood.
In eenige bedrijven en beroepen
bleef de toestand echter nog on
gunstig.
Uit de voorloopige cijfers betreffende de
uitgesproken faillissementen over 1935, in
het begin van dit jaar gepubliceerd door
de afdeeling gerechtelijke- en armenzorg
statistiek van het Gentr. Bur. v. d. Stat.,
bleek, dat in totaal in het eerste halfjaar
van 1935 het aantal faillissementen meer
bedroeg dan in het eerste halfjaar van
1934 (resp. 2419 en 2330), maar dat daar
entegen het tweede halfjaar van 1935 een
gunstiger cijfer gaf dan het overeenkom
stige tijdsverloop van 1934 (resp. 2209 en
2296, dus in 1935 87 minder).
De voorloopige gegevens betreffende de
uitgesproken faillissementen van het eer
ste halfjaar van 1936 leeren, dat ook in
genoemd tijdsverloop minder faillissemen
ten werden uitgesproken dan in het eer
ste halfjaar van 1935.
De vermindering in 1936, n.l. van 2419
tot 2283 of 136 is grooter dan de daling
in het tweede halfjaar van 1935 (87). Bij
vergelijking der cijfers van de eerste zes
maanden van 1936 met de overeenkom
stige van 1935 valt te constateeren, dat de
cijfers van Januari en Juni in 1936 hoo-
ger waren, in Februari, Maart, April en
Mei lager.
Bij raadpleging der cijfers, gesplitst naar
bedrijven en beroepen wordt opgemerkt,
dat toch nog voor eenige rubrieken de cij
fers van 1936 ongunstiger waren dan die
van 1935. O.a. was dit het geval bij de
volgende rubrieken: vervaardigen van le
der en lederen voorwerpen, wasdoek,
caoutchouc (le halfjaar 1935 22, 1936 34)
bewerking van metalen, vervaardigen van
stoomwerktuigen (resp. 76 en 97), ver
keerswezen (181 en 209). Een lager cijfer
dan voor 1935 geven o.a. de volgende ru
brieken: bouwbedrijven (le halfjaar 1935
228, 1936 218), scheepsbouw, rijtuigen
(resp. 12 en 3), landbouwbedrijven (142
en 129).
Zoowel in het eerste als in het tweede
kwartaal van 1936 werden minder faillis
sementen uitgesproken dan in de overeen
komstige perioden van 1935. In 1936 wa
ren de faillissementen in het eerste kwar
taal (1157) een weinig talrijker dan in
het tweede kwartaal (1126).
GEESTELIJKE EN LICHAMELIJKE
ONTWIKKELING.
Wij lezen in „Timotheus":
Jaren geleden heeft de Duitsche minis
ter Stresemann reeds ernstig gewaar
schuwd tegen sportoverdrijving. Op een
groote volkspartijdag zei hij o.a.: „Wij zijn
vrienden van elke lichamelijke training,
maar de aristocratie van tien geest kan
niet vervaugen worden door die var den
biceps".
Een ander vooraanstaand man sloot
zich van harte hij die uitspraak aan en
schreef: „De overdrijving in de sport heeft
reeds belachelijke vormen aangenomen.
Wij hebben geen aanleiding om de helden
van de sportprestaties als de heroën van
de natie te verheerlijken. Harmonie moet
er zijn, geen eenzijdige overdrijving.
„Waaraan is het te wijten, dat het op
groeiende geslacht een afkeer heeft van
geestelijke ontwikkeling? Waarom vermin
dert het wetenschappelijk kunnen van de
studeerende jeugd zoo bedenkelijk, dat in
kringen der hoogleeraren de grootste be
zorgdheid heerscht? Een feit is het, dat
velen hun genoegens en verstrooiing
slechts in een, en dan nog meestal pas
sieve, deelneming aan sport zoeken".
Het is nu vele jaren later en hoe staat
het thans met de verhouding tusschen de
geestelijke en lichamelijke ontwikkeling?
Wij gevoelen ook zeer veel voor een
krachtige lichamelijke ontwikkeling, kun
nen tot op zekere hoogte prestaties op
sportgebied waardeeren, maar als we op
het oogenblik zien, boe schier de geheele
wereld in opwinding leeft door de Olym
pische spelen, hoe de wedstrijden door
tienduizenden ooggetuigen worden bezocht
en door wellicht miljoenen radioluisteraars
worden meegeleefd, hoe alle bladen er en
thousiaste beschrijvingen van geven, dan
vragen we ons af: is er wel evenwicht tus
schen geestelijke en lichamelijke ontwik
keling? Neemt de laatste een niet veel te
groote plaats in en wordt het enthousias
me voor 'hetgeen op dat gebied gepres
teerd wordt, niet opgezweept tot een ge
vaarlijke hoogte?
Wanneer wij de ontwikkeling van den
geest en die van het lichaam op de weeg
schaal stellen, gaat de schaal van het li
chaam naar Peneden. *^eegt het zwaarst!
Er is een tekort aan geestelijke sfeer.
ALS IEMAND VERRE REIZEN DOET..
dan kan hij veel verhalon.
Men behoeft dan niet eens verre reizen
te doen.
Wie zijn vacantiereis slechts uitstrekt
tot onze Zuiderbuur, België, waar in deze
dagen veel Nederlanders zijn, kan al heel
wat vertellen.
Maar aldus de „N. Pr. Gr. Crt"
dan moet hij goed vertellen, d.w.z. zijn
mededeeling moet vrucht van uitste
kend opmerken zijn geweest. En ook
een gevolg zijn van goed nadenken en
van juiste vergelijking maken.
Dat is niet elk gegeven. Wie het niet io
gegeven, doet beter, niet te vertellen, al
maakt 'hij nog zulke verre reizen.
We vernemen nu b.v. van Nederlanders,
leden van den A. N. W. B., die België als
vacantieoord hebben gekozen en die nu bij
hun terugkeer juichen over hel goedkoope
leven daar te lande.
Entree van één halve franc, twee en een
halve cent, voor toegangsgelegenheden,
die hier dertig, veertig, vijftig cent kosten.
Logiesprijzen in hotels zijn de helft van
die in ons land. Diners, in Nederlandsch
geld, voor twee kwartjes. En dat nog wel
in chique gelegenheden. Zoo wordt go-
juicht. Fabelachtig lage prijzen.
Men verhaalt dus veel. Feiten ook. On
getwijfeld.
Maar nu wordt aan die verhalen de
conclusie vastgeknoopt: zóó moest het in
ons land ook zijn; dan was het leven veel
beter vol te houden.
En n u gaat het verhaal heel en al mis.
N u wordt bewezen, dat de verhalers
niet verder zien dan hun neus lang is.
Blijkbaar hebben zij niets geleerd, al
zijn zij dan ook de grens over geweest.
Wie even nadenkt moet wel tot de
conclusie komen, dat een instelling, een
hotelhouder, een winkelier, een werkman
of wie ook, die met zulke prijzen betaald
wordt, niet in staat is om daarop een be
hoorlijke winst te maken of er een be
hoorlijk loon mee te verdienen.
De „goedkoopte" in België is dan ook
niet een gevolg van welvaart, maar juist
van een ingezonken econo
misch leven; van armoede.
We spraken van „goedkoopte"; tusschen
aanhalingsteekens. Want hierbij komt nog
de enorme misvatting, dat de Nederland-
sche vacantiegangers in België de prijzen
beoordeelen in het licht van onzen
gulden.
Inderdaad: wie in ons land zijn guldens
verdient en die in België gaat verteren,
geniet groote voordeelen.
Maar de Belgen kunnen nu eenmaal
niet in g u 1 d e n s rekenen. Die hebben
alleen gedevalueerde franken in handen.
Wie dan ook in België zijn franken ver
dient en verteert, die vindt het leven niet
goedkoop, maar duur.
Wie verre (of korte) reizen doet, kan
veel verhalen.
Hij mag dat ook doen.
Doch alvorens uit zijn waarnemingen
conclusies te trekken, moet hij goed na
denken.
D u s zal de vrucht zijn: ik verkies ons
land toch nog boven België!
Gewicht en gehalte der bieten.
Door het Instituut voor Suikerbieten
teelt te 'Bergen op Zoom werden op de
Zeeuwsche eilanden 72 monsters suiker
bieten genomen. Deze monsters werden
door de daarvoor aangezochte fabrieken
belangeloos onderzocht.
Het gemiddeld gewicht per biet be
droeg 315 gram, terwijl het suikerge
halte 12.36 pet. bedroog.
Verleden jaar omstreeks dezen'tijd was
het gemiddeld gewicht per biet 280 gr.,
■terwijl het suikergehalte 13.8 pet. be
droeg. Hieruit blijkt dus, dat het gem.
gewicht grooter is, maar dat het suiker
gehalte aanmerkelijk lager is. Dit zal
wel hoofdzakelijk te wijten zijn aan het
vele slechte weer der afgeloopen weken.
Over de mot.
Zoolang de kleeren gedragen worden
behoeft ge geen vrees te hebben voor de
mot maar zoodra wollen goed en pelswerk
ongebruikt in de kast hangt of ligt, loopt
ge de kans dat een motjo er haar eieren
inlegt. Ze kleven hun witte, langwerpige
eitjes vast aan de haren van die stoffen,
die later als voedsel kunnen dienen voor
do kleine rupsjes, welke voortkomen uit
het vlinder-eitje. Zijn deze eitjes eenmaal
in het een of andere kleedingstuk gedepo
neerd, dan kan dit in den regel als voor
goed bedorven worden beschouwd, want
ze zijn zóó klein,dat ze gewoonlijk aan on
ze aandacht ontsnappen. Zelfs de aanwe
zigheid van het rupsje wordt veelal niet
opgemerkt, voordat het zijn verwoestingen
al heeft aangericht.
Hier vooral geldt dus, dat voorkomen
beter en gemakkelijker is dan genezen.
De grijze, geelachtige of bruine mot
vlindertjes ziet men veelal in de maanden
Juni, Juli en Augustus rondfladderen in
onze kamers. Meest gedurende den sche
mer, en vooral als we, nadat het licht ont
stoken is met open ramen blijven zitten.
Daarom is dit laatste beslist te ontraden,
tenzij men zioh van een hor bedient.
De in den zomer gelegde eitjes zijn onge
veer in November tot volwassen rupsjes
geworden.
Legt men stukjes kamfer, of veel beter
nog balletjes of vierkante stukjes nafta-
line, tusschen het wintergoed, dan heeft
men een goed voorbehoedmiddel. Noch het
een noch het ander dood echter de mot,
zoo 't kleedingstuk er reeds door aangetast
is. Zijn de eitjes eenmaal op de stol gelegd,
dan helpt er geen „lieve-moeder" meer
aan,maar breidt de eenmaal aangerichte
verwoesting zich gaandeweg verder uit.
Men kan de stoffen dus tegen de mot be
veiligen door ze dadelijk nadat ze niet
meer gedragen worden in goedsluitende
doozen te bewaren of in linnen zakken te
naaien, nadat men eerst met kwistige
hand er overal naftaline heeft tusschen
gelegd. Door den sterken geur worden de
insecten, die zich bij bet zoeken naar een
plaats voor bun eieren door hup fijnen
reukzin laten leiden, op een dwaalspoor
gebracht. Ze worden dus de aanwezigheid
van het wollen goed niet gewaar en vlie
gen verder.
Ten slotte kan men de doos of zak nog
in krantenpapier wikkelen, dat men bij
de sluiting zorgvuldig dicht lijmt. Zoolang
de krant heel blijft is de inhoud van het
pak dan absoluut tegen mot gevrijwaard,
daar deze een afkeer heeft van den reuk,
door druk-inkt verspreid.
Wanneer men een wollen japon, die
door de mot is aangetast, flink uitschuiert
en dan weer gaat dragen, verdwijnt de
mot er vanzelf uit. Alleen zal men dan
gedurig nu hier dan daar een klein gaat
je ontdekken, dat men eerst over 't hoofd
heeft gezien. Als men al die kleine gaatjes
zoo netjes mogelijk met gelijk gekleurde
zijde fijn stopt, is het euvel zoo goed ver
holpen als het kan. De japon zal echter
blijk geven van zeer onsterk le zijn gewor
den, dank zij de vele, aanvankelijk on
zichtbare „loopgraven".
Kaas broodjes of gebak
ken boterham met kaas.
(Voor vier personen. 8 sneedjes oud brood
(één of twee dagen oud), 1.5 ons kaas, 80
gram' (bijna een ons) boter (4 afgestreken
lepels); desverkiezend wat peper en zout.
Leg de sneedjes brood twee aan twee
op elkaar, met een dikke plak kaas er
tusschen. (Besmeer desverkiezend eerst
de sneedjes brood met een deel van den
boter). Ais het gerechtje wat pikant ge-
wenscht wordt, strooi dan wat peper en
zout over de plak kaas. Bak de belegde
broodjes, in ongeveer 10 minuten, aan
beide kanten mooi goudbruin, in de ge
smolten boter. De kaas moet tegelijkertijd
zacht worden.
Presenteer de kaasbroodjes zoo warm
mogelijk, als voorgerecht of als een lekker
hapje bij de koffietafel.
Aardappelsoesjes. 1H dl.
water, Va ons boter, 60 gram bloom, twee
eieren, 1 kg. fijngewreven aardappelen,
peper, zout en nootmuskaat, frituurvet.
Breng het water aan de kook met do
boter, strooi daar de bloem in en roer
deze massa op het vuur tot ze als een bal
van den bodem van de pan loslaat. Roer
er daarna één voor één de heele eieren
door.
Meng er daarna de fijngewreven 'aard
appelen doorheen en voeg er naar smaak
zout, peper en nootmuskaat bij.
Maak het frituurvet zoo heet, dat er een
blauwe damp van afslaat en bak daarin
van het deeg kleine bolletjes, op de ma
niet van oliebollen. Laat ze in het vet
zwellen en bruin worden. Leg ze 'n oogen
blik op grauw papier om uit te druipen en
schik ze dan op een schotel.
Karnemelkpudding. (Voor
vier personen). 1. karnemelk, 3 citroe
nen, 35 gram gelatine (1 blaadje roode en
plm. 16 blaadjes witte), 300 gram suiker.
Pers de citroenen uit; los de suiker op
in het warme sap. Voeg hierbij de gerasp
te schil (niet het wit meeraspenl) van 2
citroenen en de, in wat koud water ge
weekte gelatine. Roer dit mengsel door de
koude karnemelk. Laat de massa eenigen
tijd staan en roer er af en toe in, tot ze
geleiachtig wordt en de gelatine niet meer
zakt. Doe de massa dan in een met koud
water omgespoelden, steenen pudding
vorm.
HOE BALD DE PLANT VERDIENDE
TOEN MOEDER ZIEK WAS.
XIV.
„Staan" commandeerde vader toen de
handdoek er was, en rutsch, rutsch ging
het over z'n rug, maar dat vond hij niet
naar.
Precies kwart voor twee stonden ze kant
en klaar te wachten, met glimmende schoe
nen, Brammetjes werk, en rood glimmen
de gezichten van het wasschen.
Een keurige scheiding in hun natte,
gladde haar, door vader zelf er in ge
kamd.
De lange kousen aan, dat vond Bram-
metje wel vervelend, en Bald had er een
hekel aan, maar het hoorde bij de Zon-
dagsche pakken, zei vader.
De bloemen lagen in een wit vloei ver
pakt klaar op tafel, die mocht Mien na
tuurlijk dragen, omdat zij een meisje was;
dan mocht je soms toch meer, had Bram-
metje wel eens gedacht, maar hij wilde
zelf ook wat voor Moe hebben, en toen
vader aan het poetsen was, was hij gauw
naar de wei aan den overkant gehold met
z'n Zondagsohe schoenen aan nog wel, en
had er de mooiste boterbloemen geplukt
die hij vinden kon. Moe was er altijd zoo
blij mee als hij ze plukte en zou ze ook nu
wel mooi vinden.
Hij had ook nog een stuk papier ge
vonden en ze net zoo ingepakt als die van
Mien, maar niet zoo mooi, want hij had
een veel dikker bos en het ging wel lastig
ook.
Nu lagen ze op een tafeltje achter moe
ders naaimachine en 'hij zou ze pas krij
gen als de auto er aan kwam.
Wat duurde dat tooh lang, ze wachtten
nu al zoo'n poos.
Vader liep onrustig heen en weer, dan
naar de keuken, dan weer naar boven.
Alles was nu toch wel in orde?
Toe.... toeoet....!
„Daar heb j'eml" gilden Bald en Bram
tegelijk, en meteen holde Bald al naar do
deur, zoo'n fijne wagen en daar mochten
zij nu in.
Mientje keek nog even door het raam,
kijk die Bald daar nu gek hollen, nee
hoor dat deed zij niet, en langzaam en
bedaard stapte ze hun grintpaadje ai
naar de auto.
Het was stil op het weggetje, jammer
dat er nu niet één meisje was dat haar
zag gaan, alleen bij buurvrouw bewoog
een gordijntje, die zag het dus wel.
Bald stond bij het portier, „je bent
toch niet Lang?" vroeg hij, „je loopt zoo
langzaam en kijkt zoo angstig."
Bang! hoe kwam ie er bij.
Boem, stootte ze bij het instappen haar
hoofd tegen het plafond, de bloemen liet
ze van schrik vallen, haar hoed stond
heelemaal scheef.
Mijneer Brandse keek achterom, „toch
geen pijn gedaan?'
„Nee mijnheer", zei Mientje verlegen;
wat schaamde ze zich nu, mijnheer zou
vast wel merken dat ze nog nooit in een
auto geweest was.
Meteen dacht ze met schrik: als Vader
er nu naar in kan, maar, het deurtje bij
mijnheer Brandse was ook zoo laag, en
die was er toch ook in.
Even voelde ze met haar vinger oveï
het kussen, het leek wel fluweel zoo zacht
was het; dat zat nog eens fijn, en tegen
de leuning lag een prachtig kleedjo
mooier dan zij het op tafel in de voor
kamer hadden.
Ze zou er maar niet tegen aan gaan
zitten als het eens kreukte I
Op den grond lag een zachte mat. Als
ze voor op de bank ging zitten kon ze er
met haar voeten juist bij, en een dikko
dat het was, je zakte er lekker een beetje
in.
Vader kwam tusschen Bram en haar
inzitten, hij leunde achterover, zoo maar
tegen dat mooie kleedje. „Pas u maar op,
anders kreukt het", fluisterde Mientje
hem gauw in 'toor, maar vader zei, dat
het niets hinderde als ze er tegenaan
zaten.
Toen een schokje, ze wipten alledrie een
beetje op, en daar gingen ze.
Buurvrouw was nu toch naar buiten
gekomen; „dag, goede reis hoor, en de
groeten!"
Ze wuif den allemaal terug en met haar
hand kneep Mientje in vaders arm. „Fijn
he?"
Bald was een en al aandacht voor mijn
heer Brandse.
Hij draaide aan het stuur, trapte met
z'n voet op het pedaal, trok weer aan een
andere knop, en dan de toeter en de rich
tingaanwijzer nog, alles tegelijk.
Ineens keek mijnheer Brandse opzij en
lachte tegen hem.
„Is het erg moeilijk mijnheer?"
„Moeilijk, welnee, het gaat vanzelf
hoor, een beetje uitkijken natuurlijk."
Juist kwam er een auto om een hoek,
zou die?
Nee hoor, tjonge wat gingen ze er fijn
langs.
Bald zou het best ook eens willen pio-
beeren, maar dat durfde hij toch niet te
vragen.
Nu waren ze het dorp al uit, zóó ging
het nog eens vlug, en de rechte straat
weg lag voor hen.
Het klokje in de auto wees vijf over
twee en het andere? Het wijzertje stond
op veertig, maar langzaam ging het door
naar vijf en veertig.
„Is dat de kilometerteller?" vroeg Bald
nieuwsgierig.
„Ja, maar hier gaan we wat harder"
en het wijzertje ging weer door 50, 55, 60,
zouden ze nog harder gaan? 65, 70, 75,
nou hadden ze een reuze vaart, 80, het
wijzertje schommelde nog iets er boven,
maar hooger kwam het toch niet.
Boomen en huizen, alles vlogen ze
voorbij.
Van den anderen kant kwam ook weer
een auto, tsjjj, weg was ie.
Bald keek eens om, „gaat het njjet
fijn?"
„Nou!" riepen Mien en Bram tegelijk.
Vader lachte maar eens.
Veel te gauw naar Balds zin waren
ze in de stad, maar hoe ze daar door
al die drukke straten kwamen, dat was
hem een raadsel, iederen keer dacht ie,
nu kunnen we niet verder, en tooh kon
den ze er telkens juist door.
Vijf voor drie was het op het klokje.
Drie uur begon het bezoekuur, zouden ze
nu niet te Iaat komen, maar net zei Mijn
heer Brandse, we rijden nog maar een
singeltje om, dan zijn jullie er precies op
tijd.
Dat vond Bald wel fijn, maar toch was
hij een beetje onrustig dat ze te laat zou
den komen. Brammetje en Mien praatten
maar aan een stuk door achter in den
wagen, maar die wisten niet dat het al
zoo laat was.
Toen ineens zei mijnheer Brandse,
„daar heb je het ziekenhuis."
Ze werden er allemaal stil van, dus
ddar was Moe nu, wat een groot gebouw.
Op een groot plein voor den ingang
stonden een heeleboel menschen, „zou er
een ongeluk gebeurd zijn?" vroeg Bald.
(Wordt vervolgd.)