DE ZEEUW
TWEEDE BLAD
ALS DE LIEFDE RIJPT
HET ADRES
A. WILKING
Voor den Zondag
Benauwd?
- 'jDusmoi
HONIG'S VERPAKTE VERMICELLI - Bijzonder goed van kwaliteit.
Wat er deze week voorviel
Valsche Religie.
FEUILLETON
Hoest- Qrkp-Bronchitis-Asthma
VAN
ZATERDAG 25 JULI 1930, Nr 250.
RECHTVAARDIGEN EN ZONDAARS.
Maar zondaars tot bekeering.
Matth. 9:13b.
Als Jezus Mattbeus uit zijn tolhuis
tot Zich roept en met hem aanzit aan
den maaltijd, dan ergeren zich de Fari
zeeën. En zij kunnen niet nalaten om van
hunne ontevredenheid blijk te geven.
Wat Jezus doet, komt in hun oog niet
te pas.
Een Messias die zóó optreedt beant
woordt niet aan hunne verwachtingen,
Zij denken zich een Messias, die in
Israël het Koninkrijk weer zal oprichten,
die komen zal om Israël te verlossen en
te zegenen en het te verheffen boven alle
andere volken.
Een Messias1, die komt tot de recht
vaardigen, de menschen die de Schrift
verstaan en die de wet kunnen uitleggen.
Maar niet een Heiland die zich keert
tot het verachte, tot de tollenaren en de
zondaren. En daarmee spreken zij tevens
uit, dat ze geen deel hebben aan Jezus,
die niet gekomen is om te roepen recht
vaardigen, maar zondaars tot bekeering.
Zeker, Hij roept ook de farizeën, maar
dan moeten ze komen als zondaars. Dan
moeten ze eerst worden gebroken in hun
eigengerechtigheid en vroomheid. Dan
moeten ze zich op één lijn stellen met de
verachte tollenaren en tot Jezus komen
als arme zondaren, die alleen uit genade
begeeren zalig te worden.
Niet gekomen om te roepen rechtvaar
digen!
Welk een vreeselijk woord voor alle
eigengerechtigen, die van zichzelf zoo'n
'hoogen dunk hebben.
Maar zondaars tot bekeering!
Welk een heerlijk woord voor allen, die
zichzelf leerden kennen als zondaren die
alles verbeurd hebben, die misschien als
de tollenaar zelfs hun oogen niet durven
opheffen.
Jezus Christus in de wereld gekomen
om zondaren zalig te maken.
Rijken heeft Hij ledig weggezonden, ar
men in zichzelf met goederen vervuld.
Jezus neemt de zondaars aan!
ZIJT GIJ DE CHRISTUS?
Onze tijd, zegt de „N. Prov. Gr. Crt.",
is vol van valsche religie. En de waar
schuwing van onzen Heiland tegen die
genen, die zullen roepen: ziet hier is
Christus of daar is hij, mag vooral in
onze dagen wel goed ter harte worden
genomen.
Een treffend voorbeeld zien wij daar
van in den man, die ook thans weer in
de bekende Ommensche samenkomsten
als een wereldleeraar zal optreden om
den menschen op den weg tot de waar
heid te leiden.
Van Krishnamurti, is indertijd gezegd,
dat hij een incarnatie was van den Chris
tus. Hij zou zijn de nieuwe wereldleeraar.
Dit werd verzekerd door de leidster der
spiritisten, Mevrouw Besant.
De schrijver in „Het Vaderland" ver
telt nu van een onderhoud, dat een van
de modern-religieuse menschen, Rom Lan
dau, de schrijver van het boek „God is
my Adventure", met dien Krishnamurti
had.
Hij heeft hem de vraag gesteld: zijt
gij nu Christus?
En het antwoord was: ik heb nimmer
ontkend of bevestigd, dat ik Christus of
iemand anders zoude zijn. Zulke betite
lingen zijn absoluut zinloos voor mij.
Maar, dus merkte de ondervrager op,
niet voor de menschen, die kwamen
luisteren.
Daarop antwoordde Krishnamurti: had
ik j a gezegd, dan zouden zij wonderen
van mij hebben begeerd: wandelen over
het water of opwekking van dooden.
Uit het Engelsch.
52.)
Juffrouw Scriven aarzelde een «ogen
blik en haar stem was niet vast, toen ze
sprak.
„De kinderen zdjin thuisgekomen, lieve,"
zei ze. Moge God ben zegenen in hun
nieuw tehuis."
„Amen," antwoordde de boer, en nam
zijn oude hoed af en duwde die onder
zijn arm. „Je 'herinnert je zeker onze
thuiskomt nog wel, moeder. O, ik voel
me een jongen als ik er nog aan terug
denk. Je bent je sleutelbloemen onder
gindsche hoornen nog niet vergeten."
„Vergeten? Adam ze zijn nooit zoo
schoon weer geweest sinds dien onver-
getelijken dag behalve misschien
het jaar dat onze jongen geboren is. En
nu heeft 'God hem een eigen vrouw ge
geven. Hij zegene de kinderen."
„Zooals Hij ons gezegend heeft," voeg-
Cf fau^'s va,der er aan toe. „Als dat
fiiechts mogelijk was, maar de meisjes
Had ik neen gezegd, ik ben Christus
niet, dan zouden zij dit als een autori
taire uitspraak hebben opgevat en daar
naar hebben gehandeld. Ik ben echter
tegen elke autoriteit in geestelijke zaken.
Ik kan met geen mogelijkheid ja of neen
zeggen. Op het oogenblik kan ik alleen
zeggen, dat ik mijn eigen persoonlijkheid
van geen bijzonder belang acht, Christus
of geen Christus. Waar het op aan komt
is, of ik de menschen helpen kan of niet.
Ten slotte bleek, dat Krishnamurti geen
uitspraak wilde doen om Annie Besant
niet te kwetsen, die hem immers als de
„wereldleeraar" had aangekondigd.
Eu naar dezen man komen nu uit alle
oorden der wereld menschen luisteren om
dat zij van hem hulp verwachten in het
zoeken naar de waarheid.
Is er iets, dat ons beter toont den gees
telijken nood in breede kringen van onzen
tijd?
De valsche religie maakt zich weer
breed. En wij moeten altijd den moed
hebben, om haar in heur ware gedaante
te toonen door haar te toetsen aan het
Woord van onzen God.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Tot voor kort wisten waarschijnlijk
maar heel weinig stadgenooten van het
bestaan van den Delftschen kunstenaar
Etienne af. Totdat we eenigen tijd ge
leden in een der ledige nissen aan den
voorgevel van ons Stadhuis een nieuwen
steenen keizer zagen geplaatst en offi
cieel bekend werd, dat dit beeldhouw-
"\verk in den meest letterlijken zin uit
zijn handen was gekomen. Minder be
kend werd evenwel, dat dit bewijs van
kunstzin tegelijk was een getuigenis van
offerzin, in de eerste plaats van den ge
noemden kunstenaar. Er was niet gewerkt
op bestelling maar uit scheppingsdrang.
En dat dit kunstwerk tenslotte den kunst
rijkdom van ons beroemd Stadhuis ver
hoogde, danken we naast veie anderen,
toch in de eerste plaats aan den heer
H. J. Etienne.
Daarom deed het me buitengewoon ge
noegen dat we nu een grootsch beeld
houwwerk van dezelfde hand in onze stad
krijgen. Een beeldhouwwerk dat in veel
sterker mate tot onze bevolking en dan
niet alleen de Middelburgsche, maar de
geheele Zeeuwsche bevolking zal spreken.
De figuur van H. M. de Koningin-Moeder
blijft voor ons en ons nageslacht leven
ook zonder een beeldhouwwerk, maar de
herinnering en belangstelling voor Haar
persoon en werk zal blijvender en leven
diger zijn met dit hulpmiddel. Bovendien
de hulde aan Haar nagedachtenis eert
ons. Wij willen haar blijven zien als een
trouwe, opofferende Moeder des volks.
In Haar eeren wij Oranje. Voor ons is
de leus God, Nederland, Oranje geen ijde-
le klank, maar levende werkelijkheid.
Dat het zoo blijve.
De plaats waar dit monument zal op
gericht worden, lijkt me voor ons Stads
bestuur nog een moeilijke opgave. Een
rustige omgeving en toch zooveel moge
lijk in het centrum, als zoodanig lijkt
mij de keuze, het plantsoentje op den
Dam niet kwaad. Jammer, dat dit plant
soentje niet kan uitgebreid worden met
nog een 50 M. van de Dokhaven. Van
wege de kosten waarschijnlijk onmogelijk,
maar uit een oogpunt van stadsverfraai-
ing in verband met deze voorgenomen
plaatsing zeer aannemelijk.
Het Molenwater, de eenigste plaats, die
wellicht bovendien in aanmerking zou
kunnen komen, is weer minder geschikt
daar de westelijke plantsoenen te vboom-
rijk zijn en aan den oostelijken kant het
groote speelveld het voor zooiets onge
schikt maakt.
Wij zijn niet rijk aan dergelijke monu
menten, dit b.v. in tegenstelling met vele
Vlaamsche steden, maar eerlijkheidshalve
dienen we ook te zeggen, dat we er niel
veel geschikte plaatsen voor hebben. Wij
missen daartoe de zoonoodige ruime stra
ten en groote pleinen. Zoo is het pleintje
op de Balans heel leuk, maar dan zou
de veel besproken fontein het veld moe
ten ruimen en tegenover winst zou dan
verlies komen te staan.
Zoo zitten we ongemerkt in „monu
mentenzorgen", hebben velen „examen-
zorgen" en genieten anderen van „vacan-
tiezorgen". Wat dit laatste betreft is het
voornamelijk de barometer, die de meeste
zorg geeft, niet alleen aan de vacantie-
gangers maar vooral aan de neringdoen
den, die bij elk nieuw weerbericht zorge
lijker gaan kijken. Behalve dat zijn er
nog andere zorgelijke zaken in ons land
en daarbuiten en worden velen bezorgd.
Hoe rustig klinkt dan het Woord: „Zijt
dan niet bezorgd tegen den morgen,
iedere dag heeft genoeg aan zijn zelfs
kwaad".
Met vriendelijke groeten van
STENTOR.
Als Gij 's nachts niet slapen kunt
door de benauwdheid op Uw borst.
Als Uw ademhaling moeilijker en pijn
lijker wordt door de verstopping van
Uw luchtpijptakken, neem dan Akker's
Abdijsiroop. Gij zult Uw benauwdheid
overmeesteren, want de slijm zal zon
der moeite loskomen. Vanaf den
eersten lepel begint de verlichting.
Dat opgeblazen, benauwde gevoel
zal verdwijnen en na korten tijd zult
Gij geen spoor meer van die borst-
benauwdheid bemerken. Neem dus bij
IwhöÖqHëvïértórig TScentl
1vlijde Prijzen
BIJZONDERE SCHOLEN EN DOODE-
HANDS-BELASTING.
De overwegingen van den Hoogen Raad.
De Hooge Raad heeft de beslissing van
den Raad van Beroep bevestigd, waarbij
de jaarlijkscbe uitkeeringen aan besturen
van bijzondere scholen krachtens art.
205 L.O.W. belastbaar zijn verklaard in
gevolge art. 3 der Wet op belasting van
de Do-ode Hand.
Daar deze zaak voor tallooze schoolbe
sturen van belang is, laten wij uit het ar
rest nog een en ander volgen.
Tegen de beslissing van den R. v. B.
was o.a. aangevoerd, dat dit recht op ver
goeding van jaar tot jaar ontstond, wan
neer aan bepaalde voorwaarden (goed
onderhoud der scholen enz.) was voldaan
en bet rec'ht op die vergoeding dus niet
als belastbaar vermogensbestanddeel kon
worden beschouwd.
D'e H. R. overwoog' echter, dat de be
doeling van die uitkeering was- de school
besturen voor de niet uit openbare kas
sen bekostigde terreinen en scholen een
jaarlijkscbe vergoeding te geven.
De in dezen vorm toegekende aan
spraak op jaarlijkscbe vergoeding voor de
schoolbesturen is een zaak, welke gelds
waarde heeft, en komt als vermogen in
aanmerking, voo-r zoover de jaarlijksche
uitkeering te boven gaat de waarde van
het ten dienste van het onderwijs aange
wend gebruik van voornoemde eigendom
men.
Verder achtte -de H. R. het recht op ver
goeding wel slechts toekomt aan -de in art.
88 L.O.W. bedoelde schoolbesturen, der
halve aan de schoolbesturen, die voldoen
aan de voorschriften der artikelen 89 to-t
en met 96 dier wet, en hieraan aansluit
de in -de artikelen 6 en 7 van het Kon.
voor Manufaoturen.
Dames- en Klnderconfeotle
Tapijten Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen le
GOES
HULST
besluit van 30 Juni 1921 gegeven regeling
voor de uitbetaling van de vergoeding,
doch zulks niet wegneemt, dat artikel 205
strekt om aan de schoolbesturen, die blij
ven voldoen aan de wettelijke eisohen, met
betiekking tot hunne daar omschreven
eigendommen aanspraak op de vastgestel
de jaarlijksche vergoeding te geven, zoo
dat hier van een bloot van jaar tot jaar
ontstaand recht geen sprake is.
Verder is overwogen, dat noch de om
standigheid, dat de jaarlijksche vergoe
ding niet verder is verschuldigd in de ge
vallen, vermeld in het vierde lid van ar
tikel 205, en dat zij wijziging kan onder
gaan in de gevallen, vermeld in het tien
de en elfde lid van dat artikel, noch de
omstandigheid, dat het recht op vergoe
ding zich bezwaarlijk leent voor ver
vreemding, verpanding of beleening, steun
vermag te geven aan de opvatting, dat dit
recht niet, in voege als vermeld, deel uit
maakt van het vermogen -der schoolbestu
ren.
Dat het recht op de jaarlijksche uit
keering niet kan worden vereenzelvigd
met het eigendomsrecht van de terreinen
en schoolgebouwen, aangezien het vormt
een persoonlijk recht van de in artikel 88
der Lager-Onderwijswet bedoelde school
besturen met betrekking to-t het aanwen
den van de terreinen en schoolgebouwen
ten dienste van het lager-o-nderwijs en
het recht op de jaarlijksche uitkeering
dan ook niet op een opvolgenden eige
naar der terreinen en gebouwen over
gaat.
Dat de waarde van het recht op de
jaarlijksche uitkeering ook niet geacht
kan worden in de waarde der terreinen en
gebouwen te zijn begrepen, immers laatst
genoemde waarde, voorzoover zij ingevol
ge art. 4, letter H der Wet op de belasting
van de Doode Hand voor de heffing van
de belasting van 'belang is, in verband met
het bepaalde in artikel 3 dier wet en in
artikel 7 der Wet op de Vermogensbelas
ting 1892, is de verkoopwaarde, welke
door het recht op de jaarlijksche uitkee
ring geen wijziging ondergaat.
D'at ten slotte, wat er zij1 van de stel
ling, dat de vergoeding is opbrengst van
de terreinen en schoolgebouwen, uit het
voorafgaande volgt, dat de aanspraak op
vergoeding, in voege als vermeld, voor de
heffing van de belasting op de Doode
Hand in aanmerking komt".
Premieverlaging Ziektewet Raad van
Arbeid, Middelburg.
Het mag een verheugend feit, zoowel
voor den werkgever als den werknemer
worden genoemd, dat in deze zeer moei
lijke tijdsomstandigheden de premie bij1
den Raad van Arbeid te Middelburg aan
merkelijk kon worden verlaagd, zoodat de
bedrijven niet hooger worden belast dan
strikt noodzakelijk is, terwijl ook van de
arbeiders geen 'hoogere premiebedragen
worden gevorderd, dan ter dekking van
het risico noodzakelijk is.
Bij Koninklijk Besluit van den lsten
Juli 1936 is n.l. o.m. bepaald, dat de pre-
miën voor de verplichte ziekteverzekering,
voor werkgevers, aangesloten bij' de zie-
i kenkas van den Raad van Arbeid te Mid
delburg, verlaagd zijn tot 1.6 pet. voor die
premiën, die voordien 2 pet. bedroegen./-
D'eze verlaagde premie is verschuldigd
over het loon, verdiend over tijdvakken,
I gelegen na 31 December 1935.
Door den verzekerde is ingaande 16
Juli 1936 slechts 0.8 pet. verschuldigd.
Ingezonden Mededeeling.
zijn tegenwoordig zoo geheel anders, als
toen jij er eentje was, moeder. Ze bezit
ten nu niet meer 'diezelfde bekoorlijkheid
als in die goede oude tijd. Ik geloof
zeker, dat bet Sylvia niet aanstond, dat
jij in de oude wagen bierheen bent ge
reden."
„Neen, dat stond haar inderdaad niet
aan," lachte juffrouw Scriven, lachend.
„Maar Adam, bedenk eens, dat ik bij
mijn trouwen een groene popeline japon
droeg, 'die mij veel bekijks zou geven, als
ik er nu nog eens de straat mee opging.
En toch bewaar ik haar nog steeds in
de kast op den zolder. 'Zelfs Philippa
bad sChi'k over die kleederdrac'ht, toen
ik het baar vertelde."
De boer bromde iets.
„Jullie vrouwen zijn ook allen gelijk,
zoowel de ouden als de jongen, wanneer
het de mode betreft," zei 'hij. „Maar Phi
lippa zal jouw kleeding nooit vaststellen,
dat wil ik dat eigenzinnige meisje wel
zeggen."
Adam 'keek naar haar gelaat onder
'haar hoed en gaf 'haar een kus. Ze
deinsde terug als een jong meisje.
„Malle jongen," protesteerde zij, „denk
er toch aan dat we buiten zijn. De jonge
Johan is juist bezig bet paardetuig op
te poetsen, daarginds. Straks ziet hij ons
nog."
HOOFDSTUK XII.
Het jaar, dat volgde op dat van het
huwelijk van Paul en Sylvia, behoorde
tot een van die donkere, moeilijke perio
den, die een crisis veroorzaken in het
industrieele en maatschappelijke leven,
welke diepe sporen nalaat, die zich nog
jarenlang daarna doen gevoelen.
Gedurende de eentonige dagen van de
zwoelheete zomer, hadden ontevreden
heid, slechte verdiensten, verkorte ar
beidsduur, en de tallooze epidemie's, die
de een na de andere elkander gevolgd
waren, het leven in de nauwe sloppen,
rondom de fabrieken van Farren bijna
ondragelijk gemaakt. Gedurende meerdere
weken waren deze fabrieken zelfs geheel
gesloten geweest, want de oude 'heer Far
ren was dag en nacht bezig te trachten
zich van de zware slagen, die hij had
geleden, te herstellen, voor hij stierf en
weigerde beslist de fabrieken en machi
nes met verlies van de band te doen.
Maar in 'die dagen als de geweldige weef
stoelen en reusachtige machines stilston
den, en het geklak van de klompen van
de werfcloozen over de 'hobbelige keien
voor het 'huis van den fabrikant klonk,
'groeide dikwijls het ontevreden gemom
pel aan tot een hoorbaar mopperen.
Doch Richard Farren sloeg nauwelijks
acht op dit rumoer voor zijn vensters
Zijn rug boog zich slechts des te dieper
en zijn. fonkelende oogen hechten zich
slechts des te meer aan de cijfers voor
hem. Elke gelijkenis met een deftig villa
bewoner, welke allures bij zich op Foxel-
wood, hoewel lomp en onhandig, eenigs-
zins bad eigen gemaakt, was nu totaal
verdwenen. Richard Farren was weer
geworden, wat hij in de eerste dagen van
voorspoed, die 'hij; in ditzelfde huis 'had
gesleten, was geweest. Geld was weer zijn
eerste en laatste gedachte doch nu
was er niet meer de lieve, eenvoudige
Sophie, zijn reeds lang overleden vrouw,
die hem steeds had teruggehouden van
verkeerde dingen of 'hem had aangemoe
digd tot grootsche plannen. En hoe ver
der het jaar zich heenspoedde, hoe min
der hij in staat bleek zich tot hooger
plan, tot edeler gedachten op te wekken.
Zelfs zijn bevallige dochter, die toCh al
tijd zijn oogappel was geweest, was hier
toe niet in staat bij haar bezoeken, die
ze 'hem nog geregeld bracht. Hij had
haar aan Paul Scriven geschonken en
was tevreden over zijn daad. En het bleek
almeer, 'dat zij uit het leven en de ge-
dachtenwereld van haar vader was ver
dwenen. En zoo leefde de oude man in
een zich steeds meer vernauwende cirkel.
Hij sprak tot anderen noodt meer over
Het woord van Prof. Huizinga, dat we
in een bezeten wereld schijnen te leven,
blijft nog altijd waar. Terwijl de wereld
en met name Europa aan niets meer
behoefte heeft dan aan rust en herstel
van het geschokte vertrouwen, blijft het
overal gisten en koken.
Zooals in 1914 de schoten te Sera-
wejo gelost, nog lang hebben nageklon
ken, zoo blijft nu in Spanje en ver naar
buiten nog naklinken het schot waardoor
nu enkele weken geleden de leider der
monarchistische partij Calvo Sotelo ver
moord werd.
Deze politieke moordaanslag is de aan
leiding geweest voor het uitbreken van
een burgeroorlog, waardoor de Spaan-
sche republiek tot op haar grondvesten
wordt geschokt.
Het is nog niet bekend hoe die strijd,
die een uiterst bloedig karakter 'draagt,
zal verloopen, maar als men de berichten
gelooven mag dan ziet het er voor bet
roode bewind, waarop de communisten
sterken invloed hebben, donker uit. De
monarchistische en fascistische opstan
delingen hebben den steun van een groot
deel van bet leger en vastberaden rukken
ze op naar Madrid, welke plaats ze
reeds tot op korten afstand zijn genaderd.
Dat de toestand ernstig is in Spanje,
blijkt wel uit bet feit, dat men daar nu
in een week tijds, reeds de derde „re
geering" heeft.
In Abessynië schijnt bet ook nog niet
rustig te zijn. De Italiaansche regeering
tracht de aanvallen op den spoorweg enz.
als van geen beteekenis voor te stellen,
maar van een rustig bezit kan hier nog
volstrekt niet gesproken worden.
Drie van de vroegere Locarno-mogend-
heden Engeland, Frankrijk en België
zijn druk in de weer een nieuwe over
eenkomst, waartoe dan ook Duitschland
zou moeten toetreden, voor te bereiden.
Of het gelukken zal
De nieuwe minister van buitenland-
scbe Zaken in België heeft een opzien
barende rede gehouden, waarin hij be
toogde, dat België niet langer in het kiel
zog van Frankrijk wenscht te varen,
maar dat het een volledige zelfstandig-
beidspolitiek wenscht te voeren.
D'at België, gezien de practijk van de
laatste jaren, wat de buitenlandsche poli
tiek betreft, den koers gaat wenden, wekt
'geen verwondering. W e 1 het feit, dat
deze minister een zoo belangrijke verkla
ring aflegde, zonder naar verluidt
de andere leden van 'het kabinet daarin te
kennen.
Ons land mocht zich ook deze week
weer, in een betrekkelijke rust verheugen.
Er wordt ook hier wel gestookt en gekuipt
en gepoogd onrust te wekken, maar voor
alsnog heeft de groote meerderheid van
ons volk nog zooveel vertrouwen in de
Regeering, dat het zich niet ai te zeer van
streek laat brengen.
H. M. de Koningin is met H. K. H.
Prinses Juliana voor korten tijd naar het
buitenland vertrokken. Mogen de Vorste
lijke personen straks weer verfrischt en
gesterkt naar ons land terugkeeren.
Minister Golijn, de veel verguisde maar
ook hooggewaardeerde Minister-President
brengt zijn vacantie in Engeland door, om
nieuwe krachten te garen voor de vervul
ling van zijn uiterst zware taak.
Een droevig verschijnsel vormen de vele
fraude-berichten van de laatste weken,
ook bij de Overheidsinstellingen.
Het geeft een zekere gerustheid als ook
hierbij weer blijkt, dat in ons land het
recht wordt gehandhaafd zonder aanzien
des persoons, en dat ook niet wordt ge
schroomd, de fouten die gemaakt worden
openhaar te maken.
Een bepaalde volksgroep die alles
uitbuit wat dienen kan om politieke winst
te behalen, is er ook nu weer als de kip
pen bij om vanuit de hoogte met steenen
en modder te gooien naar hen, die bij
deze dingen meer of minder betrokken
zijn.
En zeker, wat kwaad is moet ook kwaad
genoemd worden. Maar overigens mag
hier toch ook worden herinnerd aan het
tot bescheidenheid stemmende woord:
„"Wie meent te staan, zie toe, dat hij
niet vallei"
I
zijn zoon Romney. Farren behoorde tot
dat soort menschen, dat nooit vergeven
noch vergeten kan. Het was reeds
langer dan een jaar 'geleden, dat 'hij ver
trok en sindsdien was er slechts een en
kel gerucht van hem meer in Leather-
gate vernomen als teeken dat hij' nog
leefde. Een der inwoners had hem ge
zien in de straten van Londen, een ander
had 'hem ontmoet in Parijs. Ook een
paar malen had men zijn naam gelezen
onder een artikel in een zooveelrangsch
Londensc'h weekblad, doch dat was alles
geweest. Blijkbaar zette Romney dus de
Theems nog niet in brand in zijn nieuwe
loopbaan; doch anderszijds was er ook
niets dat er op wees, dat 'hij spijt van
zijn daad had en als een verloren zoon
tot zijn vaderlijk buis zou terugkeeren.
Toen de zomer geëindigd was. en op
gevolgd werd door een mistige, onge
zonde 'herfst, vertoonden zich teekenen,
die er op wezen, dat het kookte en bruis
te in de gemoederen der arbeiders en dat
het binnen afzienbaren tijd moest komen
tot een ernstige uitbarsting, zoo als men
in 'het vredige Leathergate nog zelden
had gezien. De bewoners van deze fa
brieksstad hadden zich altijd gekenmerkt
door him orde en vredelievendheid en
door hun ontwikkelde practische 'zin.
(Wordt vervolgd.)