DE ZEEUW TWEEDE BLAD ALS DE LIEFDE RIJPT HET ADRES A. WILKING Voor den Zondag Benauwd? - 'jDusmoi HONIG'S VERPAKTE VERMICELLI - Bijzonder goed van kwaliteit. Wat er deze week voorviel Valsche Religie. FEUILLETON Hoest- Qrkp-Bronchitis-Asthma VAN ZATERDAG 25 JULI 1930, Nr 250. RECHTVAARDIGEN EN ZONDAARS. Maar zondaars tot bekeering. Matth. 9:13b. Als Jezus Mattbeus uit zijn tolhuis tot Zich roept en met hem aanzit aan den maaltijd, dan ergeren zich de Fari zeeën. En zij kunnen niet nalaten om van hunne ontevredenheid blijk te geven. Wat Jezus doet, komt in hun oog niet te pas. Een Messias die zóó optreedt beant woordt niet aan hunne verwachtingen, Zij denken zich een Messias, die in Israël het Koninkrijk weer zal oprichten, die komen zal om Israël te verlossen en te zegenen en het te verheffen boven alle andere volken. Een Messias1, die komt tot de recht vaardigen, de menschen die de Schrift verstaan en die de wet kunnen uitleggen. Maar niet een Heiland die zich keert tot het verachte, tot de tollenaren en de zondaren. En daarmee spreken zij tevens uit, dat ze geen deel hebben aan Jezus, die niet gekomen is om te roepen recht vaardigen, maar zondaars tot bekeering. Zeker, Hij roept ook de farizeën, maar dan moeten ze komen als zondaars. Dan moeten ze eerst worden gebroken in hun eigengerechtigheid en vroomheid. Dan moeten ze zich op één lijn stellen met de verachte tollenaren en tot Jezus komen als arme zondaren, die alleen uit genade begeeren zalig te worden. Niet gekomen om te roepen rechtvaar digen! Welk een vreeselijk woord voor alle eigengerechtigen, die van zichzelf zoo'n 'hoogen dunk hebben. Maar zondaars tot bekeering! Welk een heerlijk woord voor allen, die zichzelf leerden kennen als zondaren die alles verbeurd hebben, die misschien als de tollenaar zelfs hun oogen niet durven opheffen. Jezus Christus in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Rijken heeft Hij ledig weggezonden, ar men in zichzelf met goederen vervuld. Jezus neemt de zondaars aan! ZIJT GIJ DE CHRISTUS? Onze tijd, zegt de „N. Prov. Gr. Crt.", is vol van valsche religie. En de waar schuwing van onzen Heiland tegen die genen, die zullen roepen: ziet hier is Christus of daar is hij, mag vooral in onze dagen wel goed ter harte worden genomen. Een treffend voorbeeld zien wij daar van in den man, die ook thans weer in de bekende Ommensche samenkomsten als een wereldleeraar zal optreden om den menschen op den weg tot de waar heid te leiden. Van Krishnamurti, is indertijd gezegd, dat hij een incarnatie was van den Chris tus. Hij zou zijn de nieuwe wereldleeraar. Dit werd verzekerd door de leidster der spiritisten, Mevrouw Besant. De schrijver in „Het Vaderland" ver telt nu van een onderhoud, dat een van de modern-religieuse menschen, Rom Lan dau, de schrijver van het boek „God is my Adventure", met dien Krishnamurti had. Hij heeft hem de vraag gesteld: zijt gij nu Christus? En het antwoord was: ik heb nimmer ontkend of bevestigd, dat ik Christus of iemand anders zoude zijn. Zulke betite lingen zijn absoluut zinloos voor mij. Maar, dus merkte de ondervrager op, niet voor de menschen, die kwamen luisteren. Daarop antwoordde Krishnamurti: had ik j a gezegd, dan zouden zij wonderen van mij hebben begeerd: wandelen over het water of opwekking van dooden. Uit het Engelsch. 52.) Juffrouw Scriven aarzelde een «ogen blik en haar stem was niet vast, toen ze sprak. „De kinderen zdjin thuisgekomen, lieve," zei ze. Moge God ben zegenen in hun nieuw tehuis." „Amen," antwoordde de boer, en nam zijn oude hoed af en duwde die onder zijn arm. „Je 'herinnert je zeker onze thuiskomt nog wel, moeder. O, ik voel me een jongen als ik er nog aan terug denk. Je bent je sleutelbloemen onder gindsche hoornen nog niet vergeten." „Vergeten? Adam ze zijn nooit zoo schoon weer geweest sinds dien onver- getelijken dag behalve misschien het jaar dat onze jongen geboren is. En nu heeft 'God hem een eigen vrouw ge geven. Hij zegene de kinderen." „Zooals Hij ons gezegend heeft," voeg- Cf fau^'s va,der er aan toe. „Als dat fiiechts mogelijk was, maar de meisjes Had ik neen gezegd, ik ben Christus niet, dan zouden zij dit als een autori taire uitspraak hebben opgevat en daar naar hebben gehandeld. Ik ben echter tegen elke autoriteit in geestelijke zaken. Ik kan met geen mogelijkheid ja of neen zeggen. Op het oogenblik kan ik alleen zeggen, dat ik mijn eigen persoonlijkheid van geen bijzonder belang acht, Christus of geen Christus. Waar het op aan komt is, of ik de menschen helpen kan of niet. Ten slotte bleek, dat Krishnamurti geen uitspraak wilde doen om Annie Besant niet te kwetsen, die hem immers als de „wereldleeraar" had aangekondigd. Eu naar dezen man komen nu uit alle oorden der wereld menschen luisteren om dat zij van hem hulp verwachten in het zoeken naar de waarheid. Is er iets, dat ons beter toont den gees telijken nood in breede kringen van onzen tijd? De valsche religie maakt zich weer breed. En wij moeten altijd den moed hebben, om haar in heur ware gedaante te toonen door haar te toetsen aan het Woord van onzen God. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Tot voor kort wisten waarschijnlijk maar heel weinig stadgenooten van het bestaan van den Delftschen kunstenaar Etienne af. Totdat we eenigen tijd ge leden in een der ledige nissen aan den voorgevel van ons Stadhuis een nieuwen steenen keizer zagen geplaatst en offi cieel bekend werd, dat dit beeldhouw- "\verk in den meest letterlijken zin uit zijn handen was gekomen. Minder be kend werd evenwel, dat dit bewijs van kunstzin tegelijk was een getuigenis van offerzin, in de eerste plaats van den ge noemden kunstenaar. Er was niet gewerkt op bestelling maar uit scheppingsdrang. En dat dit kunstwerk tenslotte den kunst rijkdom van ons beroemd Stadhuis ver hoogde, danken we naast veie anderen, toch in de eerste plaats aan den heer H. J. Etienne. Daarom deed het me buitengewoon ge noegen dat we nu een grootsch beeld houwwerk van dezelfde hand in onze stad krijgen. Een beeldhouwwerk dat in veel sterker mate tot onze bevolking en dan niet alleen de Middelburgsche, maar de geheele Zeeuwsche bevolking zal spreken. De figuur van H. M. de Koningin-Moeder blijft voor ons en ons nageslacht leven ook zonder een beeldhouwwerk, maar de herinnering en belangstelling voor Haar persoon en werk zal blijvender en leven diger zijn met dit hulpmiddel. Bovendien de hulde aan Haar nagedachtenis eert ons. Wij willen haar blijven zien als een trouwe, opofferende Moeder des volks. In Haar eeren wij Oranje. Voor ons is de leus God, Nederland, Oranje geen ijde- le klank, maar levende werkelijkheid. Dat het zoo blijve. De plaats waar dit monument zal op gericht worden, lijkt me voor ons Stads bestuur nog een moeilijke opgave. Een rustige omgeving en toch zooveel moge lijk in het centrum, als zoodanig lijkt mij de keuze, het plantsoentje op den Dam niet kwaad. Jammer, dat dit plant soentje niet kan uitgebreid worden met nog een 50 M. van de Dokhaven. Van wege de kosten waarschijnlijk onmogelijk, maar uit een oogpunt van stadsverfraai- ing in verband met deze voorgenomen plaatsing zeer aannemelijk. Het Molenwater, de eenigste plaats, die wellicht bovendien in aanmerking zou kunnen komen, is weer minder geschikt daar de westelijke plantsoenen te vboom- rijk zijn en aan den oostelijken kant het groote speelveld het voor zooiets onge schikt maakt. Wij zijn niet rijk aan dergelijke monu menten, dit b.v. in tegenstelling met vele Vlaamsche steden, maar eerlijkheidshalve dienen we ook te zeggen, dat we er niel veel geschikte plaatsen voor hebben. Wij missen daartoe de zoonoodige ruime stra ten en groote pleinen. Zoo is het pleintje op de Balans heel leuk, maar dan zou de veel besproken fontein het veld moe ten ruimen en tegenover winst zou dan verlies komen te staan. Zoo zitten we ongemerkt in „monu mentenzorgen", hebben velen „examen- zorgen" en genieten anderen van „vacan- tiezorgen". Wat dit laatste betreft is het voornamelijk de barometer, die de meeste zorg geeft, niet alleen aan de vacantie- gangers maar vooral aan de neringdoen den, die bij elk nieuw weerbericht zorge lijker gaan kijken. Behalve dat zijn er nog andere zorgelijke zaken in ons land en daarbuiten en worden velen bezorgd. Hoe rustig klinkt dan het Woord: „Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen, iedere dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad". Met vriendelijke groeten van STENTOR. Als Gij 's nachts niet slapen kunt door de benauwdheid op Uw borst. Als Uw ademhaling moeilijker en pijn lijker wordt door de verstopping van Uw luchtpijptakken, neem dan Akker's Abdijsiroop. Gij zult Uw benauwdheid overmeesteren, want de slijm zal zon der moeite loskomen. Vanaf den eersten lepel begint de verlichting. Dat opgeblazen, benauwde gevoel zal verdwijnen en na korten tijd zult Gij geen spoor meer van die borst- benauwdheid bemerken. Neem dus bij IwhöÖqHëvïértórig TScentl 1vlijde Prijzen BIJZONDERE SCHOLEN EN DOODE- HANDS-BELASTING. De overwegingen van den Hoogen Raad. De Hooge Raad heeft de beslissing van den Raad van Beroep bevestigd, waarbij de jaarlijkscbe uitkeeringen aan besturen van bijzondere scholen krachtens art. 205 L.O.W. belastbaar zijn verklaard in gevolge art. 3 der Wet op belasting van de Do-ode Hand. Daar deze zaak voor tallooze schoolbe sturen van belang is, laten wij uit het ar rest nog een en ander volgen. Tegen de beslissing van den R. v. B. was o.a. aangevoerd, dat dit recht op ver goeding van jaar tot jaar ontstond, wan neer aan bepaalde voorwaarden (goed onderhoud der scholen enz.) was voldaan en bet rec'ht op die vergoeding dus niet als belastbaar vermogensbestanddeel kon worden beschouwd. D'e H. R. overwoog' echter, dat de be doeling van die uitkeering was- de school besturen voor de niet uit openbare kas sen bekostigde terreinen en scholen een jaarlijkscbe vergoeding te geven. De in dezen vorm toegekende aan spraak op jaarlijkscbe vergoeding voor de schoolbesturen is een zaak, welke gelds waarde heeft, en komt als vermogen in aanmerking, voo-r zoover de jaarlijksche uitkeering te boven gaat de waarde van het ten dienste van het onderwijs aange wend gebruik van voornoemde eigendom men. Verder achtte -de H. R. het recht op ver goeding wel slechts toekomt aan -de in art. 88 L.O.W. bedoelde schoolbesturen, der halve aan de schoolbesturen, die voldoen aan de voorschriften der artikelen 89 to-t en met 96 dier wet, en hieraan aansluit de in -de artikelen 6 en 7 van het Kon. voor Manufaoturen. Dames- en Klnderconfeotle Tapijten Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen le GOES HULST besluit van 30 Juni 1921 gegeven regeling voor de uitbetaling van de vergoeding, doch zulks niet wegneemt, dat artikel 205 strekt om aan de schoolbesturen, die blij ven voldoen aan de wettelijke eisohen, met betiekking tot hunne daar omschreven eigendommen aanspraak op de vastgestel de jaarlijksche vergoeding te geven, zoo dat hier van een bloot van jaar tot jaar ontstaand recht geen sprake is. Verder is overwogen, dat noch de om standigheid, dat de jaarlijksche vergoe ding niet verder is verschuldigd in de ge vallen, vermeld in het vierde lid van ar tikel 205, en dat zij wijziging kan onder gaan in de gevallen, vermeld in het tien de en elfde lid van dat artikel, noch de omstandigheid, dat het recht op vergoe ding zich bezwaarlijk leent voor ver vreemding, verpanding of beleening, steun vermag te geven aan de opvatting, dat dit recht niet, in voege als vermeld, deel uit maakt van het vermogen -der schoolbestu ren. Dat het recht op de jaarlijksche uit keering niet kan worden vereenzelvigd met het eigendomsrecht van de terreinen en schoolgebouwen, aangezien het vormt een persoonlijk recht van de in artikel 88 der Lager-Onderwijswet bedoelde school besturen met betrekking to-t het aanwen den van de terreinen en schoolgebouwen ten dienste van het lager-o-nderwijs en het recht op de jaarlijksche uitkeering dan ook niet op een opvolgenden eige naar der terreinen en gebouwen over gaat. Dat de waarde van het recht op de jaarlijksche uitkeering ook niet geacht kan worden in de waarde der terreinen en gebouwen te zijn begrepen, immers laatst genoemde waarde, voorzoover zij ingevol ge art. 4, letter H der Wet op de belasting van de Doode Hand voor de heffing van de belasting van 'belang is, in verband met het bepaalde in artikel 3 dier wet en in artikel 7 der Wet op de Vermogensbelas ting 1892, is de verkoopwaarde, welke door het recht op de jaarlijksche uitkee ring geen wijziging ondergaat. D'at ten slotte, wat er zij1 van de stel ling, dat de vergoeding is opbrengst van de terreinen en schoolgebouwen, uit het voorafgaande volgt, dat de aanspraak op vergoeding, in voege als vermeld, voor de heffing van de belasting op de Doode Hand in aanmerking komt". Premieverlaging Ziektewet Raad van Arbeid, Middelburg. Het mag een verheugend feit, zoowel voor den werkgever als den werknemer worden genoemd, dat in deze zeer moei lijke tijdsomstandigheden de premie bij1 den Raad van Arbeid te Middelburg aan merkelijk kon worden verlaagd, zoodat de bedrijven niet hooger worden belast dan strikt noodzakelijk is, terwijl ook van de arbeiders geen 'hoogere premiebedragen worden gevorderd, dan ter dekking van het risico noodzakelijk is. Bij Koninklijk Besluit van den lsten Juli 1936 is n.l. o.m. bepaald, dat de pre- miën voor de verplichte ziekteverzekering, voor werkgevers, aangesloten bij' de zie- i kenkas van den Raad van Arbeid te Mid delburg, verlaagd zijn tot 1.6 pet. voor die premiën, die voordien 2 pet. bedroegen./- D'eze verlaagde premie is verschuldigd over het loon, verdiend over tijdvakken, I gelegen na 31 December 1935. Door den verzekerde is ingaande 16 Juli 1936 slechts 0.8 pet. verschuldigd. Ingezonden Mededeeling. zijn tegenwoordig zoo geheel anders, als toen jij er eentje was, moeder. Ze bezit ten nu niet meer 'diezelfde bekoorlijkheid als in die goede oude tijd. Ik geloof zeker, dat bet Sylvia niet aanstond, dat jij in de oude wagen bierheen bent ge reden." „Neen, dat stond haar inderdaad niet aan," lachte juffrouw Scriven, lachend. „Maar Adam, bedenk eens, dat ik bij mijn trouwen een groene popeline japon droeg, 'die mij veel bekijks zou geven, als ik er nu nog eens de straat mee opging. En toch bewaar ik haar nog steeds in de kast op den zolder. 'Zelfs Philippa bad sChi'k over die kleederdrac'ht, toen ik het baar vertelde." De boer bromde iets. „Jullie vrouwen zijn ook allen gelijk, zoowel de ouden als de jongen, wanneer het de mode betreft," zei 'hij. „Maar Phi lippa zal jouw kleeding nooit vaststellen, dat wil ik dat eigenzinnige meisje wel zeggen." Adam 'keek naar haar gelaat onder 'haar hoed en gaf 'haar een kus. Ze deinsde terug als een jong meisje. „Malle jongen," protesteerde zij, „denk er toch aan dat we buiten zijn. De jonge Johan is juist bezig bet paardetuig op te poetsen, daarginds. Straks ziet hij ons nog." HOOFDSTUK XII. Het jaar, dat volgde op dat van het huwelijk van Paul en Sylvia, behoorde tot een van die donkere, moeilijke perio den, die een crisis veroorzaken in het industrieele en maatschappelijke leven, welke diepe sporen nalaat, die zich nog jarenlang daarna doen gevoelen. Gedurende de eentonige dagen van de zwoelheete zomer, hadden ontevreden heid, slechte verdiensten, verkorte ar beidsduur, en de tallooze epidemie's, die de een na de andere elkander gevolgd waren, het leven in de nauwe sloppen, rondom de fabrieken van Farren bijna ondragelijk gemaakt. Gedurende meerdere weken waren deze fabrieken zelfs geheel gesloten geweest, want de oude 'heer Far ren was dag en nacht bezig te trachten zich van de zware slagen, die hij had geleden, te herstellen, voor hij stierf en weigerde beslist de fabrieken en machi nes met verlies van de band te doen. Maar in 'die dagen als de geweldige weef stoelen en reusachtige machines stilston den, en het geklak van de klompen van de werfcloozen over de 'hobbelige keien voor het 'huis van den fabrikant klonk, 'groeide dikwijls het ontevreden gemom pel aan tot een hoorbaar mopperen. Doch Richard Farren sloeg nauwelijks acht op dit rumoer voor zijn vensters Zijn rug boog zich slechts des te dieper en zijn. fonkelende oogen hechten zich slechts des te meer aan de cijfers voor hem. Elke gelijkenis met een deftig villa bewoner, welke allures bij zich op Foxel- wood, hoewel lomp en onhandig, eenigs- zins bad eigen gemaakt, was nu totaal verdwenen. Richard Farren was weer geworden, wat hij in de eerste dagen van voorspoed, die 'hij; in ditzelfde huis 'had gesleten, was geweest. Geld was weer zijn eerste en laatste gedachte doch nu was er niet meer de lieve, eenvoudige Sophie, zijn reeds lang overleden vrouw, die hem steeds had teruggehouden van verkeerde dingen of 'hem had aangemoe digd tot grootsche plannen. En hoe ver der het jaar zich heenspoedde, hoe min der hij in staat bleek zich tot hooger plan, tot edeler gedachten op te wekken. Zelfs zijn bevallige dochter, die toCh al tijd zijn oogappel was geweest, was hier toe niet in staat bij haar bezoeken, die ze 'hem nog geregeld bracht. Hij had haar aan Paul Scriven geschonken en was tevreden over zijn daad. En het bleek almeer, 'dat zij uit het leven en de ge- dachtenwereld van haar vader was ver dwenen. En zoo leefde de oude man in een zich steeds meer vernauwende cirkel. Hij sprak tot anderen noodt meer over Het woord van Prof. Huizinga, dat we in een bezeten wereld schijnen te leven, blijft nog altijd waar. Terwijl de wereld en met name Europa aan niets meer behoefte heeft dan aan rust en herstel van het geschokte vertrouwen, blijft het overal gisten en koken. Zooals in 1914 de schoten te Sera- wejo gelost, nog lang hebben nageklon ken, zoo blijft nu in Spanje en ver naar buiten nog naklinken het schot waardoor nu enkele weken geleden de leider der monarchistische partij Calvo Sotelo ver moord werd. Deze politieke moordaanslag is de aan leiding geweest voor het uitbreken van een burgeroorlog, waardoor de Spaan- sche republiek tot op haar grondvesten wordt geschokt. Het is nog niet bekend hoe die strijd, die een uiterst bloedig karakter 'draagt, zal verloopen, maar als men de berichten gelooven mag dan ziet het er voor bet roode bewind, waarop de communisten sterken invloed hebben, donker uit. De monarchistische en fascistische opstan delingen hebben den steun van een groot deel van bet leger en vastberaden rukken ze op naar Madrid, welke plaats ze reeds tot op korten afstand zijn genaderd. Dat de toestand ernstig is in Spanje, blijkt wel uit bet feit, dat men daar nu in een week tijds, reeds de derde „re geering" heeft. In Abessynië schijnt bet ook nog niet rustig te zijn. De Italiaansche regeering tracht de aanvallen op den spoorweg enz. als van geen beteekenis voor te stellen, maar van een rustig bezit kan hier nog volstrekt niet gesproken worden. Drie van de vroegere Locarno-mogend- heden Engeland, Frankrijk en België zijn druk in de weer een nieuwe over eenkomst, waartoe dan ook Duitschland zou moeten toetreden, voor te bereiden. Of het gelukken zal De nieuwe minister van buitenland- scbe Zaken in België heeft een opzien barende rede gehouden, waarin hij be toogde, dat België niet langer in het kiel zog van Frankrijk wenscht te varen, maar dat het een volledige zelfstandig- beidspolitiek wenscht te voeren. D'at België, gezien de practijk van de laatste jaren, wat de buitenlandsche poli tiek betreft, den koers gaat wenden, wekt 'geen verwondering. W e 1 het feit, dat deze minister een zoo belangrijke verkla ring aflegde, zonder naar verluidt de andere leden van 'het kabinet daarin te kennen. Ons land mocht zich ook deze week weer, in een betrekkelijke rust verheugen. Er wordt ook hier wel gestookt en gekuipt en gepoogd onrust te wekken, maar voor alsnog heeft de groote meerderheid van ons volk nog zooveel vertrouwen in de Regeering, dat het zich niet ai te zeer van streek laat brengen. H. M. de Koningin is met H. K. H. Prinses Juliana voor korten tijd naar het buitenland vertrokken. Mogen de Vorste lijke personen straks weer verfrischt en gesterkt naar ons land terugkeeren. Minister Golijn, de veel verguisde maar ook hooggewaardeerde Minister-President brengt zijn vacantie in Engeland door, om nieuwe krachten te garen voor de vervul ling van zijn uiterst zware taak. Een droevig verschijnsel vormen de vele fraude-berichten van de laatste weken, ook bij de Overheidsinstellingen. Het geeft een zekere gerustheid als ook hierbij weer blijkt, dat in ons land het recht wordt gehandhaafd zonder aanzien des persoons, en dat ook niet wordt ge schroomd, de fouten die gemaakt worden openhaar te maken. Een bepaalde volksgroep die alles uitbuit wat dienen kan om politieke winst te behalen, is er ook nu weer als de kip pen bij om vanuit de hoogte met steenen en modder te gooien naar hen, die bij deze dingen meer of minder betrokken zijn. En zeker, wat kwaad is moet ook kwaad genoemd worden. Maar overigens mag hier toch ook worden herinnerd aan het tot bescheidenheid stemmende woord: „"Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet vallei" I zijn zoon Romney. Farren behoorde tot dat soort menschen, dat nooit vergeven noch vergeten kan. Het was reeds langer dan een jaar 'geleden, dat 'hij ver trok en sindsdien was er slechts een en kel gerucht van hem meer in Leather- gate vernomen als teeken dat hij' nog leefde. Een der inwoners had hem ge zien in de straten van Londen, een ander had 'hem ontmoet in Parijs. Ook een paar malen had men zijn naam gelezen onder een artikel in een zooveelrangsch Londensc'h weekblad, doch dat was alles geweest. Blijkbaar zette Romney dus de Theems nog niet in brand in zijn nieuwe loopbaan; doch anderszijds was er ook niets dat er op wees, dat 'hij spijt van zijn daad had en als een verloren zoon tot zijn vaderlijk buis zou terugkeeren. Toen de zomer geëindigd was. en op gevolgd werd door een mistige, onge zonde 'herfst, vertoonden zich teekenen, die er op wezen, dat het kookte en bruis te in de gemoederen der arbeiders en dat het binnen afzienbaren tijd moest komen tot een ernstige uitbarsting, zoo als men in 'het vredige Leathergate nog zelden had gezien. De bewoners van deze fa brieksstad hadden zich altijd gekenmerkt door him orde en vredelievendheid en door hun ontwikkelde practische 'zin. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5