DE ZEEUW
^ABDIJSIROOP.
ALS DE LIEFDE RIJPT
Gemengd Nieuws
leder-pak HONIG's VERMICELLI' ïoïi?, ISllSlSte"GRATIS
Wat er deze week voorviel
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
HET ADRES
A. WILKING
Letterkundige Kroniek.
De jeugd in Ned.-Indië.
FEUILLETON
Verjaag die benauwdheid
Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma
rvérhoögdë^erW^q »|5cent\
WÊïïsM Vprlaaqde prijzen
we orde van zaken aan het groeien, ge
heel afwijkend van het verleden,
eischend van ons een nieuwe oriëntee-
ring.
Het kookt en woelt daar overal rondom
en het is onaannemelijk, dat ons Indië
onberoerd zou blijven als een schoont-
slaapster in het bosch. Wij zullen ge
dwongen worden een belangrijke rol te
spelen. In feite is Ned.-Indië alreeds
het nieuwe tijdperk ingetreden. Er rijzen
daar aspiraties, die onder den druk dei
wereldcrisis nog slechts een sordino
klinken, maar niet minder reëele klan
ken zijn.
Die verandering eischt omzichtig be
leid, maar niet minder moed en kracht.
Omzichtig beleid om te erkennen en te
waardeeren wat goed en edel is in de
nieuwe stroomingen, moed en kracht om
ze zoo noodig te leiden in goede richting,
zoodat een ordelijk verloop is gewaar
borgd.
Veel heeft Nederland reeds gedaan op
gebied van bestuur en rechtspraak en
vooral staatkundige hervormingen zijn
toegepast. Er is reden om trotsch te zij!n
op wat Nederlandsche volkskracht daar
ginds tot stand bracht, zonder ophef,
zonder vertoon. En zoo staan we aan
den ingang van een nieuw tijdperk.
Wij zijn een klein volk, maar vatbaar
voor groote concepties, die noodig zijn
om voor 70 millioen menschen staatkun
dige en economische constructies te be
denken, die vrijheid laten aan ont
plooiing van zelfstandigheid met hand
having nochtans van een allen en alles
omvattend krachtig staatsverband.
Zich richtend tot de studenten zei mr
Weiter, dat het kostelijk erfdeel onzer
vaderen, dat Ned.-Indië is, van ons
eischt voor zijn bestuur en beheer de
beste van Neer lands zonen en dochters.
Dte beste zijn niet goed genoeg. Ons volk
heeft bijzondere kwaliteiten voor het
beschavingswerk in Oostersche gebieden.
Ik kan u benijden, dat ge, aan den aan
vang van uw leven staande, de gelegen
heid hebt uw krachten te geven aan Ne
derlands taak in Indië.
Verzuimt uw taak niet, ik voorspel u
de bevrediging uwer stoutste verwach
tingen, mits gij uw werk aanvaardt on
der de inspiratie van een ideaal.
Meisje aangerand. Gister
morgen werd te Son mej. v. S. bewuste
loos in een roggeveld aangetroffen, Mej.
v. S. was Woensdag tegen den middag
naar Beugel gegaan teneinde, zooals zij
dat jarenlang deed, bij' haar familie te
gaan helpen bij het werk, waarvan ze dan
gewoonlijk om 8 uur terugkeerde.
Woensdagavond om 10 uur was ze nog
niet thuis, zoodat de familie zich ongerust
maakte.
Men stelde een onderzoek bij' de familie
te Beugel in, maar daar was het meisje
niet geweest. Verder onderzoek bracht
ook geen resultaat.
Donderdagmorgen vroeg werd het on
derzoek in de omgeving voortgezet en dit
maal met succes. Langs den weg tusscheu
Son en Breugel ontdekte men een gedeel
telijk vertrapt roggeveld en vond men het
meisje gewond en met gescheurde klee-
ren bewusteloos.
Naar huis vervoerd kwam het meisje
na langen tijd tot bewustzijn en kon ver
tellen dat zij1 aangesproken was door een
heer, die haar uitnoodigde mee naai-
Eindhoven te gaan. T'oen zij daaraan geen
gevolg g'af, ging de man door om even
later terug te keeren waarop hij' haar te
gen den grond sloeg en het roggeveld in-
sleepte.
Momenteel is de toestand van het
meisje naar omstandigheden redelijk.
De marechaussee te Eindhoven heeft
reeds twee verdachten gearresteerd en in
gesloten.
Velen zullen zeker met blijdschap heb
ben gelezen de eenigszins optimistische
rede van den aftredenden gouverneur-
generaal van onze Oost. Jhr de Jonge
heeft buitengewoon moeilijke jaren ach
ter den rug, maar nu mag dan toch, na
den pijnlijken saneeringsarbeid, gezegd
worden, dat Indië over het dieptepunt
heen is en onder Gods zegen met eenige
hoop de toekomst kan tegemoet zien.
Ook hier te lande zijn wel eenige tee
kenen van een kleine verbetering waar
te nemen. De Minister van Sociale Zaken
wees er onlangs op enkele. Maar we heb
ben met onze aanpassingspolitiek toch
nog lang niet het eindpunt bereikt. Deze
week werd dan ook een verlaging van
de pensioenen boven de f800 aangekon
digd. En de opbrengst van de rijksmid
delen over de eerste vijf maanden van
dit jaar blijft helaas nog 9 miljoen bij
de raming achter.
Natuurlijk zijn en blijven er menschen,
die zeggen het werk veel beter te kun
nen dan de regeering, die volgens hen
maar prutst. Men moet ze niet alleen bij
de N.S.B. zoeken, maar ook in den socia-
listischen en Roomschen hoek. Volgens
sommige naïevelingen als we hen ten
minste nog zoo gunstig mogen betitelen
zullen alle moeilijkheden als bij too-
verslag verdwijnen als de regeering maar
den weg der devaluatie koos. Waar we
dan zouden uitkomen, zien we in België!
Met groote voldoening maken we er
in dit verband melding van, dat deze
week noch in de Hoofdbestuurs- noch in
de algemeens vergadering der Zeeuwsche
Landbouw Maatschappij te Middelburg,
die afbrekende critiek aan het woord
kwam. Als in beide vergaderingen de be
spreking over het crisisbeleid der regee
ring aan de orde wordt gesteld en er
worden dan slechts een paar onderge
schikte punten ter tafel gebracht, dan
mag toch wel geconcludeerd, dat onze
Zeeuwsche landbouwers dankbaar zijn
voor den steun der regeering. In andere
provincies zoo merkte de regeerings-
vertegenwoordiger terecht op hoort
men wel eens andere geluiden.
De voorstellen tot Grondwetsherziening
zijn deze week gepubliceerd. Het gevolg
van een eventueele aanneming dezer
voorstellen zou wel eens kunnen zijn, dat,
we volgend jaar de Kamerverkiezingen
wel eens wat vroeger dan gewoonlijk
hebben. Onze politieke organisaties zul
len hiermede hebben te rekenen.
Bij onze Zuiderburen is de rust nog
lang niet weergekeerd. Er wordt nog door
vele tienduizenden gestaakt, relletjes
komen wel niet in die mate als in Frank
rijk maar toch hier en daar vdor, en
het economisch leven lijdt groote schade.
De Belgen beleven van hun devaluatie,
waarvan de arbeiders niet ten onrechte
niet langer het slachtoffer willen zijn,
nu weinig plezier.
Het nieuwe kabinet, dat weder onder
leiding van Van Zeeland staat, heeft geen
gemakkelijk begin. Bovendien heeft het
de meening van een groot deel van het
publiek niet mee, omdat bij de samen
stelling wel heel sterk is geluisterd naar
de eischen der socialisten.
In Frankrijk zijn de stakingen aan
het afnemen en begint de rust en het
gezond verstand terug te keeren, al zijn
er nog meer dan 200.000 stakers.
Nadat gedurende eenige dagen de pu
blieke meening er op was voorbereid, heeft
dan Donderdag de Engelsche minister
Eden verklaard, dat de Britsche regeering
zich heeft uitgesproken vóór opheffing
der sancties tegen Italië. Het echèc van
den Volkenbond is dus nu wel in optima
forma erkend.
Het was een droevige vertooning!
Striemend klonk het woord van den
feilen Lloyd George, met een gebaar naar
de regeeringsbank: „Daar zitten de
lafaards!"
Wie de lachende derde is, behoeven
we niet te zeggen.
VAN
ZATERDAG 20 JUNI 1936, Nr 220.
AAN GODS RECHTERHAND.
En (heeft) Hem gezet tot Zijne
rechterhand in den hemel.
Efeze 1:20.
Er ligt in het zitten van onzen Heere
en Heiland aan de rechterhand Gods
rijke vertroosting.
In vroeger dagen had vooral in Oos-
teische landen het zitten aan de rechter
hand des Konings een zeer bijzondere be-
teekenis. Niet alleen eerbetoon, maar
ook regeermacht werd geschonken
aan hem, die ter rechterzijde van den
koning in zijn troon gezeten was.
Als dan ook de groote God, die over
hemel en aarde regeert, tot Christus zegt:
zit aan mijne rechterhand, dan houdt
dat in, dat de verheerlijkte Middelaar
van den Vader de regeermacht ontvangt
over al wat in den hemel en op de aar
de is.
De Heiland zelf vertolkte de beteekenis
van deze woorden aldus: Mij is gegeven
alle macht in den hemel en op de aarde.
Daarom vraagt Hij ook van zijn volk dat
in Hem gelooft en Hem als Zaligmaker
eert, gehoorzaamheid aan Zijn bevelen,
te buigen voor Zijn Woord, te volbrengen
Zijn koninklijken wil.
Maar dat niet alleen. Wij mogen over
het koninklijk regiment van onzen Heere
niet gering denken.
Christus Jezus dient niet alleen over
het volk dat Hem dient, maar over de
groote volkerenwereld. Alle dingen zijn
aan Zijne voeten onderworpen. Hem is
gegeven alle macht in den hemel en op
de aarde.
Daarom is zijn glorierijke naam: Ko
ning der koningen, Heere der heeren.
E'en vreeselijke waarheid is dat voor
allen die niet in Christus gelooven, die
weigeren Hem als hun Koning te erken
nen. Eenmaal zullen zij ondervinden de
kracht van de waarheid die zij nu loo
chenen.
Maar troostrijk is dit woord voor al
len die in Christus Jezus hun Heiland
en Heere gevonden hebben.
Het mag dan donker zijn op aarde, de
vijanden mogen zich vermenigvuldigen, er
is toch licht en uitkomst.
Christus de Heiland, onze Heere is ge
zet tot Gods rechterhand.
Daarom, omhoog het hoofd, het hart
naar boven!
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
DE BARRE WINTER VAN NEGENTIG
door
HERMAN DE MAN.
Herman de Man heeft zich een plaats
verworven in de rij van ojize heden-
daagsche romanschrijvers. Hij geeft ons
den streekroman van het lage Holland-
sche polderland; zooals Antoon Coolen
den lezer meeneemt naar de Peel waar
hij de menschen kent en den grond lief
heeft zoo gaat het met den schrijver
Herman de Man naar den IJssel bij
Schoonhoven en het polderland daarom
Uit het Engelsch.
27.) o
Het jongetje gebaarde druk, onderwijl
het gezang nog aanhield. Niemand, be
halve zijn vader, kon verstaan wat hij zei,
en Philippa glimlachte om het schouw
spel, weinig vermoedend, wie het gold.
Haar blik ontmoette die van D'r Tan-
cred en voor de eerste maal zag ze het,
wat zijn kleine jongen in zijn leven betee-
kende. Ze keek geïnteresseerd naar het
smalle, fijnbesneden, blozende gezichtje,
met de groote vraagoogen, waarin nu
groot verlangen lag. De beenen van dit
ventje mochten hem niet ten dienste
staan, zooals bij andere kinderen, zijn
blik verried een heldere brein onder zijn
golvende lokken. Toen ze nogmaals ter
sluiks naar hem keek, voer er een vreem
de ontroering door Philippa, die zij niet
verklaren kon. Zij gevoelde nu, dat haar
'hart naar hem uitging, zooals tot nu toe
alleen haar verstand was werkzaam ge
weest in de verzorging van die haar om
ringden.
Sn toch had ze Dicky's moeder kun
nen zijn. Ze had kunnen zijn moeder van
heen. Beiden zijn nauw verbonden met
den grond, die hen draagt; beiden staan
midden onder het volk, dat wij in hun
werk op den voorgrond zien treden. Daar
in krijgt niet de indringer of het vreem
de het eerste woord; aan het volkseigene,
aan de typische kenmerken van streek,
volk en bodem wordt alle aandacht ge
wijd. Zooals het bij Antoon Coolen is, zoo
is het óók bij dezen Herman de Man:
hij kent het volk en hij kent het land,
die twee heeft hij lief, ze vormen zijn
wereld. Het lied van het leven in het
land van zijn liefde zingt hij in zijn
boeken.
Herman de Man is de zoon van het
vlakke, lage Hollandsche polderland met
zijn weiden en slooten, met rijkdom en
armoede vlak naast elkaar. De gewone
toeschouwer ontdekt in de IJsselstreek
niet zoo heel veel, dat de aandacht uren
en uren kan boeien; maar de romans
van dezen schrijver zijn het bewijs, dat
dit toegemuurde leven in de lage polders
zijn eigen rhythme heeft; dat dit leven
met zijn hunkeringen en teleurstellingen,
zijn gebreken en zonden waard is om ont
slagen te worden uit den ban van on
bekendheid.
Deze nieuwe proeve van De Mans
kunstenaarschap begroeten wij met een
vreugde in het hart om dit nieuwe be
wijs van verbondenheid aan den grond,
die hem droeg en het volk waaronder hij
woont. En, dit mag aanstonds worden
gezegd, dit nieuwe boek is zijn plaats
waard naast „Het wassende water" waar
mee deze schrijver zijn naam vestigde.
Tien novellen zijn hier saamgebracht.
Maar de titel dien het geheel draagt
De barre winter van '90 is lyet een
verzameltitel zonder meer. Hij is de in
houd van het heele boek, dat wel in tien
afzonderlijke deelen uiteen valt maar
ondanks dat een eenheid is, zóó gaaf en
zóó sterk als wij er niet veel bezitten in
onze letteren. Deze bundel bezit bijzon
dere kwaliteiten, en het kunstenaarsschap
van den schrijver openbaart zich niet het
minst daarin, dat gansch het leven van
het volk in deze streek in él zijn
uitingen, met nood, ellende, hartstocht,
kommer, met liefde en vreugde toch óók
in tien afzonderlijke novellen, die alle
één hoofdgedachte dragen, staat uitge
beeld. Die barre winter van '90 oefent zijn
invloed op alle gebeuren in de IJssel
streek: hij legt de vaarten onder den ban
van het ijs, zoodat alle scheiding wordt
opgeheven en alle isolement voor boer en
arbeider verdwijnt; hij werkt storend in
op den vasten gang van het werk, maar
doet de menschen ook wijken van de
oude, beproefde paden. Doch bovenal be
wijst hij zijn almacht op dat groote ter
rein van den arbeid: op weide en akker
ligt in dit barre wintertij alle arbeid stil,
en dies is er voor dit volk geen kans
om bevrijd te blijven van die drie groote
rampen: de verveling, de ondeugd en de
armoede. Zoo slaan in die maanden deze
drie geesels de menschen, die dit polder
land bevolken; bij alles wat er geschiedt
in den winter van '90 denkt men onwille
keurig aan Voltaires woord: „Le travail
éloigne de nous trois grands maux:
l'ennui, le vice et le besoin" (de arbeid
bevrijdt ons van drie groote rampen: de
verveling, de ondeugd en de armoede),
dat een waarschuwing is tegen de ledig
heid waarin de menschen van '90 hun
tijd doorbrachten. En het schrikkelijk ge
tij van '90 op '91 ging niemand voorbij..,
Het kan niet anders, of Herman de
Man moet zich meer dan eens te luiste
ren hebben gezet bij de menschen van
dorp en polder, die hem uit den schat
van herinnering verhaalden van hun be
levenissen in den winter; zij hebben
immers aan eigen leven den nood erva
ren en ook in anderer bestaan de diepe
wonden dezer ellende gezien: roof, moord,
krankzinnigheid, armoede, cholera.
Hoe zuiver weet De Man ons dit volk
uit het polderland te teekenen, in enkele
woorden ten voeten uit! Een voorbeeld:
„Co van Wees was eigenlijk geboren om
rentenier te zijn. En hij moet als rente
nier in de wieg hebben gelegen. Want
andere gezonde, lieve kinderen, welke aan
haar zouden hebben gehangen en die ze
met teere moederliefde zou hebben om
ringd. Paul was van haar gegaan. Hij
bing nu met hart en ziel aan de tengere
beeldschoone Sylvia Earren. Eh dan het
meisje, dat thans nog werkte aan haar
weefspoel. Soms was ze erg verstrooid en
moeilijk te leiden. Philippa zuchtte toe-i
ze haar psalmboek neerlei; ze had maar
weinig' van de woorden begrepen. Ze was
er nog juist niet heelemaal zeker van,
dat het in het leven alles maar van een
leien dakje gaat.
Eenigszins verward, met een glimlach
op zijn gelaat, welke zijn jongen niet be
greep, nam D'r Tancred de kleine Dicky
plotseling in zijn armen en droeg 'hem
de kerk uit. Hij zette hem in het portaal
neer en keerde toen terug om de kruk
ken van den jongen te halen. Het ging
alles zoo vlug in zijn werk, dat het ge
beurd was voor den jongen het wist.
„Wat is er?" vroeg hij, terwijl hij met
alle macht vocht tegen opkomende wa
terlanders. Dicky hield niet van tranen.
Hij gevoelde in het diepst van zijn zieltje
er geen reden voor, waarom hij minder
dan anderen zou zijn, omdat zijn beenen
hun dienst weigerden.
„Wat heb ik gedaan, vader?'' Ze is
toch de dame waar ik altijd al naar ge
zocht heb. En ik heb nog nooit eerder
zelfs de oudste menschen uit de contreie
hebben er geen heugenis aan, hem ooit
te hebben zien werken. Als men leiboo-
men snoeien en kippetjes voeren en het
hondje uitlaten tenminste geen werken
zou willen noemen".
De teistering van den feilen, meedoogen-
loozen winter teekent De Man in haar
vollen omvang. Geen mensch blijft ge
spaard, telkens belicht de schrijver een
nieuwe groep. Arbeider en boer viert zijn
vrijheid bot; heel wat brooddronkenheid
en lage lusten openbaren zich. En het
is steeds die barre wintertijd waarin alles
zich voltrekt: roof, moord, ziekte, krank
zinnigheid. De menschen hebben al het
oude weggeworpen, nu deze durende
wintertijd een inbreuk schijnt op den vas
ten gang der seizoenen.
Heel dat leven van veel rampspoedige
wintermaanden teekent De Man in zijn
eenvoudig, onopgesmukt verhaal. Maar
de gebeurtenissen houden den lezer vast,
hij voelt en ziet de schaduwen, die in den
winter van '90 zich spreidden over alle
leven in de IJsselstreek.
Een barre winter, waaraan men slechts
met ontzetting kan terugdenken. Er is
veel geschied in het polderland, vóór de
schrijver voor al deze schetsen denzelfden
slotzin kon vinden: „Toen is het toch
eindelijk zomer geworden na dit ramp
spoedig wintertij".
Wij gelooven, dat dit werk van een
schrijver, die niet tot onzen kring be
hoort, om zijn vele goede eigenschappen
zal gewaardeerd worden. Het is een
streekroman zooals wij er maar al te
weinig bezitten; een aanwinst van be
teekenis.
A. L. VAN OYEN.
Gij die hijgt bij de minste krachts
inspanning, die benauwd zijt bij den
minsten mist, waarom wacht Gij nog
langer op de hulp en nieuwe levens
vreugd die Akker's Abdijsiroop U ge
ven kan. Vanaf de eerste lepels geven
de balsemende bestanddeelen van
Abdijsiroop U verlichting. De slijmen
die Uw borst beladen, die U buiten
odem brengen en hoestbuien ver
wekken, zullen zonder moeite losko
men. 2 lepels vanavond en dezen nacht
zal kalm en rustig zijn. Neem dus bijt
Oproep van mr Weiier tot de Neder
landsche jongeren om hun taak te
grijpen.
Een nieuwe wereld groeit.
Oud-minister mr Ch. Weiter, vroeger
vice-president van den Raad van Nea.
Indië, heeft "Woensdag te Tilburg tijdens
den Hoogesohooldag een rede gehouden
tot de jeugd van Nederland over haai
taak in Nederlandsch-Indië. Zijn toe
spraak was een maanroep.
De vermeerderde belangstelling voor
onze overzeesche gebieden moet nog
groot er worden. Want daar in het Zui
den van den Stillen Oceaan is een nieu-
Ingezonden Mededeeling.
gezien, 'dat zij het was. Vindt u niet dat
zij een schoone dame is? Gelooft u ook
niet, dat zij juist een moeder voor mij
zou zijn?"
Dt Tancred zag op het kind neer, ter
wijl zij in de poort wachtten op de auto,
die nog niet aangekomen was.
„Ik dacht dat mijn jongen te groot
was om opschudding te maken in de
kerk. H'et is daar niet de plaats om
hard op te zeggen, wat je wenscht."
Hij gevoelde zelf wel, dat hij zich van
de zaak wenschte af te maken, maar hij
gevoelde ook, dat hij niet in staat was,
te antwoorden op de naieve vragen van
zijn jongen.
„Het spijt mij, dat ik zoo hard geroe
pen heb in de kerk.'' Dicky liet zich
niet gemakkelijk ontmoedigen als hij iets
wenschte te weten. „Maar de menschen
zongen toch, pa. Ze konden het toch
immers niet hooren. En ik wilde u haar
aanwijzen voor we de kerk uit waren.
Zij zou zulk een beste moeder voor mij
zijn, papa. Oh, ik wilde haar toch zoo
graag hebben."
„Abl" Hoorde de man niet de echo
van de woorden van zijn kind in zijn
hart, maar hij trapte op zijn eigen hart.
„Wat we het allergraagst willen hebben,
is in deze wereld vaak wat we juist niet
kunnen krijgen, kerel'', zei hij. „Ik heb
altoos mijn best gedaan om voor je te
krijgen wat je maar wenschte, want je
bent een allertreurigst verwend ventje,
Dick; maar het wordt tijd dat je begint
te gevoelen, dat tijd noch geld kunnen
koopen, wat het hart het meest behoeft,
zelfs dat van een kleine jongen als jij,
jongen."
Dicky begreep het niet. Al was zijn
leven in zijn stille kinderkamer erg een
zaam en al was Eliza, het kindermeisje,
met haar ruwe werkhanden, vaak hard
en onvriendelijk tegen hem, alles wat hij
vroeg, kreeg hij ook.
Rhoda Ray zat dien Zondagmorgen weg
gedoken in haar hoekplaatsje bij het koor
en al het rumoer der wereld, en de on
rust van haar leven met conflicten, woel
den door haar brein en deden haar ge
dachten ver weg zwerven. Ze luisterde
niet naar de preek, ofschoon enkele ge
deelten haar toch hadden getroffen en in
haar gedachten bleven hangen, ondanks
haarzelf. En toen het laatste gezang aan
geheven werd, was het Rhoda of hoorde
ze een stem van heel ver weg, die haar
riep uit de twist en ellende, welke ze
wist, dat onvermijdelijk komen zou om
harentwil, als ze nog langer bleef in het
kleine huisje, waar de oude Jacob Older-
shaw haar bewaakte als een trouwe
schildwacht, als ze langer werkte achter
den rusteloos draaienden weefstoel, waar
Romney Farren haar nog altoos wacht
Een kleine advertentie in de rubriek
„Vraag en Aanbod" kost slechts 75 cent
bij' vooruitbetaling.
te en nog steeds niet voorgoed afscheid
wenschte te nemen.
Rhoda had Romney niet meer gezien
sinds dien avond van den dag, waarop
zijn broeder gestorven was. Ze had zich
voorgenomen zich niet meer te laten zien
in de straten, in de omgeving van het
kanaal. Eiken avond verliet ze om zes
uur de fabriek, met Jakob trouw aan haar
zijde. En Romney die even trouw eiken
avond rondwaarde bij de fabriekspoort,
was in het laatste haat beginnen te koes
teren tegen dat kleine, misvormde man
netje, die als een hond zoo trouw Rhoda
bewaakte. Wat had Rhoda toch met Jacob
Oldershaw te maken, dat hij zich zou
stellen tusschen haar en den man, die
haar liefhad, zooals hij nog nooit eerder
iets had bemind, zelfs niet de roem, die
niet te koop was voor al het geld van
zijn vader?
Rhoda slipte ongemerkt de kerk uit,
zoodra het laatste Amen verklonken was.
Ze kroop door het kleine deurtje naast
het orgel en spoedde zich, zoo vlug ze
kon, naar het huis van haar tante. In
het kleine portaaltje, waar haar daagsche
omslagdoek hing, naast de jas van Jacob,
hing een sterke lucht van het degelijke
Zondagsmaal, dat bereid werd door de
vaardige handen van Tante Martha.
(Wordt vervolgd.)