DE ZEEUW ^ABDIJSIROOP. ALS DE LIEFDE RIJPT Gemengd Nieuws leder-pak HONIG's VERMICELLI' ïoïi?, ISllSlSte"GRATIS Wat er deze week voorviel TWEEDE BLAD Voor den Zondag HET ADRES A. WILKING Letterkundige Kroniek. De jeugd in Ned.-Indië. FEUILLETON Verjaag die benauwdheid Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma rvérhoögdë^erW^q »|5cent\ WÊïïsM Vprlaaqde prijzen we orde van zaken aan het groeien, ge heel afwijkend van het verleden, eischend van ons een nieuwe oriëntee- ring. Het kookt en woelt daar overal rondom en het is onaannemelijk, dat ons Indië onberoerd zou blijven als een schoont- slaapster in het bosch. Wij zullen ge dwongen worden een belangrijke rol te spelen. In feite is Ned.-Indië alreeds het nieuwe tijdperk ingetreden. Er rijzen daar aspiraties, die onder den druk dei wereldcrisis nog slechts een sordino klinken, maar niet minder reëele klan ken zijn. Die verandering eischt omzichtig be leid, maar niet minder moed en kracht. Omzichtig beleid om te erkennen en te waardeeren wat goed en edel is in de nieuwe stroomingen, moed en kracht om ze zoo noodig te leiden in goede richting, zoodat een ordelijk verloop is gewaar borgd. Veel heeft Nederland reeds gedaan op gebied van bestuur en rechtspraak en vooral staatkundige hervormingen zijn toegepast. Er is reden om trotsch te zij!n op wat Nederlandsche volkskracht daar ginds tot stand bracht, zonder ophef, zonder vertoon. En zoo staan we aan den ingang van een nieuw tijdperk. Wij zijn een klein volk, maar vatbaar voor groote concepties, die noodig zijn om voor 70 millioen menschen staatkun dige en economische constructies te be denken, die vrijheid laten aan ont plooiing van zelfstandigheid met hand having nochtans van een allen en alles omvattend krachtig staatsverband. Zich richtend tot de studenten zei mr Weiter, dat het kostelijk erfdeel onzer vaderen, dat Ned.-Indië is, van ons eischt voor zijn bestuur en beheer de beste van Neer lands zonen en dochters. Dte beste zijn niet goed genoeg. Ons volk heeft bijzondere kwaliteiten voor het beschavingswerk in Oostersche gebieden. Ik kan u benijden, dat ge, aan den aan vang van uw leven staande, de gelegen heid hebt uw krachten te geven aan Ne derlands taak in Indië. Verzuimt uw taak niet, ik voorspel u de bevrediging uwer stoutste verwach tingen, mits gij uw werk aanvaardt on der de inspiratie van een ideaal. Meisje aangerand. Gister morgen werd te Son mej. v. S. bewuste loos in een roggeveld aangetroffen, Mej. v. S. was Woensdag tegen den middag naar Beugel gegaan teneinde, zooals zij dat jarenlang deed, bij' haar familie te gaan helpen bij het werk, waarvan ze dan gewoonlijk om 8 uur terugkeerde. Woensdagavond om 10 uur was ze nog niet thuis, zoodat de familie zich ongerust maakte. Men stelde een onderzoek bij' de familie te Beugel in, maar daar was het meisje niet geweest. Verder onderzoek bracht ook geen resultaat. Donderdagmorgen vroeg werd het on derzoek in de omgeving voortgezet en dit maal met succes. Langs den weg tusscheu Son en Breugel ontdekte men een gedeel telijk vertrapt roggeveld en vond men het meisje gewond en met gescheurde klee- ren bewusteloos. Naar huis vervoerd kwam het meisje na langen tijd tot bewustzijn en kon ver tellen dat zij1 aangesproken was door een heer, die haar uitnoodigde mee naai- Eindhoven te gaan. T'oen zij daaraan geen gevolg g'af, ging de man door om even later terug te keeren waarop hij' haar te gen den grond sloeg en het roggeveld in- sleepte. Momenteel is de toestand van het meisje naar omstandigheden redelijk. De marechaussee te Eindhoven heeft reeds twee verdachten gearresteerd en in gesloten. Velen zullen zeker met blijdschap heb ben gelezen de eenigszins optimistische rede van den aftredenden gouverneur- generaal van onze Oost. Jhr de Jonge heeft buitengewoon moeilijke jaren ach ter den rug, maar nu mag dan toch, na den pijnlijken saneeringsarbeid, gezegd worden, dat Indië over het dieptepunt heen is en onder Gods zegen met eenige hoop de toekomst kan tegemoet zien. Ook hier te lande zijn wel eenige tee kenen van een kleine verbetering waar te nemen. De Minister van Sociale Zaken wees er onlangs op enkele. Maar we heb ben met onze aanpassingspolitiek toch nog lang niet het eindpunt bereikt. Deze week werd dan ook een verlaging van de pensioenen boven de f800 aangekon digd. En de opbrengst van de rijksmid delen over de eerste vijf maanden van dit jaar blijft helaas nog 9 miljoen bij de raming achter. Natuurlijk zijn en blijven er menschen, die zeggen het werk veel beter te kun nen dan de regeering, die volgens hen maar prutst. Men moet ze niet alleen bij de N.S.B. zoeken, maar ook in den socia- listischen en Roomschen hoek. Volgens sommige naïevelingen als we hen ten minste nog zoo gunstig mogen betitelen zullen alle moeilijkheden als bij too- verslag verdwijnen als de regeering maar den weg der devaluatie koos. Waar we dan zouden uitkomen, zien we in België! Met groote voldoening maken we er in dit verband melding van, dat deze week noch in de Hoofdbestuurs- noch in de algemeens vergadering der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij te Middelburg, die afbrekende critiek aan het woord kwam. Als in beide vergaderingen de be spreking over het crisisbeleid der regee ring aan de orde wordt gesteld en er worden dan slechts een paar onderge schikte punten ter tafel gebracht, dan mag toch wel geconcludeerd, dat onze Zeeuwsche landbouwers dankbaar zijn voor den steun der regeering. In andere provincies zoo merkte de regeerings- vertegenwoordiger terecht op hoort men wel eens andere geluiden. De voorstellen tot Grondwetsherziening zijn deze week gepubliceerd. Het gevolg van een eventueele aanneming dezer voorstellen zou wel eens kunnen zijn, dat, we volgend jaar de Kamerverkiezingen wel eens wat vroeger dan gewoonlijk hebben. Onze politieke organisaties zul len hiermede hebben te rekenen. Bij onze Zuiderburen is de rust nog lang niet weergekeerd. Er wordt nog door vele tienduizenden gestaakt, relletjes komen wel niet in die mate als in Frank rijk maar toch hier en daar vdor, en het economisch leven lijdt groote schade. De Belgen beleven van hun devaluatie, waarvan de arbeiders niet ten onrechte niet langer het slachtoffer willen zijn, nu weinig plezier. Het nieuwe kabinet, dat weder onder leiding van Van Zeeland staat, heeft geen gemakkelijk begin. Bovendien heeft het de meening van een groot deel van het publiek niet mee, omdat bij de samen stelling wel heel sterk is geluisterd naar de eischen der socialisten. In Frankrijk zijn de stakingen aan het afnemen en begint de rust en het gezond verstand terug te keeren, al zijn er nog meer dan 200.000 stakers. Nadat gedurende eenige dagen de pu blieke meening er op was voorbereid, heeft dan Donderdag de Engelsche minister Eden verklaard, dat de Britsche regeering zich heeft uitgesproken vóór opheffing der sancties tegen Italië. Het echèc van den Volkenbond is dus nu wel in optima forma erkend. Het was een droevige vertooning! Striemend klonk het woord van den feilen Lloyd George, met een gebaar naar de regeeringsbank: „Daar zitten de lafaards!" Wie de lachende derde is, behoeven we niet te zeggen. VAN ZATERDAG 20 JUNI 1936, Nr 220. AAN GODS RECHTERHAND. En (heeft) Hem gezet tot Zijne rechterhand in den hemel. Efeze 1:20. Er ligt in het zitten van onzen Heere en Heiland aan de rechterhand Gods rijke vertroosting. In vroeger dagen had vooral in Oos- teische landen het zitten aan de rechter hand des Konings een zeer bijzondere be- teekenis. Niet alleen eerbetoon, maar ook regeermacht werd geschonken aan hem, die ter rechterzijde van den koning in zijn troon gezeten was. Als dan ook de groote God, die over hemel en aarde regeert, tot Christus zegt: zit aan mijne rechterhand, dan houdt dat in, dat de verheerlijkte Middelaar van den Vader de regeermacht ontvangt over al wat in den hemel en op de aar de is. De Heiland zelf vertolkte de beteekenis van deze woorden aldus: Mij is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Daarom vraagt Hij ook van zijn volk dat in Hem gelooft en Hem als Zaligmaker eert, gehoorzaamheid aan Zijn bevelen, te buigen voor Zijn Woord, te volbrengen Zijn koninklijken wil. Maar dat niet alleen. Wij mogen over het koninklijk regiment van onzen Heere niet gering denken. Christus Jezus dient niet alleen over het volk dat Hem dient, maar over de groote volkerenwereld. Alle dingen zijn aan Zijne voeten onderworpen. Hem is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Daarom is zijn glorierijke naam: Ko ning der koningen, Heere der heeren. E'en vreeselijke waarheid is dat voor allen die niet in Christus gelooven, die weigeren Hem als hun Koning te erken nen. Eenmaal zullen zij ondervinden de kracht van de waarheid die zij nu loo chenen. Maar troostrijk is dit woord voor al len die in Christus Jezus hun Heiland en Heere gevonden hebben. Het mag dan donker zijn op aarde, de vijanden mogen zich vermenigvuldigen, er is toch licht en uitkomst. Christus de Heiland, onze Heere is ge zet tot Gods rechterhand. Daarom, omhoog het hoofd, het hart naar boven! Ingezonden Mededeeling. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST DE BARRE WINTER VAN NEGENTIG door HERMAN DE MAN. Herman de Man heeft zich een plaats verworven in de rij van ojize heden- daagsche romanschrijvers. Hij geeft ons den streekroman van het lage Holland- sche polderland; zooals Antoon Coolen den lezer meeneemt naar de Peel waar hij de menschen kent en den grond lief heeft zoo gaat het met den schrijver Herman de Man naar den IJssel bij Schoonhoven en het polderland daarom Uit het Engelsch. 27.) o Het jongetje gebaarde druk, onderwijl het gezang nog aanhield. Niemand, be halve zijn vader, kon verstaan wat hij zei, en Philippa glimlachte om het schouw spel, weinig vermoedend, wie het gold. Haar blik ontmoette die van D'r Tan- cred en voor de eerste maal zag ze het, wat zijn kleine jongen in zijn leven betee- kende. Ze keek geïnteresseerd naar het smalle, fijnbesneden, blozende gezichtje, met de groote vraagoogen, waarin nu groot verlangen lag. De beenen van dit ventje mochten hem niet ten dienste staan, zooals bij andere kinderen, zijn blik verried een heldere brein onder zijn golvende lokken. Toen ze nogmaals ter sluiks naar hem keek, voer er een vreem de ontroering door Philippa, die zij niet verklaren kon. Zij gevoelde nu, dat haar 'hart naar hem uitging, zooals tot nu toe alleen haar verstand was werkzaam ge weest in de verzorging van die haar om ringden. Sn toch had ze Dicky's moeder kun nen zijn. Ze had kunnen zijn moeder van heen. Beiden zijn nauw verbonden met den grond, die hen draagt; beiden staan midden onder het volk, dat wij in hun werk op den voorgrond zien treden. Daar in krijgt niet de indringer of het vreem de het eerste woord; aan het volkseigene, aan de typische kenmerken van streek, volk en bodem wordt alle aandacht ge wijd. Zooals het bij Antoon Coolen is, zoo is het óók bij dezen Herman de Man: hij kent het volk en hij kent het land, die twee heeft hij lief, ze vormen zijn wereld. Het lied van het leven in het land van zijn liefde zingt hij in zijn boeken. Herman de Man is de zoon van het vlakke, lage Hollandsche polderland met zijn weiden en slooten, met rijkdom en armoede vlak naast elkaar. De gewone toeschouwer ontdekt in de IJsselstreek niet zoo heel veel, dat de aandacht uren en uren kan boeien; maar de romans van dezen schrijver zijn het bewijs, dat dit toegemuurde leven in de lage polders zijn eigen rhythme heeft; dat dit leven met zijn hunkeringen en teleurstellingen, zijn gebreken en zonden waard is om ont slagen te worden uit den ban van on bekendheid. Deze nieuwe proeve van De Mans kunstenaarschap begroeten wij met een vreugde in het hart om dit nieuwe be wijs van verbondenheid aan den grond, die hem droeg en het volk waaronder hij woont. En, dit mag aanstonds worden gezegd, dit nieuwe boek is zijn plaats waard naast „Het wassende water" waar mee deze schrijver zijn naam vestigde. Tien novellen zijn hier saamgebracht. Maar de titel dien het geheel draagt De barre winter van '90 is lyet een verzameltitel zonder meer. Hij is de in houd van het heele boek, dat wel in tien afzonderlijke deelen uiteen valt maar ondanks dat een eenheid is, zóó gaaf en zóó sterk als wij er niet veel bezitten in onze letteren. Deze bundel bezit bijzon dere kwaliteiten, en het kunstenaarsschap van den schrijver openbaart zich niet het minst daarin, dat gansch het leven van het volk in deze streek in él zijn uitingen, met nood, ellende, hartstocht, kommer, met liefde en vreugde toch óók in tien afzonderlijke novellen, die alle één hoofdgedachte dragen, staat uitge beeld. Die barre winter van '90 oefent zijn invloed op alle gebeuren in de IJssel streek: hij legt de vaarten onder den ban van het ijs, zoodat alle scheiding wordt opgeheven en alle isolement voor boer en arbeider verdwijnt; hij werkt storend in op den vasten gang van het werk, maar doet de menschen ook wijken van de oude, beproefde paden. Doch bovenal be wijst hij zijn almacht op dat groote ter rein van den arbeid: op weide en akker ligt in dit barre wintertij alle arbeid stil, en dies is er voor dit volk geen kans om bevrijd te blijven van die drie groote rampen: de verveling, de ondeugd en de armoede. Zoo slaan in die maanden deze drie geesels de menschen, die dit polder land bevolken; bij alles wat er geschiedt in den winter van '90 denkt men onwille keurig aan Voltaires woord: „Le travail éloigne de nous trois grands maux: l'ennui, le vice et le besoin" (de arbeid bevrijdt ons van drie groote rampen: de verveling, de ondeugd en de armoede), dat een waarschuwing is tegen de ledig heid waarin de menschen van '90 hun tijd doorbrachten. En het schrikkelijk ge tij van '90 op '91 ging niemand voorbij.., Het kan niet anders, of Herman de Man moet zich meer dan eens te luiste ren hebben gezet bij de menschen van dorp en polder, die hem uit den schat van herinnering verhaalden van hun be levenissen in den winter; zij hebben immers aan eigen leven den nood erva ren en ook in anderer bestaan de diepe wonden dezer ellende gezien: roof, moord, krankzinnigheid, armoede, cholera. Hoe zuiver weet De Man ons dit volk uit het polderland te teekenen, in enkele woorden ten voeten uit! Een voorbeeld: „Co van Wees was eigenlijk geboren om rentenier te zijn. En hij moet als rente nier in de wieg hebben gelegen. Want andere gezonde, lieve kinderen, welke aan haar zouden hebben gehangen en die ze met teere moederliefde zou hebben om ringd. Paul was van haar gegaan. Hij bing nu met hart en ziel aan de tengere beeldschoone Sylvia Earren. Eh dan het meisje, dat thans nog werkte aan haar weefspoel. Soms was ze erg verstrooid en moeilijk te leiden. Philippa zuchtte toe-i ze haar psalmboek neerlei; ze had maar weinig' van de woorden begrepen. Ze was er nog juist niet heelemaal zeker van, dat het in het leven alles maar van een leien dakje gaat. Eenigszins verward, met een glimlach op zijn gelaat, welke zijn jongen niet be greep, nam D'r Tancred de kleine Dicky plotseling in zijn armen en droeg 'hem de kerk uit. Hij zette hem in het portaal neer en keerde toen terug om de kruk ken van den jongen te halen. Het ging alles zoo vlug in zijn werk, dat het ge beurd was voor den jongen het wist. „Wat is er?" vroeg hij, terwijl hij met alle macht vocht tegen opkomende wa terlanders. Dicky hield niet van tranen. Hij gevoelde in het diepst van zijn zieltje er geen reden voor, waarom hij minder dan anderen zou zijn, omdat zijn beenen hun dienst weigerden. „Wat heb ik gedaan, vader?'' Ze is toch de dame waar ik altijd al naar ge zocht heb. En ik heb nog nooit eerder zelfs de oudste menschen uit de contreie hebben er geen heugenis aan, hem ooit te hebben zien werken. Als men leiboo- men snoeien en kippetjes voeren en het hondje uitlaten tenminste geen werken zou willen noemen". De teistering van den feilen, meedoogen- loozen winter teekent De Man in haar vollen omvang. Geen mensch blijft ge spaard, telkens belicht de schrijver een nieuwe groep. Arbeider en boer viert zijn vrijheid bot; heel wat brooddronkenheid en lage lusten openbaren zich. En het is steeds die barre wintertijd waarin alles zich voltrekt: roof, moord, ziekte, krank zinnigheid. De menschen hebben al het oude weggeworpen, nu deze durende wintertijd een inbreuk schijnt op den vas ten gang der seizoenen. Heel dat leven van veel rampspoedige wintermaanden teekent De Man in zijn eenvoudig, onopgesmukt verhaal. Maar de gebeurtenissen houden den lezer vast, hij voelt en ziet de schaduwen, die in den winter van '90 zich spreidden over alle leven in de IJsselstreek. Een barre winter, waaraan men slechts met ontzetting kan terugdenken. Er is veel geschied in het polderland, vóór de schrijver voor al deze schetsen denzelfden slotzin kon vinden: „Toen is het toch eindelijk zomer geworden na dit ramp spoedig wintertij". Wij gelooven, dat dit werk van een schrijver, die niet tot onzen kring be hoort, om zijn vele goede eigenschappen zal gewaardeerd worden. Het is een streekroman zooals wij er maar al te weinig bezitten; een aanwinst van be teekenis. A. L. VAN OYEN. Gij die hijgt bij de minste krachts inspanning, die benauwd zijt bij den minsten mist, waarom wacht Gij nog langer op de hulp en nieuwe levens vreugd die Akker's Abdijsiroop U ge ven kan. Vanaf de eerste lepels geven de balsemende bestanddeelen van Abdijsiroop U verlichting. De slijmen die Uw borst beladen, die U buiten odem brengen en hoestbuien ver wekken, zullen zonder moeite losko men. 2 lepels vanavond en dezen nacht zal kalm en rustig zijn. Neem dus bijt Oproep van mr Weiier tot de Neder landsche jongeren om hun taak te grijpen. Een nieuwe wereld groeit. Oud-minister mr Ch. Weiter, vroeger vice-president van den Raad van Nea. Indië, heeft "Woensdag te Tilburg tijdens den Hoogesohooldag een rede gehouden tot de jeugd van Nederland over haai taak in Nederlandsch-Indië. Zijn toe spraak was een maanroep. De vermeerderde belangstelling voor onze overzeesche gebieden moet nog groot er worden. Want daar in het Zui den van den Stillen Oceaan is een nieu- Ingezonden Mededeeling. gezien, 'dat zij het was. Vindt u niet dat zij een schoone dame is? Gelooft u ook niet, dat zij juist een moeder voor mij zou zijn?" Dt Tancred zag op het kind neer, ter wijl zij in de poort wachtten op de auto, die nog niet aangekomen was. „Ik dacht dat mijn jongen te groot was om opschudding te maken in de kerk. H'et is daar niet de plaats om hard op te zeggen, wat je wenscht." Hij gevoelde zelf wel, dat hij zich van de zaak wenschte af te maken, maar hij gevoelde ook, dat hij niet in staat was, te antwoorden op de naieve vragen van zijn jongen. „Het spijt mij, dat ik zoo hard geroe pen heb in de kerk.'' Dicky liet zich niet gemakkelijk ontmoedigen als hij iets wenschte te weten. „Maar de menschen zongen toch, pa. Ze konden het toch immers niet hooren. En ik wilde u haar aanwijzen voor we de kerk uit waren. Zij zou zulk een beste moeder voor mij zijn, papa. Oh, ik wilde haar toch zoo graag hebben." „Abl" Hoorde de man niet de echo van de woorden van zijn kind in zijn hart, maar hij trapte op zijn eigen hart. „Wat we het allergraagst willen hebben, is in deze wereld vaak wat we juist niet kunnen krijgen, kerel'', zei hij. „Ik heb altoos mijn best gedaan om voor je te krijgen wat je maar wenschte, want je bent een allertreurigst verwend ventje, Dick; maar het wordt tijd dat je begint te gevoelen, dat tijd noch geld kunnen koopen, wat het hart het meest behoeft, zelfs dat van een kleine jongen als jij, jongen." Dicky begreep het niet. Al was zijn leven in zijn stille kinderkamer erg een zaam en al was Eliza, het kindermeisje, met haar ruwe werkhanden, vaak hard en onvriendelijk tegen hem, alles wat hij vroeg, kreeg hij ook. Rhoda Ray zat dien Zondagmorgen weg gedoken in haar hoekplaatsje bij het koor en al het rumoer der wereld, en de on rust van haar leven met conflicten, woel den door haar brein en deden haar ge dachten ver weg zwerven. Ze luisterde niet naar de preek, ofschoon enkele ge deelten haar toch hadden getroffen en in haar gedachten bleven hangen, ondanks haarzelf. En toen het laatste gezang aan geheven werd, was het Rhoda of hoorde ze een stem van heel ver weg, die haar riep uit de twist en ellende, welke ze wist, dat onvermijdelijk komen zou om harentwil, als ze nog langer bleef in het kleine huisje, waar de oude Jacob Older- shaw haar bewaakte als een trouwe schildwacht, als ze langer werkte achter den rusteloos draaienden weefstoel, waar Romney Farren haar nog altoos wacht Een kleine advertentie in de rubriek „Vraag en Aanbod" kost slechts 75 cent bij' vooruitbetaling. te en nog steeds niet voorgoed afscheid wenschte te nemen. Rhoda had Romney niet meer gezien sinds dien avond van den dag, waarop zijn broeder gestorven was. Ze had zich voorgenomen zich niet meer te laten zien in de straten, in de omgeving van het kanaal. Eiken avond verliet ze om zes uur de fabriek, met Jakob trouw aan haar zijde. En Romney die even trouw eiken avond rondwaarde bij de fabriekspoort, was in het laatste haat beginnen te koes teren tegen dat kleine, misvormde man netje, die als een hond zoo trouw Rhoda bewaakte. Wat had Rhoda toch met Jacob Oldershaw te maken, dat hij zich zou stellen tusschen haar en den man, die haar liefhad, zooals hij nog nooit eerder iets had bemind, zelfs niet de roem, die niet te koop was voor al het geld van zijn vader? Rhoda slipte ongemerkt de kerk uit, zoodra het laatste Amen verklonken was. Ze kroop door het kleine deurtje naast het orgel en spoedde zich, zoo vlug ze kon, naar het huis van haar tante. In het kleine portaaltje, waar haar daagsche omslagdoek hing, naast de jas van Jacob, hing een sterke lucht van het degelijke Zondagsmaal, dat bereid werd door de vaardige handen van Tante Martha. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5