DE ZEEUW
Benauwd
borst?
ALS DE LIEFDE RIJPT
TWEEDE BLAD
op de
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek.
Uit de Provincie
WEEK-ABONNEMENTEN
Wat er deze week voorviel
FEUILLETON.
Wentel dien last van U af door
intijds Abdijsiroop te nemen.
Thans slechts 75 tt. per flacon I
VAN
ZATERDAG 30 MEI 1936, Nr 203.
WOORD EN GEEST.
Maar dit is het, wat gespro
ken is door den Profeet.
Handel. 2:10.
Waar de Geest des Heeren komt, daar
wordt verstaan het groote doen des
Heeren; daar wordt de mond bekwaamd
om te verkondigen de groote werken
Gods, de werken van Zijne wijsheid en
macht, Zijn liefde en ontferming.
Zoo is het ook bij de discipelen van
Jezus nadat zij op den Pinksterdag den
Heiligen Geest ontvangen hebben.
Vol verbazing hooren de vreemdelingen
door de discipelen in hunne eigen talen
de groote werken Gods verkondigen.
Hoe ze het doen, bpwijst de rede van
Petrus.
Zij spreken objectief, zonder eenige
geestdrijverij. Zij worden door den
Geest des Heeren gebonden aan het
Woord des Heeren.
Zij spreken niet van hunne geestelijke
genietingen en zalige ervaringen, maar
van de groote weiken Gods.
Zij maken geen scheiding tusschen
Gods werken en hunne genietingen.
Hunne verlustiging is in Gods werken.
Wat God gedaan heeft en doet, dat is
het, waaraan zij door genade deel heb
ben.
Wat Hij beloofd heeft, dat is het wat
zij aanvaarden. En daarom spreken zij
de werken Gods en is hun woord krach
tig en hun tong zeker.
Ook wij zullen dat moeten verstaan.
De werken der verlossing worden nooit
onze werken, maar zij zijn altijd de wer
ken Gods; geopenbaard in Zijn Woord.
En daarom moeten ze wezen het mid
delpunt van alle verkondiging, de inhoud
van alle belijden.
Ook op dit Pinksterfeest.
DE BIJBEL IN DE
NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE.
door DrK. F.Proost.
H.
Wie den Bijbel in onze letterkunde wil
zien als spiegel van het leven, zal in het
eerste tijdvak waaraan hij zijn belangstel
ling wijden gaat dat van de Middel
eeuwen niet zijn rijkste oogsten verga
deren.
Neemt men de scheiding bij den aan
vang van de zestiende eeuw ('bij deze ver
deeling in tijdperken is er met betrekking
tot de grenzen een zekere vrijheid), dan
zijn de voorafgaande eeuwen in rijkdom
voor het hier besproken onderwerp, aan
schittering en schoonheid,de minderen
van den nieuwen tijd die in de zestiende
eeuw zijn begin neemt om weldra te stij
gen tot verre hoogten.
Hiermee wil intusschen allerminst ge
zegd zijn, dat de middeleeuwen voor on
derzoek in deze richting van alle belang
ontbloot zijn; wie zóó oordeelt, is het
spoor bijster. Al kan dan niet van een
alles-overstralende schoonheid gesproken
worden, de schat dien de middeleeuw-
sche dichters en prozaschrijvers ons heb
ben nagelaten, is verre van onbelangrijk.
Het is wel zeer te betreuren, dat de af
stand tussc'hen onzen tijd en die verre
eeuwen zoo groot is voor den lezer; er is
nog steeds plaats voor bloemlezingen van
middelnederlandsche dichters, met toe
lichting en woordverklaring.
Wie dit tijdperk in zijn groote lijnen
overziet, om het hier aan de orde gestel
de onderwerp dichter te naderen, bemerkt
al ras, dat hier van een gesloten geheel,
een eenheid kan gesproken worden. Groo
te en verrassende schakeeringen plaatsen
13)
Uit het Engelsch.
Ze had spoedig den heuveltop be
reikt en stond, terwijl ze haar hand
beschermend voor de oogen 'hield met
voille aandacht 'tle luisteren. Ver weg
meende ze de waldhoorn te hooren schal
len, doch het was slechts het geloei van
koeien. Nergens was er een teeken van
honden of jagers.
Toen, terwijl ze nog een laatsten blik
liet weiden over het stille landschap, zag
ze eensklaps de jachthonden in het open
veld door de laagte rennen. Ze hadden
weer een spoor gevonden en joegen nu
al snuifend over het veld voort.
Het meisje op den heuvel kwam in
verrukking, toen daar eerst één roodge-
jasde jager, toen weer een, toen nog meer
steeds achter elkaar met gemak over een
pasherstelde heg kwamen springen en de
honden naholden.
Het volgende oogenblik snelde ze voor
uit, en stond plots weer stil met samenge-
wrongen handen, haar oogen nog steeds
gericht op het tafereel aan haar voeten.
Het volgend oogenblik scheerde er een
ijselijke kreet door de lucht, die niet van
zich niet telkens of nadrukkelijk op den
voorgrond; er is veel overeenstemming,
wel groei en vooruitgang, maar zij vol
trekken zich geleidelijk.
De adel, de geestelijkheid, „gecledet met
geesteliken habite", de burgerij; dat
zijn de drie groepen die de Middeleeuwen
doorkruisen in afzonderlijke, streng-ge-
sloten gemeenschappen. Het zijn de tijden
van ridders en leenmannen die het leven
van allen dag kleuren met hun bonte
stoeten en hun woelig gedruisch. Dat heeft
zijn weerslag in het dichtwerk; zoo in de
volgende regels, waarin wij Herodes
grooten niet zien als vreemde vorsten,
maar als de leenmannen van eigen land;
Hi ontbloot sine felle knapen,
Die in sün rike eaten;
Hi dede smeden ende maken
Eiken tyran een scarp wapen:
Pyken, knive (messen), ooiven ende swert,
Dapperheid en trouw, mannenmoed en
krijgsmanseer waren zaken die de Mid-
deleeuwsche dichter in eigen omgeving
allerwegen op het schild zag geheven; die
beloond werden, door de vrouwen bezon
gen en om strijd geprezen. Dus ligt 'het
voor de hand dat de liederen, waarin van
Bijfoelsche figuren wordt gezongen, de
deugd van dapperheid en trouw in warme
woorden prijzen. Wij bemerken het hier
zoo duidelijk: nauw contact met het leven
vein allen dag (het leven in eigen kring
dan, want daarbuiten was men min of
meer een vreemde) bij den dichter, die
in zijn verzen de Bijbelsche gestalten doet
leven niet in een grijs verleden maar vlak
bij, in eigen, vertrouwde omgeving.
Wat hij dit alles zeer sterk opvalt, is,
dat de didactische poëzie die geschre
ven werd met het doel onderricht te ge
ven i in het werk van dien tijd een eer
ste plaats heeft. Jacob van Maerlant, dien
wij als den vader der dietsche dichters
eeren, treedt voor ons als hoofd der leer
dichters. Uit zijn school is o.m. Jan van
Boendale (geb. 1280); van hem is het
„Onze Vader" in deze woorden:
Vader onse, die in den hemel es
Gheheylicht moete dijn qame sijnl
Toecome ons dat rike dijn.
Dijn wille moete ghewaerden,
Alse inden hemel ende inder aerden;
Ghif ons heeden ons daghelicks broot;
Ende verghif ons onse scouden groot
Also wi sijn ghewoene
Onse sculdaren te doene
Ende leidt ons niet in coringhen
Maer losse ons van quaden dinghen.
Wij moeten met deze korte vermelding
volstaan en naar het tweede tijdperk onze
aandacht wenden. De zestiende eeuw is
nog tijd van overgang, maar is ook en
vooral tijd van bouw. Want het Pro
testantisme staat sterk in het woelige le
ven, het geeft de lijnen aan voor heden
en toekomst. De Bijbel staat in het mid
delpunt; van eigen strijd, eigen worste
ling, ook van eigen hoop op uitredding
en van rotsvast Godsvertrouwen lezen de
Nederlanders van de zestiende eeuw daar
in! Door dat alles is de Bijhei een levend
boek geworden, dat voor het leven in zijn
wijden omvang een beslissende stem laat
hooren.
De zeventiende eeuw toont, dat de groei
die in de zestiende eeuw kwam opzetten,
tot rijke ontwikkeling voert. Niet alleen in
de litteratuur, voorwaar! Op elk terrein
was er bloei en rijkdom, die met zelfbe
wustzijn en trots vervulde, die Vondel
deed getuigen: „Dus schijnt de wereld
heel om Amsterdam gebouwd". Uit mate-
rieele rijkdommen zijn groote cultureele
schatten aan het Nederlandsche volk ten
deel gevallen.
Aan strenge calvinisten heeft het in die
tijden niet ontbroken. Zij leefden nog dicht
bij den Bijbel; dat bemerken wij als wij
in het dichtwerk zien hoe tal van voorval
len uit hun dagen onder Oud- of Nieuw-
Testamentisch licht worden geplaatst.
Wat al namen van dichters dringen
zich in dit tijdperk naar voren! Wat al
schatten liggen er in hun werk! Het is
de gouden eeuw, die ons schenkt een Von
del, Jan Luyken, Roemer Visecher, Da
niël Heinsius, Dullaert, Stalpaert v. d
Wielen, Revius en zooveel anderen. Van
Heinsius (wiens „Lof-sanck van Jesus
Christus" veel te weinig beken! ;s) moge
dit Calvinistisch woord in neriunering
worden gebracht:
de honden noch van den waldhoorn
kwam, doch die vanuit de vallei haar te-
gensnerpte.
Nog sneller dan ze had gerend over de
velden achter het wild aan. snelde ze nu
van den «heuvel af.
HOOFDSTUK IV.
Aan den voet van den heuvel aan
schouwde Philippa een tafereel, dat zij
haar gansche leven niet meer vergeten
zou.
De honden holden nog steeds verder
voort, want de vreeselijke gebeurtenis had
het lustige jachtfeest niet verstoord.
Slechts enkele ruiters met hun dames
dwongen door krampachtig aan de teu
gels te trekken hun paarden tot stilstaan
of struikelden over iets, dat lag in het
korte gras tusschen de struiken.
Het was een .hulpeloos, ineengedoken
hoopje, dat eens een man was geweest.
Met gebroken armen, uitpuilend uit zijn
keurige roode jas, welke hij met zulke
hoopvolle verwachtingen dien morgen had
aangetrokken, zijn smetlooze rijlaarzen,
nu besmeurd mét zijn eigen bloed, lag
Rupert Farren daar onbewegelijk.
Naast zijn vreeselijk verminkt lichaam
'knielde zijn zuster Sylvia neer, die aan
zijn zijde had gereden, toen hij gevallen
was. Tezamen hadden zij hunne paarden
de sporen gegeven om de sprong te wa-
Het Woort was voor den tijdt bij Gcd, uyt
God geresen,
De selve God, met God Vader, in het
wesen:
Maer niet te min de Soon: die van den
Vader erft
Sijn macht, sijn 'heerlijckheyt, en synen
naem verwerft.
Hij was des Vaders hulp, des Vaders
rechter hant,
Hij was van het begin van alderhande
saecken,
En was in het begin, doen alles was te
maecken.
De Vader was het al. De Soon was al in
alles.
Door de vele dichtregels die in het
tweede deel van Dr Proost's studie ge-
wijl aan werk uit de zestiende en zeven
tiende eeuw ter illustratie en verkla
ring zijn opgenomen, wordt weer eens te
meer de aandacht van den lezer geves
tigd op de vele schoone verzen die met
name ook de Calvinisten onder de dich
ters aan het volk hebbgn geschonken. Uit
'het gekozene blijkt, dat in dit werk op
vele bladzijden de Bijbel ons tegemoet
treedt als spiegel van de cultuur dier da
gen; met het doel daaraan aandacht te
schenken werd deze speurtocht onderno
men.
Natuurlijk wordt ook de nieuwere tijd
alles wat sedert den aanvang van de
achttiende eeuw vermelding verdient
niet vergeten; zonder dat zou deze studie
trouwens alle volledigheid missen.
Wij kennen ook dit derde deel groote
waarde toe, maar zijn van meening, dat
de belichting van het werk uit voorgaan
de perioden de middeleeuwen en het
tijdvak dat sluit met het einde van de
zeventiende eeuw den grootsten rijk
dom van deze keurgarve uitmaakt. En dat
te meer, wijl zij den lezer zal aandrijven
om met eigen oog te zien hoe de Bijbel
in de Nederlandsche letterkunde op tien
tallen bladzijden een lichtend spoor heeft
getrokken.
A. L. VAN OYEN.
Wilt Ge verlichting in den kortst mogelij
ken tijd? Wilt Ge dat benauwde gevoel, dat
overmatige fluimen doen ophouden, pleeg
dan geen verzuim door te wachten en Uw
hoest te laten ontaarden in een of andere
gevreesde kwaal. Nog zijn Uw organen ge
zond, laat ze niet ziek worden door hel met
ziektekiemen beladen slijm. Weer op na
tuurlijke wijze de ziekteaanval af. Zorg dat
die taaie slijm die U het ademen bemoeilijkt,
wordt verwijderd. Neem Abdijsiroop, die
stopt den hoest, maakt Uw ademhalings
organen gezond, geeft Uw borst de weer
stand die deze noodig heeft en zal U
weer vrij, ruim en diep doen ademhalen.
DE OPENING VAN DE
WANDELPIER TE VLISSINGEN.
Het is voor Vlissingen heden een dag
van groote beteekenis, nu na een paar
jaar van tegenslag eindelijk het wandel-
hoofd bij bet badstrand kan worden ge
opend. Heel de stad was dan ook in een
feestkleed, omdat men verwacht, dat de
„pier'meer levendigheid aan het strand
leven zal geven.
In de stad werd een optocht geformeerd
waaraan o.a. deel namen een aantal he
iaas verdwijnende Walchersche huifkar
gen over een pas vernieuwde haag. Syl
via's paard was er licht als een hinde
overgesprongen, en het meisje wilde zich
juist fier in haar zadel verheffen in uit
bundige vroolij'kheid, toen zij zag dat het
forsc'he paard, dat Rupert dien dag be
reed, met zijn achterste hoef bleef steken
en, hoewel het zichzelf staande kon hou
den, zijn berijder door de schok uit het
zadel slingerde, die met een geweldige
tuimeling juist op zijn hoofd terecht
kwam, waardoor hij zijn nek brak.
Met een wanhopige schrik in zijn
oogen, knielde kapitein Beaulieu aan de
andere zijde neer. Hij had zijn eigen jas
reeds opgevouwen en legde die onder het
hoofd van zijn vriend. Maar te vaak had
hij op het oorlogsveld den dood in de
oogen gezien, dan dat hij niet zou weten,
dat deze ook bier reeds was ingetreden.
Sylvia 'hief haar angst-verwrongen ge
laat op, dat de laatste minuten als ver
schrompeld scheen en doodsbleek werd.
Zij 'blikte met doffe oogen den militair
aan, die opstond om zijn paard vast te
binden.
„Wat moeten we toch beginnen," zei
ze zeer verschrikt en te verslagen om te
kunnen huilen.
Een oudere dame, die vanaf haar prille
jeugd het jagen reeds gewoon was en al
vaker een soortgelijk ongeval had mede
gemaakt, 'kwam onhandig en luidruchtig
op 'haar toeloopen en nam haar bij de
ren en daar naast de in hun fleurige pak
jes gestoken leden en adspiranten der
verschillende turnvereenigingen en an
dere sportorganisaties. Langs de Bad
huisstraat ging het op den Boulevard af.
Daar werd rond het „Wooldhuis" de wo
ning van burgemeester van Woelderen
gemarcheerd, waar met den burgemees
ter ook de Minister van Waterstaat, Jhr
Ir van Lidth de Jeude, den kleurrijken
stoet gade sloeg. Bij hen waren ook de
commissarissen van de N. V. Haven van
Vlissingen en andere heeren, die de gast
van den burgemeester waren aan de
lunch.
De stoet ging verder tot bij de Pier,
waar reeds velen de komst van den mi
nister en andere autoriteiten afwachtten.
Toen deze autoriteiten aanwezig waren
en men zich in het paviljoen verzameld
had, nam als eerste spreker de burge
meester, de heer G. A. van Woelderen,
het woord.
De burgemeester heette in het bijzon
der den Minister van Waterstaat harte
lijk welkom.
Het tot stand komen van dit wandel-
hoofd, aldus Spr., is van groot belang
voor de badplaats Vlissingen te achten,
immers één der grootste attracties van
ons strand is steeds de drukke scheep
vaart, vooral naar en van Antwerpen,
vlak langs onze Vlissingsche kust. Nu is
deze pier gebouwd tot op 50 m. vanaf het
vaarwater. Dat vindt men nergens op on
ze geheele zandige langzaam naar zee
glooiende Nederlandsche kust. Wij dan
ken dit aan het feit, dat de krachtige
Scheldestroom zich juist te Vlissingen op
de Walchersche kust richt. Behalve het
prachtig panorama van de Noordzee, van
de breede Scheldemonding en van de
Vlissingsche kust zullen de bezoekers van
de pier daardoor steeds kunnen genieten
van de altijd wisselende en interessante
scheepvaart op de Schelde, alle sclieeps-
typen, van de allergrootste tot de klein
ste kan men er van nabij bestudeeren.
•Deze plaats mag daarom wel als een ide
aal punt voor een wandelpier worden be
schouwd.
De gedachte om een pier te Vlissingen
te bouwen bestond reeds lange jaren ge
leden bij hen, die trachtten den groei der
badplaats te 'bevorderen. Het scheen ech
ter een illusie te zullen moeten blijven tot
de uitvoering te geraken wegens de groo
te bezwaren 'die daartoe te overwinnen
waren. Het moet daarom tot groote dank
baarheid stemmen, dat juist nu in deze
zeer moeilijke tijdsomstandigheden dit
langgewenschte werk toch is tot stand
gekomen.
Deze pier is zonder eenigen financiee-
len steun van overheidswege tot stand
gekomen. Maar dit heeft dan ook heel wat
zorgen en moeite gekost.
Thans gaat onze dank in de eerste plaats
uit naar de N. V. Associatie voor Beheer
en Trustzaken te Amsterdam, die den
bouw van de pier heeft gefinancierd en
bevorderd. De N. V. Wandelhoofd Vlis
singen zet den arbeid voort en zal de
explotatie voeren. Spr. wenscht haar een
groot succes toe 'bij haar nuttig werk. Mo
ge deze pier zijn en blijven een zeer be
langrijke factor, die den verderen bloei
van de Badplaats Vlissingen krachtig mo
ge bevorderen.
Uit naam van het Gemeentebestuur en
van de 'bevolking van Vlissingen dankt
Spr. den Minister van Waterstaat voor
zijn aanwezigheid.
De Rijkswaterstaat heeft eenige jaren
geleden buitengewoon belangrijke en tech
nisch moeilijke werken te Vlissingen tot
stand gebracht. De pers heeft zelfs ge
sproken van de drie waterstaatstrium-
phen te Vlissingen, n.l. de nieuwe kaai
muur van de vergroote buitenhaven, de
groote nieuwe keersluis en de aanleg
plaats voor de ferryboot van de Provin
ciale Stoombootdienst. Spr. brengt open
lijk hulde en dank aan het zoo hoogstaand
korps waterstaatsingenieurs, dat ook te
Vlissingen voor zijn arbeid blijvende mo
numenten heeft opgericht.
In alle plaatsen waar agen
ten van „De Zeeuw" geves
tigd zijn worden ook week
abonnementen aangenomen.
hand. Sylvia kromp evenwel door haar
aanraking nog verder ineen, maar zag
toen plots Philippa op haar toeloopen.
Doch achter Philippa kwam nog een
andere iemand zonder hoed, geheel bui
ten adem en in geweldige vaart op zijn
paard aanstormen. Paul Scriven had
bemerkt, dat zijn vrienden hem niet meer
volgden, en was teruggekeerd. Hij wist
zelf niet waarom, .hij wist alleen, dat hij
geweldig jaloersch was op Beaullieu.
Toen was hij onderweg een huilende
knaap tegengekomen, en 'had van de vree
selijke tijding vernomen, waarop hij in
snelle galop was teruggereden. Reeds
voor hij' de kleine groep bereikt had. wist
hij wat er gebeurd was. Hij: sprong van
het paard en wierp Philippa de teugels
toe, die ze gaarne aannam.
Dan stormde .hij naar Sylvia toe en
nam haar 'bevende hand in de zijne. Zij
greep zijn arm en leunde tegen hem aan,
en 'het was haar, alsof iets wat 'heel treu
rig en zwaar was geweest nu van haar
•viel en plots doorhuiverde haar het be
wustzijn, dat Paul naast haar stond.
„Arme jongen, arme jongen," mompel
de Paul. Dan bukte hij zich over zijn
vriend, Sylvia's hand nog in de zijne
'houdend, en luisterde in angstige span
ning aan de borst van Rupert Farren.
Hij blikte in het akelig verwrongen ge
laat, 'trachtte een ooglid op te lichten
voelde de pols, en wilde weer weggaan
Het Oranjelievend deel van Amsterdams
burgerij heeft weer, zooals elk jaar, Ko-
nin en Prinses bij haar bezoek aan de
hoofdstad op hartelijke wijze gehuldigd.
Wel trachtten groepen N. S. B.-ers uit
pure Oranjeliefde? dit bezoek uit te
buiten tot een politieke rel, maar de poli
tie wist deze elementen, die notabene prat
gaan op de tucht en discipline in hun ge
lederen, door gevoelige klappen tot de
orde te roepen.
Ook Zeeland geniet de eer hoog bezoek
te ontvangen, wel niet van vorstelijke per
sonen, maar dan toch van twee ministers.
Minister Van Lith de Jeude besteedt twee
dagen aan het inspecteeren van allerlei
wegen en waterstaatswerken in onze pro
vincie, terwijl Minister Deckers zich per
soonlijk van den toestand der garnalen-
visschers op de hoogte komt stellen. Moge
dit bezoek voor deze visschers, die zoo
zeer de crisismoeilijkheden ondervinden,
een merkbare verbetering in hun bestaan
brengen.
De Tweede Kamer kwam deze week
weer 'bijeen en nam o.a. met slechts een
paar stemmen tegen het wetsontwerp tot
bestrijding der particuliere weerkorpsen
aan. Over het wetsontwerp tot verlaging
der vaste lasten zal binnenkort wel meer
gezegd worden. Reeds nu is besloten den
spreektijd te verlengen. Het is ook wel
een van de moeilijkste vraagstukken van
den tegenwoordigen tijd. Gaat de Overheid
hier ingrijpen, dan kunnen er heel gemak
kelijk onbillijkheden worden begaan.
Bedroevend waren de berichten uit de
residentie over een opzienbarend zeden-
schandaal. Het is niet de eerste maal, dat
openbaar wordt, welk 'n zedenbedef zelfs
in de hoogste Haagsche ambtenarenkrin-
gen is doorgedrongen. Moge niet alleen de
strafrechter het vonnis vellen, dat 'hier
past, maar ook de regeering zonder aan
zien des persoons optreden en het amb
tenarencorps zuiveren van de bedrijvers
van dit kwaad, voor zoover die haar nu
bekend zijn geworden. Elke aarzeling is
hier, niet het minst in dezen tijd, uit den
booze.
Van de buitenlandsche gebeurtenissen
trekt vooral de aandacht de poging van
Italiaansche zijde om een verzoening met
Engeland tot stand te brengen. Het ge-
lijm en gekram zal dus beginnen. Slaagt
Italië er in Engeland wat milder te stem
men, dan is daarmee ook de weg gebaand
tot wegneming van de sancties, waarvan
Italië toch wel eenigen hinder ondervindt,
al is die dan heel wat minder dan de Vol
kenbond zic'h wellicht had voorgesteld. De
kleine mogendheden, die in den Volken
bond toch al bitter weinig te vertellen heb
ben, zullen dan wel gedwee moeten vol
gen. En het fiasco, dat Genève met de
Abessijnsche affaire maakte, wordt dan
nog wat vergroot.
Intusschen laat Engeland niet na alle
mogelijke maatregelen te nemen om zich
meer te wapenen.
In Palestina heeft Engeland voorloopig
de handen nog vol. D'e verhouding tus
schen Arabieren en Joden wordt steeds
meer gespannen en de ongeregeldheden
nemen voortdurend een ernstiger karak
ter aan.
Het Belgische volk heeft Zondag een
nieuwe Kamer gekozen. Opmerkelijk is
vooral de sterke groei van de Rex-bewe-
ging. D'e Katholieken verloren bijna
25 pet. van hun zeteltal, terwijl ook de
socialisten een veer moesten laten en de
liberalen nog iets meer aftakelden. De
Rexisten voerden een felle campagne te
gen de parlementaire corruptie, die in
België inderdaad feit is. Een program
heeft de leider van deze beweging tot
dusverre niet afgekondigd. Zijn doel is
slechts de zuivering van het parlemen
taire systeem van de uitwassen, welke er
zijn ingeslopen. Herhaaldelijk heeft hij
verklaard, dat zijn beweging niets met
wat men fascistische of nationaal-socia-
listische tendenzen pleegt te noemen, te
maken wil hebben. Hij streeft niet naar
een dictatuur, maar naar een parlemen
taire meerderheid, welke hem in staat zal
stellen de corruptie, waar deze ook te vin
den is, uit te roeien.
Deze uitslag 'heeft wel wat te zeggen.
Ook voor ons land. D'at Overheid en volk
die les verstaan!
om hulp te zoeken
„Het is niet meer noodig, Scriven,"
merkte kapitein Beaulieu op. ,,ITij is al
dood, de arme jongen. Het is een akelige
geschiedenis."
„Maar wij" moeten toch een dokter
halen en de hoofdweg is hiervandaan wel
een mijl gaans."
„Philippa, weet je misschien of Dr
Tancred toevallig in de buurt is op het
oogenblik?"
Philippa schrok op. Een felle blos
kleurde 'haar wangen. Toen antwoordde
ze op fermen toon „Ja, Paul, natuur
lijk. Hij bezoekt juist een typhuspatient
op Brush-hoeve. Dat oude huis is hier
juist een mijl vandaan, het staat aan den
hoofdweg. Zal ik er heengaan?"
„Neen. Ik zal wel gaan. Zorg jij voor
Sylvia."
Het volgend oogenblik had hij haar
smalle hand in die van Philippa gedrukt.
De andere menschen keken versuft toe,
in 't geheel niet verrast, zich nauwelijks
goed bewust van wat er gebeurd was.
Philippa bracht Sylvia naar een omge
vallen boom en deed haar zitten, wierp
een kleed over haar knieën en wreef
haar verkleumde handen.
Een ziek en afgemat gevoel overviel
Ruperts zuster. Ze verborg haar gelaat
tegen Philippa's schouder.
(Wordt vervolgd.)