DE ZEEUW Benauwd borst? ALS DE LIEFDE RIJPT TWEEDE BLAD op de Voor den Zondag Letterkundige Kroniek. Uit de Provincie WEEK-ABONNEMENTEN Wat er deze week voorviel FEUILLETON. Wentel dien last van U af door intijds Abdijsiroop te nemen. Thans slechts 75 tt. per flacon I VAN ZATERDAG 30 MEI 1936, Nr 203. WOORD EN GEEST. Maar dit is het, wat gespro ken is door den Profeet. Handel. 2:10. Waar de Geest des Heeren komt, daar wordt verstaan het groote doen des Heeren; daar wordt de mond bekwaamd om te verkondigen de groote werken Gods, de werken van Zijne wijsheid en macht, Zijn liefde en ontferming. Zoo is het ook bij de discipelen van Jezus nadat zij op den Pinksterdag den Heiligen Geest ontvangen hebben. Vol verbazing hooren de vreemdelingen door de discipelen in hunne eigen talen de groote werken Gods verkondigen. Hoe ze het doen, bpwijst de rede van Petrus. Zij spreken objectief, zonder eenige geestdrijverij. Zij worden door den Geest des Heeren gebonden aan het Woord des Heeren. Zij spreken niet van hunne geestelijke genietingen en zalige ervaringen, maar van de groote weiken Gods. Zij maken geen scheiding tusschen Gods werken en hunne genietingen. Hunne verlustiging is in Gods werken. Wat God gedaan heeft en doet, dat is het, waaraan zij door genade deel heb ben. Wat Hij beloofd heeft, dat is het wat zij aanvaarden. En daarom spreken zij de werken Gods en is hun woord krach tig en hun tong zeker. Ook wij zullen dat moeten verstaan. De werken der verlossing worden nooit onze werken, maar zij zijn altijd de wer ken Gods; geopenbaard in Zijn Woord. En daarom moeten ze wezen het mid delpunt van alle verkondiging, de inhoud van alle belijden. Ook op dit Pinksterfeest. DE BIJBEL IN DE NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE. door DrK. F.Proost. H. Wie den Bijbel in onze letterkunde wil zien als spiegel van het leven, zal in het eerste tijdvak waaraan hij zijn belangstel ling wijden gaat dat van de Middel eeuwen niet zijn rijkste oogsten verga deren. Neemt men de scheiding bij den aan vang van de zestiende eeuw ('bij deze ver deeling in tijdperken is er met betrekking tot de grenzen een zekere vrijheid), dan zijn de voorafgaande eeuwen in rijkdom voor het hier besproken onderwerp, aan schittering en schoonheid,de minderen van den nieuwen tijd die in de zestiende eeuw zijn begin neemt om weldra te stij gen tot verre hoogten. Hiermee wil intusschen allerminst ge zegd zijn, dat de middeleeuwen voor on derzoek in deze richting van alle belang ontbloot zijn; wie zóó oordeelt, is het spoor bijster. Al kan dan niet van een alles-overstralende schoonheid gesproken worden, de schat dien de middeleeuw- sche dichters en prozaschrijvers ons heb ben nagelaten, is verre van onbelangrijk. Het is wel zeer te betreuren, dat de af stand tussc'hen onzen tijd en die verre eeuwen zoo groot is voor den lezer; er is nog steeds plaats voor bloemlezingen van middelnederlandsche dichters, met toe lichting en woordverklaring. Wie dit tijdperk in zijn groote lijnen overziet, om het hier aan de orde gestel de onderwerp dichter te naderen, bemerkt al ras, dat hier van een gesloten geheel, een eenheid kan gesproken worden. Groo te en verrassende schakeeringen plaatsen 13) Uit het Engelsch. Ze had spoedig den heuveltop be reikt en stond, terwijl ze haar hand beschermend voor de oogen 'hield met voille aandacht 'tle luisteren. Ver weg meende ze de waldhoorn te hooren schal len, doch het was slechts het geloei van koeien. Nergens was er een teeken van honden of jagers. Toen, terwijl ze nog een laatsten blik liet weiden over het stille landschap, zag ze eensklaps de jachthonden in het open veld door de laagte rennen. Ze hadden weer een spoor gevonden en joegen nu al snuifend over het veld voort. Het meisje op den heuvel kwam in verrukking, toen daar eerst één roodge- jasde jager, toen weer een, toen nog meer steeds achter elkaar met gemak over een pasherstelde heg kwamen springen en de honden naholden. Het volgende oogenblik snelde ze voor uit, en stond plots weer stil met samenge- wrongen handen, haar oogen nog steeds gericht op het tafereel aan haar voeten. Het volgend oogenblik scheerde er een ijselijke kreet door de lucht, die niet van zich niet telkens of nadrukkelijk op den voorgrond; er is veel overeenstemming, wel groei en vooruitgang, maar zij vol trekken zich geleidelijk. De adel, de geestelijkheid, „gecledet met geesteliken habite", de burgerij; dat zijn de drie groepen die de Middeleeuwen doorkruisen in afzonderlijke, streng-ge- sloten gemeenschappen. Het zijn de tijden van ridders en leenmannen die het leven van allen dag kleuren met hun bonte stoeten en hun woelig gedruisch. Dat heeft zijn weerslag in het dichtwerk; zoo in de volgende regels, waarin wij Herodes grooten niet zien als vreemde vorsten, maar als de leenmannen van eigen land; Hi ontbloot sine felle knapen, Die in sün rike eaten; Hi dede smeden ende maken Eiken tyran een scarp wapen: Pyken, knive (messen), ooiven ende swert, Dapperheid en trouw, mannenmoed en krijgsmanseer waren zaken die de Mid- deleeuwsche dichter in eigen omgeving allerwegen op het schild zag geheven; die beloond werden, door de vrouwen bezon gen en om strijd geprezen. Dus ligt 'het voor de hand dat de liederen, waarin van Bijfoelsche figuren wordt gezongen, de deugd van dapperheid en trouw in warme woorden prijzen. Wij bemerken het hier zoo duidelijk: nauw contact met het leven vein allen dag (het leven in eigen kring dan, want daarbuiten was men min of meer een vreemde) bij den dichter, die in zijn verzen de Bijbelsche gestalten doet leven niet in een grijs verleden maar vlak bij, in eigen, vertrouwde omgeving. Wat hij dit alles zeer sterk opvalt, is, dat de didactische poëzie die geschre ven werd met het doel onderricht te ge ven i in het werk van dien tijd een eer ste plaats heeft. Jacob van Maerlant, dien wij als den vader der dietsche dichters eeren, treedt voor ons als hoofd der leer dichters. Uit zijn school is o.m. Jan van Boendale (geb. 1280); van hem is het „Onze Vader" in deze woorden: Vader onse, die in den hemel es Gheheylicht moete dijn qame sijnl Toecome ons dat rike dijn. Dijn wille moete ghewaerden, Alse inden hemel ende inder aerden; Ghif ons heeden ons daghelicks broot; Ende verghif ons onse scouden groot Also wi sijn ghewoene Onse sculdaren te doene Ende leidt ons niet in coringhen Maer losse ons van quaden dinghen. Wij moeten met deze korte vermelding volstaan en naar het tweede tijdperk onze aandacht wenden. De zestiende eeuw is nog tijd van overgang, maar is ook en vooral tijd van bouw. Want het Pro testantisme staat sterk in het woelige le ven, het geeft de lijnen aan voor heden en toekomst. De Bijbel staat in het mid delpunt; van eigen strijd, eigen worste ling, ook van eigen hoop op uitredding en van rotsvast Godsvertrouwen lezen de Nederlanders van de zestiende eeuw daar in! Door dat alles is de Bijhei een levend boek geworden, dat voor het leven in zijn wijden omvang een beslissende stem laat hooren. De zeventiende eeuw toont, dat de groei die in de zestiende eeuw kwam opzetten, tot rijke ontwikkeling voert. Niet alleen in de litteratuur, voorwaar! Op elk terrein was er bloei en rijkdom, die met zelfbe wustzijn en trots vervulde, die Vondel deed getuigen: „Dus schijnt de wereld heel om Amsterdam gebouwd". Uit mate- rieele rijkdommen zijn groote cultureele schatten aan het Nederlandsche volk ten deel gevallen. Aan strenge calvinisten heeft het in die tijden niet ontbroken. Zij leefden nog dicht bij den Bijbel; dat bemerken wij als wij in het dichtwerk zien hoe tal van voorval len uit hun dagen onder Oud- of Nieuw- Testamentisch licht worden geplaatst. Wat al namen van dichters dringen zich in dit tijdperk naar voren! Wat al schatten liggen er in hun werk! Het is de gouden eeuw, die ons schenkt een Von del, Jan Luyken, Roemer Visecher, Da niël Heinsius, Dullaert, Stalpaert v. d Wielen, Revius en zooveel anderen. Van Heinsius (wiens „Lof-sanck van Jesus Christus" veel te weinig beken! ;s) moge dit Calvinistisch woord in neriunering worden gebracht: de honden noch van den waldhoorn kwam, doch die vanuit de vallei haar te- gensnerpte. Nog sneller dan ze had gerend over de velden achter het wild aan. snelde ze nu van den «heuvel af. HOOFDSTUK IV. Aan den voet van den heuvel aan schouwde Philippa een tafereel, dat zij haar gansche leven niet meer vergeten zou. De honden holden nog steeds verder voort, want de vreeselijke gebeurtenis had het lustige jachtfeest niet verstoord. Slechts enkele ruiters met hun dames dwongen door krampachtig aan de teu gels te trekken hun paarden tot stilstaan of struikelden over iets, dat lag in het korte gras tusschen de struiken. Het was een .hulpeloos, ineengedoken hoopje, dat eens een man was geweest. Met gebroken armen, uitpuilend uit zijn keurige roode jas, welke hij met zulke hoopvolle verwachtingen dien morgen had aangetrokken, zijn smetlooze rijlaarzen, nu besmeurd mét zijn eigen bloed, lag Rupert Farren daar onbewegelijk. Naast zijn vreeselijk verminkt lichaam 'knielde zijn zuster Sylvia neer, die aan zijn zijde had gereden, toen hij gevallen was. Tezamen hadden zij hunne paarden de sporen gegeven om de sprong te wa- Het Woort was voor den tijdt bij Gcd, uyt God geresen, De selve God, met God Vader, in het wesen: Maer niet te min de Soon: die van den Vader erft Sijn macht, sijn 'heerlijckheyt, en synen naem verwerft. Hij was des Vaders hulp, des Vaders rechter hant, Hij was van het begin van alderhande saecken, En was in het begin, doen alles was te maecken. De Vader was het al. De Soon was al in alles. Door de vele dichtregels die in het tweede deel van Dr Proost's studie ge- wijl aan werk uit de zestiende en zeven tiende eeuw ter illustratie en verkla ring zijn opgenomen, wordt weer eens te meer de aandacht van den lezer geves tigd op de vele schoone verzen die met name ook de Calvinisten onder de dich ters aan het volk hebbgn geschonken. Uit 'het gekozene blijkt, dat in dit werk op vele bladzijden de Bijbel ons tegemoet treedt als spiegel van de cultuur dier da gen; met het doel daaraan aandacht te schenken werd deze speurtocht onderno men. Natuurlijk wordt ook de nieuwere tijd alles wat sedert den aanvang van de achttiende eeuw vermelding verdient niet vergeten; zonder dat zou deze studie trouwens alle volledigheid missen. Wij kennen ook dit derde deel groote waarde toe, maar zijn van meening, dat de belichting van het werk uit voorgaan de perioden de middeleeuwen en het tijdvak dat sluit met het einde van de zeventiende eeuw den grootsten rijk dom van deze keurgarve uitmaakt. En dat te meer, wijl zij den lezer zal aandrijven om met eigen oog te zien hoe de Bijbel in de Nederlandsche letterkunde op tien tallen bladzijden een lichtend spoor heeft getrokken. A. L. VAN OYEN. Wilt Ge verlichting in den kortst mogelij ken tijd? Wilt Ge dat benauwde gevoel, dat overmatige fluimen doen ophouden, pleeg dan geen verzuim door te wachten en Uw hoest te laten ontaarden in een of andere gevreesde kwaal. Nog zijn Uw organen ge zond, laat ze niet ziek worden door hel met ziektekiemen beladen slijm. Weer op na tuurlijke wijze de ziekteaanval af. Zorg dat die taaie slijm die U het ademen bemoeilijkt, wordt verwijderd. Neem Abdijsiroop, die stopt den hoest, maakt Uw ademhalings organen gezond, geeft Uw borst de weer stand die deze noodig heeft en zal U weer vrij, ruim en diep doen ademhalen. DE OPENING VAN DE WANDELPIER TE VLISSINGEN. Het is voor Vlissingen heden een dag van groote beteekenis, nu na een paar jaar van tegenslag eindelijk het wandel- hoofd bij bet badstrand kan worden ge opend. Heel de stad was dan ook in een feestkleed, omdat men verwacht, dat de „pier'meer levendigheid aan het strand leven zal geven. In de stad werd een optocht geformeerd waaraan o.a. deel namen een aantal he iaas verdwijnende Walchersche huifkar gen over een pas vernieuwde haag. Syl via's paard was er licht als een hinde overgesprongen, en het meisje wilde zich juist fier in haar zadel verheffen in uit bundige vroolij'kheid, toen zij zag dat het forsc'he paard, dat Rupert dien dag be reed, met zijn achterste hoef bleef steken en, hoewel het zichzelf staande kon hou den, zijn berijder door de schok uit het zadel slingerde, die met een geweldige tuimeling juist op zijn hoofd terecht kwam, waardoor hij zijn nek brak. Met een wanhopige schrik in zijn oogen, knielde kapitein Beaulieu aan de andere zijde neer. Hij had zijn eigen jas reeds opgevouwen en legde die onder het hoofd van zijn vriend. Maar te vaak had hij op het oorlogsveld den dood in de oogen gezien, dan dat hij niet zou weten, dat deze ook bier reeds was ingetreden. Sylvia 'hief haar angst-verwrongen ge laat op, dat de laatste minuten als ver schrompeld scheen en doodsbleek werd. Zij 'blikte met doffe oogen den militair aan, die opstond om zijn paard vast te binden. „Wat moeten we toch beginnen," zei ze zeer verschrikt en te verslagen om te kunnen huilen. Een oudere dame, die vanaf haar prille jeugd het jagen reeds gewoon was en al vaker een soortgelijk ongeval had mede gemaakt, 'kwam onhandig en luidruchtig op 'haar toeloopen en nam haar bij de ren en daar naast de in hun fleurige pak jes gestoken leden en adspiranten der verschillende turnvereenigingen en an dere sportorganisaties. Langs de Bad huisstraat ging het op den Boulevard af. Daar werd rond het „Wooldhuis" de wo ning van burgemeester van Woelderen gemarcheerd, waar met den burgemees ter ook de Minister van Waterstaat, Jhr Ir van Lidth de Jeude, den kleurrijken stoet gade sloeg. Bij hen waren ook de commissarissen van de N. V. Haven van Vlissingen en andere heeren, die de gast van den burgemeester waren aan de lunch. De stoet ging verder tot bij de Pier, waar reeds velen de komst van den mi nister en andere autoriteiten afwachtten. Toen deze autoriteiten aanwezig waren en men zich in het paviljoen verzameld had, nam als eerste spreker de burge meester, de heer G. A. van Woelderen, het woord. De burgemeester heette in het bijzon der den Minister van Waterstaat harte lijk welkom. Het tot stand komen van dit wandel- hoofd, aldus Spr., is van groot belang voor de badplaats Vlissingen te achten, immers één der grootste attracties van ons strand is steeds de drukke scheep vaart, vooral naar en van Antwerpen, vlak langs onze Vlissingsche kust. Nu is deze pier gebouwd tot op 50 m. vanaf het vaarwater. Dat vindt men nergens op on ze geheele zandige langzaam naar zee glooiende Nederlandsche kust. Wij dan ken dit aan het feit, dat de krachtige Scheldestroom zich juist te Vlissingen op de Walchersche kust richt. Behalve het prachtig panorama van de Noordzee, van de breede Scheldemonding en van de Vlissingsche kust zullen de bezoekers van de pier daardoor steeds kunnen genieten van de altijd wisselende en interessante scheepvaart op de Schelde, alle sclieeps- typen, van de allergrootste tot de klein ste kan men er van nabij bestudeeren. •Deze plaats mag daarom wel als een ide aal punt voor een wandelpier worden be schouwd. De gedachte om een pier te Vlissingen te bouwen bestond reeds lange jaren ge leden bij hen, die trachtten den groei der badplaats te 'bevorderen. Het scheen ech ter een illusie te zullen moeten blijven tot de uitvoering te geraken wegens de groo te bezwaren 'die daartoe te overwinnen waren. Het moet daarom tot groote dank baarheid stemmen, dat juist nu in deze zeer moeilijke tijdsomstandigheden dit langgewenschte werk toch is tot stand gekomen. Deze pier is zonder eenigen financiee- len steun van overheidswege tot stand gekomen. Maar dit heeft dan ook heel wat zorgen en moeite gekost. Thans gaat onze dank in de eerste plaats uit naar de N. V. Associatie voor Beheer en Trustzaken te Amsterdam, die den bouw van de pier heeft gefinancierd en bevorderd. De N. V. Wandelhoofd Vlis singen zet den arbeid voort en zal de explotatie voeren. Spr. wenscht haar een groot succes toe 'bij haar nuttig werk. Mo ge deze pier zijn en blijven een zeer be langrijke factor, die den verderen bloei van de Badplaats Vlissingen krachtig mo ge bevorderen. Uit naam van het Gemeentebestuur en van de 'bevolking van Vlissingen dankt Spr. den Minister van Waterstaat voor zijn aanwezigheid. De Rijkswaterstaat heeft eenige jaren geleden buitengewoon belangrijke en tech nisch moeilijke werken te Vlissingen tot stand gebracht. De pers heeft zelfs ge sproken van de drie waterstaatstrium- phen te Vlissingen, n.l. de nieuwe kaai muur van de vergroote buitenhaven, de groote nieuwe keersluis en de aanleg plaats voor de ferryboot van de Provin ciale Stoombootdienst. Spr. brengt open lijk hulde en dank aan het zoo hoogstaand korps waterstaatsingenieurs, dat ook te Vlissingen voor zijn arbeid blijvende mo numenten heeft opgericht. In alle plaatsen waar agen ten van „De Zeeuw" geves tigd zijn worden ook week abonnementen aangenomen. hand. Sylvia kromp evenwel door haar aanraking nog verder ineen, maar zag toen plots Philippa op haar toeloopen. Doch achter Philippa kwam nog een andere iemand zonder hoed, geheel bui ten adem en in geweldige vaart op zijn paard aanstormen. Paul Scriven had bemerkt, dat zijn vrienden hem niet meer volgden, en was teruggekeerd. Hij wist zelf niet waarom, .hij wist alleen, dat hij geweldig jaloersch was op Beaullieu. Toen was hij onderweg een huilende knaap tegengekomen, en 'had van de vree selijke tijding vernomen, waarop hij in snelle galop was teruggereden. Reeds voor hij' de kleine groep bereikt had. wist hij wat er gebeurd was. Hij: sprong van het paard en wierp Philippa de teugels toe, die ze gaarne aannam. Dan stormde .hij naar Sylvia toe en nam haar 'bevende hand in de zijne. Zij greep zijn arm en leunde tegen hem aan, en 'het was haar, alsof iets wat 'heel treu rig en zwaar was geweest nu van haar •viel en plots doorhuiverde haar het be wustzijn, dat Paul naast haar stond. „Arme jongen, arme jongen," mompel de Paul. Dan bukte hij zich over zijn vriend, Sylvia's hand nog in de zijne 'houdend, en luisterde in angstige span ning aan de borst van Rupert Farren. Hij blikte in het akelig verwrongen ge laat, 'trachtte een ooglid op te lichten voelde de pols, en wilde weer weggaan Het Oranjelievend deel van Amsterdams burgerij heeft weer, zooals elk jaar, Ko- nin en Prinses bij haar bezoek aan de hoofdstad op hartelijke wijze gehuldigd. Wel trachtten groepen N. S. B.-ers uit pure Oranjeliefde? dit bezoek uit te buiten tot een politieke rel, maar de poli tie wist deze elementen, die notabene prat gaan op de tucht en discipline in hun ge lederen, door gevoelige klappen tot de orde te roepen. Ook Zeeland geniet de eer hoog bezoek te ontvangen, wel niet van vorstelijke per sonen, maar dan toch van twee ministers. Minister Van Lith de Jeude besteedt twee dagen aan het inspecteeren van allerlei wegen en waterstaatswerken in onze pro vincie, terwijl Minister Deckers zich per soonlijk van den toestand der garnalen- visschers op de hoogte komt stellen. Moge dit bezoek voor deze visschers, die zoo zeer de crisismoeilijkheden ondervinden, een merkbare verbetering in hun bestaan brengen. De Tweede Kamer kwam deze week weer 'bijeen en nam o.a. met slechts een paar stemmen tegen het wetsontwerp tot bestrijding der particuliere weerkorpsen aan. Over het wetsontwerp tot verlaging der vaste lasten zal binnenkort wel meer gezegd worden. Reeds nu is besloten den spreektijd te verlengen. Het is ook wel een van de moeilijkste vraagstukken van den tegenwoordigen tijd. Gaat de Overheid hier ingrijpen, dan kunnen er heel gemak kelijk onbillijkheden worden begaan. Bedroevend waren de berichten uit de residentie over een opzienbarend zeden- schandaal. Het is niet de eerste maal, dat openbaar wordt, welk 'n zedenbedef zelfs in de hoogste Haagsche ambtenarenkrin- gen is doorgedrongen. Moge niet alleen de strafrechter het vonnis vellen, dat 'hier past, maar ook de regeering zonder aan zien des persoons optreden en het amb tenarencorps zuiveren van de bedrijvers van dit kwaad, voor zoover die haar nu bekend zijn geworden. Elke aarzeling is hier, niet het minst in dezen tijd, uit den booze. Van de buitenlandsche gebeurtenissen trekt vooral de aandacht de poging van Italiaansche zijde om een verzoening met Engeland tot stand te brengen. Het ge- lijm en gekram zal dus beginnen. Slaagt Italië er in Engeland wat milder te stem men, dan is daarmee ook de weg gebaand tot wegneming van de sancties, waarvan Italië toch wel eenigen hinder ondervindt, al is die dan heel wat minder dan de Vol kenbond zic'h wellicht had voorgesteld. De kleine mogendheden, die in den Volken bond toch al bitter weinig te vertellen heb ben, zullen dan wel gedwee moeten vol gen. En het fiasco, dat Genève met de Abessijnsche affaire maakte, wordt dan nog wat vergroot. Intusschen laat Engeland niet na alle mogelijke maatregelen te nemen om zich meer te wapenen. In Palestina heeft Engeland voorloopig de handen nog vol. D'e verhouding tus schen Arabieren en Joden wordt steeds meer gespannen en de ongeregeldheden nemen voortdurend een ernstiger karak ter aan. Het Belgische volk heeft Zondag een nieuwe Kamer gekozen. Opmerkelijk is vooral de sterke groei van de Rex-bewe- ging. D'e Katholieken verloren bijna 25 pet. van hun zeteltal, terwijl ook de socialisten een veer moesten laten en de liberalen nog iets meer aftakelden. De Rexisten voerden een felle campagne te gen de parlementaire corruptie, die in België inderdaad feit is. Een program heeft de leider van deze beweging tot dusverre niet afgekondigd. Zijn doel is slechts de zuivering van het parlemen taire systeem van de uitwassen, welke er zijn ingeslopen. Herhaaldelijk heeft hij verklaard, dat zijn beweging niets met wat men fascistische of nationaal-socia- listische tendenzen pleegt te noemen, te maken wil hebben. Hij streeft niet naar een dictatuur, maar naar een parlemen taire meerderheid, welke hem in staat zal stellen de corruptie, waar deze ook te vin den is, uit te roeien. Deze uitslag 'heeft wel wat te zeggen. Ook voor ons land. D'at Overheid en volk die les verstaan! om hulp te zoeken „Het is niet meer noodig, Scriven," merkte kapitein Beaulieu op. ,,ITij is al dood, de arme jongen. Het is een akelige geschiedenis." „Maar wij" moeten toch een dokter halen en de hoofdweg is hiervandaan wel een mijl gaans." „Philippa, weet je misschien of Dr Tancred toevallig in de buurt is op het oogenblik?" Philippa schrok op. Een felle blos kleurde 'haar wangen. Toen antwoordde ze op fermen toon „Ja, Paul, natuur lijk. Hij bezoekt juist een typhuspatient op Brush-hoeve. Dat oude huis is hier juist een mijl vandaan, het staat aan den hoofdweg. Zal ik er heengaan?" „Neen. Ik zal wel gaan. Zorg jij voor Sylvia." Het volgend oogenblik had hij haar smalle hand in die van Philippa gedrukt. De andere menschen keken versuft toe, in 't geheel niet verrast, zich nauwelijks goed bewust van wat er gebeurd was. Philippa bracht Sylvia naar een omge vallen boom en deed haar zitten, wierp een kleed over haar knieën en wreef haar verkleumde handen. Een ziek en afgemat gevoel overviel Ruperts zuster. Ze verborg haar gelaat tegen Philippa's schouder. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5