DE ZEEUW De Dochter van den Opperrechter SPIERPIJNEN in zijn arm genezen KLOOSTERBALSEM TWEEDE BLAD Voor den Zondag Letterkundige Kroniek. Uit de Provincie HET ADRES A. WILKING Wat er deze week voorviel Land- en Tuinbouw FEUILLETON. DANK ZIJ KLOOSTERBALSEM 'n Pijn om razend te worden bij 'l bewegen van den arm AKKER'S ORIGINEEL TER INZAGE „Geen goud zoo goed" VAN ZATERDAG 2 MEI 1936, Nr 180. CHRISTELIJKE LOFZANG. Geloofd zij de God en Vader van ónzen Heere Jezus Christus! 1 Petr. 1: 3a. In deze woorden drukt de apostel Pe trus de stemming der gemeente uit, waarin deze leven moet, zoo> de werkelijkheid van Christus' opstanding uit de dooden 'haar gansche bestaan beheerscht. Het eenige, wat de wereld van de liefe lijke, maar toch bedriegelijke hoop van den natuurlijken mensch kan zeggen, is in het gezegde besloten: Hoop doet leven. De Christen daarentegen, met zijn ze kere verwachtingen, in Christus' opstan ding gegrond, getuigt: Hoop doet loven. D'e arme wereld heeft in dezen zwaren crisistijd alle blijde jubel verloren. Dit pessimisme van duizende moede mensc'henharten ligt tenslotte niet in de ellende op stoffelijk terrein noch in de crisis in het economische leven, maar veeleer hierin, dat de wereld de levens kracht van Jezus Christus niet kent en vreemd is aan zijn verrijzenis uit de dooden. Hoe staat het echter met ons? Het is een oude, historisch bewezen waarheid, dat het Christendom juist te midden van nood en moeite, juist als alle bronnen verdrogen en krachten falen, het schoonst zijn wereldoverwinnende kracht openbaart. Denk maar aan Petrus en de verstrooi den, waaraan hij dezen brief geschreven heeft. Zou deze kracht van de levende hoop, die doet loven, in onze dagen verkort zijn? Zeker niét, als waarlijk Paaschfeest gevierd is. Als de kracht der opstanding van Je zus Christus in ons leven openbaar wordt, dan ontwaakt en blijft leven de hoop, die de snaren der ziel stemt tot den blijden lofzang: Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, D'ie naar zijn groote barmhartigheid ons heeft we dergeboren tot een levende hoop door do opstanding van Jezus Christus uit de dooden. DE BIJBEL IN DE NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE door Dr K. F. Proost. I. Het is een hekend verschijnsel, dat het volk telkens weer van den Bijbel ver vreemdt. De geschiedenis bewijst dit ten duidelijkste met tal van dieptepunten; maar ook onze tijd en het tegenwoordige geslacht laten deze verwijdering zien. Doch naast inzinking wordt ook opbloei openbaar; na vervreemding volgt hereeni- ging. Veel van het schoonste dat wij be zitten heeft de mensch die toch aller eerst het hart openstelde voor de stem van. God, zooals deze uit Zijn Woord werd vernomen aan zijn Bijbel te danken. Men denke slechts aan de vele, aan den Bijbel ontleende spreuken en zegwijzen, die getuigen van een nauw contact, dat er met het Bijbelverhaal en de Bijbeltaal was, om te erkennen, dat zooiets niet geboren wordt uit een tradi tioneel Bijbellezen zonder meer. Talrijk zijn de momenten in ons volks bestaan, dat van geen vervreemding sprake was; perioden, waarin de Bijbel leefde in het hart van ons volk. Dan word aan Schriftlezing, ook door de „kleine luyden", troost en bemoediging ontleend; dan werd, in de donkerste uren van ons volksbestaan, moed en geloofsvertrouwen herboren; maar dan was diezelfde Bijbel ook voor velen een bron van inspiratie. Ook inspiratie dankt ons volk aan den 107.) o— De Koning bleef echter blind voor het gevaar, ofschoon zeer ontstemd over al les, wat hem ter oore kwam. In 't bij zonder werd zijn toorn opgewekt, toen hij hoorde van de vreugde der Dissenters bij de vrijspraak der Bisschoppen. „Misschien zou hun houding tegenover Uwe Majesteit veranderen, als gij één of twee van hen in den Geheimen Raad op- naamt," stelde een der raadslieden voor. „Ik zal het probeeren", antwoordde de Koning. „Maar toch deel ik uw vrees niet. Willem zal zich nooit tot zoo'n on derneming laten verlokken en zijn eigen land weerloos aan de genade van Frank rijk overlaten." Toen de tijd verliep, begon hij toch angstig te worden en toen hem eindelijk meegedeeld werd, dat de vloot van Wil lem Plymouth gepasseerd was, werd hij doodsbleek en scheen radeloos. „Wat scheelt er aan?" vroeg de Ko ningin. Hij overhandigde haar het papier. „Nog is niet alle hoop verloren," zei de Koningin. „Gij ziet, dat zij te Ply- Bij'bel. Want de godsdienstige en zuiver religieuze overwegingen mogen dan on weersproken de eerste plaats innemen, daar is toch ook de kunstenaarsdrang om zelf te zingen van al hetgeen hem boeit in die Bijbelsche gestalten. Die beelden lieten hem niet los, en daaruit valt te verklaren, dat ze in zijn werk een plaats in de eerste rij ontvingen. Wij, die met 'den Bijbel vertrouwd kun nen zijn, zóó, dat de gebeurtenissen ons bij het noemen van een enkelen naam helder voor oogen staan, wij bezitten in die kennis de mogelijkheid om de schoon heid van Rembrandts schilderij en van Vondels dichtwerk dichter te benaderen. Hoe zal een geslacht, dat ver van den Bijbel leeft, de zin van dit alles begrij pen? Als wij verzen lezen waarin Bijbel sche figuren op den voorgrond treden, moet onze kennis toereikend zijn om de beelden die soms met een enkel woord worden opgeroepen voor ons bewust zijn in voller licht geplaatst te weten Men denke bijvoorbeeld in dit verband aan Vondels teekening dier acht-en-dertig Oud-testamentische figuren in „De Hel den Godes des ouwden Verbonds, met kunstige beeldenissen vertoont en poeëte- lijck verklaert". Kan deze schildering van Abel, van Lot, van Jacob dezelfde beko ring hebben voor hem, die door Schrift lezing dit alles tot vertrouwd bezit heeft zien groeien èn voor degenen, die bij' het hoeren van deze namen alleen denken aan figuren uit een lang-vervlogen tijd? Wie den blik wendt naar het verleden om te zien hoe vele dichters door het Bijbelverhaal werden geïnspireerd, om te ontdekken op welk een duidelijke manier de Bijbel zijn spoor trekt in de Neder landsche Letterkunde,, bemerkt dat die Bijbel voor velen geworden is tot een vrucht van eigen tijd. Men zag, dat ver leden waarvan het Bijbelverhaal spreekt en de figuren, die daarin optreden niet zoo ontzaglijk ver van het heden verwij derd: men ging dat alles zien in eigen tijd, in eigen omgeving, een brok leven zooals het zich vlak-bij kon hebben afge speeld. De dichter, die van koning David zong, zag hem niet als een Oud-Testa- mentisch vorst wiens verschijning hem vreemd was, maar als den heerscher van eigen land. gekleed naar 's lands gebruik en handelend naar 's lands wetten. De teekening van „Davids krijgsoversten" bij Vondel doet bijvoorbeeld aanstonds den ken aan Middeleeuwsche ridders, als hij zegt Wat riddertroep stoof daer vooruit Met goude en zilvre livereien, Verhit op 'koningklijeken buit? Wie steeckt daer uit met zijn eieraadje En open helm? Wie magh dat zijn? Hij voert een roode krijghspluimaedje. Uit dit alles wordt den lezer duidelijk, dat de dichter zijn Bijbel met aandacht heeft gelezen, maar tegelijk in alle op zichten kind van zijn tijd was en er dies toe kwam om bij het verhalen dier oude verhalen in eigen woorden het geheimzinnige van het verleden en het onbekende van taal en landsaard te we ren uit zijn werk en daarvoor in de plaats te stellen de beelden die het leven van zijn dagen hem in zoo gullen over vloed ter beschikking stelde. Voor dit alles wil Dr Proost in zijn studie de oogen openen. Want hij ziet den Bijbel in de Nederlandsche letter kunde „als spiegel der cultuur". Daarop valt in dit verband dus de volle nadruk. Een studie als deze kan aantoonen hoe de Bijbel telkens op de hoogtepunten in het volksbestaan onbetwist naar voren trad; hoe hij in perioden van inzinking werd gebannen en gesloten bleef, maar in tijden van opbloei aan den geloovige troost en bemoediging schonk. Terwijl de kunstenaar op die Bijbelsche figuren het oog richtte en het Bijbelverhaal met eigen woord en naar eigen visie ging plaatsen in de lijst van den tijd, waarin hij leefde. „De Bijbel is altijd weer geweest het mee levende, meegroeiende boek van den tijd, die veranderde en voortschreed." Tweeledig is het doel, dat Dr Proost zich stelde. Zijn overzicht wil groepee- ren wat in onze literatuur aan den Bijbel ontleend is, en daarnaast wil het dit alles bezien in het licht der cultuur. Dat dit onderzoek den schrijver ook veel fijne, verrassende vondsten opleverde, kan men mouth niet hebben durven landen. En de natie zal haar Koning verdedigen Nauwelijks had zij de woorden geuit, of een andere bode werd aangediend, die een brief bracht. „Van wien?" vroeg de Koning. „Ik weet het niet, Sire. Een oude man bracht hem en is daarna weer heen gegaan." De Koning opende de brief, maar toen hij dien gelezen had, uitte hij een kreet van vrees. De Koningin snelde naar hem toe. „Dezelfde woorden," hijgde hij. De Koningin las den brief ook. „De wagenen des Heeren komen," las zij. „Reeds verzamelen ze zich in het Wes ten. De speren flikkeren en het getrappel der paarden wordt gehoord I Wee het kind van de groote hoer „'Het is de boodschap van een krank zinnige", zei de Koningin. Maar eenige uren later bereikte het nieuws Londen, dat een groot leger te Torbay was geland en op Exceter aan marcheerde. „Niemand schijnt treurig te zijn," zei Jakobus, „maar bij de Moeder des He mels, ik zal dit land in bloed dompelen, vóór ik een duim gronds afsta!" Eenige dagen later was geheel Londen in beroering. Van alle kanten hoorde men, dat de hooge adel 's Prinsen zijde koos. Jakobus hield conferenties met begrijpen; zoo mag in dit verband her innerd worden aan het Alsfelder Pas- sionsspiel, waar Judas de dertig zilver lingen aanneemt, maar het geld nauw keurig bekijkt om te zien of het echt is. Toen de schrijver met dit werk bezig was, moet er veel valsch geld in omloop geweest zijn, waaruit dit trekje valt te verklaren. Zeer terecht is aan de plaats van den Bijbel in onze letterkunde als spiegel der cultuur een standaardwerk van drie kloe ke deelen gewijd; wij hopen in een vol gend artikel nader te zien hoe het Bijbel verhaal in de woorden van Nederland sche kunstenaars tot het volk werd ge bracht. „De pijn begon in mijn bovenarm en zette zich zoo voort tot in mijn nek, soms zóó hevig, dat het huilen mij nader stond dan het lachen. Gewone spierpijn, zeide men mij, maar ik kon niets vinden om die gewone pijn te genezen. Ten einde raad ben ik met Kloosterbalsem begonnen. De uitwer king is enorm qeweest. Na de eerste behandeling verminderde de pijn al en na voortgezet gebruik zijn al mijn pijnen verdwenen, dank zij Klooster balsem, den grooten pijndooder" E, v. C. te A. Onovertroffen bij brand-en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrf)fmlddel bj] Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Schroefdoos 35 ct. Potten: 62'/a ct. en f 1.04 LOYALITEIT VAN DE INHEEMSCHE BEVOLKING IN INDIE. Een inlandsch journalist over mevrouw de Jonge. In het Chineesch-Maleisch dagblad „feoeara Semarang" uitgegeven te Sema- rang, schrijft een Inlandsch journalist, Saroehoem, dat uit het feit dat de Gou verneur-Generaal tijdens zijn bezoek op Sumatra overal door de bevolking warm werd gehuldigd door schoolkinderen be zongen en door de Inlandsche hoofden geschenken werden aangeboden, ontegen zeggelijk is gebleken, dat de bevolking thans meer loyaliteit betoont tegen het gezag. Schrijver verklaart, dat de oorzaak geen andere is, dan de kundige leiding bij het besturen van dit land door Gou verneur-Generaal De Jonge. Ook en vooral mag niet worden ver geten het streven van Mevrouw D'e Jonge, die haar echtgenoote bijstaat en poogde liefde te zaaien onder de arme bevolking. Schrijver vergelijkt mevrouw D'e Jonge met de echtgenoote van den President der Vereenigde Staten van Amerika me vrouw Roosevelt, die in het belang van land en volk flink aan de zijde van haai echtgenoot heeft gewerkt. De bevolking van Indië is eigenlijk nog niet diep doordrongen van de poli tiek, zooals de leiders hebben gewild. D'e hooge ambtenaren hebben nog meer invloed en gezag op de bevolking. Dó adel heeft nog een verheven plaats in de harten van de bevolking, hoewel de natio nalistische leiders vaak op hen schelden als nietsnutters, die remmend werken voor den vooruitgang van de massa. In de Vorstenlanden schrijft Saroe hoem verder verafgoodt de bevolking nog de Inlandsche vorsten. Aan 't slot betoogt schrijver, dat er geen organisatie-vermogen ligt bij de in landsche bevolking, zoodat opwekkende redevoeringen van hun leiders slechts weinig resultaten hebben, ën meeren- deels door de bevolking meer loyaliteit aan de Regeerings-ambtenaren wordt be toond dan trouw aan de leiders. Bisschoppen en staatslieden, stond me nige concessie toe, welke het volk ge vraagd had, doch niemand geloofde hem. De haat tegen de Roomschen werd bij den dag grooter. Vader Peter had Whitehall heimelijk verlaten en reeds ging het ge rucht, dat de Koning Protestant wilde worden. Slechts weinigen geloofden dit en zoo weinig vreesde men den Koning meer, dat Roomsche kerken werden ver woest. „Geen Pauselijke heerschappij hier!" was de kreet, die overal gehoord werd. Trelawney was bij het leger van den Prins. De vrees, door velen gekoesterd op den dag van de landing, verdween spoedig. Zij waren nog maar een paar dagen in Exeter, toen reeds de invloed rijkste lords uit het land, zich onder de vanen van den Prins schaarden. Per soonlijk werd de Prins van Oranje niet bemind, doch allen bewonderden zijn moed, zijn vooruitzienden blik, zijn ge matigdheid en zijn wijsheid. In 't begin van December kwam Tre lawney met een verzoek tot den Prins. Hij had dien dag een geheimzinnig brief je ontvangen, dat zijn hart ontstuimig had doen kloppen. „Wil Uwe Hoogheid mij toestaan, naar Lenden te gaan?" vroeg hij. „En waarom, kapitein Trelawney?" „Uwe Hoogheid weet wat er in mijn UITBREIDING VAN HET MARINE PERSONEEL. Extra detachementen marinepersoneel en mariniers naar Indië. Naar wordt gemeld is besloten dat tot uitbreiding van het marinepersoneel, waaraan reeds eenigen tijd in verband met de bemanning van nieuwe en reeds in dienst zijnde vaartuigen behoefte be staat, in de eerstkomende jaren een groo ter aantal beroepsmatrozen in opleiding zal worden aangenomen dan tot dusver het geval was. Er zullen namelijk, te be ginnen met dit jaar, in plaats van twee, drie ploegen van negentig man in op leiding worden aangenomen. D'e bedoe ling van dezen maatregel, die met den commandant van de zeemacht in Indië was overeengekomen voor zijn vertrek naar zijn post, is voornamelijk een groo ter aantal manschappen beschikbaar te krijgen voor den diénst in Indië. Met het oog hierop zal reeds aanstonds een extra detachement marinepersoneel, waarvan de sterkte nog niet bekend is, naar Indië worden afgezonden. Boven dien zal er eerlang eveneens een extra detachement mariniers naar Indië scheep gaan Goes. Gistermorgen is de heer Buthfei directeur der Ambachtsschool, in verband met zijn 25-jarig jubileum bij' het nijver heidsonderwijs, in de school toegespro ken namens het personeel en de leerlin gen. Beide toespraken gingen vergezeld van een bloemenhulde. Het Landbouwhuis. Naar het Z. Lbbld. meedeelt, zal het nieuwe Z. L.M.-gebouw ongeveer eind Mei in ge bruik genomen kunnen worden. Beneden in het nieuwe gedeelte vindt men het kantoor van den eersten Secre taris. Daarachter is een garage met berg ruimte. De eerste verdieping wordt ge heel door het Boekhoudbureau in beslag genomen. Op de bovenste verdieping is de afdeeling Administratie gehuisvest met aan de achterzijde een vergaderzaaltje. Onder het gebouw is een brandvrije kluis gemaakt, zoodat het archief een veilige bergplaats krijgt. Het gebouw is te bereiken vanaf de Groote Markt door den gang van het Landbouwhuis, terwijl er ook eed ingang aan de Korte Vorststraat is. De Z.L.M.-afdeelingen kunnen straks alle in hetzelfde gebouw gevestigd wor den. Rilland-Bath. Veekeuring. Woens dag j.l. werd alhier de jaarlij'ksche rund veekeuring, uitgaande van de Prov. com missie ter bevordering van de veefokke rij in Zeeland gehouden. De uitslag is als volgt: Stieren; Dirkjes Cesar, Stierenvereen. „De Hoop" 79,4 punt le prijs; Piet, eig. als voren, 78,4 p. le pr.; Piet, eig. A Zuydweg, Krabbendijke 73,5 p. eervolle vermelding; Jan, eig. H. Krijger, Rilland geen prij's; Karei, eig. als voren, geen prijs. le kalfkoeien; Martha, A. Nïeuwen- huyze, Rilland 76 p. 3e pr. 2e kalfkoeien: Nora, J. v. Darome, Ril land 77 p. 2e pr. 3e kalfkoeien: Lize, W. C. v. d. Werff, 79 p. le pr.; Dina, J. v. Damme, 78 p. 2e pr.; Heiltje, J. Blok Jz. Jr. allen te Rilland 76,5 p. 3e pr. Serooskerke (W.). Alhier is een ver- eeniging voor luchtbescherming opge richt met aanvankelijk 89 leden. Ingezonden Mededeeling. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST hart is. Ik weet, dat Jeffreys het huwe lijkscontract heeft, dat ik wensch te be zitten." „Nu, en wat dan?" „De man is een lafaard," hernam Tre lawney. „Wreedaards zijn altijd laf. Als hij ziet, dat de zaak van Jakobus hope loos is, zal' hij trachten te vluchten. Hij alleen kan mij verschaffen, wat ik noo- dig heb, om de vrouw te huwen, die ik bemin." De Prins zweeg eenige oogenblikken en zag daarop Trelawney scherp aan. „Ik heb gezworen, den man niet te laten ontsnappen," ging de laatste voort. „Reeds jaren geleden heb ik gezworen, dat ik alles zou doen, wat in mijn ver mogen was, om dien onmenschelijken wreedaard ten val te brengen." Hij scheen meer tot zichzelven dan tot den Prins te spreken, die hem aandach tig opnam. „Ik denk niet, dat hij zal trachten te ontvluchten, zoolang Jakobus op den troon zit," merkte de Prins op. „Als ik zijn karakter goed beoordeel, zal hij den Koning blijven bijstaan, zoolang deze nog een schaduw van macht heeft. Zoolang bovendien de Koning nog koning beet, is hij een macht, waarmee gerekend moet worden." „Londen is in een staat van opgewon denheid," merkte Trelawney op. Met groote blijdschap en opgewektheid, maar zonder leege drukte en luidruchtig feestbetoon, heeft de overgroote meerder heid van het Nederlandsche volk Donder dag den 27sten verjaardag van onze Kroonprinses gevierd. Vele gebeden zul len tot God zijn opgezonden, of het Hem behagen moge haar tot in lengte van jaren voor ons land en volk te sparen, Het Koninklijk gezin wordt zoo klein. In korten tijd is het van vier tot twee personen verminderd. Daarom te meer vermenigvuldigen zich onze gebeden voor Koningin en Kroonprinses. De grootsche huldiging van H. K. H. te Amsterdam heeft haar bij vernieuwing ■doen zien, welke een hartelijke liefde het Nederlandsche volk haar toedraagt. Bij alle zorg, waaronder we gebukt gaan, hebben we 'toch ook zooveel reden tot dankbaarheid. Al poogt men oo'k voortdurend van nationaal-socialistische zijde ons onze rechten en vrijheden te ont- rooven, waarvoor de Oranjes goed en bloed hebben over gehad, we hébben ze toch nog en we zullen ze zeer zeker met meer kracht verdedigen dan in Duitsch- land, waar men nu gebukt gaat onder de grootst mogelijke dwinglandij. Men heeft er daar deze week een dic tator bij gekregen. Göring, die door zijn optreden nu juist niet de meeste sym pathie afdwong (men denke aan het weelderige feest, door 'hem onlangs ge geven), heeft volmachten gekregen, welke hem na Hitier tot den machtigsten man in het Derde Rijk maken. Er bleek over de economische politiek wel eens verschil van meening onder de Duitsche ministers te bestaan. Vooral de inderdaad begaafde Schacht ondervond wel eens tegenwerking. Göring is nu de economische Caesar. Zijn wil zal wet zijn. Hij, de man, die D'uitschland militair nóg sterker wil maken, zal er niet tegen op zien, D'uitschland nog zwaardere ont beringen op voedselgebied op te leggen, teneinde de herbewapening in nog sterker tempo te doen gaan. Nu reeds wordt ge fluisterd, dat naar devaluatie wordt ge streefd, wat wel een heel gemakkelijke methode zou zijn, om het buitenland een deel van de militaire uitgaven te laten betalen. Wat Duitsc'hland met Oostenrijk in den zin 'heeft, is niet recht duidelijk. Wil het tot een gewelddadige aansluiting komen, nu Italië al zijn krachten noodig heeft in A'bessynië? Met de Abessynen gaat het niet voor den wind. Scheen het eerst nog, dat ze in het Zuiden stand zouden houden, ook deze hoop is ijdel gebleken. Italië is hun nu op alle fronten de baas en de intocht der Italianen in Addis Abeba is maar een kwestie van enkele dagen meer. Het ziet er wel naar uit, dat ook in Afrika de macht het van het recht wint. Ook in Palestina is de rust nog niet weergekeerd. D'e verhouding tusschen Arabieren en Joden is er uiterst gespan nen en Engeland, dat toch al aan zooveel dingen aandacht moet schenken, zal er de 'handen aan vol hebben, om de orde te herstellen. Een ander ernstig verschijnsel is de groei van het communisme, die tot uiting is gekomen bij de verkiezingen van j.l. Zondag in Frankrijk en ook blijkt uit de roode terreur in Spanje. Zou de profetie werkelijkheid worden, dat Spanje de twee de Sovjet-republiek van Europa zal wor den? LANDBOUWONTWIKKELINGSDAG. Vandaag wordt de Middelburg weer een landbouwontwikkelingsdag gehouden, waarvoor de belangstellenden uit de ver schillende deelen van Zeeland in St.-Joris waren bijeengekomen. De voorzitter, Mr P. Dieleman, heeft een hartelijk welkom toegeroepen aan alle deelnemers en deelneemsters en in het bijzonder aan de inleiders en de inleidster van zeer belangrijke onderwerpen. Verder wees hij' op het groote nut van deze dagen. Hier wordt theoretische en practische voorlichting geboden. Steviger wordt de band tusschen hen, „Hij heeft nog soldaten," antwoordde de Prins. „Bovendien ben ik half en half besloten, mij met den Koning te verzoe nen en hem op 'den troon te handhaven. Men zegt, dat hij bijna alles wil beloven en ik heb geen andere voorwaarde ge steld dan „Als ik mijn opinie mocht zeggen, Uwe Hoogheid." „Spreek op," zei "Willem. Hij had den jongen man van het eerste oogenblik af vertrouwd. „De Koning is een lafaardriep Tre lawney uit. „Laat hem weten, dat gij op Londen aantrekt en dat hij gevaar loopt om in den Tower opgesloten te worden en hij zal vluchten om zijns levens wil." „Ha!" riep de Prins uit, terwijl zijn oogen schitterden, „maar wie durft hem dat zeggen? Zelfs mannen als Shrews bury, Deconshire, Seymour of Herbert niet, die met u mee kwam en dien ik tot opperbevelhebber der vloot heb aan gesteld. Zelfs zij wenschen met den Ko ning te onderhandelen." „En Uwe Hoogheid wil dat liever niet," zei Trelawney, „Uwe Hoogheid had lie ver, dat hij Londen verliet." (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5