DE ZEEUW
De Dochter van den Opperrechter
SPIERPIJNEN in
zijn arm genezen
KLOOSTERBALSEM
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek.
Uit de Provincie
HET ADRES
A. WILKING
Wat er deze week voorviel
Land- en Tuinbouw
FEUILLETON.
DANK ZIJ KLOOSTERBALSEM
'n Pijn om razend te worden
bij 'l bewegen van den arm
AKKER'S ORIGINEEL TER INZAGE
„Geen goud zoo goed"
VAN
ZATERDAG 2 MEI 1936, Nr 180.
CHRISTELIJKE LOFZANG.
Geloofd zij de God en Vader van
ónzen Heere Jezus Christus!
1 Petr. 1: 3a.
In deze woorden drukt de apostel Pe
trus de stemming der gemeente uit, waarin
deze leven moet, zoo> de werkelijkheid
van Christus' opstanding uit de dooden
'haar gansche bestaan beheerscht.
Het eenige, wat de wereld van de liefe
lijke, maar toch bedriegelijke hoop van
den natuurlijken mensch kan zeggen, is
in het gezegde besloten: Hoop doet leven.
De Christen daarentegen, met zijn ze
kere verwachtingen, in Christus' opstan
ding gegrond, getuigt: Hoop doet loven.
D'e arme wereld heeft in dezen zwaren
crisistijd alle blijde jubel verloren.
Dit pessimisme van duizende moede
mensc'henharten ligt tenslotte niet in de
ellende op stoffelijk terrein noch in de
crisis in het economische leven, maar
veeleer hierin, dat de wereld de levens
kracht van Jezus Christus niet kent en
vreemd is aan zijn verrijzenis uit de
dooden.
Hoe staat het echter met ons?
Het is een oude, historisch bewezen
waarheid, dat het Christendom juist te
midden van nood en moeite, juist als alle
bronnen verdrogen en krachten falen, het
schoonst zijn wereldoverwinnende kracht
openbaart.
Denk maar aan Petrus en de verstrooi
den, waaraan hij dezen brief geschreven
heeft.
Zou deze kracht van de levende hoop,
die doet loven, in onze dagen verkort
zijn?
Zeker niét, als waarlijk Paaschfeest
gevierd is.
Als de kracht der opstanding van Je
zus Christus in ons leven openbaar wordt,
dan ontwaakt en blijft leven de hoop, die
de snaren der ziel stemt tot den blijden
lofzang: Geloofd zij de God en Vader van
onzen Heere Jezus Christus, D'ie naar
zijn groote barmhartigheid ons heeft we
dergeboren tot een levende hoop door do
opstanding van Jezus Christus uit de
dooden.
DE BIJBEL IN DE NEDERLANDSCHE
LETTERKUNDE
door Dr K. F. Proost.
I.
Het is een hekend verschijnsel, dat het
volk telkens weer van den Bijbel ver
vreemdt. De geschiedenis bewijst dit ten
duidelijkste met tal van dieptepunten;
maar ook onze tijd en het tegenwoordige
geslacht laten deze verwijdering zien.
Doch naast inzinking wordt ook opbloei
openbaar; na vervreemding volgt hereeni-
ging. Veel van het schoonste dat wij be
zitten heeft de mensch die toch aller
eerst het hart openstelde voor de stem
van. God, zooals deze uit Zijn Woord
werd vernomen aan zijn Bijbel te
danken. Men denke slechts aan de vele,
aan den Bijbel ontleende spreuken en
zegwijzen, die getuigen van een nauw
contact, dat er met het Bijbelverhaal en
de Bijbeltaal was, om te erkennen, dat
zooiets niet geboren wordt uit een tradi
tioneel Bijbellezen zonder meer.
Talrijk zijn de momenten in ons volks
bestaan, dat van geen vervreemding
sprake was; perioden, waarin de Bijbel
leefde in het hart van ons volk. Dan word
aan Schriftlezing, ook door de „kleine
luyden", troost en bemoediging ontleend;
dan werd, in de donkerste uren van ons
volksbestaan, moed en geloofsvertrouwen
herboren; maar dan was diezelfde Bijbel
ook voor velen een bron van inspiratie.
Ook inspiratie dankt ons volk aan den
107.) o—
De Koning bleef echter blind voor het
gevaar, ofschoon zeer ontstemd over al
les, wat hem ter oore kwam. In 't bij
zonder werd zijn toorn opgewekt, toen
hij hoorde van de vreugde der Dissenters
bij de vrijspraak der Bisschoppen.
„Misschien zou hun houding tegenover
Uwe Majesteit veranderen, als gij één of
twee van hen in den Geheimen Raad op-
naamt," stelde een der raadslieden voor.
„Ik zal het probeeren", antwoordde de
Koning. „Maar toch deel ik uw vrees
niet. Willem zal zich nooit tot zoo'n on
derneming laten verlokken en zijn eigen
land weerloos aan de genade van Frank
rijk overlaten."
Toen de tijd verliep, begon hij toch
angstig te worden en toen hem eindelijk
meegedeeld werd, dat de vloot van Wil
lem Plymouth gepasseerd was, werd hij
doodsbleek en scheen radeloos.
„Wat scheelt er aan?" vroeg de Ko
ningin.
Hij overhandigde haar het papier.
„Nog is niet alle hoop verloren," zei
de Koningin. „Gij ziet, dat zij te Ply-
Bij'bel. Want de godsdienstige en zuiver
religieuze overwegingen mogen dan on
weersproken de eerste plaats innemen,
daar is toch ook de kunstenaarsdrang
om zelf te zingen van al hetgeen hem
boeit in die Bijbelsche gestalten. Die
beelden lieten hem niet los, en daaruit
valt te verklaren, dat ze in zijn werk een
plaats in de eerste rij ontvingen.
Wij, die met 'den Bijbel vertrouwd kun
nen zijn, zóó, dat de gebeurtenissen ons
bij het noemen van een enkelen naam
helder voor oogen staan, wij bezitten in
die kennis de mogelijkheid om de schoon
heid van Rembrandts schilderij en van
Vondels dichtwerk dichter te benaderen.
Hoe zal een geslacht, dat ver van den
Bijbel leeft, de zin van dit alles begrij
pen? Als wij verzen lezen waarin Bijbel
sche figuren op den voorgrond treden,
moet onze kennis toereikend zijn om de
beelden die soms met een enkel woord
worden opgeroepen voor ons bewust
zijn in voller licht geplaatst te weten
Men denke bijvoorbeeld in dit verband
aan Vondels teekening dier acht-en-dertig
Oud-testamentische figuren in „De Hel
den Godes des ouwden Verbonds, met
kunstige beeldenissen vertoont en poeëte-
lijck verklaert". Kan deze schildering van
Abel, van Lot, van Jacob dezelfde beko
ring hebben voor hem, die door Schrift
lezing dit alles tot vertrouwd bezit heeft
zien groeien èn voor degenen, die bij' het
hoeren van deze namen alleen denken
aan figuren uit een lang-vervlogen tijd?
Wie den blik wendt naar het verleden
om te zien hoe vele dichters door het
Bijbelverhaal werden geïnspireerd, om te
ontdekken op welk een duidelijke manier
de Bijbel zijn spoor trekt in de Neder
landsche Letterkunde,, bemerkt dat die
Bijbel voor velen geworden is tot een
vrucht van eigen tijd. Men zag, dat ver
leden waarvan het Bijbelverhaal spreekt
en de figuren, die daarin optreden niet
zoo ontzaglijk ver van het heden verwij
derd: men ging dat alles zien in eigen
tijd, in eigen omgeving, een brok leven
zooals het zich vlak-bij kon hebben afge
speeld. De dichter, die van koning David
zong, zag hem niet als een Oud-Testa-
mentisch vorst wiens verschijning hem
vreemd was, maar als den heerscher van
eigen land. gekleed naar 's lands gebruik
en handelend naar 's lands wetten. De
teekening van „Davids krijgsoversten" bij
Vondel doet bijvoorbeeld aanstonds den
ken aan Middeleeuwsche ridders, als hij
zegt
Wat riddertroep stoof daer vooruit
Met goude en zilvre livereien,
Verhit op 'koningklijeken buit?
Wie steeckt daer uit met zijn eieraadje
En open helm? Wie magh dat zijn?
Hij voert een roode krijghspluimaedje.
Uit dit alles wordt den lezer duidelijk,
dat de dichter zijn Bijbel met aandacht
heeft gelezen, maar tegelijk in alle op
zichten kind van zijn tijd was en er dies
toe kwam om bij het verhalen dier
oude verhalen in eigen woorden het
geheimzinnige van het verleden en het
onbekende van taal en landsaard te we
ren uit zijn werk en daarvoor in de
plaats te stellen de beelden die het leven
van zijn dagen hem in zoo gullen over
vloed ter beschikking stelde.
Voor dit alles wil Dr Proost in zijn
studie de oogen openen. Want hij ziet
den Bijbel in de Nederlandsche letter
kunde „als spiegel der cultuur". Daarop
valt in dit verband dus de volle nadruk.
Een studie als deze kan aantoonen hoe
de Bijbel telkens op de hoogtepunten in
het volksbestaan onbetwist naar voren
trad; hoe hij in perioden van inzinking
werd gebannen en gesloten bleef, maar in
tijden van opbloei aan den geloovige
troost en bemoediging schonk. Terwijl de
kunstenaar op die Bijbelsche figuren het
oog richtte en het Bijbelverhaal met eigen
woord en naar eigen visie ging plaatsen
in de lijst van den tijd, waarin hij leefde.
„De Bijbel is altijd weer geweest het mee
levende, meegroeiende boek van den tijd,
die veranderde en voortschreed."
Tweeledig is het doel, dat Dr Proost
zich stelde. Zijn overzicht wil groepee-
ren wat in onze literatuur aan den Bijbel
ontleend is, en daarnaast wil het dit alles
bezien in het licht der cultuur. Dat dit
onderzoek den schrijver ook veel fijne,
verrassende vondsten opleverde, kan men
mouth niet hebben durven landen. En
de natie zal haar Koning verdedigen
Nauwelijks had zij de woorden geuit,
of een andere bode werd aangediend, die
een brief bracht.
„Van wien?" vroeg de Koning.
„Ik weet het niet, Sire. Een oude man
bracht hem en is daarna weer heen
gegaan."
De Koning opende de brief, maar toen
hij dien gelezen had, uitte hij een kreet
van vrees.
De Koningin snelde naar hem toe.
„Dezelfde woorden," hijgde hij.
De Koningin las den brief ook. „De
wagenen des Heeren komen," las zij.
„Reeds verzamelen ze zich in het Wes
ten. De speren flikkeren en het getrappel
der paarden wordt gehoord I Wee het
kind van de groote hoer
„'Het is de boodschap van een krank
zinnige", zei de Koningin. Maar eenige
uren later bereikte het nieuws Londen,
dat een groot leger te Torbay was geland
en op Exceter aan marcheerde.
„Niemand schijnt treurig te zijn," zei
Jakobus, „maar bij de Moeder des He
mels, ik zal dit land in bloed dompelen,
vóór ik een duim gronds afsta!"
Eenige dagen later was geheel Londen
in beroering. Van alle kanten hoorde
men, dat de hooge adel 's Prinsen zijde
koos. Jakobus hield conferenties met
begrijpen; zoo mag in dit verband her
innerd worden aan het Alsfelder Pas-
sionsspiel, waar Judas de dertig zilver
lingen aanneemt, maar het geld nauw
keurig bekijkt om te zien of het echt is.
Toen de schrijver met dit werk bezig
was, moet er veel valsch geld in omloop
geweest zijn, waaruit dit trekje valt te
verklaren.
Zeer terecht is aan de plaats van den
Bijbel in onze letterkunde als spiegel der
cultuur een standaardwerk van drie kloe
ke deelen gewijd; wij hopen in een vol
gend artikel nader te zien hoe het Bijbel
verhaal in de woorden van Nederland
sche kunstenaars tot het volk werd ge
bracht.
„De pijn begon in mijn bovenarm en
zette zich zoo voort tot in mijn nek,
soms zóó hevig, dat het huilen mij
nader stond dan het lachen. Gewone
spierpijn, zeide men mij, maar ik kon
niets vinden om die gewone pijn te
genezen. Ten einde raad ben ik met
Kloosterbalsem begonnen. De uitwer
king is enorm qeweest. Na de eerste
behandeling verminderde de pijn al
en na voortgezet gebruik zijn al mijn
pijnen verdwenen, dank zij Klooster
balsem, den grooten pijndooder"
E, v. C. te A.
Onovertroffen bij brand-en snij wonden
Ook ongeëvenaard als wrf)fmlddel bj]
Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren
Schroefdoos 35 ct. Potten: 62'/a ct. en f 1.04
LOYALITEIT VAN DE INHEEMSCHE
BEVOLKING IN INDIE.
Een inlandsch journalist over mevrouw
de Jonge.
In het Chineesch-Maleisch dagblad
„feoeara Semarang" uitgegeven te Sema-
rang, schrijft een Inlandsch journalist,
Saroehoem, dat uit het feit dat de Gou
verneur-Generaal tijdens zijn bezoek op
Sumatra overal door de bevolking warm
werd gehuldigd door schoolkinderen be
zongen en door de Inlandsche hoofden
geschenken werden aangeboden, ontegen
zeggelijk is gebleken, dat de bevolking
thans meer loyaliteit betoont tegen het
gezag.
Schrijver verklaart, dat de oorzaak
geen andere is, dan de kundige leiding
bij het besturen van dit land door Gou
verneur-Generaal De Jonge.
Ook en vooral mag niet worden ver
geten het streven van Mevrouw D'e Jonge,
die haar echtgenoote bijstaat en poogde
liefde te zaaien onder de arme bevolking.
Schrijver vergelijkt mevrouw D'e Jonge
met de echtgenoote van den President
der Vereenigde Staten van Amerika me
vrouw Roosevelt, die in het belang van
land en volk flink aan de zijde van haai
echtgenoot heeft gewerkt.
De bevolking van Indië is eigenlijk
nog niet diep doordrongen van de poli
tiek, zooals de leiders hebben gewild.
D'e hooge ambtenaren hebben nog meer
invloed en gezag op de bevolking. Dó
adel heeft nog een verheven plaats in de
harten van de bevolking, hoewel de natio
nalistische leiders vaak op hen schelden
als nietsnutters, die remmend werken
voor den vooruitgang van de massa.
In de Vorstenlanden schrijft Saroe
hoem verder verafgoodt de bevolking
nog de Inlandsche vorsten.
Aan 't slot betoogt schrijver, dat er
geen organisatie-vermogen ligt bij de in
landsche bevolking, zoodat opwekkende
redevoeringen van hun leiders slechts
weinig resultaten hebben, ën meeren-
deels door de bevolking meer loyaliteit
aan de Regeerings-ambtenaren wordt be
toond dan trouw aan de leiders.
Bisschoppen en staatslieden, stond me
nige concessie toe, welke het volk ge
vraagd had, doch niemand geloofde hem.
De haat tegen de Roomschen werd bij den
dag grooter. Vader Peter had Whitehall
heimelijk verlaten en reeds ging het ge
rucht, dat de Koning Protestant wilde
worden. Slechts weinigen geloofden dit
en zoo weinig vreesde men den Koning
meer, dat Roomsche kerken werden ver
woest. „Geen Pauselijke heerschappij
hier!" was de kreet, die overal gehoord
werd.
Trelawney was bij het leger van den
Prins. De vrees, door velen gekoesterd
op den dag van de landing, verdween
spoedig. Zij waren nog maar een paar
dagen in Exeter, toen reeds de invloed
rijkste lords uit het land, zich onder de
vanen van den Prins schaarden. Per
soonlijk werd de Prins van Oranje niet
bemind, doch allen bewonderden zijn
moed, zijn vooruitzienden blik, zijn ge
matigdheid en zijn wijsheid.
In 't begin van December kwam Tre
lawney met een verzoek tot den Prins.
Hij had dien dag een geheimzinnig brief
je ontvangen, dat zijn hart ontstuimig
had doen kloppen.
„Wil Uwe Hoogheid mij toestaan, naar
Lenden te gaan?" vroeg hij.
„En waarom, kapitein Trelawney?"
„Uwe Hoogheid weet wat er in mijn
UITBREIDING VAN HET MARINE
PERSONEEL.
Extra detachementen marinepersoneel en
mariniers naar Indië.
Naar wordt gemeld is besloten dat tot
uitbreiding van het marinepersoneel,
waaraan reeds eenigen tijd in verband
met de bemanning van nieuwe en reeds
in dienst zijnde vaartuigen behoefte be
staat, in de eerstkomende jaren een groo
ter aantal beroepsmatrozen in opleiding
zal worden aangenomen dan tot dusver
het geval was. Er zullen namelijk, te be
ginnen met dit jaar, in plaats van twee,
drie ploegen van negentig man in op
leiding worden aangenomen. D'e bedoe
ling van dezen maatregel, die met den
commandant van de zeemacht in Indië
was overeengekomen voor zijn vertrek
naar zijn post, is voornamelijk een groo
ter aantal manschappen beschikbaar te
krijgen voor den diénst in Indië.
Met het oog hierop zal reeds aanstonds
een extra detachement marinepersoneel,
waarvan de sterkte nog niet bekend is,
naar Indië worden afgezonden. Boven
dien zal er eerlang eveneens een extra
detachement mariniers naar Indië
scheep gaan
Goes. Gistermorgen is de heer Buthfei
directeur der Ambachtsschool, in verband
met zijn 25-jarig jubileum bij' het nijver
heidsonderwijs, in de school toegespro
ken namens het personeel en de leerlin
gen. Beide toespraken gingen vergezeld
van een bloemenhulde.
Het Landbouwhuis. Naar
het Z. Lbbld. meedeelt, zal het nieuwe Z.
L.M.-gebouw ongeveer eind Mei in ge
bruik genomen kunnen worden.
Beneden in het nieuwe gedeelte vindt
men het kantoor van den eersten Secre
taris. Daarachter is een garage met berg
ruimte. De eerste verdieping wordt ge
heel door het Boekhoudbureau in beslag
genomen. Op de bovenste verdieping is
de afdeeling Administratie gehuisvest met
aan de achterzijde een vergaderzaaltje.
Onder het gebouw is een brandvrije
kluis gemaakt, zoodat het archief een
veilige bergplaats krijgt.
Het gebouw is te bereiken vanaf de
Groote Markt door den gang van het
Landbouwhuis, terwijl er ook eed ingang
aan de Korte Vorststraat is.
De Z.L.M.-afdeelingen kunnen straks
alle in hetzelfde gebouw gevestigd wor
den.
Rilland-Bath. Veekeuring. Woens
dag j.l. werd alhier de jaarlij'ksche rund
veekeuring, uitgaande van de Prov. com
missie ter bevordering van de veefokke
rij in Zeeland gehouden.
De uitslag is als volgt:
Stieren; Dirkjes Cesar, Stierenvereen.
„De Hoop" 79,4 punt le prijs; Piet, eig.
als voren, 78,4 p. le pr.; Piet, eig. A
Zuydweg, Krabbendijke 73,5 p. eervolle
vermelding; Jan, eig. H. Krijger, Rilland
geen prij's; Karei, eig. als voren, geen
prijs.
le kalfkoeien; Martha, A. Nïeuwen-
huyze, Rilland 76 p. 3e pr.
2e kalfkoeien: Nora, J. v. Darome, Ril
land 77 p. 2e pr.
3e kalfkoeien: Lize, W. C. v. d. Werff,
79 p. le pr.; Dina, J. v. Damme, 78 p.
2e pr.; Heiltje, J. Blok Jz. Jr. allen te
Rilland 76,5 p. 3e pr.
Serooskerke (W.). Alhier is een ver-
eeniging voor luchtbescherming opge
richt met aanvankelijk 89 leden.
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
hart is. Ik weet, dat Jeffreys het huwe
lijkscontract heeft, dat ik wensch te be
zitten."
„Nu, en wat dan?"
„De man is een lafaard," hernam Tre
lawney. „Wreedaards zijn altijd laf. Als
hij ziet, dat de zaak van Jakobus hope
loos is, zal' hij trachten te vluchten. Hij
alleen kan mij verschaffen, wat ik noo-
dig heb, om de vrouw te huwen, die ik
bemin."
De Prins zweeg eenige oogenblikken
en zag daarop Trelawney scherp aan.
„Ik heb gezworen, den man niet te
laten ontsnappen," ging de laatste voort.
„Reeds jaren geleden heb ik gezworen,
dat ik alles zou doen, wat in mijn ver
mogen was, om dien onmenschelijken
wreedaard ten val te brengen."
Hij scheen meer tot zichzelven dan tot
den Prins te spreken, die hem aandach
tig opnam.
„Ik denk niet, dat hij zal trachten te
ontvluchten, zoolang Jakobus op den
troon zit," merkte de Prins op. „Als ik
zijn karakter goed beoordeel, zal hij den
Koning blijven bijstaan, zoolang deze nog
een schaduw van macht heeft. Zoolang
bovendien de Koning nog koning beet,
is hij een macht, waarmee gerekend moet
worden."
„Londen is in een staat van opgewon
denheid," merkte Trelawney op.
Met groote blijdschap en opgewektheid,
maar zonder leege drukte en luidruchtig
feestbetoon, heeft de overgroote meerder
heid van het Nederlandsche volk Donder
dag den 27sten verjaardag van onze
Kroonprinses gevierd. Vele gebeden zul
len tot God zijn opgezonden, of het Hem
behagen moge haar tot in lengte van
jaren voor ons land en volk te sparen,
Het Koninklijk gezin wordt zoo klein.
In korten tijd is het van vier tot twee
personen verminderd. Daarom te meer
vermenigvuldigen zich onze gebeden voor
Koningin en Kroonprinses.
De grootsche huldiging van H. K. H.
te Amsterdam heeft haar bij vernieuwing
■doen zien, welke een hartelijke liefde het
Nederlandsche volk haar toedraagt.
Bij alle zorg, waaronder we gebukt
gaan, hebben we 'toch ook zooveel reden
tot dankbaarheid. Al poogt men oo'k
voortdurend van nationaal-socialistische
zijde ons onze rechten en vrijheden te ont-
rooven, waarvoor de Oranjes goed en
bloed hebben over gehad, we hébben ze
toch nog en we zullen ze zeer zeker met
meer kracht verdedigen dan in Duitsch-
land, waar men nu gebukt gaat onder de
grootst mogelijke dwinglandij.
Men heeft er daar deze week een dic
tator bij gekregen. Göring, die door zijn
optreden nu juist niet de meeste sym
pathie afdwong (men denke aan het
weelderige feest, door 'hem onlangs ge
geven), heeft volmachten gekregen, welke
hem na Hitier tot den machtigsten man
in het Derde Rijk maken.
Er bleek over de economische politiek
wel eens verschil van meening onder de
Duitsche ministers te bestaan. Vooral de
inderdaad begaafde Schacht ondervond
wel eens tegenwerking. Göring is nu de
economische Caesar. Zijn wil zal wet zijn.
Hij, de man, die D'uitschland militair
nóg sterker wil maken, zal er niet tegen
op zien, D'uitschland nog zwaardere ont
beringen op voedselgebied op te leggen,
teneinde de herbewapening in nog sterker
tempo te doen gaan. Nu reeds wordt ge
fluisterd, dat naar devaluatie wordt ge
streefd, wat wel een heel gemakkelijke
methode zou zijn, om het buitenland een
deel van de militaire uitgaven te laten
betalen.
Wat Duitsc'hland met Oostenrijk in den
zin 'heeft, is niet recht duidelijk. Wil het
tot een gewelddadige aansluiting komen,
nu Italië al zijn krachten noodig heeft in
A'bessynië?
Met de Abessynen gaat het niet voor
den wind. Scheen het eerst nog, dat ze in
het Zuiden stand zouden houden, ook
deze hoop is ijdel gebleken. Italië is hun
nu op alle fronten de baas en de intocht
der Italianen in Addis Abeba is maar
een kwestie van enkele dagen meer. Het
ziet er wel naar uit, dat ook in Afrika
de macht het van het recht wint.
Ook in Palestina is de rust nog niet
weergekeerd. D'e verhouding tusschen
Arabieren en Joden is er uiterst gespan
nen en Engeland, dat toch al aan zooveel
dingen aandacht moet schenken, zal er de
'handen aan vol hebben, om de orde te
herstellen.
Een ander ernstig verschijnsel is de
groei van het communisme, die tot uiting
is gekomen bij de verkiezingen van j.l.
Zondag in Frankrijk en ook blijkt uit de
roode terreur in Spanje. Zou de profetie
werkelijkheid worden, dat Spanje de twee
de Sovjet-republiek van Europa zal wor
den?
LANDBOUWONTWIKKELINGSDAG.
Vandaag wordt de Middelburg weer
een landbouwontwikkelingsdag gehouden,
waarvoor de belangstellenden uit de ver
schillende deelen van Zeeland in St.-Joris
waren bijeengekomen.
De voorzitter, Mr P. Dieleman, heeft
een hartelijk welkom toegeroepen aan alle
deelnemers en deelneemsters en in het
bijzonder aan de inleiders en de inleidster
van zeer belangrijke onderwerpen.
Verder wees hij' op het groote nut van
deze dagen. Hier wordt theoretische en
practische voorlichting geboden.
Steviger wordt de band tusschen hen,
„Hij heeft nog soldaten," antwoordde
de Prins. „Bovendien ben ik half en half
besloten, mij met den Koning te verzoe
nen en hem op 'den troon te handhaven.
Men zegt, dat hij bijna alles wil beloven
en ik heb geen andere voorwaarde ge
steld dan
„Als ik mijn opinie mocht zeggen, Uwe
Hoogheid."
„Spreek op," zei "Willem. Hij had den
jongen man van het eerste oogenblik af
vertrouwd.
„De Koning is een lafaardriep Tre
lawney uit. „Laat hem weten, dat gij op
Londen aantrekt en dat hij gevaar loopt
om in den Tower opgesloten te worden
en hij zal vluchten om zijns levens wil."
„Ha!" riep de Prins uit, terwijl zijn
oogen schitterden, „maar wie durft hem
dat zeggen? Zelfs mannen als Shrews
bury, Deconshire, Seymour of Herbert
niet, die met u mee kwam en dien ik
tot opperbevelhebber der vloot heb aan
gesteld. Zelfs zij wenschen met den Ko
ning te onderhandelen."
„En Uwe Hoogheid wil dat liever niet,"
zei Trelawney, „Uwe Hoogheid had lie
ver, dat hij Londen verliet."
(Wordt vervolgd