DE ZEEUW
De Dochter van den Opperrechter
ZIJN STIJVE NEK
IN 8 UUR GENEZEN
KLOOSTERBALSEM
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek.
DOOR KLOOSTERBALSEM
Bolsjewistische besmetting.
HET ADRES
A. WILKING
Wat er deze week voorviel
Een stijve nek behoeft Ge
dus niet langer te hebben
VAN
ZATERDAG 18 APRIL 1938, Nr 168.
HEBT GIJ MIJ LIEF?
Simon, zoon van Jonas, hebt
gij Mij lief?
Joh. 21 16 a.
Tot driemaal toe heeft de opgestane
Heiland de iietde van öimon nu niet
genoemd Petrus, d.i. rotsman, maar een
voudig zoon van Jonas getoetst en be
proefd.
In de zaal van Kajafas had Petrus, die
van eigen kracht en standvastigheid in de
liefde zoo goed overtuigd was, zijn Mees
ter smadelijk: verloochend.
Maar met diep berouw was hij weer
gekeerd tot den kring der discipelen, en
hij had het ervaren, dat, wie met een ver
slagen hart tot Jezus komt, niet wordt
afgewezen.
Petrus was teruggekeerd achter Jezus,
maar alvorens Deze hem in zijn ambt
hersteld, wordt eerst tot driemaal toe de
oprechtheid van Petrus' liefde beproefd.
Indien ergens, dan schittert hier de
ontfermende liefde van Jezus. Hij richt
Zich niet met scherpe verwijten tot Pe
trus, Hij toornt niet over de zwakheid en
de ontrouw van den discipel, maar in
liefdevol erbarmen peilt Hij wat er ligt
op den bodem van Simons' hart.
En dan worden er voor de toekomst van
Petrus geen groote dingen gevraagd.
Jezus vraagt van Petrus niet of hij nu
zal staan als een rots om nooit meer te
vallen. Hij weet, dat ook van Petrus geldt:
zwak van moed en klein van kracht.
Daarom, alleen een onderzoek naar wat
daar leeft in het geschokte gemoed van
den discipel: Hebt gij Mij lief?
Welk een troost ligt hierin ook voor
ons.
Ja, wij zijn tot hinken en tot zinken
ieder oogenblik gereed.
Maar als er ondanks dat alles tóch is
de oprechte liefde tot Jezus, dan zullen
we het, evenals Simon, de zoon van Jonas
ervaren, dat wij te doen hebben met een
God, Die rijk is in barmhartigheid, door
Zijn groote liefde waarmede Hij ons lief
gehad heeft.
BURGERS IN NOOD
door
H. M. VAN RANDWIJK.
II.
Deze roman draagt tot opschrift het
woord van Pascal: „Het is niet schande
lijk voor den mensch om onder de smart
te bezwijken, maar wel onder het genot".
Van dat genot het woord in zijn
breeden omvang genomen valt in dit
boek van de smart wel iets te bemerken.
In den kring der werkloozen is de kans
op bezwijken onder het genot niet zoo
bijster groot. Dat gevaar is er voor de
anderen, die het beter hebben, voor wie
voorspoed en welvaart het genot zijn,
waaraan hun leven ten gronde kan gaan.
Het eenvoudige kaartje „Aan de deur
wordt niet gekocht", trekt een grenslijn
en houdt twee groepen menschen strikt
gescheiden. Voor degenen, die aan den
eenen kant staan de bezittende klasse
worden ze wel genoemd is er heel wat
zelfoverwinning noodig om den broeder,
die ter anderer 'zijde staat de man
van het stempellokaal als zoodanig te
erkennen, en op te nemen in een ge-
Ingezonden Mededeeling.
FEUILLETON
96.) o—
Trelawney's reis naar Holland had een
dubbel doel. Hij wilde een Presbyte-
riaansch prediker trachten te vinden,
John Beswick geheeten, die onder Karei
II naar het vaste land gevlucht was; en
tevens wilde hij een audiëntie verzoeken
bij Willem, Prins van Oranje en echtge
noot van Maria, de dochter van Jako
bus II van Engeland. Het eerste plan
wilde hij. 't kostte wat 't wilde, vervul
len. Hij zou niet rusten, vóór hij den man
vond, die het huwelijk had voltrokken
tusschen Sir Henry Beaumont en Mary
Liston, dochter van Sir William Liston,
een bekend koopman uit Londen, die ge
storven was, toen zijn eenige dochter ze
ventien jaar oud was.
Hij kende de Hollandsche-taal niet, en
was onbekend met het land; doch Maria
had verlangd, dat hij dit zou doen en hij
wilde haar niet teleurstellen. Maar hij
wist ook, dat dit niet voldoende was. Zoo
lang Jakobus over Engeland regeerde,
durfde Beswick niet, evenmin als hijzelf,
naar Engeland terugkeeren. Zijn schuil
plaats was veilig door de vrouw, die hem
meenschap waarin het dragen van de
lasten niet langer strikt eenzijdig wordt
uitgelegd.
Ze denken wel, dat zij toch óók hun
deel van de ellende der wereld dragen:
meneer Riegel schonk dit voorjaar nog
vijf-en-twintig wollen dekens aan het
crisis-comité en de notaris stopt een
flinke gift in de kerkezak; wie zou dur
ven beweren, dat zij ongevoelig zijn voor
de nooden van het volk? Maar het is
met dat geven niet zoo heel anders als
met de vette ranj es, van de ham, die
Jaan Hakman in haar dienst kreeg toe
geschoven... „Die haalde ze d'r expres
voor mijn af", vertelt ze, bitter gestemd
bij de herinnering aan zulk „geven"...
Deze menschen teekent Van Randwijk
in zij oman zoo maar terloops, met
een ert. ld woord. Maar zijn tegenstellingen
„doen" het^ ontegenzeggelijk; ze zijn
wreed maar waar.
Maar tusschen de twee groepen de
genen, die hun voorspoed en welvaart
beschouwen als iets vanzelfsprekends èn
de anderen, die zóó diep in de ellende
gedompeld worden, dat ze bijna ten onder
gaan tusschen die twee in staat de
nobele figuur van een Herman Braans,
den hulpprediker. Hij voelt de tegenstel
lingen als een schrijnende wonde, weel
dat het plicht is om shmen te dragen,
dat men er niet mee af is als men een
fooi geeft en verder den medemensch
laat verkommeren. Hij ziet het: hier be
zwijken menschen onder het genot, en
welk een schande, welk een zonde is datl
Zijn antwoord heeft hij al klaar, als
notaris Bakker opmerkt: „Wie zijn aal
moes geeft naar vermogen, heeft zijn
plicht gedaan"; dan is zijn verweer open
en eerlijk maar geladen van een diepe
smart om zooveel gebrek aan gemeen
schapszin: „Een genot is het, te buigen
naar iets, dat lager is dan wijzelf; het
zegt ons immers, dat we hooger staan.
Wat wij missen? We hebben geen plaats
meer waar we elkander als gelijken kun
nen ontmoeten, wij kerkmenschen onder
mekaar ook niet eens meer... We praten
van broeders en we hebben nog niet eens
geleerd kameraden te zijn, doodgewone
kameraden"...
Herman Braans komt uit den kring der
beter-gesitueerden die „Repos Ailleurs"
boven hun huisdeur schilderen maar zich
op deze aarde heerlijk warm nestelen
en hij zoekt contact met den werkloozen
broeder en diens leed. Dat gaat niet zoo
gemakkelijk, want wie .verwacht een do
minee in hun kring, waar elk leven lang
zaam maar zeker in den afgrond kan
telt? Met Willem Verdoorn, de hoofd
persoon uit „Burgers in Nood" komt hij
in aanraking bij een straatzang van het
Leger des Heils. „Over bergen en door
dalen gaan wij naar de blijde zalen"...
Is dat óók voor den weg-zinkenden werk-
looze? Verdoorn kan het niet aanvaar
den zoo; hij tippelt, naar zijn eigen
woord, niet zoo gemakkelijk over bergen
en door dalen heen... „Weet u eigenlijk
wel wat er in de wereld te koop is?"
vraagt hij aan Braans. „Weten al die lui
dat wel, die over God en den hemel pra
ten?" In het deftige dorp scheur je je
kleeren niet, maar dan moet je in de
Nieuwe Haven komen... „En dan laten
zien wat je geloof"...
Die gelegenheid grijpt Braans aan. „Dat
zou ik juist graag willen, Verdoorn. Help
j ij me daar dan eens mee"...
Ze hebben het Evangelie noodig, weet
Braans. Nu nog de juiste manier om het
in den jammer op de juiste wijze te
prediken! Geen holle woorden; inhoud!
Want wanhoop maakt onverschillig. Lots
verbondenheid, bloedsbroederschap; hij
weet dat het daarop aankomt.
Zóó predikt hij het Evangelie, waarin
gesproken wordt over de leliën des velds,
die niet arbeiden; maar óók over den
naaste, die een broeder moet zijn... En
het is aan die boodschap, dat iemand
als Willem Verdoorn in al zijn jammer
en pijn zich vasthoudt, zoodat het tot
een bezwijken onder de smart voor hem
niet komt.
„Burgers in Nood" is een christelijke
roman, dien wij met groote ingenomen
heid begroeten. Hij kan een vergelijking
met menigen neutralen roman, die op
gang maakt, glansrijk doorstaan. De lezer
voelt het: hier schreien leed en ellende
op het allerhevigst, maar hier straalt het
beschermde; maar zij had hem gezegd,
dat z b zelfs niet in staat zou zijn hem
voor de wraak van Jeffreys te bescher
men, als hij' narir Engeland terugkeerde.
Hij zou John Beswick misschien wel kun
nen opsporen; en door hem zou het mo
gelijk zijn in het bezit te komen van het
huwelijkscontract; maar hij wist maar al
te goed, dat hij de vrouw, die hij liefhad,
nooit de zijne zou kunnen noemen, zoo
lang Jakobus II regeerde en rechter Jef
freys in leven was.
In Den Haag aangekomen, begon hij uit
te zien naar een gelegenheid, om tot den
Prins te worden toegelaten en te ontdek
ken, waar Beswick zich ophield. Spoedig
zag hij in, dat, hoe gemakkelijk zijn zen
ding scheen van een afstand beschouwd,
zij in werkelijkheid zeer moeilijk was.
Ook bemerkte hij al ras, dat de atmos
feer in Den Haag geheel verschillend was
van die in Amsterdam. Als bij instinct
gevoelde hij het verschil tusschen de bur-
gemeestersregeering en die van den Prins.
Daarenboven moest de Prins, al hield hij
niet van zijn schoonvader, uiterlijk den
verschuldigden eerbied bewijzen aan de
kroon van Engeland; en in weerwil van
zichzelven begreep de jonge Trelawney,
dat het niet raadzaam was, bekendheid te
te geven aan het feit, dat hij betrokken
geweest was in een opstand, die, ofschoon
ongelukkig afgeloopen, toch nog zijn in-
geloof in Gods nabijheid en de weten
schap van broederbanden op het aller
schoonst. Dit boek met zijn actueelen
inhoud, voortreffelijk van stijl en com
positie, is de angstschreeuw van een
mensch, die scherp heeft waargenomen
en geluisterd, maar die een eerlijk ge
tuigenis geeft, waarin licht en donker
zuiver werden afgewogen. Wie „Burgers
in Nood", dezen christelijken roman van
een jong schrijver, met aandacht leest,
weet, dat wij van Van Randwijk nog
veel mogen verwachten.
A. L. VAN OYEN.
tIh had den geheelen dag doorregen'
achtig weer geloopen met een sner
penden wind. Toen ih s'avonds thuis
kwam, kon ik mijn hoofd niet meer
bewegen, zoo stijf waren de spieren
van mijn nek. Ik ging vroeg naar bed
maar liet mij tevoren eens stevig wrij
ven met Kloosterbalsem, 's Morgens
was ik verrast te bemerken, dat er
van mijn stijve nek niets meer te be-
speuj was. De Kloosterbatsem had
mij in 'jen enkelen nacht, of in 8 uur
van m'n hevige stijve nek af geholpen.
S. Sch. te den H.
flif IfFD'C ORIGINEEL TER INZAOI
„Geen goud zoo goed"
Onovertroffen bij bra nd- en snij wonden
Ook ongeëvenaard als wrfjfmiddel bf|
Rheumatlek, spit en pijnlijke spieren
Schroefdoos 35 ct. Potten: 621/2 ct. en f 1.04
In de rede waarmede Jhr Mr de Geer
de algemeene vergadering van de Chr.-
Hist. Unie opende wees hij er op, dat in
den jongsten zomer een nieuwe partij
(de N.S.B.) is opgetreden in de Eerste
Kamer.
„Als nuttige kant hiervan (aldus de
heer de Geer) kan worden gezien, dat die
partij met het practische leven eenige
aanraking heeft verkregen en daardoo'
in de noodzakelijkheid zal komen, haar
strevingen en doelstellingen iets duide
lijker te doen kennen. Voorloopig heeft
die nadere kennismaking niet den in
druk gewekt, dat deze partij een aan
winst zal zijn voor ons politieke leven.
Toen onlangs in de Eerste Kamer een
ontwerp in behandeling kwam tot het
aangaan van een geldleening voor den
Staat, ten einde te consolideeren de vlot
tende schuld die wij hebben moeten aan
gaan, o.a. voor nuttige openbare wer
ken, verklaarde de woordvoerder dier
partij: „Deze leening is een uitvloeisel
van het beleid dezer Regeering, welk be
leid wij afkeuren en waarvan wij de da
den niet achteraf door het goedkeureu
der middelen kunnen sanctioneeren."
Door deze uitlating is bevestigd, dat
die partij zekere verwantschap
vertoont met de bolsjewisten
in Rusland, die op gelijken grond
de schulden van een vroeger bewind niet
hebben erkend.
Ingezonden Mededeeling.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectie
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
vloed kon uitoefenen op bet lot van zijn
vaderland.
Hij ontdekte ook, dat Willem van Oran
je werd beschouwd als teruggetrokken en
streng; dat het moeite kostte, om tot hem
toegelaten te worden en dat hij1 velen, die
tot hem kwamen, afstootte door de hard
heid van zijn woorden. Hij gaf weinig
om praal en pracht, en werd slechts zel
den buiten gezien.
Trelawney nam zijn intrek in een her
berg en besloot, zijn plannen naar de om
standigheden te regelen. D'e eerste drie da
gen van zijn verblijf in Den Haag door
kruiste hij in alle richtingen de stad.
Zoover hij' er Qver oordeelcn kon, of
schoon hij zeker wist, dat het anders
moest zijn, zag hij nooit Engelschen. Al
les was Hollandsch. Overal werd Hol-
landsch gesproken en bijna niemand leek
een woord Engelsch te kennen. Hij merk
te ook op, dat men hem eenigszins wan
trouwend opnam. Zijn nationaliteit was
als op zijn gelaat gedrukt, en hij. scheen
daarom vermeden te worden. Ofschoon hij
vrij rondwandelde, begon hij t^gevoelen,
dat het in D'en Haag bijna even gevaar
lijk voor hem was als in Londen. Nergens
zag hij een vriendelijk gezicht. Zelfs in de
herberg, waar hij zijn intrek genomen
had, scheen zijn aanwezigheid niet ge
wild. En het scheen geheel onmogelijk,
tot een audiëntie hij den Prins toegelaten
Indien deze partij het vermoeden
wekte, op den duur ingang te zullen vin
den bij de meerderheid van ons volk, dao
zou door zulk een uitlating het Staats-
crediet ernstig geschokt zijn en konden
wij de eerstvolgende jaren van het uit
voeren van openbare werken wel afzien
Gelukkig wekt zij dat vermoeden niet en
heeft daarom de uitlating ons Staatscre-
diet ongeschokt gelaten.
Intusschen heeft het eenig nut, thans
wat meer klaarheid te hebben omtreni
den omvang van de besmetting, welke de
bolsjewistische bacil hier te lande heeft
aangericht.
DE ZAAK AMBT-HARDENBERG.
Het beleid van den burgemeester.
Dezer dagen namen wij eenige mede-
deelingen over door het R.K. dagblad
„üns Noorden'' gepubliceerd in verband
y-net de strafzaak tegen den met ingang
van 1 April j.l. ontslagen burgemeester
van Ambt-Hardenberg.
Te bevoegder plaatse werd nu aan het
„Hdbl." meegedeeld, dat de voorstelling
van zaken door „Ons Noorden" gegeven
in tal van opzichten in strijd met de
feiten zou zijn. In de eerste plaats is
aan bedoelden functionaris op zijn ver
zoek eervol ontslag verleend zonder
de ten onrechte door „Ons Noorden" ver
melde toevoeging „dankbetuiging voor be
wezen diensten"; men heeft zich dus
bepaald tot den gebruikelijken vorm voor
eigener beweging ingediende ontslagaan
vrage, wanneer de ambtsperiode behoor
lijk is vervuld.
Dit laatste nu was aldus ging onze
zegsman verder op het tijdstip waarop
het verzoek werd ingewilligd het geval.
D'e burgemeester had een staat van dienst
van 23 jaar achter den rug, waarin zich
geen, de regeering toen althans bekende,
feiten hadden voorgedaan, die te zijnen
opzichte in haar oogen een ander optre
den gerechtvaardigd zouden hebben.
Wel wist de Minister van Binnenland-
sche Zaken, dat de functionaris in quaes-
tie de fout had begaan tot tweemaal toe
eenige kleine bedragen van den gemeente
ontvanger te leenen, die echter tendeele
terugbetaald waren, tendeele binnen zeer
kort terug betaald zouden worden. Hier
had de burgemeester ongetwijfeld van een
minder gelukkig beleid blijk gegeven.
Dat, aldus de opvattingen der regeering, is
echter nog iets- geheel anders dan dat hij
zich aan een strafrechtelijk delict zou
hebben schuldig gemaakt, en deze om
standigheid wettigde, naar het oordeel der
regeering, vooral ook in het licht van de
23-jarige ambtsperiode, geenszins om het
gebruikelijke predicaat „eervol" bij de
ontslagverlening achterwege te laten.
Intusschen deden tengevolge van een en
ander in de gemeente Ambt Hardenberg
allerlei praatjes de ronde, die aan het
gezag van dezen burgemeester niet ten
goede kwamen. Dit en de omstandigheid
dat de geste van den burgemeester te
nauw had samengehangen met die van
den ontvanger, tegen wien een strafver
volging gaande was, is dan ook, naar
wij vernamen, voor de regeering aanlei
ding geweest om na ampele overweging
het verzoek om de ontslagverleening pas
te laten ingaan bij beëindiging der nog
loopende zesjarige periode (Februari
1937), niet in te willigen. Zoodoen
de kwam op 13 Maart j.l. het besluit tot
stand om het op 5 December 1935 ge-
viaagde ontslag per 1 April 1936 te doen
ingaan.
De bewering van „Ons Noorden", dat
Den Haag vóór dien afwijzend zou heb
ben beschikt op een door den Raad in
gediend verzoek om den burgemeester to
schorsen, zo-u, naar ons ten stelligste
weid verzekerd, ook volkomen onwaar
zijn.
Evenzeer in flagTanten strijd met de
feiten, noemde men ons tenslotte de voor
stelling van zaken, als zou de Justitie
zich tot den Minister gericht hebben met
de opmerking, dat het uitgesloten moest
zijn, dat -de burgemeester die eigener
beweging tijdelijk zijn ambt aan den oud
sten wethouder had overgedragen zijn
functie hervatte, en dat, na alles wat ge
beurd was, waarvoor de burgemeester
strafrechtelijk zou worden vervolgd, hem
geen toegang meer tot bet gemeentehuis
kon gegeven worden.
Nóch de minister van Binnenlandsche
Zaken zelf, nóch een zijner ambtenaren
te worden. Brieven van aanbeveling bad
hij niet en evenmin invloedrijke vrienden
in de stad.
Toen er een week voorbijgegaan was,
wandelde hij 's- avonds door een der ar
mere wijken van de stad. De lucht was
helder en de maan schitterde aan den
hemel, anders zou hij niet in staat zijn
geweest, om te zien, wat zoo bijzonder
zijn opmerkzaamheid trok. Juist was hij
namelijk van plan, dit gedeelte van de
stad te verlaten, toen hij een man zag,
die op een eigenaardige, schuifelende ma
nier liep en bij voorkeur in de schaduw
der huizen bleef, alsof hij niet gaarne ge
zien wilde worden. Ofschoon de avond
warm was, was hij gehuld in een over
kleed, dat bijna tot zijn voeten reikte, zoo-
dat hij wel wat op een bedelmonnik ge
leek. Wat Benedictus evenwel het meest
opviel, was zijn eigenaardige gang. Hij
schuifelde meer dan hij liep en bewoog
zijn onbeholpen ledematen zóó houterig,
dat zijn lang kleed dit zelfs niet verber
gen kon. Evenwel ging hij zoo snel moge
lijk voort en scheen er belang hij te heb
ben, om zoo spoedig mogelijk van de
straat te komen.
Zonder te aarzelen snelde Trelawney
hem na en legde zijn hand op zijn arm.
„Master Ferguson", sprak hij op kal-
men toon.
De man sprong op, alsof men hem met
Dé Chr.-Hist. Unie hield deze week
haar jaarvergadering, waarin vooral na
druk werd gelegd op de principieele vra
gen van dezen tijd, In het bijzonder mag
wel genoemd de magistrale rede van oud
minister de Geer, die speciaal de N.S.B.
eens onder de loupe nam en tot de con
clusie kwam, dat ze verwantschap toont
met de bolsjewisten in Rusland.
Dergelijke principieele voorlichting
hebben we zeker in onze dagen noodig.
Er is al meer dan genoeg over de crisis
en de steunmaatregelen gesproken, met
het gevolg, dat de beginselen hoe langer
hoe meer in 't gedrang kwamen. Ddarom
valt het toe te juichen, dat ook op den
A.R. partijdag, die Dinsdag te Goes werd
gehouden, het principe voorop werd ge
steld.
Met blijdschap zal zeker kennis zijn
genomen van het feit, dat de regeering
er toe over durft gaan, om de lichting
1935, die wat langer onder d% wapenen
moest blijven, nu met onbepaald klein
verlof te zenden. Immers daaruit mogen
we afleiden, dat ze den internationalen
toestand wat gunstiger beoordeelt dan
een maand geleden.
Toch is alle spanning nog niet gewe
ken. In Genève is de toestand verwarder
dan ooit te voren en bet zal vooral voor
de Engelscbe staatslieden moeilijk zijn
een uitweg te vinden uit de ingewikkelde
politieke problemen.
Het is zeker nu niet gemakkelijk met
Italië te onderhandelen, nu de Italiaan-
sche troepen, gesteund door alle techni
sche machtsmiddelen, die hun ten dien
ste staan, in geforceerde marscben Abes-
synië steeds dieper binnenrukken en D'es-
sie (misschien ook Harrar) reeds geval
len is.
Mussolini voelt zich sterk door deze
militaire successen en heeft lak aan
alles wat Volkenbond beet. Trouwens het
wordt steeds duidelijker, dat de Volken
bond de scherpere sancties, die hij rech
tens moet nemen, niet kan of durft
nemen. De protesten en verwijten van
Abessynië zijn volkomen gegrond, maar
men trekt er zich te Genève een schijntje
van aan.
Aan toepassing van een oliesanctie valt
niet te denken. Een voorstel daartoe zou
reeds een definitief einde maken aan de
eenheid der sanctiemogendbeden, voor-
zoover die nog bestaat. Al evenmin valt
te denken aan collectieve militaire sanc
ties bij den huidigen troebelen politieken
toestand in Europa.
Engeland zou bet misschien wel willen,
maar kan dit niet alleen en Frankrijk
voelt er veel meer voor om een krachtige
houding tegenover Duitschland aan te ne
men. Voor de geheele Engelsche apenbare
meening is het Oost-Afrikaansche con
flict volkomen primair. Frankrijk daaren
tegen kent maar één gevaar: Duitschland.
En intusschen gaan Hitler en Musso
lini zoo goed als ongehinderd hun gang
Is het wonder, dat er, ook in ons land,
steeds grooter ontstemming over de on
macht van den Volkenbond aan den dag
treedt?
Ook in het Verre Oosten neemt de span
ning eer toe dan af.
Japan heeft Noord-Ghina laten weten,
dat geweld zal worden gebruikt, indien
China zich niet goedschiks voegt naar de
wenschen van den sterken buurman.
De uitzending van een 70-tal oorlogs
schepen naar Tsingtoa., de haven van Ki-
autsjau, reeds vroeger in het bezit van
Japan, spreekt alleszins duidelijke taal:
Japan gaat van woorden tot daden over.
Te Moskou zal men dit alles ongetwij
feld met de grootste opmerkzaamheid vol
gen.
Met bezorgdheid moet men het oog ge
vestigd houden op den toestand in het
Verre Oosten, die steeds ernstiger bedrei
ging van den vrede in zich sluit.
hadden naar men ons verzekerde
ooit eenige mededeeling van dezen of
soortgelijken aard van de Justitie gekre
gen. Dat de burgemeester strafrechtelijk
zou worden vervolgd was toen hij zijn
ontslag kreeg, ten Departemente ten
eenenmale onbekend.
Aldus, kort samengevat, de mededeelin -
gen ons van bevoegde zijde verstrekt.
een mes gestoken had. Zijn gelaat drukte
schrik en ontsteltenis uit.
„Gij vergist u; ik spreek geen Engelsch"
kwam er in gebroken Hollandsch uit.
„Mij vergissen!'' sprak Trelawney, „O
neen, ik vergis mij niet, Master Fergu
son".
D'e man staarde den jongen Gornish-
man aan alsof hij zichzelven inspande om
hem te herkenen. D'an schudde hij' het
hoofd en trachtte weg te sluipen.
„Er is geen tweede zooals gij in geheel
Holland", zeide Benedictus vroolijk. „Ik
heb mijzelf dikwijls afgevraagd, wat er
van u geworden was na den slag bij Sed-
gemoor, maar hier had ik u wel het al
lerminst verwacht."
„Ik spreek geen Engelsch", herhaalde
hij in hetzelfde gebroken Hollandsch.
„Wel, dat is vreemd", merkte Trelaw
ney lachend op. „Uw accent verraadt
sterk uw geboorteland, maar de taal van
Monmouths proclamatie was zeer goed
Engelsch."
„Spreek daar in 's hemelsnaam niet
van", riep Ferguson verschrikt, „als gij
uw leven lief hebt. Bovendien moet ik
gaan en vlug ook."
„Zoo? Dat is jammer. Maar dat is geen
bezwaar. Dan ga ik met u. Gij zult wel
nieuwsgierig zijn naar het lot van uw
oude vrienden."
(Wordt vervolgd