DE ZEEUW De Dochter van den Opperrechter ZIJN STIJVE NEK IN 8 UUR GENEZEN KLOOSTERBALSEM TWEEDE BLAD Voor den Zondag Letterkundige Kroniek. DOOR KLOOSTERBALSEM Bolsjewistische besmetting. HET ADRES A. WILKING Wat er deze week voorviel Een stijve nek behoeft Ge dus niet langer te hebben VAN ZATERDAG 18 APRIL 1938, Nr 168. HEBT GIJ MIJ LIEF? Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Joh. 21 16 a. Tot driemaal toe heeft de opgestane Heiland de iietde van öimon nu niet genoemd Petrus, d.i. rotsman, maar een voudig zoon van Jonas getoetst en be proefd. In de zaal van Kajafas had Petrus, die van eigen kracht en standvastigheid in de liefde zoo goed overtuigd was, zijn Mees ter smadelijk: verloochend. Maar met diep berouw was hij weer gekeerd tot den kring der discipelen, en hij had het ervaren, dat, wie met een ver slagen hart tot Jezus komt, niet wordt afgewezen. Petrus was teruggekeerd achter Jezus, maar alvorens Deze hem in zijn ambt hersteld, wordt eerst tot driemaal toe de oprechtheid van Petrus' liefde beproefd. Indien ergens, dan schittert hier de ontfermende liefde van Jezus. Hij richt Zich niet met scherpe verwijten tot Pe trus, Hij toornt niet over de zwakheid en de ontrouw van den discipel, maar in liefdevol erbarmen peilt Hij wat er ligt op den bodem van Simons' hart. En dan worden er voor de toekomst van Petrus geen groote dingen gevraagd. Jezus vraagt van Petrus niet of hij nu zal staan als een rots om nooit meer te vallen. Hij weet, dat ook van Petrus geldt: zwak van moed en klein van kracht. Daarom, alleen een onderzoek naar wat daar leeft in het geschokte gemoed van den discipel: Hebt gij Mij lief? Welk een troost ligt hierin ook voor ons. Ja, wij zijn tot hinken en tot zinken ieder oogenblik gereed. Maar als er ondanks dat alles tóch is de oprechte liefde tot Jezus, dan zullen we het, evenals Simon, de zoon van Jonas ervaren, dat wij te doen hebben met een God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn groote liefde waarmede Hij ons lief gehad heeft. BURGERS IN NOOD door H. M. VAN RANDWIJK. II. Deze roman draagt tot opschrift het woord van Pascal: „Het is niet schande lijk voor den mensch om onder de smart te bezwijken, maar wel onder het genot". Van dat genot het woord in zijn breeden omvang genomen valt in dit boek van de smart wel iets te bemerken. In den kring der werkloozen is de kans op bezwijken onder het genot niet zoo bijster groot. Dat gevaar is er voor de anderen, die het beter hebben, voor wie voorspoed en welvaart het genot zijn, waaraan hun leven ten gronde kan gaan. Het eenvoudige kaartje „Aan de deur wordt niet gekocht", trekt een grenslijn en houdt twee groepen menschen strikt gescheiden. Voor degenen, die aan den eenen kant staan de bezittende klasse worden ze wel genoemd is er heel wat zelfoverwinning noodig om den broeder, die ter anderer 'zijde staat de man van het stempellokaal als zoodanig te erkennen, en op te nemen in een ge- Ingezonden Mededeeling. FEUILLETON 96.) o— Trelawney's reis naar Holland had een dubbel doel. Hij wilde een Presbyte- riaansch prediker trachten te vinden, John Beswick geheeten, die onder Karei II naar het vaste land gevlucht was; en tevens wilde hij een audiëntie verzoeken bij Willem, Prins van Oranje en echtge noot van Maria, de dochter van Jako bus II van Engeland. Het eerste plan wilde hij. 't kostte wat 't wilde, vervul len. Hij zou niet rusten, vóór hij den man vond, die het huwelijk had voltrokken tusschen Sir Henry Beaumont en Mary Liston, dochter van Sir William Liston, een bekend koopman uit Londen, die ge storven was, toen zijn eenige dochter ze ventien jaar oud was. Hij kende de Hollandsche-taal niet, en was onbekend met het land; doch Maria had verlangd, dat hij dit zou doen en hij wilde haar niet teleurstellen. Maar hij wist ook, dat dit niet voldoende was. Zoo lang Jakobus over Engeland regeerde, durfde Beswick niet, evenmin als hijzelf, naar Engeland terugkeeren. Zijn schuil plaats was veilig door de vrouw, die hem meenschap waarin het dragen van de lasten niet langer strikt eenzijdig wordt uitgelegd. Ze denken wel, dat zij toch óók hun deel van de ellende der wereld dragen: meneer Riegel schonk dit voorjaar nog vijf-en-twintig wollen dekens aan het crisis-comité en de notaris stopt een flinke gift in de kerkezak; wie zou dur ven beweren, dat zij ongevoelig zijn voor de nooden van het volk? Maar het is met dat geven niet zoo heel anders als met de vette ranj es, van de ham, die Jaan Hakman in haar dienst kreeg toe geschoven... „Die haalde ze d'r expres voor mijn af", vertelt ze, bitter gestemd bij de herinnering aan zulk „geven"... Deze menschen teekent Van Randwijk in zij oman zoo maar terloops, met een ert. ld woord. Maar zijn tegenstellingen „doen" het^ ontegenzeggelijk; ze zijn wreed maar waar. Maar tusschen de twee groepen de genen, die hun voorspoed en welvaart beschouwen als iets vanzelfsprekends èn de anderen, die zóó diep in de ellende gedompeld worden, dat ze bijna ten onder gaan tusschen die twee in staat de nobele figuur van een Herman Braans, den hulpprediker. Hij voelt de tegenstel lingen als een schrijnende wonde, weel dat het plicht is om shmen te dragen, dat men er niet mee af is als men een fooi geeft en verder den medemensch laat verkommeren. Hij ziet het: hier be zwijken menschen onder het genot, en welk een schande, welk een zonde is datl Zijn antwoord heeft hij al klaar, als notaris Bakker opmerkt: „Wie zijn aal moes geeft naar vermogen, heeft zijn plicht gedaan"; dan is zijn verweer open en eerlijk maar geladen van een diepe smart om zooveel gebrek aan gemeen schapszin: „Een genot is het, te buigen naar iets, dat lager is dan wijzelf; het zegt ons immers, dat we hooger staan. Wat wij missen? We hebben geen plaats meer waar we elkander als gelijken kun nen ontmoeten, wij kerkmenschen onder mekaar ook niet eens meer... We praten van broeders en we hebben nog niet eens geleerd kameraden te zijn, doodgewone kameraden"... Herman Braans komt uit den kring der beter-gesitueerden die „Repos Ailleurs" boven hun huisdeur schilderen maar zich op deze aarde heerlijk warm nestelen en hij zoekt contact met den werkloozen broeder en diens leed. Dat gaat niet zoo gemakkelijk, want wie .verwacht een do minee in hun kring, waar elk leven lang zaam maar zeker in den afgrond kan telt? Met Willem Verdoorn, de hoofd persoon uit „Burgers in Nood" komt hij in aanraking bij een straatzang van het Leger des Heils. „Over bergen en door dalen gaan wij naar de blijde zalen"... Is dat óók voor den weg-zinkenden werk- looze? Verdoorn kan het niet aanvaar den zoo; hij tippelt, naar zijn eigen woord, niet zoo gemakkelijk over bergen en door dalen heen... „Weet u eigenlijk wel wat er in de wereld te koop is?" vraagt hij aan Braans. „Weten al die lui dat wel, die over God en den hemel pra ten?" In het deftige dorp scheur je je kleeren niet, maar dan moet je in de Nieuwe Haven komen... „En dan laten zien wat je geloof"... Die gelegenheid grijpt Braans aan. „Dat zou ik juist graag willen, Verdoorn. Help j ij me daar dan eens mee"... Ze hebben het Evangelie noodig, weet Braans. Nu nog de juiste manier om het in den jammer op de juiste wijze te prediken! Geen holle woorden; inhoud! Want wanhoop maakt onverschillig. Lots verbondenheid, bloedsbroederschap; hij weet dat het daarop aankomt. Zóó predikt hij het Evangelie, waarin gesproken wordt over de leliën des velds, die niet arbeiden; maar óók over den naaste, die een broeder moet zijn... En het is aan die boodschap, dat iemand als Willem Verdoorn in al zijn jammer en pijn zich vasthoudt, zoodat het tot een bezwijken onder de smart voor hem niet komt. „Burgers in Nood" is een christelijke roman, dien wij met groote ingenomen heid begroeten. Hij kan een vergelijking met menigen neutralen roman, die op gang maakt, glansrijk doorstaan. De lezer voelt het: hier schreien leed en ellende op het allerhevigst, maar hier straalt het beschermde; maar zij had hem gezegd, dat z b zelfs niet in staat zou zijn hem voor de wraak van Jeffreys te bescher men, als hij' narir Engeland terugkeerde. Hij zou John Beswick misschien wel kun nen opsporen; en door hem zou het mo gelijk zijn in het bezit te komen van het huwelijkscontract; maar hij wist maar al te goed, dat hij de vrouw, die hij liefhad, nooit de zijne zou kunnen noemen, zoo lang Jakobus II regeerde en rechter Jef freys in leven was. In Den Haag aangekomen, begon hij uit te zien naar een gelegenheid, om tot den Prins te worden toegelaten en te ontdek ken, waar Beswick zich ophield. Spoedig zag hij in, dat, hoe gemakkelijk zijn zen ding scheen van een afstand beschouwd, zij in werkelijkheid zeer moeilijk was. Ook bemerkte hij al ras, dat de atmos feer in Den Haag geheel verschillend was van die in Amsterdam. Als bij instinct gevoelde hij het verschil tusschen de bur- gemeestersregeering en die van den Prins. Daarenboven moest de Prins, al hield hij niet van zijn schoonvader, uiterlijk den verschuldigden eerbied bewijzen aan de kroon van Engeland; en in weerwil van zichzelven begreep de jonge Trelawney, dat het niet raadzaam was, bekendheid te te geven aan het feit, dat hij betrokken geweest was in een opstand, die, ofschoon ongelukkig afgeloopen, toch nog zijn in- geloof in Gods nabijheid en de weten schap van broederbanden op het aller schoonst. Dit boek met zijn actueelen inhoud, voortreffelijk van stijl en com positie, is de angstschreeuw van een mensch, die scherp heeft waargenomen en geluisterd, maar die een eerlijk ge tuigenis geeft, waarin licht en donker zuiver werden afgewogen. Wie „Burgers in Nood", dezen christelijken roman van een jong schrijver, met aandacht leest, weet, dat wij van Van Randwijk nog veel mogen verwachten. A. L. VAN OYEN. tIh had den geheelen dag doorregen' achtig weer geloopen met een sner penden wind. Toen ih s'avonds thuis kwam, kon ik mijn hoofd niet meer bewegen, zoo stijf waren de spieren van mijn nek. Ik ging vroeg naar bed maar liet mij tevoren eens stevig wrij ven met Kloosterbalsem, 's Morgens was ik verrast te bemerken, dat er van mijn stijve nek niets meer te be- speuj was. De Kloosterbatsem had mij in 'jen enkelen nacht, of in 8 uur van m'n hevige stijve nek af geholpen. S. Sch. te den H. flif IfFD'C ORIGINEEL TER INZAOI „Geen goud zoo goed" Onovertroffen bij bra nd- en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrfjfmiddel bf| Rheumatlek, spit en pijnlijke spieren Schroefdoos 35 ct. Potten: 621/2 ct. en f 1.04 In de rede waarmede Jhr Mr de Geer de algemeene vergadering van de Chr.- Hist. Unie opende wees hij er op, dat in den jongsten zomer een nieuwe partij (de N.S.B.) is opgetreden in de Eerste Kamer. „Als nuttige kant hiervan (aldus de heer de Geer) kan worden gezien, dat die partij met het practische leven eenige aanraking heeft verkregen en daardoo' in de noodzakelijkheid zal komen, haar strevingen en doelstellingen iets duide lijker te doen kennen. Voorloopig heeft die nadere kennismaking niet den in druk gewekt, dat deze partij een aan winst zal zijn voor ons politieke leven. Toen onlangs in de Eerste Kamer een ontwerp in behandeling kwam tot het aangaan van een geldleening voor den Staat, ten einde te consolideeren de vlot tende schuld die wij hebben moeten aan gaan, o.a. voor nuttige openbare wer ken, verklaarde de woordvoerder dier partij: „Deze leening is een uitvloeisel van het beleid dezer Regeering, welk be leid wij afkeuren en waarvan wij de da den niet achteraf door het goedkeureu der middelen kunnen sanctioneeren." Door deze uitlating is bevestigd, dat die partij zekere verwantschap vertoont met de bolsjewisten in Rusland, die op gelijken grond de schulden van een vroeger bewind niet hebben erkend. Ingezonden Mededeeling. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectie Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST vloed kon uitoefenen op bet lot van zijn vaderland. Hij ontdekte ook, dat Willem van Oran je werd beschouwd als teruggetrokken en streng; dat het moeite kostte, om tot hem toegelaten te worden en dat hij1 velen, die tot hem kwamen, afstootte door de hard heid van zijn woorden. Hij gaf weinig om praal en pracht, en werd slechts zel den buiten gezien. Trelawney nam zijn intrek in een her berg en besloot, zijn plannen naar de om standigheden te regelen. D'e eerste drie da gen van zijn verblijf in Den Haag door kruiste hij in alle richtingen de stad. Zoover hij' er Qver oordeelcn kon, of schoon hij zeker wist, dat het anders moest zijn, zag hij nooit Engelschen. Al les was Hollandsch. Overal werd Hol- landsch gesproken en bijna niemand leek een woord Engelsch te kennen. Hij merk te ook op, dat men hem eenigszins wan trouwend opnam. Zijn nationaliteit was als op zijn gelaat gedrukt, en hij. scheen daarom vermeden te worden. Ofschoon hij vrij rondwandelde, begon hij t^gevoelen, dat het in D'en Haag bijna even gevaar lijk voor hem was als in Londen. Nergens zag hij een vriendelijk gezicht. Zelfs in de herberg, waar hij zijn intrek genomen had, scheen zijn aanwezigheid niet ge wild. En het scheen geheel onmogelijk, tot een audiëntie hij den Prins toegelaten Indien deze partij het vermoeden wekte, op den duur ingang te zullen vin den bij de meerderheid van ons volk, dao zou door zulk een uitlating het Staats- crediet ernstig geschokt zijn en konden wij de eerstvolgende jaren van het uit voeren van openbare werken wel afzien Gelukkig wekt zij dat vermoeden niet en heeft daarom de uitlating ons Staatscre- diet ongeschokt gelaten. Intusschen heeft het eenig nut, thans wat meer klaarheid te hebben omtreni den omvang van de besmetting, welke de bolsjewistische bacil hier te lande heeft aangericht. DE ZAAK AMBT-HARDENBERG. Het beleid van den burgemeester. Dezer dagen namen wij eenige mede- deelingen over door het R.K. dagblad „üns Noorden'' gepubliceerd in verband y-net de strafzaak tegen den met ingang van 1 April j.l. ontslagen burgemeester van Ambt-Hardenberg. Te bevoegder plaatse werd nu aan het „Hdbl." meegedeeld, dat de voorstelling van zaken door „Ons Noorden" gegeven in tal van opzichten in strijd met de feiten zou zijn. In de eerste plaats is aan bedoelden functionaris op zijn ver zoek eervol ontslag verleend zonder de ten onrechte door „Ons Noorden" ver melde toevoeging „dankbetuiging voor be wezen diensten"; men heeft zich dus bepaald tot den gebruikelijken vorm voor eigener beweging ingediende ontslagaan vrage, wanneer de ambtsperiode behoor lijk is vervuld. Dit laatste nu was aldus ging onze zegsman verder op het tijdstip waarop het verzoek werd ingewilligd het geval. D'e burgemeester had een staat van dienst van 23 jaar achter den rug, waarin zich geen, de regeering toen althans bekende, feiten hadden voorgedaan, die te zijnen opzichte in haar oogen een ander optre den gerechtvaardigd zouden hebben. Wel wist de Minister van Binnenland- sche Zaken, dat de functionaris in quaes- tie de fout had begaan tot tweemaal toe eenige kleine bedragen van den gemeente ontvanger te leenen, die echter tendeele terugbetaald waren, tendeele binnen zeer kort terug betaald zouden worden. Hier had de burgemeester ongetwijfeld van een minder gelukkig beleid blijk gegeven. Dat, aldus de opvattingen der regeering, is echter nog iets- geheel anders dan dat hij zich aan een strafrechtelijk delict zou hebben schuldig gemaakt, en deze om standigheid wettigde, naar het oordeel der regeering, vooral ook in het licht van de 23-jarige ambtsperiode, geenszins om het gebruikelijke predicaat „eervol" bij de ontslagverlening achterwege te laten. Intusschen deden tengevolge van een en ander in de gemeente Ambt Hardenberg allerlei praatjes de ronde, die aan het gezag van dezen burgemeester niet ten goede kwamen. Dit en de omstandigheid dat de geste van den burgemeester te nauw had samengehangen met die van den ontvanger, tegen wien een strafver volging gaande was, is dan ook, naar wij vernamen, voor de regeering aanlei ding geweest om na ampele overweging het verzoek om de ontslagverleening pas te laten ingaan bij beëindiging der nog loopende zesjarige periode (Februari 1937), niet in te willigen. Zoodoen de kwam op 13 Maart j.l. het besluit tot stand om het op 5 December 1935 ge- viaagde ontslag per 1 April 1936 te doen ingaan. De bewering van „Ons Noorden", dat Den Haag vóór dien afwijzend zou heb ben beschikt op een door den Raad in gediend verzoek om den burgemeester to schorsen, zo-u, naar ons ten stelligste weid verzekerd, ook volkomen onwaar zijn. Evenzeer in flagTanten strijd met de feiten, noemde men ons tenslotte de voor stelling van zaken, als zou de Justitie zich tot den Minister gericht hebben met de opmerking, dat het uitgesloten moest zijn, dat -de burgemeester die eigener beweging tijdelijk zijn ambt aan den oud sten wethouder had overgedragen zijn functie hervatte, en dat, na alles wat ge beurd was, waarvoor de burgemeester strafrechtelijk zou worden vervolgd, hem geen toegang meer tot bet gemeentehuis kon gegeven worden. Nóch de minister van Binnenlandsche Zaken zelf, nóch een zijner ambtenaren te worden. Brieven van aanbeveling bad hij niet en evenmin invloedrijke vrienden in de stad. Toen er een week voorbijgegaan was, wandelde hij 's- avonds door een der ar mere wijken van de stad. De lucht was helder en de maan schitterde aan den hemel, anders zou hij niet in staat zijn geweest, om te zien, wat zoo bijzonder zijn opmerkzaamheid trok. Juist was hij namelijk van plan, dit gedeelte van de stad te verlaten, toen hij een man zag, die op een eigenaardige, schuifelende ma nier liep en bij voorkeur in de schaduw der huizen bleef, alsof hij niet gaarne ge zien wilde worden. Ofschoon de avond warm was, was hij gehuld in een over kleed, dat bijna tot zijn voeten reikte, zoo- dat hij wel wat op een bedelmonnik ge leek. Wat Benedictus evenwel het meest opviel, was zijn eigenaardige gang. Hij schuifelde meer dan hij liep en bewoog zijn onbeholpen ledematen zóó houterig, dat zijn lang kleed dit zelfs niet verber gen kon. Evenwel ging hij zoo snel moge lijk voort en scheen er belang hij te heb ben, om zoo spoedig mogelijk van de straat te komen. Zonder te aarzelen snelde Trelawney hem na en legde zijn hand op zijn arm. „Master Ferguson", sprak hij op kal- men toon. De man sprong op, alsof men hem met Dé Chr.-Hist. Unie hield deze week haar jaarvergadering, waarin vooral na druk werd gelegd op de principieele vra gen van dezen tijd, In het bijzonder mag wel genoemd de magistrale rede van oud minister de Geer, die speciaal de N.S.B. eens onder de loupe nam en tot de con clusie kwam, dat ze verwantschap toont met de bolsjewisten in Rusland. Dergelijke principieele voorlichting hebben we zeker in onze dagen noodig. Er is al meer dan genoeg over de crisis en de steunmaatregelen gesproken, met het gevolg, dat de beginselen hoe langer hoe meer in 't gedrang kwamen. Ddarom valt het toe te juichen, dat ook op den A.R. partijdag, die Dinsdag te Goes werd gehouden, het principe voorop werd ge steld. Met blijdschap zal zeker kennis zijn genomen van het feit, dat de regeering er toe over durft gaan, om de lichting 1935, die wat langer onder d% wapenen moest blijven, nu met onbepaald klein verlof te zenden. Immers daaruit mogen we afleiden, dat ze den internationalen toestand wat gunstiger beoordeelt dan een maand geleden. Toch is alle spanning nog niet gewe ken. In Genève is de toestand verwarder dan ooit te voren en bet zal vooral voor de Engelscbe staatslieden moeilijk zijn een uitweg te vinden uit de ingewikkelde politieke problemen. Het is zeker nu niet gemakkelijk met Italië te onderhandelen, nu de Italiaan- sche troepen, gesteund door alle techni sche machtsmiddelen, die hun ten dien ste staan, in geforceerde marscben Abes- synië steeds dieper binnenrukken en D'es- sie (misschien ook Harrar) reeds geval len is. Mussolini voelt zich sterk door deze militaire successen en heeft lak aan alles wat Volkenbond beet. Trouwens het wordt steeds duidelijker, dat de Volken bond de scherpere sancties, die hij rech tens moet nemen, niet kan of durft nemen. De protesten en verwijten van Abessynië zijn volkomen gegrond, maar men trekt er zich te Genève een schijntje van aan. Aan toepassing van een oliesanctie valt niet te denken. Een voorstel daartoe zou reeds een definitief einde maken aan de eenheid der sanctiemogendbeden, voor- zoover die nog bestaat. Al evenmin valt te denken aan collectieve militaire sanc ties bij den huidigen troebelen politieken toestand in Europa. Engeland zou bet misschien wel willen, maar kan dit niet alleen en Frankrijk voelt er veel meer voor om een krachtige houding tegenover Duitschland aan te ne men. Voor de geheele Engelsche apenbare meening is het Oost-Afrikaansche con flict volkomen primair. Frankrijk daaren tegen kent maar één gevaar: Duitschland. En intusschen gaan Hitler en Musso lini zoo goed als ongehinderd hun gang Is het wonder, dat er, ook in ons land, steeds grooter ontstemming over de on macht van den Volkenbond aan den dag treedt? Ook in het Verre Oosten neemt de span ning eer toe dan af. Japan heeft Noord-Ghina laten weten, dat geweld zal worden gebruikt, indien China zich niet goedschiks voegt naar de wenschen van den sterken buurman. De uitzending van een 70-tal oorlogs schepen naar Tsingtoa., de haven van Ki- autsjau, reeds vroeger in het bezit van Japan, spreekt alleszins duidelijke taal: Japan gaat van woorden tot daden over. Te Moskou zal men dit alles ongetwij feld met de grootste opmerkzaamheid vol gen. Met bezorgdheid moet men het oog ge vestigd houden op den toestand in het Verre Oosten, die steeds ernstiger bedrei ging van den vrede in zich sluit. hadden naar men ons verzekerde ooit eenige mededeeling van dezen of soortgelijken aard van de Justitie gekre gen. Dat de burgemeester strafrechtelijk zou worden vervolgd was toen hij zijn ontslag kreeg, ten Departemente ten eenenmale onbekend. Aldus, kort samengevat, de mededeelin - gen ons van bevoegde zijde verstrekt. een mes gestoken had. Zijn gelaat drukte schrik en ontsteltenis uit. „Gij vergist u; ik spreek geen Engelsch" kwam er in gebroken Hollandsch uit. „Mij vergissen!'' sprak Trelawney, „O neen, ik vergis mij niet, Master Fergu son". D'e man staarde den jongen Gornish- man aan alsof hij zichzelven inspande om hem te herkenen. D'an schudde hij' het hoofd en trachtte weg te sluipen. „Er is geen tweede zooals gij in geheel Holland", zeide Benedictus vroolijk. „Ik heb mijzelf dikwijls afgevraagd, wat er van u geworden was na den slag bij Sed- gemoor, maar hier had ik u wel het al lerminst verwacht." „Ik spreek geen Engelsch", herhaalde hij in hetzelfde gebroken Hollandsch. „Wel, dat is vreemd", merkte Trelaw ney lachend op. „Uw accent verraadt sterk uw geboorteland, maar de taal van Monmouths proclamatie was zeer goed Engelsch." „Spreek daar in 's hemelsnaam niet van", riep Ferguson verschrikt, „als gij uw leven lief hebt. Bovendien moet ik gaan en vlug ook." „Zoo? Dat is jammer. Maar dat is geen bezwaar. Dan ga ik met u. Gij zult wel nieuwsgierig zijn naar het lot van uw oude vrienden." (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5