DE ZEEDW 'cmmusimm De Dochter van den Opperrechter TWEEDE BLAD HET ADRES A. WILKING Voor den Zondag Prachtig werk onder de Atjehers. Wat er deze week voorviel 'a Lichtstraal bij KINKHOEST Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma \MiiiiW[VerhöÓgHëwérkïnQ 75cent\ M'IËMml \favlaaarie prijzen fys./gH voor Manufaoturen, Dames- en Klnderconfeotle Tapijten Gordijnen Bedden Ledikanten en aanverwante artikelen ia Éet geluid van haar stem ontroerde hem. VAN ZATERDAG 11 APRIL 1938, Nr 163, PAASCHFEEST. Ja, wat meer is, Die ook opge wekt is. Hom. 8 34. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn eigen Zoon niet heeft ge spaard, maar heeft Hem overgegeven tot den dood des kruises. Is er nog wel iets heerlijkers mogelijk, dan dat Christus voor zondaren gestorven is? Ja tochl Paulus zegt het en het klinkt als een vreugdelied: Ja, wat méér is, die ook opgewekt is. Zonder het licht van den opstandings morgen zouden wijl nooit hebben begre pen, dat het kruis geen nederlaag betee- kent, maar overwinning. Door de opstanding uit de dooden is bewezen dat Jezus Christus de Zoon van God is, de Heiland, de Verlosser. Aan dit, door de opstanding bewezen Zoonschap hangt de zekerheid van de verlossing, van de overwinning van den dood, van de wedergeboorte van alle din gen, de vrijmaking van het gansche schepsel van de dienstbaarheid der ver derfenis. We weten dat onze Verlosser leeft. Jezus heeft geleden, hij' is gekruisigd en begraven, maar wat méér is, Hij: is ook opgestaan. Jezus leeft! Daarin ligt uitgedrukt, dat er zeker heid van verlossing is. Door zijne opstanding heeft Jezus den dood overwonnen, opdat Hij! degenen die in hem gelooven, de gerechtigheid die Hij door Zijn dood verworven had kon deel achtig maken. De opstanding van Christus is voor hen een zeker bewijs van hunne zalige opstan ding. Zij die met Hem gestorven zijn, zul len ook met Hem leven. En voorts wordt de kracht van die op standing reeds nu openbaar in een nieuw leven. Een leven van gehoorzaamheid. Een leven dat wel vaak verdonkerd wordt door de sombere schaduwen van den dood, maar dat toch ook overstraald wordt door het licht van de opstanding. Jezus leeft, en wij' ra et Hem. Alles is volbracht; wet noch dood heeft macht. Jezus heeft voldaan. Hij! is opgestaan! MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Sinds op „Allernarrendag", d.i. den eersten April, van het jaar 1572 de geu zen Den Briel hebben genomen en dit feit ook in volksdeun en spotprent werd ver eeuwigd, is deze datum als een soort „Narrendag" blijven voortleven. De schoolkinderen kennen allen: „Den eersten dag van April, verloor Due d'Alva zijn bril", en vele ouderen weten dat er een spotprent in 1572 verscheen waarop van der Mark bezig is Alva den bril van Ingezonden Mededeeling. den neus te stelen, terwijl deze uitroept: No es nada, no es nada (het is niets). Nu gaan er weer stemmen op, ook in onze eigen omgeving om van den eersten April een nationale herdenkingsdag te maken. Althans de burgemeester heeft er ook voor gepleit in den zoo uitnemend geslaagden Zuid-Afrikaanschen avond op den lsten April hier gehouden. Toch geloof ik, dat een actie om dezen dag als algemeen erkende nationale her denkingsdag op den kalender te krij'gen, nog wel op eenig verzet zou stuiten. De groote groep personen in ons land die op stilte, rust en meditatie gesteld zijn in de geweldige herdenkingsdagen, juist voor het feest van i aschen er is, zullen voor een pret- of narrendag, die dan als regel juist even voor het Paaschfeest zou vallen, niet veel voelen. Bovendien er kan gegrond verschil van gevoelen zijn welke datum voor ons land van grooter beteekenis is geweest, de lste April 1572 of den 24sten April 1533, toen onzen grooten Willem I werd ge boren, Deze datum zou als nationale feestdag waarschijnlijk meer kans hebben, ware het niet, dat dan binnen een week de verjaardag van onze Kroonprinses ons weer een feestdag bezorgde en we als regel nog maar kort het Paaschfeest ach ter ons hebben op dien datum. We zouden van het goede teveel krijgen. Den eersten van deze zoo belangrijke maand is voor onze stad ook niet geheel onopgemerkt voorbijgegaan. Dat er even wel nog zoovelen gefopt zouden worden, zal de auteur van de Middelburgsche Eén- April-mo>p-1936 ook niet vermoed hebben. De aangekondigde val, door middel van een dynamiet-ontploffing, van een schoorsteentje nabij! de bateau-porte, bracht een groote menigte nieuws gierigen in den vroegen morgen van den eersten April op de been. Teleur gesteld en met een onaangenaam gevoel van beetgenomen te zijn, kon men huis waarts gaan', zich tegenover bekenden uitlatend: toevallig moest ik toch daar langs, of ik wilde wel eens zien, hoevelen er ingevlogen waren; natuurlijk had ik direct aan een April-mop gedacht, enz. enz. De niet beetgenomenen (al of niet toe vallig) vonden deze publieke één-April grap eenig. Eindelijk is men thans met de voorbe reiding van het zuidwestelijk rioleerings- plan zoover dat aan de uitvoering kan worden begonnen. Wie den gang van zaken bijl dit betrek kelijk kleine werkje, dat nu dank zijl de instelling van het Werkfonds, kan uit gevoerd worden, van meer nabij, heeft gevolgd, krijlgt meteen een indruk hoe ontzettend moeilijk het is om voor een bedrag van 60 millioen aan goede plan nen voor openbare werken op korten ter mijn voor te leggen. Onze wethouder van openbare werken die de theorie van het plan van den ar beid wel voldoende onder de knie zal heb ben, zal ongetwijfeld hiermee de ervaring hebben opgedaan dat theorie en practijk vaak mijlenver uit eikaart liggen. Practised regeeren blijft nog steeds moeilijker dan theoretisch plannen ma ken. Aals steeds Uw STENTOR. BLINDEN BIJ TIENTALLEN GENEZEN. Wat enkele oogartsen zouden kunnen bereiken. Oogziekten zijn niet veel minder dan een ramp voor alle volken die leven bui ten de 'blanke beschaving, zoo talrijk ko men zij voor. In Ned.-Indië, waar de toestand nog betrekkelijk dragelijk is, telt men toch nog vele tienduizenden gevallen meer dan noodig zou zijn bij eenige des kundige verzorging. De Alkmaarder, Dr Tijssen, heeft zich sinds jaren aan dit werk gewijd en bereikte er bijzonder mooie resultaten mede. Na een 16-jarige praktijk als planters dokter in Langsa, welke in 1929 eindig de, keert bij sindsdien ieder jaar enkele maanden naar Indië terug om onder de inlandsche bevolking vele slachtoffer» van oogziekte door operatief ingrijpen van de blindheid te genezen. In een welwillend toegestaan onder houd vertelde Dr Tijssen een en ander over de in Indië voorkomende oogziek ten en de bestrijding daarvan. Gedurende zijn planters-praktijk, toen hij de eerste particuliere arts in Atjeb was, behandelde hij ook reeds veel oog patiënten. Hij kwam tot de ontdekking, dat in Indië oogziekten tienmaal zooveel voorkwamen als in ons land; op de 100 duizend personen komen in Indië 500 blinden voor tegen 50 in ons land. Ken merkend is trouwens, dat overal, waar de blanke beschaving niet is doorgedrongen, veel oogziekten voorkomen. Toch is het aantal blinden in Indië met een dragelijke oogheelkundige verzorging tot een 50.000 terug te brengen. Er zijn in Indië maar 24 oogartsen; als Nederland er in verhouding evenveel ■had, zouden er hier niet meer dan vier zijn. De oogartsen, die er in Indië zijn, zijn er bijna uitsluitend voor de Europe anen en vooraanstaande inlanders, die zich boven de massa hebben uitgewerkt. Verzorging van de blinden zelf in spe ciale inrichtingen voor onderwijs en han denarbeid is niet 'het allereerst noodige; eerst moeten we genezen, wat er te ge nezen valt en dat kan. Inmmers de blin- denbehandeling is niet duur; ze duurt maar enkele dagen; het onderwijs en de verzorging daarentegen kost veel meer. Het zou al een heele stap in de goede leder, wiens kinderen aan Kinkhoest lijden, moet gebruik maken van Akker's Abdijsiroop, op bijzondere wijze bereid met die bestanddeelen. die rechtstreeks op een Kinkhoest- aanval inwerken. Abdijsiroop werkt grondig, want ze bevri|dt de adem halingsorganen van slijm en andere ziekte-verwekkende stoffen. Akker's Abdijsiroop verruimt de ademhaling, neemt benauwdheden weg, heelt de aangedane en ontstoken plekken. Geef dus in vol vertrouwen aan Uw kleine en groote kinderen bij: richting zijn, als aan alle 1200 artsen in Indië de noodige oogheelkundige kennis werd bijgebracht, om de eenvoudige en •doeltreffende operaties te doen, zooals onze huisartsen vroeger deden, toen er nog geen oog-specialisten waren. Daarom zou het toe te juichen zijn, als een oog heelkundig leeraar werd in staat gesteld om de artsen daarin te onderrichten. Dank zij de geldinzameling door de Vereeniging S. I. M. A. V. I. (Steun in medische aangelegenheden voor Inheem- schen) in den lande gehouden, zijn de gel den daarvoor aanwezig en er is alle kans dat ook de benoodigde artsen er voor be schikbaar zijn. Sinds 1931 ging Dr Tissing elk jaar voor enkele maanden op eigen initiatief naar Indië, om in de binnenlanden van Atjeh de blinden en andere ooglijders onder de inlandsche bevolking te helpen. Gedurende die enkele maanden behan delt hij zoo'n 1501—200 gevallen van blind heid. Zijn resultaat dankt hij voor een groot deel aan de medewerking van het gouvernement, zonder welks hulp in In dië niets is te bereiken, want alleen voor het gezag van het gouvernement, dat in Atjeh nog grooter is dan elders in Indië, zwicht de inlander. Ingezonden Mededeeling. GOES HULST In October van het vorige jaar maakte Dr Tijssen weer een tocht naar Sumatra. Op advies van den Inspecteur der Volks gezondheid vertoefde hij eerst eenigen tijd in de bergstreken, n.l. in Kambang-Djahé waar hij in het Zendingshospitaal werk te, hoofdzakelijk onder de Karo-Bataks, welk volk nog grootendeels uit heidenen bestaat. Van Kambang-D'jahé ging D'r Tijssen naar Kota Tjane en vandaar, drie dag- marschen verder, naar Blangkedjérin in de Gaj o-landen waar hij werkte in bet militaire kampement. De komst van den dokter wordt steeds door het gouvernement onder de bevol king aangekondigd* zoodat, als bij ergens kwam om hulp te bieden, hij den volgen den dag direct met de operaties kon be ginnen. Na ook onder de Pak-Pakbevolking te hebben gewerkt, ging de reis weer naar Atjeh, waar de dokter een maand werkte in Langsa in het 'hospitaal. In die streek is hij reeds zoo bekend, dat de inlanders daar reeds komen zonder vooraf gemaak te propaganda. Na een maand in Atjeh te hebben ge werkt, keerde hij weer terug naar Neder land, doch over enkele maanden hoopt hij naar Atjeh terug te keeren. NIEUW HANDELSVERDRAG MET POLEN. Gunstige bepalingen voor den Nederlandschen export. Woensdag vond ten departemente van Buitenlandsche Zaken plaats de onder- teekening van de op 24 Maart j.l. tus- schen Nederland en Polen geparafeerde overeenkomsten, te weten een nieuw tariefverdrag en een nieuwe contingen- teeringsovereenkomst. Ingevolge het tariefverdrag verkreeg Nederland handhaving van het meeren- deel der ingevolge het oude accoord be staande tariefsverlagingen, alsmede een aantal verdere of nieuwe verlagingen voor o.a. groentezaden, bloemkool, toma ten, 'komkommers, sluitkool, druiven, cacaopoeder, kunstzijde, arac, rbum en radio-artikelen. Polen verkreeg hiertegenover eveneens handhaving der 'bestaande oonsolidaties voor o.a. granen, zaden en rails, als mede nieuwe consolidaties van vrijdom of recht voor: trekpaarden, boekweit, mos terdzaad, sprot en verschillende bout soorten. Het tariefverdrag zal dienen te worden goedgekeurd door de Staten-Generaal. Beide partijen kwamen evenwel overeen het met ingang van 20 April a.s. voor- loopig in werking te stellen. Krachtens de bepaling van de contin- genteeringsovereenkomst verkreeg Neder land uitbreiding van verschillende be staande contingenten, terwijl tevens voor een aantal Nederlandsche producten, die tot dusver niet naar Polen werden uit gevoerd, contingenten werden vastgesteld. Voor den invoer uit Nederlandsch-Indië werden eveneens contingenten vastgesteld. Hiertegenover verkreeg Polen een ze kere uitbreidingsmogelijkheid voor zijn invoer in Nederland. Anderzijds werden eenige verdragscontingenten verlaagd. Voorts werd het bestaande voorschrift, dat invoer van Poolsch graan slechts mocht plaats vinden in compensatie met Nederlandsche en Nederlandsch-Indische goederen, opgeheven. Ook ten aanzien van den Poolschen invoer in Ned.-Indië wer den eenige concessies gegeven. FEUILLETON 92. o— „Ik was bang, dat ge niet zoudt komen", zei ze snikkend. Hij sloot haar in zijn armen. Hij voelde 't ontstuimig kloppen van haar hart. Zijn lippen vonden de hare, en de zwarte nacht scheen vervuld van vreugdig licht. Al de donkere geheimzinnigheid van 't verleden was als niets. Hij kon niet zeggen waarom. Slechts één ding bleef. Hij beminde en hield de vrouw, die hij liefhad, in zijn armen. Zij was niet lan ger de dochter van den wreedsten man in Engeland, zij had niets uit te staan met hem, tegen wien het bloed van hon derden onschuldige slachtoffers om wraak riep. Geen droppel bloed van 't zijne stroomde door haar aderen; haar handen waren rein van het bloed, door het wree- de monster vergoten. Zij was de vrouw, die hij van dien mistigen avond af steeds had bemind, toen zij hem, lang geleden, verlost had uit de handen van Jeffreys' dienaren, en wier vroolijk, kinderlijk gelaat hij bij het licht van een naburig venster gezien had. „Maria, ik bemin je." Hij voelde haar boezem heftig op en neer gaan en klemde haar dichter aan zich, „Bemin je mij, Maria?" Weer drukten zij de lippen op elkander. „Je twijfelt er toch niet aan?" „Neen!" „In weerwil van alles?" „Neen!" „Benedictus, wil je me helpen?" Helpen? Zijn leven wilde hij daarvoor wagen. Al het andere was nu waardeloos. Hij begreep niets, maar hij twijfelde ner gens aan. „Zeg me, wat ik doen moet", sprak hij „Red mij dan van den man, dien gij haat." HOOFDSTUK 30. Maria Beaumont. „Van George Jeffreys? Van den man, dien door ieder weldenkend mensch in Engeland wordt verafschuwd?" Hij sprak deze woorden op kalmen toon. Zijn geest werkte nu vlug. De ge dachte, dat zij hulp noodig had, wekte in hem 't verlangen om te helpen. „Ja." „Hij is dus je vader niet." „Hij, gij weet het? Gij gelooft het? Maar hoe?" Zij sprak gejaagd, afgebroken, als iemand die bang is aan iets te denken waarin zij zich verheugt. „Ik heb het gevoeld van het oogenblik af, dat wij elkaar leerden kennen, zelfs hoewel ik geen andere gedachte had dan dat gij zijn dochter waart. Ja, ik gevoelde 't, toen gij deedt wat gij mij nu zult ver klaren, zelfs toen ik in de gevangenis van Taunton was opgesloten. Ik weet 't nu." „En en gij bemint mij in weerwil van alles wat gij hebt gehoord en gezien en geleden?" „Ik kon niet anders." „Ach, ik vreesde, dat gij niet zoudt kunnen, dat gij mij zoudt haten. Maar ik kon geen verklaring geven, ik durfde niet; maar laat mij het je nu vertellen." „Neen, neen; nog niet. Zeg mij, hoe ik je kan helpen; vertel mij, welk ge vaar je dreigt." „Ik moet je alles vertellen, opdat je dat zoudt weten. O, hoe vurig heb ik gebeden, dat je liefde voor mij niet zou sterven." Zij sprak ongekunsteld als een kind. Er was geen gedachte om beschroomd haar liefde voor hem te verbergen. „Je wenschi.e, dat ik je zou beminnen?" „Wat kon ik er aan doen? En toch en toch, hoe kon ik het gelooven? Laat mij je vertellen, waarom ik je in den waan bracht, dat ik je vijandin was; waarom ik je met spot overlaadde; waar om ik je in gevaar scheen te leiden, terwijl ik gaarne had willen sterven om je leven t.c redden." Als haar stem 't hem niet verraden had, zou hij gezworen hebben, dat 't dezelfde vrouw niet was. Dit was niet de vrouw, wier woorden hem gestoken hadden als een angel, die hem verachtelijk met spot had overladen, die den soldaten des konings bevolen had hem naar de ge vangenis te sleepen. Zelfs terwijl zij sprak gevoelde hij, dat het geheimzinnige van haar daden nooit geheel verklaard zou kunnen worden. Maar hij wantrouwde haar niet. In weerwil van alles was zij trouw en haar leven was oprecht en rein als het zonlicht. „Je herinnert je nog den morgen wel, waarop we Harpinghey binnenreden?" zeide ze. „Ja." „Ik zei toen, dat ik misschien eens de hulp zou vragen, die ge aanboodt?" „Ja. „O, wat had ik toen gaarne alles ver teld, maar ik durfde niet. De tijd was nog niet gekomen. In plaats daarvan moest ik mijn oude rol spelen; ik moest je aan de officieren des Konings over- Waar in de week vóór Paschen, de zoogenaamde stille week, ook het parle mentaire werk meestal stil staat, valt er uiteraard uit biBaenlanésohe fcren weinig te melden. Op den weg naar vereeniging van en- iele gemeenten in Zeeuwseh-Vlaanderen (het financieele bezwaar ten opzichte van één die gemeenten is opgelost) en naar opheffing van Kattendijke met verdeeling van den buit onder de omliggende ge meenten, is men weer een stap verder ge komen. Tooh ziet het er niet naar uit, dat Kattendijke genoegen zal nemen met zijn doodvonnis. Rit zal, naar verluidt en zoo als ook te begrijpen is, voor zijn behoud vechten tot het bittere eind. Eindelijk is dan nu, nadat daarop van verschillende zijden reeds wekenlang was aangedrongen, besloten tot verlaging van de heffing op boter met 10 cent per kg. Eeiteiij'k had de heffing direct verlaagd hehooren te zijn, toen de wereldmarktprijs steeg, omdat tusschen die twee het nauw ste verband is gelegd. Maar nu is dan toch tot eenige verlaging overgegaan. Een lagere prijs is nog altijd de beste reclame voor dit heerlijke natuurproduct. Jan Welgemoed is dan overbodig. Jammer, dat tegenover deze verlaging weer staat een komende verhooging van den koffieprijs. Te 'hopen is, dat men voor de goedikoopere soorten deze verhooging het geringste zal doen zijn, teneinde de gezinnen met de smalle beurzen wat te ontzien. In Genève volgde men het Haagsohe voorbeeld niet. Daar is het Volkenbonds'- werk niet stopgezet. Integendeel, het is er 'heel druk. Er is ook genoeg om over te praten. Op de Duitsche voorstellen van 7 Maart die de schending van het verdrag van Locarno hegeleidden, zijn de Londensche voorstellen van 19 Maart (die van Frank rijk, Engeland, Italië en België) gevolgd. Daarop heeft Hitler op 1 April tegenvoor stellen te Londen laten indienen. En nu komen de Franschen op hun beurt met een antwoord op die tegenvoorstellen ge paard aan een eigen Fransch vredesplan. Hoe de verdere discussie nu zal plaats vinden, is op dit oogenblik nog onzeker. Engeland staat op het standpunt, dat de „verzoeningspoging", welke in Londen in geleid werd, nog geenszins is geëindigd of mislukt. Maar Frankrijk en de meeste anderen willen den tegenwoordi ge n status quo erkennen. Wil Duitsoh- land dat ook? Althans voor een periode van 25 jaar, zooals de Franschen nu voor stellen? Of 'heeft het andere voornemens? Ook over het Italiaansch-Abessjjnsche conflict is er werk genoeg aan den win kel. 'Ook deze week bracht voor Abes- synië althans voor zoover bekend geen successen. D'e Italiaansche op- marsch gaat langzaam maar zeker ver der. Er schijnt nu weder op het Zuid front een bloedige slag te woeden, waar bij de verliezen aan beide zijden ontzet tend zijn. Abessynië heeft zich nu met een krachtig, doch waar protest tot den Volkenhond gericht. Het is toch een feit, dat Abessynië lid van den Volkenbond is, en dat Italië door den raad als aan valler werd aangewezen, als gevolg waarvan het aangevallen land recht op 'hulp kreeg. Waar blijft de daadwerkelijke hulp? Waar is, dat de groote meerderheid der volkenbondslanden thans medewerkt aan de toepassing van economische en financieele sancties tegen Italië. Hoe groot de practische uitwerking daarvan is, valt moeilijk met zekerheid vast te stel len, te minder omdat er „lekken" zijn. In elk geval hebben de sancties niet kunnen verhinderen, dat de Italianen sedert September 1935 diep in het Abes- synische land zijn doorgedrongen en dat de Negus er thans zeer hachelijk voor staat. Abessynië heeft nu toegestemd in direc te onderhandelingen met Italië, mits deze te Genève worden gevoerd en althans vertegenwoordigers van den Volkenbond als waarnemers er bij tegenwoordig zul len zijn. De Italiaansche gedelegeerde Aloisi verklaarde echter, dat hij alleen naar Genève was gekomen, om aan de Locar- leveren. Maar ik vertrouwde je." „Hoe?" „Ik wist, dat je zoudt ontsnappen." „Je hebt Dwaze Peter gezonden", zei Benedictus „je hebt die andere man nen gezonden. Ik zie je hand in dit alles." „Neen, zij waren wat zij schenen; maar ik was er zeker van, dat je ze zoudt gebruiken als een middel om te ontsnap pen. 0, laat me alles van 't begin af vertellen laat me je bewijzen, dat hij geen familie van mij isl"' Zij sprak gejaagd, opgewonden, als iemand die verlangt een zwaren last van baar hart te wentelen. „Ik moet je de geschiedenis van mijn leven vertellen. Niets moet voor je ver borgen blijven. Niet, dat ik je alles kan vertellen, als ik het zou willen, want sommige dingen zijn voor mij verborgen. Van mijn kindsheid herinner ik mij maar weinig; maar dikwijls herinner ik mij een oud huis, van grijzen steen opgetrokken en bedekt met klimop. Ook herinner ik mij een hertenpark en de oude poort, waar op hooge pilaren, twee steenen leeuwen stonden. Het is alles, schemer achtig en vaag, maar zoo was mijn vroegste tehuis". „'En je vader?" (Wordt veivolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1936 | | pagina 5