DE ZEEDW
'cmmusimm
De Dochter van den Opperrechter
TWEEDE BLAD
HET ADRES
A. WILKING
Voor den Zondag
Prachtig werk onder de
Atjehers.
Wat er deze week voorviel
'a Lichtstraal bij KINKHOEST
Hoest-Griep-Bronchitis-Asthma
\MiiiiW[VerhöÓgHëwérkïnQ 75cent\
M'IËMml \favlaaarie prijzen fys./gH
voor Manufaoturen,
Dames- en Klnderconfeotle
Tapijten Gordijnen
Bedden Ledikanten en
aanverwante artikelen ia
Éet geluid van haar stem ontroerde
hem.
VAN
ZATERDAG 11 APRIL 1938, Nr 163,
PAASCHFEEST.
Ja, wat meer is, Die ook opge
wekt is. Hom. 8 34.
Alzoo lief heeft God de wereld gehad,
dat hij zijn eigen Zoon niet heeft ge
spaard, maar heeft Hem overgegeven tot
den dood des kruises.
Is er nog wel iets heerlijkers mogelijk,
dan dat Christus voor zondaren gestorven
is? Ja tochl Paulus zegt het en het klinkt
als een vreugdelied: Ja, wat méér is, die
ook opgewekt is.
Zonder het licht van den opstandings
morgen zouden wijl nooit hebben begre
pen, dat het kruis geen nederlaag betee-
kent, maar overwinning.
Door de opstanding uit de dooden is
bewezen dat Jezus Christus de Zoon van
God is, de Heiland, de Verlosser.
Aan dit, door de opstanding bewezen
Zoonschap hangt de zekerheid van de
verlossing, van de overwinning van den
dood, van de wedergeboorte van alle din
gen, de vrijmaking van het gansche
schepsel van de dienstbaarheid der ver
derfenis.
We weten dat onze Verlosser leeft.
Jezus heeft geleden, hij' is gekruisigd en
begraven, maar wat méér is, Hij: is ook
opgestaan.
Jezus leeft!
Daarin ligt uitgedrukt, dat er zeker
heid van verlossing is.
Door zijne opstanding heeft Jezus den
dood overwonnen, opdat Hij! degenen die
in hem gelooven, de gerechtigheid die Hij
door Zijn dood verworven had kon deel
achtig maken.
De opstanding van Christus is voor hen
een zeker bewijs van hunne zalige opstan
ding. Zij die met Hem gestorven zijn, zul
len ook met Hem leven.
En voorts wordt de kracht van die op
standing reeds nu openbaar in een nieuw
leven.
Een leven van gehoorzaamheid.
Een leven dat wel vaak verdonkerd
wordt door de sombere schaduwen van
den dood, maar dat toch ook overstraald
wordt door het licht van de opstanding.
Jezus leeft, en wij' ra et Hem.
Alles is volbracht; wet noch dood heeft
macht.
Jezus heeft voldaan. Hij! is opgestaan!
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Sinds op „Allernarrendag", d.i. den
eersten April, van het jaar 1572 de geu
zen Den Briel hebben genomen en dit feit
ook in volksdeun en spotprent werd ver
eeuwigd, is deze datum als een soort
„Narrendag" blijven voortleven.
De schoolkinderen kennen allen: „Den
eersten dag van April, verloor Due d'Alva
zijn bril", en vele ouderen weten dat er
een spotprent in 1572 verscheen waarop
van der Mark bezig is Alva den bril van
Ingezonden Mededeeling.
den neus te stelen, terwijl deze uitroept:
No es nada, no es nada (het is niets).
Nu gaan er weer stemmen op, ook in
onze eigen omgeving om van den eersten
April een nationale herdenkingsdag te
maken. Althans de burgemeester heeft er
ook voor gepleit in den zoo uitnemend
geslaagden Zuid-Afrikaanschen avond op
den lsten April hier gehouden.
Toch geloof ik, dat een actie om dezen
dag als algemeen erkende nationale her
denkingsdag op den kalender te krij'gen,
nog wel op eenig verzet zou stuiten.
De groote groep personen in ons land
die op stilte, rust en meditatie gesteld zijn
in de geweldige herdenkingsdagen, juist
voor het feest van i aschen er is, zullen
voor een pret- of narrendag, die dan als
regel juist even voor het Paaschfeest zou
vallen, niet veel voelen.
Bovendien er kan gegrond verschil van
gevoelen zijn welke datum voor ons land
van grooter beteekenis is geweest, de
lste April 1572 of den 24sten April 1533,
toen onzen grooten Willem I werd ge
boren, Deze datum zou als nationale
feestdag waarschijnlijk meer kans hebben,
ware het niet, dat dan binnen een week
de verjaardag van onze Kroonprinses ons
weer een feestdag bezorgde en we als
regel nog maar kort het Paaschfeest ach
ter ons hebben op dien datum. We zouden
van het goede teveel krijgen.
Den eersten van deze zoo belangrijke
maand is voor onze stad ook niet geheel
onopgemerkt voorbijgegaan. Dat er even
wel nog zoovelen gefopt zouden worden,
zal de auteur van de Middelburgsche Eén-
April-mo>p-1936 ook niet vermoed hebben.
De aangekondigde val, door middel van
een dynamiet-ontploffing, van een
schoorsteentje nabij! de bateau-porte,
bracht een groote menigte nieuws
gierigen in den vroegen morgen van
den eersten April op de been. Teleur
gesteld en met een onaangenaam gevoel
van beetgenomen te zijn, kon men huis
waarts gaan', zich tegenover bekenden
uitlatend: toevallig moest ik toch daar
langs, of ik wilde wel eens zien, hoevelen
er ingevlogen waren; natuurlijk had ik
direct aan een April-mop gedacht, enz.
enz.
De niet beetgenomenen (al of niet toe
vallig) vonden deze publieke één-April
grap eenig.
Eindelijk is men thans met de voorbe
reiding van het zuidwestelijk rioleerings-
plan zoover dat aan de uitvoering kan
worden begonnen.
Wie den gang van zaken bijl dit betrek
kelijk kleine werkje, dat nu dank zijl de
instelling van het Werkfonds, kan uit
gevoerd worden, van meer nabij, heeft
gevolgd, krijlgt meteen een indruk hoe
ontzettend moeilijk het is om voor een
bedrag van 60 millioen aan goede plan
nen voor openbare werken op korten ter
mijn voor te leggen.
Onze wethouder van openbare werken
die de theorie van het plan van den ar
beid wel voldoende onder de knie zal heb
ben, zal ongetwijfeld hiermee de ervaring
hebben opgedaan dat theorie en practijk
vaak mijlenver uit eikaart liggen.
Practised regeeren blijft nog steeds
moeilijker dan theoretisch plannen ma
ken.
Aals steeds Uw
STENTOR.
BLINDEN
BIJ TIENTALLEN GENEZEN.
Wat enkele oogartsen zouden kunnen
bereiken.
Oogziekten zijn niet veel minder dan
een ramp voor alle volken die leven bui
ten de 'blanke beschaving, zoo talrijk ko
men zij voor. In Ned.-Indië, waar de
toestand nog betrekkelijk dragelijk is, telt
men toch nog vele tienduizenden gevallen
meer dan noodig zou zijn bij eenige des
kundige verzorging. De Alkmaarder, Dr
Tijssen, heeft zich sinds jaren aan dit
werk gewijd en bereikte er bijzonder
mooie resultaten mede.
Na een 16-jarige praktijk als planters
dokter in Langsa, welke in 1929 eindig
de, keert bij sindsdien ieder jaar enkele
maanden naar Indië terug om onder de
inlandsche bevolking vele slachtoffer» van
oogziekte door operatief ingrijpen van de
blindheid te genezen.
In een welwillend toegestaan onder
houd vertelde Dr Tijssen een en ander
over de in Indië voorkomende oogziek
ten en de bestrijding daarvan.
Gedurende zijn planters-praktijk, toen
hij de eerste particuliere arts in Atjeb
was, behandelde hij ook reeds veel oog
patiënten. Hij kwam tot de ontdekking,
dat in Indië oogziekten tienmaal zooveel
voorkwamen als in ons land; op de 100
duizend personen komen in Indië 500
blinden voor tegen 50 in ons land. Ken
merkend is trouwens, dat overal, waar de
blanke beschaving niet is doorgedrongen,
veel oogziekten voorkomen.
Toch is het aantal blinden in Indië met
een dragelijke oogheelkundige verzorging
tot een 50.000 terug te brengen.
Er zijn in Indië maar 24 oogartsen;
als Nederland er in verhouding evenveel
■had, zouden er hier niet meer dan vier
zijn. De oogartsen, die er in Indië zijn,
zijn er bijna uitsluitend voor de Europe
anen en vooraanstaande inlanders, die
zich boven de massa hebben uitgewerkt.
Verzorging van de blinden zelf in spe
ciale inrichtingen voor onderwijs en han
denarbeid is niet 'het allereerst noodige;
eerst moeten we genezen, wat er te ge
nezen valt en dat kan. Inmmers de blin-
denbehandeling is niet duur; ze duurt
maar enkele dagen; het onderwijs en de
verzorging daarentegen kost veel meer.
Het zou al een heele stap in de goede
leder, wiens kinderen aan Kinkhoest
lijden, moet gebruik maken van
Akker's Abdijsiroop, op bijzondere
wijze bereid met die bestanddeelen.
die rechtstreeks op een Kinkhoest-
aanval inwerken. Abdijsiroop werkt
grondig, want ze bevri|dt de adem
halingsorganen van slijm en andere
ziekte-verwekkende stoffen. Akker's
Abdijsiroop verruimt de ademhaling,
neemt benauwdheden weg, heelt de
aangedane en ontstoken plekken.
Geef dus in vol vertrouwen aan
Uw kleine en groote kinderen bij:
richting zijn, als aan alle 1200 artsen in
Indië de noodige oogheelkundige kennis
werd bijgebracht, om de eenvoudige en
•doeltreffende operaties te doen, zooals
onze huisartsen vroeger deden, toen er
nog geen oog-specialisten waren. Daarom
zou het toe te juichen zijn, als een oog
heelkundig leeraar werd in staat gesteld
om de artsen daarin te onderrichten.
Dank zij de geldinzameling door de
Vereeniging S. I. M. A. V. I. (Steun in
medische aangelegenheden voor Inheem-
schen) in den lande gehouden, zijn de gel
den daarvoor aanwezig en er is alle kans
dat ook de benoodigde artsen er voor be
schikbaar zijn.
Sinds 1931 ging Dr Tissing elk jaar voor
enkele maanden op eigen initiatief naar
Indië, om in de binnenlanden van Atjeh
de blinden en andere ooglijders onder de
inlandsche bevolking te helpen.
Gedurende die enkele maanden behan
delt hij zoo'n 1501—200 gevallen van blind
heid. Zijn resultaat dankt hij voor een
groot deel aan de medewerking van het
gouvernement, zonder welks hulp in In
dië niets is te bereiken, want alleen voor
het gezag van het gouvernement, dat in
Atjeh nog grooter is dan elders in Indië,
zwicht de inlander.
Ingezonden Mededeeling.
GOES HULST
In October van het vorige jaar maakte
Dr Tijssen weer een tocht naar Sumatra.
Op advies van den Inspecteur der Volks
gezondheid vertoefde hij eerst eenigen tijd
in de bergstreken, n.l. in Kambang-Djahé
waar hij in het Zendingshospitaal werk
te, hoofdzakelijk onder de Karo-Bataks,
welk volk nog grootendeels uit heidenen
bestaat.
Van Kambang-D'jahé ging D'r Tijssen
naar Kota Tjane en vandaar, drie dag-
marschen verder, naar Blangkedjérin in
de Gaj o-landen waar hij werkte in bet
militaire kampement.
De komst van den dokter wordt steeds
door het gouvernement onder de bevol
king aangekondigd* zoodat, als bij ergens
kwam om hulp te bieden, hij den volgen
den dag direct met de operaties kon be
ginnen.
Na ook onder de Pak-Pakbevolking te
hebben gewerkt, ging de reis weer naar
Atjeh, waar de dokter een maand werkte
in Langsa in het 'hospitaal. In die streek
is hij reeds zoo bekend, dat de inlanders
daar reeds komen zonder vooraf gemaak
te propaganda.
Na een maand in Atjeh te hebben ge
werkt, keerde hij weer terug naar Neder
land, doch over enkele maanden hoopt
hij naar Atjeh terug te keeren.
NIEUW HANDELSVERDRAG MET
POLEN.
Gunstige bepalingen voor den
Nederlandschen export.
Woensdag vond ten departemente van
Buitenlandsche Zaken plaats de onder-
teekening van de op 24 Maart j.l. tus-
schen Nederland en Polen geparafeerde
overeenkomsten, te weten een nieuw
tariefverdrag en een nieuwe contingen-
teeringsovereenkomst.
Ingevolge het tariefverdrag verkreeg
Nederland handhaving van het meeren-
deel der ingevolge het oude accoord be
staande tariefsverlagingen, alsmede een
aantal verdere of nieuwe verlagingen
voor o.a. groentezaden, bloemkool, toma
ten, 'komkommers, sluitkool, druiven,
cacaopoeder, kunstzijde, arac, rbum en
radio-artikelen.
Polen verkreeg hiertegenover eveneens
handhaving der 'bestaande oonsolidaties
voor o.a. granen, zaden en rails, als
mede nieuwe consolidaties van vrijdom of
recht voor: trekpaarden, boekweit, mos
terdzaad, sprot en verschillende bout
soorten.
Het tariefverdrag zal dienen te worden
goedgekeurd door de Staten-Generaal.
Beide partijen kwamen evenwel overeen
het met ingang van 20 April a.s. voor-
loopig in werking te stellen.
Krachtens de bepaling van de contin-
genteeringsovereenkomst verkreeg Neder
land uitbreiding van verschillende be
staande contingenten, terwijl tevens voor
een aantal Nederlandsche producten, die
tot dusver niet naar Polen werden uit
gevoerd, contingenten werden vastgesteld.
Voor den invoer uit Nederlandsch-Indië
werden eveneens contingenten vastgesteld.
Hiertegenover verkreeg Polen een ze
kere uitbreidingsmogelijkheid voor zijn
invoer in Nederland. Anderzijds werden
eenige verdragscontingenten verlaagd.
Voorts werd het bestaande voorschrift,
dat invoer van Poolsch graan slechts
mocht plaats vinden in compensatie met
Nederlandsche en Nederlandsch-Indische
goederen, opgeheven. Ook ten aanzien van
den Poolschen invoer in Ned.-Indië wer
den eenige concessies gegeven.
FEUILLETON
92. o—
„Ik was bang, dat ge niet zoudt komen",
zei ze snikkend.
Hij sloot haar in zijn armen. Hij voelde
't ontstuimig kloppen van haar hart. Zijn
lippen vonden de hare, en de zwarte
nacht scheen vervuld van vreugdig licht.
Al de donkere geheimzinnigheid van
't verleden was als niets. Hij kon niet
zeggen waarom. Slechts één ding bleef.
Hij beminde en hield de vrouw, die hij
liefhad, in zijn armen. Zij was niet lan
ger de dochter van den wreedsten man
in Engeland, zij had niets uit te staan
met hem, tegen wien het bloed van hon
derden onschuldige slachtoffers om wraak
riep. Geen droppel bloed van 't zijne
stroomde door haar aderen; haar handen
waren rein van het bloed, door het wree-
de monster vergoten.
Zij was de vrouw, die hij van dien
mistigen avond af steeds had bemind,
toen zij hem, lang geleden, verlost had
uit de handen van Jeffreys' dienaren, en
wier vroolijk, kinderlijk gelaat hij bij het
licht van een naburig venster gezien had.
„Maria, ik bemin je."
Hij voelde haar boezem heftig op en
neer gaan en klemde haar dichter aan
zich,
„Bemin je mij, Maria?"
Weer drukten zij de lippen op elkander.
„Je twijfelt er toch niet aan?"
„Neen!"
„In weerwil van alles?"
„Neen!"
„Benedictus, wil je me helpen?"
Helpen? Zijn leven wilde hij daarvoor
wagen. Al het andere was nu waardeloos.
Hij begreep niets, maar hij twijfelde ner
gens aan.
„Zeg me, wat ik doen moet", sprak hij
„Red mij dan van den man, dien gij
haat."
HOOFDSTUK 30.
Maria Beaumont.
„Van George Jeffreys? Van den man,
dien door ieder weldenkend mensch in
Engeland wordt verafschuwd?"
Hij sprak deze woorden op kalmen
toon. Zijn geest werkte nu vlug. De ge
dachte, dat zij hulp noodig had, wekte
in hem 't verlangen om te helpen.
„Ja."
„Hij is dus je vader niet."
„Hij, gij weet het? Gij gelooft het?
Maar hoe?"
Zij sprak gejaagd, afgebroken, als
iemand die bang is aan iets te denken
waarin zij zich verheugt.
„Ik heb het gevoeld van het oogenblik
af, dat wij elkaar leerden kennen, zelfs
hoewel ik geen andere gedachte had dan
dat gij zijn dochter waart. Ja, ik gevoelde
't, toen gij deedt wat gij mij nu zult ver
klaren, zelfs toen ik in de gevangenis
van Taunton was opgesloten. Ik weet
't nu."
„En en gij bemint mij in weerwil
van alles wat gij hebt gehoord en gezien
en geleden?"
„Ik kon niet anders."
„Ach, ik vreesde, dat gij niet zoudt
kunnen, dat gij mij zoudt haten. Maar
ik kon geen verklaring geven, ik durfde
niet; maar laat mij het je nu vertellen."
„Neen, neen; nog niet. Zeg mij, hoe
ik je kan helpen; vertel mij, welk ge
vaar je dreigt."
„Ik moet je alles vertellen, opdat je
dat zoudt weten. O, hoe vurig heb ik
gebeden, dat je liefde voor mij niet zou
sterven."
Zij sprak ongekunsteld als een kind.
Er was geen gedachte om beschroomd
haar liefde voor hem te verbergen.
„Je wenschi.e, dat ik je zou beminnen?"
„Wat kon ik er aan doen? En toch
en toch, hoe kon ik het gelooven? Laat
mij je vertellen, waarom ik je in den
waan bracht, dat ik je vijandin was;
waarom ik je met spot overlaadde; waar
om ik je in gevaar scheen te leiden,
terwijl ik gaarne had willen sterven om
je leven t.c redden."
Als haar stem 't hem niet verraden had,
zou hij gezworen hebben, dat 't dezelfde
vrouw niet was. Dit was niet de vrouw,
wier woorden hem gestoken hadden als
een angel, die hem verachtelijk met spot
had overladen, die den soldaten des
konings bevolen had hem naar de ge
vangenis te sleepen. Zelfs terwijl zij sprak
gevoelde hij, dat het geheimzinnige van
haar daden nooit geheel verklaard zou
kunnen worden. Maar hij wantrouwde
haar niet. In weerwil van alles was zij
trouw en haar leven was oprecht en rein
als het zonlicht.
„Je herinnert je nog den morgen wel,
waarop we Harpinghey binnenreden?"
zeide ze.
„Ja."
„Ik zei toen, dat ik misschien eens de
hulp zou vragen, die ge aanboodt?"
„Ja.
„O, wat had ik toen gaarne alles ver
teld, maar ik durfde niet. De tijd was
nog niet gekomen. In plaats daarvan
moest ik mijn oude rol spelen; ik moest
je aan de officieren des Konings over-
Waar in de week vóór Paschen, de
zoogenaamde stille week, ook het parle
mentaire werk meestal stil staat, valt er
uiteraard uit biBaenlanésohe fcren weinig
te melden.
Op den weg naar vereeniging van en-
iele gemeenten in Zeeuwseh-Vlaanderen
(het financieele bezwaar ten opzichte van
één die gemeenten is opgelost) en naar
opheffing van Kattendijke met verdeeling
van den buit onder de omliggende ge
meenten, is men weer een stap verder ge
komen. Tooh ziet het er niet naar uit, dat
Kattendijke genoegen zal nemen met zijn
doodvonnis. Rit zal, naar verluidt en zoo
als ook te begrijpen is, voor zijn behoud
vechten tot het bittere eind.
Eindelijk is dan nu, nadat daarop van
verschillende zijden reeds wekenlang was
aangedrongen, besloten tot verlaging van
de heffing op boter met 10 cent per kg.
Eeiteiij'k had de heffing direct verlaagd
hehooren te zijn, toen de wereldmarktprijs
steeg, omdat tusschen die twee het nauw
ste verband is gelegd. Maar nu is dan
toch tot eenige verlaging overgegaan. Een
lagere prijs is nog altijd de beste reclame
voor dit heerlijke natuurproduct. Jan
Welgemoed is dan overbodig.
Jammer, dat tegenover deze verlaging
weer staat een komende verhooging van
den koffieprijs. Te 'hopen is, dat men voor
de goedikoopere soorten deze verhooging
het geringste zal doen zijn, teneinde de
gezinnen met de smalle beurzen wat te
ontzien.
In Genève volgde men het Haagsohe
voorbeeld niet. Daar is het Volkenbonds'-
werk niet stopgezet. Integendeel, het is er
'heel druk. Er is ook genoeg om over te
praten.
Op de Duitsche voorstellen van 7 Maart
die de schending van het verdrag van
Locarno hegeleidden, zijn de Londensche
voorstellen van 19 Maart (die van Frank
rijk, Engeland, Italië en België) gevolgd.
Daarop heeft Hitler op 1 April tegenvoor
stellen te Londen laten indienen. En nu
komen de Franschen op hun beurt met
een antwoord op die tegenvoorstellen ge
paard aan een eigen Fransch vredesplan.
Hoe de verdere discussie nu zal plaats
vinden, is op dit oogenblik nog onzeker.
Engeland staat op het standpunt, dat de
„verzoeningspoging", welke in Londen in
geleid werd, nog geenszins is geëindigd
of mislukt. Maar Frankrijk en de meeste
anderen willen den tegenwoordi
ge n status quo erkennen. Wil Duitsoh-
land dat ook? Althans voor een periode
van 25 jaar, zooals de Franschen nu voor
stellen? Of 'heeft het andere voornemens?
Ook over het Italiaansch-Abessjjnsche
conflict is er werk genoeg aan den win
kel. 'Ook deze week bracht voor Abes-
synië althans voor zoover bekend
geen successen. D'e Italiaansche op-
marsch gaat langzaam maar zeker ver
der. Er schijnt nu weder op het Zuid
front een bloedige slag te woeden, waar
bij de verliezen aan beide zijden ontzet
tend zijn.
Abessynië heeft zich nu met een
krachtig, doch waar protest tot den
Volkenhond gericht. Het is toch een feit,
dat Abessynië lid van den Volkenbond
is, en dat Italië door den raad als aan
valler werd aangewezen, als gevolg
waarvan het aangevallen land recht op
'hulp kreeg. Waar blijft de daadwerkelijke
hulp?
Waar is, dat de groote meerderheid
der volkenbondslanden thans medewerkt
aan de toepassing van economische en
financieele sancties tegen Italië. Hoe
groot de practische uitwerking daarvan
is, valt moeilijk met zekerheid vast te stel
len, te minder omdat er „lekken" zijn.
In elk geval hebben de sancties niet
kunnen verhinderen, dat de Italianen
sedert September 1935 diep in het Abes-
synische land zijn doorgedrongen en dat
de Negus er thans zeer hachelijk voor
staat.
Abessynië heeft nu toegestemd in direc
te onderhandelingen met Italië, mits deze
te Genève worden gevoerd en althans
vertegenwoordigers van den Volkenbond
als waarnemers er bij tegenwoordig zul
len zijn.
De Italiaansche gedelegeerde Aloisi
verklaarde echter, dat hij alleen naar
Genève was gekomen, om aan de Locar-
leveren. Maar ik vertrouwde je."
„Hoe?"
„Ik wist, dat je zoudt ontsnappen."
„Je hebt Dwaze Peter gezonden", zei
Benedictus „je hebt die andere man
nen gezonden. Ik zie je hand in dit
alles."
„Neen, zij waren wat zij schenen; maar
ik was er zeker van, dat je ze zoudt
gebruiken als een middel om te ontsnap
pen. 0, laat me alles van 't begin af
vertellen laat me je bewijzen, dat hij
geen familie van mij isl"'
Zij sprak gejaagd, opgewonden, als
iemand die verlangt een zwaren last van
baar hart te wentelen.
„Ik moet je de geschiedenis van mijn
leven vertellen. Niets moet voor je ver
borgen blijven. Niet, dat ik je alles kan
vertellen, als ik het zou willen, want
sommige dingen zijn voor mij verborgen.
Van mijn kindsheid herinner ik mij maar
weinig; maar dikwijls herinner ik mij een
oud huis, van grijzen steen opgetrokken
en bedekt met klimop. Ook herinner ik
mij een hertenpark en de oude poort,
waar op hooge pilaren, twee steenen
leeuwen stonden. Het is alles, schemer
achtig en vaag, maar zoo was mijn
vroegste tehuis".
„'En je vader?"
(Wordt veivolgd.)