Land- en Tuinbouw
Het Vrouwenhoekje
Dammen
Voor de jeugd.
DU KOL Griesmeel.
DU KOL Havermout
voor jong en oud.
Dalende druivenprljzen.
In de laatste dagen is, nu de aanvoer
van druiven in het Westland vrij sterk is
gaan toenemen, een scherpe daling inge
treden voor de prijzen. De geringe export
wreekt zich ook thans weer, bijna alle
aanvoer moet door het binnenland wor
den verwerkt. Het is nog wel niet zoo
danig aan de veilingen, dat de druiven
doordraaien, doch voor enkele soorten,
zooals Frankenthaler, is binnen enkele
dagen de prijs met pl.m. 10 cent per kg.,
terwijl voor de Alicante de vermindering
tot 15 cent liep, en de goede soorten voor
25 cent per kilo worden verkocht.
Extra biggenmerken.
Op 25 Juni '35 is door de Zeeuwsche land
bouworganisaties een uitvoerig schrijven
gericht aan den Regeeringscommissaris
voor de Akkerbouw en de Veehouderij,
waarin o.m. een extra toewijzing van
2500 biggenmerken ten behoeve van Z.
Vlaanderen is gevraagd. Dit verzoek werd
hierop gegrond, dat de telling der fokzeu-
gen in 1932, dat het Lasisgetal der be
perking was. zeer veel te wenschen heeft
overgelaten als gevolg van tegenwerking
en verkeerd begrip van de Crisisvarkens-
wet. Toch moesten aan hen die weigerden
lid te worden van de toenmalige Zeeuw
sche Varkenscentrale op voorschrift van
de Veehouderij-Centrale, biggenmerken
worden toegewezen, waardoor zij die van
den beginne af aan medewerkten, aan de
uitvoering dezer wet werden gedupeerd.
Thans is bericht ontvangen, dat deze
extramerken ten behoeve van Zeeuwseh-
Vlaanderen in hoofdzaak voor het O. D.
zijn toegewezen. Met de verdeeling is
reeds begonnen.
Tegen spreeuwen in vruchtboomen.
Over het pro en contra van de bestrij
ding van spreeuwen is al heel veel ge
schreven. Een feit is echter, dat ze voor
den fruitteler een plaag beteekenen, waar
van hij gaarne verlost wil worden.
Nu vermeldt de heer R. Lijsten in „De
Fruitteelt" een geslaagde proef met zes
groote blauwe vlaggen, 100 M. lijn en
blauwe pavoiseervlaggetjes. De proef werd
genomen op een open terrein, beplant met
jonge struikkersen in de onmiddellijke na
bijheid van een ouderen boomgaard. De
groote vlaggen werden rondom het terrein
geplaatst. De vlaggetjes schuin rond het
terrein gespannen op flinke hoogte boven
de struiken. Ln 1934 gaven de struiken
reeds vrij aardig vruchten. Men heeft toen
een der struiken in gaas geplaatst om de
vruchten zeker te krijgen; de oogst was
nog niet voldoende om een spreeuwen-
keerder in het perceel te zetten. Van de
in het gaas geplaatste struik werden alle
kersen geoogst, van de andere struiken
is geen enkele kers tot volle rijpheid ge
komen en werden alle vruchten door de
spreeuwen weggehaald. Ook dit jaar zou
het keeren nog niet loonend zijn gev, eest,
daar de vruchtzetting door de nachtvor
sten bad geleden. Niettemin droegen alle
struiken vruchten. Zoodra de vruchten
begonnen te kleuren werden de vlaggen
geplaatst. Men heeft deze laten staan tot
de kersen door en door rijp waren en geen
enkele spreeuw heeft in dien tijd het ge
waagd de kersen te eten. Zonder verder
eenige moeite is het perceel verder abso
luut spreeuwenvrij gebleven, terwijl in den
direct nabijliggenden boomgaard de
spreeuwen met zeer veel moeite moesten
worden gekeerd. Vluchten spreeuwen
kwamen aangevlogen, doch zagen blijk
baar reeds in de verte de blauwe vlaggen
en vlogen niet een grooten boog om het
bevlagde perceel naar den daar achter lig-
genden grooten boomgaard.
Nadat alle vruchten in de jonge aan
planting volledig tot hun recht waren ge
komen en geoogst, werden de vlaggen ver
wijderd.
Opmerkelijk was het, dat direct daarna
de spreeuwen in de struiken kwamen,
waarschijnlijk om na te gaan of nog en
kele vruchten waren vergeten.
Het is absoluut zeker, dat dit jaar de
spreeuwen met de vlaggen werden ge
keerd. Of de spreeuwen afgeschrikt zijn
door de blauwe kleur of door de steeds
bewegende kleine pavoiseervlaggen, zou
nader onderzocht kunnen worden door op
verschillende perceelen met verschillende
kleuren te werken. Het op grooten afstand
goed zichtbaar zijn der vlaggen, die dus
boven de boomen moeten uitsteken, zal bij
volgroeide boomgaarden niet zoo eenvou
dig zijn. Doch het is al van zeer groote
beteekenis, wanneer de jonge aanplantin
gen door middel van vlaggen beschermd
kunnen worden, daar hierin het keeren
in verhouding tot den oogst zeer duur
wordt.
Men stelt zich voor dit najaar de vlag
gen verder te gebruiken voor een perceel
peren, teneinde na te gaan of daarbij het
zelfde succes wordt verkregen.
Iets voor kalkoenfokkers. Sterfte onder
kalkoenkuikens.
Een lezer vraagt: „Ik wil ook wel eens
een vraag stellen en dit is niet over kip
pen doch over kalkoenen. Misschien kan
U die vraag wel beantwoorden. Hoe komt
het wanneer de kalkoentjes 4 tot 8 weken
oud zijn dat ze dan sterven, welke oor
zaak heeft dit? Wegens ziekte of wegens
in de veeren komen? Ze loopen een paar
dagen in elkaar, laten hun vlerken han
gen en kunnen niet langer op hun pootjes
staan en dood zijn ze. Het voer bestaat
uit met geweekt tarwebrood".
Over het algemeen is er op alle vragen
over ziekten slechts één antwoord en wel:
laten onderzoeken door een deskundige.
De gewone methode van pluimveebladen
om allerlei vragen over ziekten met een
geleerd betoog in de vragenbus te behan
delen loopt op kwakzalverij uit. Een ziekte
kan alleen bestreden worden als zij be
hoorlijk vastgesteld is en dat is moge
lijk door een behoorlijk onderzoek. Ik heb
er al meermalen op gewezen, dat men het
pluimvee gratis kan laten onderzoeken
aam de Rijksserum-inriohting te Rotter
dam en dat is dus de beste weg om de
ziekten en haar bestrijding te leeren ken
nen. Als ik nu op deze kalkoenziekte inga
dan is het, omdat er onder jonge kalkoe
nen een hoogst besmettelijke ziekte voor
komt, die in vele kalkoenenfokkerijen een
groote schade veroorzaakt en waarvan het
nuttig is eens wat meer te weten. Ik zeg
dus niet, dat de kalkoentjes van den lezer
daaraan lijden, doch geef in verband met
mijn vraag eenige nuttige wenken aan de
kalkoenenfokkers.
Eigenaardig is dat de thans te bespre
ken ziekte over de geheele wereld bekend
is onder den Engelschen naam, namelijk
„blackhead", wat „zwartkop" beteekent.
De ziekte wordt zoo genoemd, omdat de
roode gedeelten aan den kop vaak donker
blauw tot zwart gekleurd zijn, hoewel dat
lang niet altijd zoo is. Het gaat met dezen
naam als met zoovele andere namen van
ziekten, een ziekte raakt onder den een
of anderen naam bekend en deze naam
wortelt dan vast over de geheele wereld
en geeft later aanleiding tot veel verwar
ring. Neem maar eens de pullorumziekte,
die overal „witte diarrhee der kuikens"
genoemd wordt, hoewel er lang niet altijd
witte diarrhee bij optreedt. Hetzelfde geldt
van de coccidiosis, die men roode diar
rhee noemt. De ziekte der kalkoentjes,
waaraan geheele kalkoenfokkerijen te
gronde zijn gegaan, gaat vaak gepaard
met zwarte verkleuring aan den kop en
omdat de ziekte al zeer lang in Amerika
onder den naam blackhead bekend ge
weest is, is deze naam in allerlei landen
overgenomen. De ziekte komt het meest
voor bij kalkoenkuikens maar ik heb haar
ook wel aangetroffen bij kipkuikens en bij
jonge fazanten, patrijzen en bij pauwen
kan zij ook voorkomen. Zij kan zeer snel
verloopen en binnen een week massa's
kuikens dooden onder verschijnselen van
sufheid, gebrek aan eetlust, diarrhee, die
vaak: zwavelgele mestbestanddeelen bevat.
De zieke dieren laten de vleugels hangen
en op een gegeven oogenblik vindt men ze
dood in de rennen. In het laatste stadium
der ziekte treedt de zwarte verkleuring op
aan den kop door de storing in de bloed
circulatie.
Wat de oorzaak betreft komen we op
een moeilijk punt, waar al jaren en jaren
in de wetenschappelijke wereld over ge
streden wordt. In de zieke plekken der
levers der kalkoenen vindt men n.l. met
het microscoop ééncellige diertjes, die ve
len voor de oorzaak houden. Het bewijs
echter, dat deze ééncellige wezens de oor
zaak zijn is niet zoo gemakkelijk te leve
ren en in de nieuwe Italiaansche publi
caties ziet men dan ook weer andere één
cellige wezentjes als de oorzaak aanwijzen
als in de Engelsche en Amerikaansche
literatuur. Gelukkig behoeven we ons over
deze veroorzakers der ziekte niet zoo erg
veel 'zorgen te maken, want we kunnen de
ziekte bestrijden zonder de oorzaak pre
cies te kennen.
De onderzoekers zijn bet n.l. wel eens
over de manier waarop de besmetting
plaats vindt, n.l. door wormpjes die in
den blinden darm leven. Deze wormpjes
verwonden en prikkelen den darmwand
en daardoor krijgen de ziekteverwekkers
gelegenheid den darmwand ziek te maken,
in het bloed te komen en daardoor weer
in den lever terecht te komen. Daar be
ginnen ze nu hun eigenlijke schadelijke
werking, ze vormen zieke plekken in de
lever die daardoor niet goed meer werkt
en te samen met de darmziekte sterven
dan de kalkoentjes. Maakt men zulke kal
koentjes open (wat ik iedere leek sterk
afraad) dan ziet men in de lever typische
ronde vlekken ter groote van een erwt
tot een cent toe en de blinde darmen blij
ken meestal ook hevig ontstoken te zijn.
Het is dus een echte darm-leverziekje,
wat meebrengt dat de zieke dieren voort
durend veel smetstof met hun mest kwijt
raken. Verder zal ieder die ooit een lever
van zoo'n ziek kalkoentje gezien heeft
meteen begrijpen dat daaraan niets meer
te genezen valt. De levercellen in de zieke
plekken zijn totaal verwoest en daar is
geen herstellen meer aan. Ook vormen de
blinde darmen één etterige, zwerende, ver
dikte massa en zijn ook niet meer te ge
nezen. Het gaat net als met coccidiosis,
geneesmiddelen zijn er niet. Alleen heel
lichte gevallen kunnen genezen en der
gelijke dieren blijven smetstofdragers.
We hebben dus te trachten de ziekte te
voorkomen en dat kunnen we als we we
ten dat vooral kipkuikens de wormen be
vatten die de smetstof overbrengen en dat
de smetstof lang in den bodem kan zitten
en door oude kalkoenen verspreid kan
worden. Kalkoenenfokkers mogen dus in
geen geval kalkoentjes opfokken op ter
rein waar de ziekte al eens voorgekomen
is en ze mogen in geen geval de dieren
opfokken op terrein waar kipkuikens ge-
loopen hebben. De kalkoenopfok eischt
dus nog veel strenger dan de kipkuiken-
opfok versche onbesmette grond. In Ame
rika heeft men streken waar de grond
zoo besmet was dat er geen kalkoentje
meer in leven bleef. Men heeft daar pas
weer de zaak aan den gang gekregen toen
men wist hoe de besmetting plaats vond
en de dieren op gaasbodems ging opfok
ken. In den laatsten tijd zijn er ook proe
ven genomen om bij de kalkoenkuikens de
blinde darmen, waar de besmetting van
uit gaat, weg te nemen. Dit is echter geen
gemakkelijke operatie al heeft men er wel
goede resultaten mee bereikt.
In Engeland probeert men het tegen
woordig met het inspuiten van arsenicum-
preparaten. Deze dooden de smetstof in
het lichaam en ook van deze inspuitingen
heeft men in lichte gevallen reeds suc
ces gezien. De zaak van de blackhead-
bestrijding is dus in volle studie en staat
er lang niet hopeloos voor.
Dr B. J. G. TE HENNEPE.
(Nadruk verboden.)
Bereiden van groenten en vruchten.
Kook groenten liefst met zoo weinig
mogelijk vocht, want de waardevolle zu
ren en zouten als ijzerzouten voor de vor
ming van bloed enz. en de kalkzouten
voor de vorming van beendergestel enz.
worden anders met het afgieten wegge
daan.
Groenten met sterken reuk en smaak
kookt men met open deksel; sterke reuk
en smaak verdwijnen dan.
Bewaar overtollig groentenat voor soe
pen of bind het tot een sausje bij de
groente.
Kook groenten nooit langer dan hoog
noodig is. Anders gaan ze in voedsel-
waarde achteruit.
Stoof groenten, waarbij vettoevoeging
noodig is, uitsluitend met roomboter als
de portemonnaie het toelaat, omdat daar
door de smaak der groente het beste tot
zijn recht komt.
Verzorging der handen.
Op welke manier kan men de handen
het beste verzorgen om ze netjes te hou
den? Wij wijzen eerst op het groote nut
van de citroen, die. doorgesneden zijnde,
uitstekende diensten verricht als nagel
schuier en waarvan het sap alle sporen
van aardappelen schillen, groenten en
vruchten schoonmaken totaal verwijdert.
Wie koper of zilver heeft gepoetst, doet
verstandig de handen zorgvuldig te was-
schen en te schuieren met lauw zeepsop,
waaraan een theelepeltje glycerine is toe
gevoegd. Daarna kan dan nog een halve
citroen of de een of andere cream wor
den gebruikt voor het nawrijven. Voor het
allerruwste werk kan men oude leeren
handschoenen b.v. afgedankte glacé's ge
bruiken.
Enkele recepten.
Garnalengehakt. D'e gepelde
garnalen fijnhakken en vermengen met
een eierdooier, peper, zout, noot en in
melk geweekt brood of beschuitkruim. Er
kleine balletjes van maken; ze door ge
klopt eiwit dan door beschuitkruim of an
der paneermeel halen en met boter bak
ken. Ze met citroen bedruppeld, opdienen
met gebakken aardappelen en salade; bij
spinazie, tomaten of bloemkool en aard
appelpuree.
Griesmeeltaart. Kook van 1 li
ter melk, 2 ons griesmeel en 2 ons suiker
een dikke pap en laat die koud worden.
Roer 1 ons boter tot room. vermeng die
afwisselend met eenige lepels griesmeel-
pap en telkens 1 ei, in 't geheel vier stuks.
Voeg vervolgens 1 X ons ons rozijnen, een
tikje zout en een geraspte citroenschil
toe, vul met deze massa een met boter
en bloem geprepareerden springvorm en
bak de taart in een niet te heeten oven
gaar en goudbruin, ongeveer 1 X uur
lang.
Augurken inmaken. 100 augur
ken, 2 flesschen wijnazijn, stukje mie
rikswortel, 5 stukjes gember, 20 peper
korrels, 5 laurierbladen, venkel, zout.
De augurken wasschen, afborstelen, en
laten uitlekken. Wegzetten in koud ge
worden pekel (1 L. water, 50 gr. zout)
daarna de augurken op een vergiet leg
gen, uit laten lekken, afdrogen en in een
Keulsche pot plaatsen. De met kruiderijen
gekookte en afgekoelde azijn over de
augurken gieten. Bovenop wat mosterd
zaad leggen om schimmel te voorkomen.
Wollen dekens wasschen.
Een enkele keer komt het voor, dat
wollen dekens die men heeft gewasschen
vettig en hard zijn geworden. De oorzaak
van dit kwaad moet waarschijnlijk ge
zocht worden in het feit. dat de dekens
niet voldoende werden gespoeld.
Wij herhalen nog eens, wat wij vroe
ger reeds schreven:
Zijn de dekens niet bepaald vuil. doch
wil men ze alleen een opknapbeurtje ge
ven, dan kan men volstaan met ze een
nacht in water en zout te zetten. Men
rekent voor elke deken een pond keuken
zout en doet daar zooveel water bij tot
de deken onderstaat. Vóór het wasschen
moet men de deken uitkloppen, teneinde
te vermijden, dat er stof in het water
komt. Flink in schoon water naspoelen,
uitdrukken en te drogen hangen. Onder
het drogen af en toe omhangen en, liefst
met twee personen, telkens even opklop
pen om de deken los en luchtig te hou
den. Men moet haar dubbel nemen voor
men haar klopt, daar zij anders in het
midden zou kunnen scheuren. Ook moet
men er op letten de punten niet te be
schadigen,
Zijn wollen dekens vuil geworden, dan
moet men ze een lauw sop van zachte
huishoud- of ammoniakaeep gdVen, waar
na men ze eerst spoelt in zout water,
daarna in schoon koud water tot men er
zeker van is. dat geen zeep meer iB ach
tergebleven. Dekens die onvoldoende ge
spoeld werden, voelen, wanneer ze droog
zijn inderdaad vettig en kleverig aan. De
dekens warden verder op de bovenbe
schreven wijze gedroogd. Men moet wel
len dekens nooit wringen, alleen maar
knijpen en drukken om het water er
zooveel mogelijk uit te verwijderen. Ge
kleurde wollen dekens moet men niet in
de zon hangen. Er bestaat groote kans,
dat ze dan verschieten.
Gelieve alles, deze rubriek betreffende,
te adresseeren aan P. Mans, Westerstr.
221, Amsterdam.
Oplossing probleem 413.
Auteur: J. W. Spittuler, A'dam.
Stand.
Zwart 8 sch. op: 14, 19, 22, 23, 24,
28, 30, 35 en dam op 47.
Wit 11 sch. op: 11, 12, 17, 21, 38/40,
44, 48/50.
Oplossing.
Wit. 30—33 44X33 17 X28 48X 39
49X9.
Zwart: 28X39 35X 44 23 X 43 47 X 34.
Oplossing probleem 414.
Auteur: A. K. W. Damme, A'dam.
Stand.
Zwart 16 sch. op: 1, 3, 6, 8/12, 14,
18/20, 23/26.
Wit 16 sch. op: 27, 28, 32/39, 42, 43,
45, 47/49.
Oplossing.
Wit: 27—22 33X21 21—17 42-37 38
X7 36—31 48—42 33—29 49 X 40 35X2
2—30 40X 7.
Zwart: 18 X 27 23X41 11X22 of 12X21
41X32 1X12 26X37 37X48 24X44 48
X30 19—23 25X34.
Oplossing probleem 415.
Auteur: G. P. v. Boven, Bergen op Z.
Stand.
Zwart 8 sch. op: 8, 9, 13, 20, 24, 30,
36 en 40.
Wit 8 sch. op: 22, 23, 28, 32, 33, 41,
43 en 49.
Oplossing.
Wit: 23—19 43—39 49—44 39—34
34X23 23—19 28—23.
Zwart: 36 X 47 47 X 29 40 X 49 49X18
24—29 13 X 24 24X13.
Oplossing probleem 416.
Auteur: J. H. Abbink, Aalten.
Stand.
Zwart 11 sch. op: 7, 8, 10, 12, 16/20,
23 en 25.
Wit 11 sch. op: 26, 27, 29, 30, 31, 32,
34, 36, 39, 49 en 50.
Oplossing.
Wit: 32—28 29—23 50—44 49X38 38—
32 31X4.
Zwart 23X 21 18 X 40 25 X 43 40X 49
49X27.
Probleem 412.
Hieronder volgt de oplossing van bo
vengenoemd probleem geplaatst in de ru
briek van 29 Juni. (Auteur J. Daane,
Zoutelande.)
Stand.
Zwart 9 sch. op: 4, 14, 15, 18/20, 27,
28, 32 en dam op 3.
Wit 12 sch. op: 26, 29, 30, 34/37, 40/42,
47 en 48.
Oplossing.
Wit: 36—31 26—21 37—31 42—37
30—24 29—24 40—34 35X13.
Zwart: 27 X36 3X 26 26X 46 32 X41
19X39 20X29 29X40 39X30.
Goede oplossingen.
Ontvangen van: S. Bosselaar, A.
Braamse, D. Hugense, M. Matthijsse en A.
Willemse, Aagtekerke; Jan de Visser,
Westkapelle; J. Daane, Zoutelande; D. de
Hullu, nrs 413/415, P. Catsman, nrs
413/415 en J. Almekinders Jr. nrs 413,
415, Oostburg; J. Scheele, Zaamslag, P.
Boone nrs 413, 415, 416, Nieuwdorp.
Probleem 420.
Auteur: J. Daane, Zoutelande.
1 2 8 4 5
47 48 49 50
Zwart 11 sch. op: 7/9, 12/15, 18, 20, 22,
23, 26 en dam op 6.
Wit 12 sch. op: 25, 27, 29, 30, 33, 34,
37, 41/43, 46 en 48.
Wit speelt en wint.
Oplossingen.
Aug.-problemen voor 10 Sept. in te zen
den aan bovenstaand adres.
DE TWEELING VAN HET flOSCrl MUM
XIX,
De jongens zaten in een grooten kring
om het vuur geschaard, de voorsten op
den grand, de anderen op stoelen er ach
ter.
Hen en Boudewijn hadden in 't midden
een plaatsje gekregen; er was zooveel
te praten, want natuurlijk moesten ze alles
van elkaar weten. Han zat dioht bij het
vuur, naast mijnheer Wils.
„Zeg," riep een jongen, die een paar
rijen achter Hen zat, „is het waar dat het
hier ook wel eens spookt?"
Hen draaide zich om. „Ja, iederen
nacht, precies om twaalf uur, en ik weet
wel waar het is ook."
„Poeh," minachtend haalde een jongen,
hij was lang en bleek en had een beetje
toegeknepen oogjes, z'n schouders op,
„spoken, wie gelooft daar nu nog aan; je
moet er mij niet mee aankomen."
„Nou Kees," riep een ander, „zou jij er
's nachts naar toe durven, door het don
kere bosch?"
„O, ik wel en je kunt gerust met me
meegaan, als je tenminste niet bang bent.
Spoken, bah, wat flauw."
Boudewijn gaf Hen een por. „Laat hem
z'n mond eens houden."
„Je kunt het aan den boer gaan vragen;
dicht er bij is een boerderij en die men-
schen hebben het al meer dan eens gezien,
als je 't niet gelooft moet je zelf gaan kij
ken."
Hen zag Boudewijn eens aan alsot hij
zeggen wilde: heb ik het zoo goed gedaan?
„Wat hebben jullie daar toch?" vroeg
mijnheer Wilt, die opmerkzaam was ge
worden door het druk gepraat van de
steeds grooter wordende groep jongens.
Elen, die het dichtst bij hem zat,
vertelde wat er was; „toe, mijlnheer, laat
hij die spookgeschiedenis voor ons alle
maal vertellen?"
„Ik vind het best. Hen wil je het voor
ons allemaal vertellen?"
„Jawel mijnheer, maar 't is erg grieze
lig en de jongens konden wel eens bang
worden."
Een daverend gelach steeg op en meteen
zetten er een paar in: „Wij zijn niet
bangl"
„Wat een flauwerds om aan spoken te
gelooven; die bestaan niet eens," riep
Kees er weer tusschendoor.
Mijnheer hoorde het.
„Dat moet je zoo hard niet zeggen,
Kees. In Amsterdam zul je ze niet zien,
maar hier in de bosschen, hu!" meneer
rilde ervan; „ik zou er niet graag 's nachts
in het donker op uittrekken." Meteen gaf
hij een knipoogje naar Hen, die het fijn
vond dat mijnheer het zoo voor hem op
nam.
Het was een gelach en gepraat van be
lang en daartusschendoor riepen ze tegen
Kees: „toe jó, ga er vannacht eens in je
eentje naar toe; wedden dat je niet
durft?"
Het leek mijnheer het beste, dat Hen
maar eens naar voren kwam en dan het
verhaal vertelde, zoodat ze het allemaal
konden hooren.
Was het eerst nog vrij rumoerig toen
Hen begon, spoedig waren allen muisstil
en luisterden met spanning naar de ge
schiedenis van bet klooster.
Vanaf baar plaatsje bij de schouw zag
Han de jongens met op bun gezichten de
bewegende gloed van de vlammen, die
grillig telkens veranderende schaduwen
op de muren en op het plafond teekenden.
Met steeds dalende, op bet laatst haast
fluisterende stem ging Hen verder; zelfs
Boudewijn en Han, die bet verhaal toch
pas gehoord hadden, waren nu een en al
aandacht.
De jongens durfden haast geen adem
halen, tanen Hen vertelde hoe de klok z'n
twaalf slagen deed hooren en het feest nog
maar steeds doorging.
„Boemm.de tiende slag," angstig
donker was Hen's stem bij bet „Boemm"
en iets luider; dan wachtte hij even alsof
hij de spanning nog wilde vergrooten;
„boemmde elfde, boemmde
twaalfde," fluisterend vervolgde hij:
„stilte, angstige, onheilspellende stilte in
het kloosterniemand die zich durfde
verroerenen toenen toen
Een vreeselijke kreet van Hen weer
klonk, die allen op deed schrikken alsof
boven bun hoofden ook het dak instortte.
„Ooh!" riep Kees, en rolde van de leu
ning van den stoel, waar hij bovenop ge
klommen was, pardoes op een andere
jongen.
Hen had de grootste pret dat hij de jon
gens zoo had laten schrikken; hij keek
eens naar mijnheer Wils, want het ver
haal was nog niet uit, en deze beduidde
stilte.
Nu de spanning gebroken was hadden
de jongens toch niet zooveel aandacht
meer als in het begin.
„Mogen wij daar ook eens naar toe?"
riep een jongen, toen Hen klaar was.
„Ja, ja, toe mijnheer," vielen de an
deren hem bij. Wie zou daar nu geen zin
in hebben, en zoo werd onder luid hoera
besloten, dat ze den volgenden avond den
tocht zouden ondernemen.
Natuurlijk gingen Hen en Boudewijn
als het mocht van thuis ook mee.
Een( paar jongens 'deden een voor
dracht, er werd wat gepraat en toen begon
de avond alweer op te schieten.
„Nu ntog wat zingen, jongens". Mijnheer
Wils stond op en ging voor het orgel zit
ten. Het was maar een klein ding, maar
als hij er op speelde kwam er geluid ge
noeg uit.
(Wordt vervolgd.)