Land- en Tuinbouw Het Vrouwenhoekje Dammen Voor de jeugd. DU KOL Griesmeel. DU KOL Havermout voor jong en oud. Dalende druivenprljzen. In de laatste dagen is, nu de aanvoer van druiven in het Westland vrij sterk is gaan toenemen, een scherpe daling inge treden voor de prijzen. De geringe export wreekt zich ook thans weer, bijna alle aanvoer moet door het binnenland wor den verwerkt. Het is nog wel niet zoo danig aan de veilingen, dat de druiven doordraaien, doch voor enkele soorten, zooals Frankenthaler, is binnen enkele dagen de prijs met pl.m. 10 cent per kg., terwijl voor de Alicante de vermindering tot 15 cent liep, en de goede soorten voor 25 cent per kilo worden verkocht. Extra biggenmerken. Op 25 Juni '35 is door de Zeeuwsche land bouworganisaties een uitvoerig schrijven gericht aan den Regeeringscommissaris voor de Akkerbouw en de Veehouderij, waarin o.m. een extra toewijzing van 2500 biggenmerken ten behoeve van Z. Vlaanderen is gevraagd. Dit verzoek werd hierop gegrond, dat de telling der fokzeu- gen in 1932, dat het Lasisgetal der be perking was. zeer veel te wenschen heeft overgelaten als gevolg van tegenwerking en verkeerd begrip van de Crisisvarkens- wet. Toch moesten aan hen die weigerden lid te worden van de toenmalige Zeeuw sche Varkenscentrale op voorschrift van de Veehouderij-Centrale, biggenmerken worden toegewezen, waardoor zij die van den beginne af aan medewerkten, aan de uitvoering dezer wet werden gedupeerd. Thans is bericht ontvangen, dat deze extramerken ten behoeve van Zeeuwseh- Vlaanderen in hoofdzaak voor het O. D. zijn toegewezen. Met de verdeeling is reeds begonnen. Tegen spreeuwen in vruchtboomen. Over het pro en contra van de bestrij ding van spreeuwen is al heel veel ge schreven. Een feit is echter, dat ze voor den fruitteler een plaag beteekenen, waar van hij gaarne verlost wil worden. Nu vermeldt de heer R. Lijsten in „De Fruitteelt" een geslaagde proef met zes groote blauwe vlaggen, 100 M. lijn en blauwe pavoiseervlaggetjes. De proef werd genomen op een open terrein, beplant met jonge struikkersen in de onmiddellijke na bijheid van een ouderen boomgaard. De groote vlaggen werden rondom het terrein geplaatst. De vlaggetjes schuin rond het terrein gespannen op flinke hoogte boven de struiken. Ln 1934 gaven de struiken reeds vrij aardig vruchten. Men heeft toen een der struiken in gaas geplaatst om de vruchten zeker te krijgen; de oogst was nog niet voldoende om een spreeuwen- keerder in het perceel te zetten. Van de in het gaas geplaatste struik werden alle kersen geoogst, van de andere struiken is geen enkele kers tot volle rijpheid ge komen en werden alle vruchten door de spreeuwen weggehaald. Ook dit jaar zou het keeren nog niet loonend zijn gev, eest, daar de vruchtzetting door de nachtvor sten bad geleden. Niettemin droegen alle struiken vruchten. Zoodra de vruchten begonnen te kleuren werden de vlaggen geplaatst. Men heeft deze laten staan tot de kersen door en door rijp waren en geen enkele spreeuw heeft in dien tijd het ge waagd de kersen te eten. Zonder verder eenige moeite is het perceel verder abso luut spreeuwenvrij gebleven, terwijl in den direct nabijliggenden boomgaard de spreeuwen met zeer veel moeite moesten worden gekeerd. Vluchten spreeuwen kwamen aangevlogen, doch zagen blijk baar reeds in de verte de blauwe vlaggen en vlogen niet een grooten boog om het bevlagde perceel naar den daar achter lig- genden grooten boomgaard. Nadat alle vruchten in de jonge aan planting volledig tot hun recht waren ge komen en geoogst, werden de vlaggen ver wijderd. Opmerkelijk was het, dat direct daarna de spreeuwen in de struiken kwamen, waarschijnlijk om na te gaan of nog en kele vruchten waren vergeten. Het is absoluut zeker, dat dit jaar de spreeuwen met de vlaggen werden ge keerd. Of de spreeuwen afgeschrikt zijn door de blauwe kleur of door de steeds bewegende kleine pavoiseervlaggen, zou nader onderzocht kunnen worden door op verschillende perceelen met verschillende kleuren te werken. Het op grooten afstand goed zichtbaar zijn der vlaggen, die dus boven de boomen moeten uitsteken, zal bij volgroeide boomgaarden niet zoo eenvou dig zijn. Doch het is al van zeer groote beteekenis, wanneer de jonge aanplantin gen door middel van vlaggen beschermd kunnen worden, daar hierin het keeren in verhouding tot den oogst zeer duur wordt. Men stelt zich voor dit najaar de vlag gen verder te gebruiken voor een perceel peren, teneinde na te gaan of daarbij het zelfde succes wordt verkregen. Iets voor kalkoenfokkers. Sterfte onder kalkoenkuikens. Een lezer vraagt: „Ik wil ook wel eens een vraag stellen en dit is niet over kip pen doch over kalkoenen. Misschien kan U die vraag wel beantwoorden. Hoe komt het wanneer de kalkoentjes 4 tot 8 weken oud zijn dat ze dan sterven, welke oor zaak heeft dit? Wegens ziekte of wegens in de veeren komen? Ze loopen een paar dagen in elkaar, laten hun vlerken han gen en kunnen niet langer op hun pootjes staan en dood zijn ze. Het voer bestaat uit met geweekt tarwebrood". Over het algemeen is er op alle vragen over ziekten slechts één antwoord en wel: laten onderzoeken door een deskundige. De gewone methode van pluimveebladen om allerlei vragen over ziekten met een geleerd betoog in de vragenbus te behan delen loopt op kwakzalverij uit. Een ziekte kan alleen bestreden worden als zij be hoorlijk vastgesteld is en dat is moge lijk door een behoorlijk onderzoek. Ik heb er al meermalen op gewezen, dat men het pluimvee gratis kan laten onderzoeken aam de Rijksserum-inriohting te Rotter dam en dat is dus de beste weg om de ziekten en haar bestrijding te leeren ken nen. Als ik nu op deze kalkoenziekte inga dan is het, omdat er onder jonge kalkoe nen een hoogst besmettelijke ziekte voor komt, die in vele kalkoenenfokkerijen een groote schade veroorzaakt en waarvan het nuttig is eens wat meer te weten. Ik zeg dus niet, dat de kalkoentjes van den lezer daaraan lijden, doch geef in verband met mijn vraag eenige nuttige wenken aan de kalkoenenfokkers. Eigenaardig is dat de thans te bespre ken ziekte over de geheele wereld bekend is onder den Engelschen naam, namelijk „blackhead", wat „zwartkop" beteekent. De ziekte wordt zoo genoemd, omdat de roode gedeelten aan den kop vaak donker blauw tot zwart gekleurd zijn, hoewel dat lang niet altijd zoo is. Het gaat met dezen naam als met zoovele andere namen van ziekten, een ziekte raakt onder den een of anderen naam bekend en deze naam wortelt dan vast over de geheele wereld en geeft later aanleiding tot veel verwar ring. Neem maar eens de pullorumziekte, die overal „witte diarrhee der kuikens" genoemd wordt, hoewel er lang niet altijd witte diarrhee bij optreedt. Hetzelfde geldt van de coccidiosis, die men roode diar rhee noemt. De ziekte der kalkoentjes, waaraan geheele kalkoenfokkerijen te gronde zijn gegaan, gaat vaak gepaard met zwarte verkleuring aan den kop en omdat de ziekte al zeer lang in Amerika onder den naam blackhead bekend ge weest is, is deze naam in allerlei landen overgenomen. De ziekte komt het meest voor bij kalkoenkuikens maar ik heb haar ook wel aangetroffen bij kipkuikens en bij jonge fazanten, patrijzen en bij pauwen kan zij ook voorkomen. Zij kan zeer snel verloopen en binnen een week massa's kuikens dooden onder verschijnselen van sufheid, gebrek aan eetlust, diarrhee, die vaak: zwavelgele mestbestanddeelen bevat. De zieke dieren laten de vleugels hangen en op een gegeven oogenblik vindt men ze dood in de rennen. In het laatste stadium der ziekte treedt de zwarte verkleuring op aan den kop door de storing in de bloed circulatie. Wat de oorzaak betreft komen we op een moeilijk punt, waar al jaren en jaren in de wetenschappelijke wereld over ge streden wordt. In de zieke plekken der levers der kalkoenen vindt men n.l. met het microscoop ééncellige diertjes, die ve len voor de oorzaak houden. Het bewijs echter, dat deze ééncellige wezens de oor zaak zijn is niet zoo gemakkelijk te leve ren en in de nieuwe Italiaansche publi caties ziet men dan ook weer andere één cellige wezentjes als de oorzaak aanwijzen als in de Engelsche en Amerikaansche literatuur. Gelukkig behoeven we ons over deze veroorzakers der ziekte niet zoo erg veel 'zorgen te maken, want we kunnen de ziekte bestrijden zonder de oorzaak pre cies te kennen. De onderzoekers zijn bet n.l. wel eens over de manier waarop de besmetting plaats vindt, n.l. door wormpjes die in den blinden darm leven. Deze wormpjes verwonden en prikkelen den darmwand en daardoor krijgen de ziekteverwekkers gelegenheid den darmwand ziek te maken, in het bloed te komen en daardoor weer in den lever terecht te komen. Daar be ginnen ze nu hun eigenlijke schadelijke werking, ze vormen zieke plekken in de lever die daardoor niet goed meer werkt en te samen met de darmziekte sterven dan de kalkoentjes. Maakt men zulke kal koentjes open (wat ik iedere leek sterk afraad) dan ziet men in de lever typische ronde vlekken ter groote van een erwt tot een cent toe en de blinde darmen blij ken meestal ook hevig ontstoken te zijn. Het is dus een echte darm-leverziekje, wat meebrengt dat de zieke dieren voort durend veel smetstof met hun mest kwijt raken. Verder zal ieder die ooit een lever van zoo'n ziek kalkoentje gezien heeft meteen begrijpen dat daaraan niets meer te genezen valt. De levercellen in de zieke plekken zijn totaal verwoest en daar is geen herstellen meer aan. Ook vormen de blinde darmen één etterige, zwerende, ver dikte massa en zijn ook niet meer te ge nezen. Het gaat net als met coccidiosis, geneesmiddelen zijn er niet. Alleen heel lichte gevallen kunnen genezen en der gelijke dieren blijven smetstofdragers. We hebben dus te trachten de ziekte te voorkomen en dat kunnen we als we we ten dat vooral kipkuikens de wormen be vatten die de smetstof overbrengen en dat de smetstof lang in den bodem kan zitten en door oude kalkoenen verspreid kan worden. Kalkoenenfokkers mogen dus in geen geval kalkoentjes opfokken op ter rein waar de ziekte al eens voorgekomen is en ze mogen in geen geval de dieren opfokken op terrein waar kipkuikens ge- loopen hebben. De kalkoenopfok eischt dus nog veel strenger dan de kipkuiken- opfok versche onbesmette grond. In Ame rika heeft men streken waar de grond zoo besmet was dat er geen kalkoentje meer in leven bleef. Men heeft daar pas weer de zaak aan den gang gekregen toen men wist hoe de besmetting plaats vond en de dieren op gaasbodems ging opfok ken. In den laatsten tijd zijn er ook proe ven genomen om bij de kalkoenkuikens de blinde darmen, waar de besmetting van uit gaat, weg te nemen. Dit is echter geen gemakkelijke operatie al heeft men er wel goede resultaten mee bereikt. In Engeland probeert men het tegen woordig met het inspuiten van arsenicum- preparaten. Deze dooden de smetstof in het lichaam en ook van deze inspuitingen heeft men in lichte gevallen reeds suc ces gezien. De zaak van de blackhead- bestrijding is dus in volle studie en staat er lang niet hopeloos voor. Dr B. J. G. TE HENNEPE. (Nadruk verboden.) Bereiden van groenten en vruchten. Kook groenten liefst met zoo weinig mogelijk vocht, want de waardevolle zu ren en zouten als ijzerzouten voor de vor ming van bloed enz. en de kalkzouten voor de vorming van beendergestel enz. worden anders met het afgieten wegge daan. Groenten met sterken reuk en smaak kookt men met open deksel; sterke reuk en smaak verdwijnen dan. Bewaar overtollig groentenat voor soe pen of bind het tot een sausje bij de groente. Kook groenten nooit langer dan hoog noodig is. Anders gaan ze in voedsel- waarde achteruit. Stoof groenten, waarbij vettoevoeging noodig is, uitsluitend met roomboter als de portemonnaie het toelaat, omdat daar door de smaak der groente het beste tot zijn recht komt. Verzorging der handen. Op welke manier kan men de handen het beste verzorgen om ze netjes te hou den? Wij wijzen eerst op het groote nut van de citroen, die. doorgesneden zijnde, uitstekende diensten verricht als nagel schuier en waarvan het sap alle sporen van aardappelen schillen, groenten en vruchten schoonmaken totaal verwijdert. Wie koper of zilver heeft gepoetst, doet verstandig de handen zorgvuldig te was- schen en te schuieren met lauw zeepsop, waaraan een theelepeltje glycerine is toe gevoegd. Daarna kan dan nog een halve citroen of de een of andere cream wor den gebruikt voor het nawrijven. Voor het allerruwste werk kan men oude leeren handschoenen b.v. afgedankte glacé's ge bruiken. Enkele recepten. Garnalengehakt. D'e gepelde garnalen fijnhakken en vermengen met een eierdooier, peper, zout, noot en in melk geweekt brood of beschuitkruim. Er kleine balletjes van maken; ze door ge klopt eiwit dan door beschuitkruim of an der paneermeel halen en met boter bak ken. Ze met citroen bedruppeld, opdienen met gebakken aardappelen en salade; bij spinazie, tomaten of bloemkool en aard appelpuree. Griesmeeltaart. Kook van 1 li ter melk, 2 ons griesmeel en 2 ons suiker een dikke pap en laat die koud worden. Roer 1 ons boter tot room. vermeng die afwisselend met eenige lepels griesmeel- pap en telkens 1 ei, in 't geheel vier stuks. Voeg vervolgens 1 X ons ons rozijnen, een tikje zout en een geraspte citroenschil toe, vul met deze massa een met boter en bloem geprepareerden springvorm en bak de taart in een niet te heeten oven gaar en goudbruin, ongeveer 1 X uur lang. Augurken inmaken. 100 augur ken, 2 flesschen wijnazijn, stukje mie rikswortel, 5 stukjes gember, 20 peper korrels, 5 laurierbladen, venkel, zout. De augurken wasschen, afborstelen, en laten uitlekken. Wegzetten in koud ge worden pekel (1 L. water, 50 gr. zout) daarna de augurken op een vergiet leg gen, uit laten lekken, afdrogen en in een Keulsche pot plaatsen. De met kruiderijen gekookte en afgekoelde azijn over de augurken gieten. Bovenop wat mosterd zaad leggen om schimmel te voorkomen. Wollen dekens wasschen. Een enkele keer komt het voor, dat wollen dekens die men heeft gewasschen vettig en hard zijn geworden. De oorzaak van dit kwaad moet waarschijnlijk ge zocht worden in het feit. dat de dekens niet voldoende werden gespoeld. Wij herhalen nog eens, wat wij vroe ger reeds schreven: Zijn de dekens niet bepaald vuil. doch wil men ze alleen een opknapbeurtje ge ven, dan kan men volstaan met ze een nacht in water en zout te zetten. Men rekent voor elke deken een pond keuken zout en doet daar zooveel water bij tot de deken onderstaat. Vóór het wasschen moet men de deken uitkloppen, teneinde te vermijden, dat er stof in het water komt. Flink in schoon water naspoelen, uitdrukken en te drogen hangen. Onder het drogen af en toe omhangen en, liefst met twee personen, telkens even opklop pen om de deken los en luchtig te hou den. Men moet haar dubbel nemen voor men haar klopt, daar zij anders in het midden zou kunnen scheuren. Ook moet men er op letten de punten niet te be schadigen, Zijn wollen dekens vuil geworden, dan moet men ze een lauw sop van zachte huishoud- of ammoniakaeep gdVen, waar na men ze eerst spoelt in zout water, daarna in schoon koud water tot men er zeker van is. dat geen zeep meer iB ach tergebleven. Dekens die onvoldoende ge spoeld werden, voelen, wanneer ze droog zijn inderdaad vettig en kleverig aan. De dekens warden verder op de bovenbe schreven wijze gedroogd. Men moet wel len dekens nooit wringen, alleen maar knijpen en drukken om het water er zooveel mogelijk uit te verwijderen. Ge kleurde wollen dekens moet men niet in de zon hangen. Er bestaat groote kans, dat ze dan verschieten. Gelieve alles, deze rubriek betreffende, te adresseeren aan P. Mans, Westerstr. 221, Amsterdam. Oplossing probleem 413. Auteur: J. W. Spittuler, A'dam. Stand. Zwart 8 sch. op: 14, 19, 22, 23, 24, 28, 30, 35 en dam op 47. Wit 11 sch. op: 11, 12, 17, 21, 38/40, 44, 48/50. Oplossing. Wit. 30—33 44X33 17 X28 48X 39 49X9. Zwart: 28X39 35X 44 23 X 43 47 X 34. Oplossing probleem 414. Auteur: A. K. W. Damme, A'dam. Stand. Zwart 16 sch. op: 1, 3, 6, 8/12, 14, 18/20, 23/26. Wit 16 sch. op: 27, 28, 32/39, 42, 43, 45, 47/49. Oplossing. Wit: 27—22 33X21 21—17 42-37 38 X7 36—31 48—42 33—29 49 X 40 35X2 2—30 40X 7. Zwart: 18 X 27 23X41 11X22 of 12X21 41X32 1X12 26X37 37X48 24X44 48 X30 19—23 25X34. Oplossing probleem 415. Auteur: G. P. v. Boven, Bergen op Z. Stand. Zwart 8 sch. op: 8, 9, 13, 20, 24, 30, 36 en 40. Wit 8 sch. op: 22, 23, 28, 32, 33, 41, 43 en 49. Oplossing. Wit: 23—19 43—39 49—44 39—34 34X23 23—19 28—23. Zwart: 36 X 47 47 X 29 40 X 49 49X18 24—29 13 X 24 24X13. Oplossing probleem 416. Auteur: J. H. Abbink, Aalten. Stand. Zwart 11 sch. op: 7, 8, 10, 12, 16/20, 23 en 25. Wit 11 sch. op: 26, 27, 29, 30, 31, 32, 34, 36, 39, 49 en 50. Oplossing. Wit: 32—28 29—23 50—44 49X38 38— 32 31X4. Zwart 23X 21 18 X 40 25 X 43 40X 49 49X27. Probleem 412. Hieronder volgt de oplossing van bo vengenoemd probleem geplaatst in de ru briek van 29 Juni. (Auteur J. Daane, Zoutelande.) Stand. Zwart 9 sch. op: 4, 14, 15, 18/20, 27, 28, 32 en dam op 3. Wit 12 sch. op: 26, 29, 30, 34/37, 40/42, 47 en 48. Oplossing. Wit: 36—31 26—21 37—31 42—37 30—24 29—24 40—34 35X13. Zwart: 27 X36 3X 26 26X 46 32 X41 19X39 20X29 29X40 39X30. Goede oplossingen. Ontvangen van: S. Bosselaar, A. Braamse, D. Hugense, M. Matthijsse en A. Willemse, Aagtekerke; Jan de Visser, Westkapelle; J. Daane, Zoutelande; D. de Hullu, nrs 413/415, P. Catsman, nrs 413/415 en J. Almekinders Jr. nrs 413, 415, Oostburg; J. Scheele, Zaamslag, P. Boone nrs 413, 415, 416, Nieuwdorp. Probleem 420. Auteur: J. Daane, Zoutelande. 1 2 8 4 5 47 48 49 50 Zwart 11 sch. op: 7/9, 12/15, 18, 20, 22, 23, 26 en dam op 6. Wit 12 sch. op: 25, 27, 29, 30, 33, 34, 37, 41/43, 46 en 48. Wit speelt en wint. Oplossingen. Aug.-problemen voor 10 Sept. in te zen den aan bovenstaand adres. DE TWEELING VAN HET flOSCrl MUM XIX, De jongens zaten in een grooten kring om het vuur geschaard, de voorsten op den grand, de anderen op stoelen er ach ter. Hen en Boudewijn hadden in 't midden een plaatsje gekregen; er was zooveel te praten, want natuurlijk moesten ze alles van elkaar weten. Han zat dioht bij het vuur, naast mijnheer Wils. „Zeg," riep een jongen, die een paar rijen achter Hen zat, „is het waar dat het hier ook wel eens spookt?" Hen draaide zich om. „Ja, iederen nacht, precies om twaalf uur, en ik weet wel waar het is ook." „Poeh," minachtend haalde een jongen, hij was lang en bleek en had een beetje toegeknepen oogjes, z'n schouders op, „spoken, wie gelooft daar nu nog aan; je moet er mij niet mee aankomen." „Nou Kees," riep een ander, „zou jij er 's nachts naar toe durven, door het don kere bosch?" „O, ik wel en je kunt gerust met me meegaan, als je tenminste niet bang bent. Spoken, bah, wat flauw." Boudewijn gaf Hen een por. „Laat hem z'n mond eens houden." „Je kunt het aan den boer gaan vragen; dicht er bij is een boerderij en die men- schen hebben het al meer dan eens gezien, als je 't niet gelooft moet je zelf gaan kij ken." Hen zag Boudewijn eens aan alsot hij zeggen wilde: heb ik het zoo goed gedaan? „Wat hebben jullie daar toch?" vroeg mijnheer Wilt, die opmerkzaam was ge worden door het druk gepraat van de steeds grooter wordende groep jongens. Elen, die het dichtst bij hem zat, vertelde wat er was; „toe, mijlnheer, laat hij die spookgeschiedenis voor ons alle maal vertellen?" „Ik vind het best. Hen wil je het voor ons allemaal vertellen?" „Jawel mijnheer, maar 't is erg grieze lig en de jongens konden wel eens bang worden." Een daverend gelach steeg op en meteen zetten er een paar in: „Wij zijn niet bangl" „Wat een flauwerds om aan spoken te gelooven; die bestaan niet eens," riep Kees er weer tusschendoor. Mijnheer hoorde het. „Dat moet je zoo hard niet zeggen, Kees. In Amsterdam zul je ze niet zien, maar hier in de bosschen, hu!" meneer rilde ervan; „ik zou er niet graag 's nachts in het donker op uittrekken." Meteen gaf hij een knipoogje naar Hen, die het fijn vond dat mijnheer het zoo voor hem op nam. Het was een gelach en gepraat van be lang en daartusschendoor riepen ze tegen Kees: „toe jó, ga er vannacht eens in je eentje naar toe; wedden dat je niet durft?" Het leek mijnheer het beste, dat Hen maar eens naar voren kwam en dan het verhaal vertelde, zoodat ze het allemaal konden hooren. Was het eerst nog vrij rumoerig toen Hen begon, spoedig waren allen muisstil en luisterden met spanning naar de ge schiedenis van bet klooster. Vanaf baar plaatsje bij de schouw zag Han de jongens met op bun gezichten de bewegende gloed van de vlammen, die grillig telkens veranderende schaduwen op de muren en op het plafond teekenden. Met steeds dalende, op bet laatst haast fluisterende stem ging Hen verder; zelfs Boudewijn en Han, die bet verhaal toch pas gehoord hadden, waren nu een en al aandacht. De jongens durfden haast geen adem halen, tanen Hen vertelde hoe de klok z'n twaalf slagen deed hooren en het feest nog maar steeds doorging. „Boemm.de tiende slag," angstig donker was Hen's stem bij bet „Boemm" en iets luider; dan wachtte hij even alsof hij de spanning nog wilde vergrooten; „boemmde elfde, boemmde twaalfde," fluisterend vervolgde hij: „stilte, angstige, onheilspellende stilte in het kloosterniemand die zich durfde verroerenen toenen toen Een vreeselijke kreet van Hen weer klonk, die allen op deed schrikken alsof boven bun hoofden ook het dak instortte. „Ooh!" riep Kees, en rolde van de leu ning van den stoel, waar hij bovenop ge klommen was, pardoes op een andere jongen. Hen had de grootste pret dat hij de jon gens zoo had laten schrikken; hij keek eens naar mijnheer Wils, want het ver haal was nog niet uit, en deze beduidde stilte. Nu de spanning gebroken was hadden de jongens toch niet zooveel aandacht meer als in het begin. „Mogen wij daar ook eens naar toe?" riep een jongen, toen Hen klaar was. „Ja, ja, toe mijnheer," vielen de an deren hem bij. Wie zou daar nu geen zin in hebben, en zoo werd onder luid hoera besloten, dat ze den volgenden avond den tocht zouden ondernemen. Natuurlijk gingen Hen en Boudewijn als het mocht van thuis ook mee. Een( paar jongens 'deden een voor dracht, er werd wat gepraat en toen begon de avond alweer op te schieten. „Nu ntog wat zingen, jongens". Mijnheer Wils stond op en ging voor het orgel zit ten. Het was maar een klein ding, maar als hij er op speelde kwam er geluid ge noeg uit. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 6