DE ZEEUW TWEEDE BLAD Voor den Zondag Letterkundige Kroniek Johanna Coninghame. De Goesche Gasfabriek bestaat 75 jaar. Wat er deze week voorviel Nog geen 3 C@Ht per dag kost een abonnement op „De Zeeuw" Abonnementsprijs p. kwartaal f 2.50 Weekabonnementenf 0.20 ZATERDAG 13 JULI 1935, Nr 239. CHRISTUS' VOLDOENING. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet. Galaten 313. Paulus voert in dezen brief den strijd tegen de rechtvaardiging van den mensch uit de werken der wet, dat is dus uit wat hij zelf doet. Alleen door het geloof in Christus wordt de mensoh gerechtvaardigd. Die recht vaardige zal alleen uit het geloof leven. De wet zegt: doet dat en gij zult leven! maar het geloof zegt: Christus heeft ons verlost van den vloek der wet. Er ia voor den mensch maar één moge lijkheid, maar één weg om gerechtvaar digd te worden en die weg is Christus. Hij heeft voldaan, Hij heeft volbracht. Hij kocht Zijn volk door Zijn rantsoen van onder den vloeik uit. Hij betaalde den losprijs. Verlost zijn de vrijgekochten des Hee- ren. Geen wet kan 'hen meer verdoemen; er is geen verdoemenis meer voor degenen, die in Gnristus Jezus zijn. Dat staat vaster dan de bergen der aarde. De wet kan benauwen en verschrikken, want zij komt met 'den vloek van een rechtvaardig en heilig God. En nu treedt de Verlosser tusschen- beide. Hij draagt den toorn Gods en Hij neemt de straf der zonde op zich. Hij staat in het gericht Gods, opdat de Zijnen daarin nimmer zullen komen. In onze plaats, als onze Borg, stond Christus tegenover de oordeelende en de veroordeelemde wet, die voldoening eisch- te. En van Zijn lippen klonk het: indien gij dan Mij zoekt, zoo laat dezen heen gaan. Is 'het wonder, dat de Schrift van die verlosten, van die vrijgekochten des Hee- ren getuigt, dat eeuwige blijdschap op hun hoofden zal wezen? MENSCHEN IN DEN STORM door J. M. SELLEGER—ELOUT. I. Een nieuw boek van mevrouw Selle- gerElout wekt steeds verwachting. De lezer, die het werk van deze schrijfster kent, weet zoo ongeveer wel wat hij ver wachten mag, en de herinnering aan een roman als „Ruth Telling" is stellig sterk genoeg, om een nieuwe aanwinst met vreugde te doen begroeten. Ongetwijfeld zullen velen uit onzen kring „Ruth Teiling" gelezen hebben. En al zal het oordeel over dit boek wel wat uiteen loopen, men zal het toch eens zijn over het feit, dat deze roman goede kwa liteiten bezit. Doch dat niet alleen. Men zal ook er kennen, dat de schrijfster de jeugd van onzen tijd in haar opstrevend ver langen naar geluk en vrijheid scherp en waar heeft geteekend. Er zijn niet veel oorspronkelijke romans in onze taal, waarin rijkdom én armoede, geluk om verworven bezit én jammer om bange eenzaamheid bij de jeugd zoo gaaf en aanvaardbaar staat uitgebeeld. Zoo is „Ruth Teiling" inderdaad méér dan een gewonen roman. Want de lezer bemerkt het op iedere bladzijde: Hier is een vrouw aan het woord, wier blik op het zieleleven van het kind in de puberteitsjaren diep en fijn is. Dit is een boek van de moderne jeugd, geschreven door een begaafde vrouw, die gedre ven door haar nobel hart de jonge menschen in hun hoop en verwachting, hun désillusies en teleurstelling wil be grijpen. En die tegelijk de wegen zoekt, langs welke iets goeds bereikt kan wor- FEUILLETON (Vrij naar het Engelsch.) 58.) oL- „Hij is de oudste zoon van het hoofd van een koopmanskantoor, waar mijnheer Coninghame werkt". „Is mijnheer Coninghame op een kan toor?" vroeg Carrie Cuthbert verbaasd. Ze had met juffrouw Prendergast in de ka mer zitten praten. „Ik dacht, dat hij de zoon was van Lord Beauclerc. Gertrude gaf Johanna een veelbeteeke- nend duwtje met de elleboog toen ze ant woordde: „Het spijt me, dat ik je illusie moet ver storen, mijn lieve Carrie; maar Claude Coninghame is niet minder Lord Beau- clercs zoon, omdat hij op een kantoor is. Hij heeft me verteld, dat zijn vader arm is en dat hij liever iets doet om hem te helpen, dan in vergulde armoede op Cul vers te wonen". „Je schijnt je wel in zijn vertrouwen te mogen verheugen", zei Carrie scherp. „Ik vind het een groote fout van een man in zijn positie om 'zich met Jan en alleman af te geven". „Hoe weet je, dat het hier het geval is?" hield Gertrude vol. „Als mijnheer Macintosh er een van is, dan dacht ik, 1 der. voor een gstkc".', Kd ..vfïtt5* 3ruit? gansch andere omstandigheden dan die welke de ouderen hebben gekend. Voor allen voor de ouderen, die de jeugd in haar zoeken willen naderen en hel pen, maar ook voor jonge menschen van 18 20 jaar, die midden in de vragen van dezen tijd leven en zich een weg moeten zoeken is „Ruth Teiling" een boek vol raad, vol waarschuwing en voor- beeld. Degenen, die een Christelijke levens- en j wereldbeschouwing zijn toegedaan, zullen j veel dingen anders zien dan d© schrijf- 1 ster van dezen roman. Maar ook voor die j allen moet het nuttig zijn, hun kijk op j al de verhoudingen in het leven van onzen tijd te verruimen door een blik op het geen leeft buiten onzen kring. En „Ruth Teiling" biedt de gelegenheid tot die kennismaking. V „Menschen in den Storm" is een ver volg op „Ruth Teiling". In dien eersten roman zien we de ar moede in het leven van tallooze jongeren, een armoede, die bij sommigen de oogen opent voor de noodzakelijkheid van wending, van algeheelen ommekeer. Karei is één van degenen, die zien, dat er verandering moet komen, die besef fen, dat oppervlakkig genot en al wat daarmee samenhangt, tenslotte toch bit tere armoe beteekent. Hij wil een anderen weg op: den weg naar een nieuwe ge meenschap, waarin elke mensch den naa3te als een broeder erkent. Hij wil zooals hij het zelf gezegd heeft tegen Ruth hij wil „vragen en zoeken, werken en worstelen, maar de antwoorden op onze vragen, de beste vruchten van ons •werk wil ik deelen met de anderen. Al leen de allerhoogste vriendschap zoek ik, die voor zichzelf niets achterhoudt, maar die als alles wat ik bezit, deel zal wezen van het geheel". Die woorden slaan als het ware een brug tusschen deze beide romans. In „Ruth Teiling" hebben wij de armoede gezien van het voor het oog van den toeschouwer zoo rijke jeugdleven in dezen nieuwen tijd. Karei ziet die armoede; en hij gelooft een weg te weten, die uit de armoede voeren kan tot waren rijkdom. „Menschen in den Storm" laat ons zien, hoe deze jonge belijder zijn plan volvoert, en tevens, dat een bewandelen van dien weg hem allengs meer tot de overtuiging moet brengen, dat hij te hoog heeft ge grepen. V Karei wordt de kans geboden om zijn theorie in practijk te brengen. Wat hij wil, vat hij samen in dit eene: de her vorming van de wereld. Hij gelóóft in de mogelijkheid daarvan. En nu er de weg is om dit doel dichter te naderen, dwingt hij al het andere op den achtergrond en grendelt hij alle poor ten, die toegang geven tot zijpaden. De poorten van het paradijs, dat hij zich droomt, wenken en lokken hem; om dien weg te kunnen gaan, laat hij al het an dere varen! Hijl wil een soort gemeen schapshuis, een klein domein, waar nie mand iets van zichzelf bezit, waar allen gelijk zijn. Eh om dat te bereiken, stelt hij al zijn persoonlijk bezit tot inzet. Er is wel een schoone schijn in zijn enthousiasme, in zijn geloof: „Ik wil een begin maken. Ik weet natuur lijk ook wel, dat het jaren zal du ren voor de menschen het zullen inzien, vóór ze tot de overtuiging komen dat dit de eenige weg is; maar ik kan er me niet bij neerleggen, ik moet iets doen.... Met al die ouwe rommel heb ik afgedaan en nu ga ik mijn draomen werkelijk mak ken: geen bezit meer voor mij en degenen die met me meewerken, geen eigen geld of goed, geen stuk land." Als dit plan, dit ideaal, anderen bekend wordt, is er eenerzijds een aanvaarden en volgen omdat men de mooie, gave zijde in dit alles ontdekt; omdat men zoo volkomen gepakt wordt door Kareis eerlijkheid en vertrouwen in de menschen. Maar ander zijds is er ook het begeerig grijpen om deel te hebben aan de goederen van één, die al zijd bezit in handen van de ge meenschap stelt. Voor Ruth is het wel bij zander moeilijk: zij wil haar leven één met het zijne, heel gewoon, zonder al het an dere dat hij zich voor oogen stelt. Doch dat alles offert zij op. Zij! weet slechts één dat je hem nogal superieur vend". „Gertrude!" zei Sissy op haar enden misprijzenden toon; terwijl tante Helen een lang verhaal begon over de familie leden van verschillende graven en herto gen, die ook in den handel waren gegaan. „Wat is iedereen toch bang voor het woord handel", zei Charlie zacht. Het werd koud buiten en Siccy ging naar de kamer terug. De anderen volgden haar. Carrie Cuthbert sloeg een doek om om naar huis terug te keeren. Oswald bracht haar even weg. Hij had in een hoekje zitten lezen en niet deelgenomen aan het gesprek. Toen hij terug kwam zag hij een eenzame figuur op het balcon staan. Zelfs aan de vage omlijning her kende hij Johanna. De zitkamer was op den beganen grond. Een trapje van uit den tuin gaf toegang tot het 'balcon. „Zat je de sterren te bewonderen, Jo hanna?" vroeg Oswald, terwijl hij naar haar toeging en tegen de balustrade van het balcon leunde. „Neen, er zijn geen sterren te zien. Deze bedekte lucht zal wel aanhouden, denk ik, ondanks de mooie zonsondergang. Wan neer komt je vader, Oswald?" „Zaterdag, denk ik". „Ik ben benieuwd, of Claude Coning hame en mijnheer Macintosh van plan zijn hier te blijven". „Zooveel weet ik wel, dat wij hen niet I noodig hebben", zei Oswald, „evenmin als de Cuthbers". weg, frfe "iicgelijkh^H, zooals de lie!ie het I vrouwenhart do eeuwen door slechts één weg gewezen heeft: Eigen verlangen en wenschen het zwijgen iop te leggen, alles op te offeren om dien éénen te volgen. Zoo staat zij' op de grens van een nieu wen tijd. Ze kijkt naar de menschen om haar heen: „Zal ze eens ook zoo war den? Gerimpeld? Gedoofd? Neen, zij niet. Karei ook niet. Een heel ander geslacht zal er komen, als ieder begrijpen gaat, wat zij beiden weten: dat zorgen en rimpels komen door hebzucht, door begeerte, om iets voor jezelf te bezitten, door angst om te verliezen, wat je hebt. Zij zullen jong j blijven en lachen zullen ze om dingen, die I oude menschen van nu gewichtig vin- I den Zullen ze dat, de jonge menschen die de wereld hervormen willen? Zal de storm s zich leggen, en zal van het nieuwe ge- meenschapshuis dat zij stichten willen j zonder persoonlijk bezit, allen voor allen een verrassend en heilzaam licht uit- stralen, zoodat de wereld het wel moet erkennen: Die jonge menschen hebben in hun eendracht en saamhoorigheid het I mooiste en het beste bereikt? De wil is er wel. En in theorie klopt al- les. Maar staat alles zóó hecht, dat de stormen geen invloed kunnen uitoefenen? j 'Op 30 Juli a.s. zal 'höt 75 jaar geleden zijn, dat de gasfabriek te Goes in exploi- j tatie 'kwam. Aanvankelijk was ze in par ticuliere handen, zooals we vroeger reeds meldden. Van 30 Juli 1860 tot 1 Jan. 1887 zou het duren, eer de gemeente het gasbedrijf ter 'hand nam. Is op 1 Jan. 1927 het feit herdacht, dat de gasfabriek 40 jaar door de gemeente werd geëxploiteerd, aan het eind dezer maand vieren we het 7ö-jarig bestaan der j fabriek. Van een eenigszins feestelijke I viering zal echter, naar ons werd mede- gedeeld, geen sprake zijn. Het spreekt vanzelf, dat de fabriek klein is begonnen. Men kon in het begin volstaan met 2 gashoudiertjes van 150 kub. meter. Later kwam er een van 300 kub. m. bij'. En nu zijn er 3 gashouders met een inhoud van resp. 900, 2500 en 4000 kub. meter. Deze cijfers spreken voor zichzelf. In 1887, het eerste jaar der gemeente lijke exploitatie, bedroeg de omizet 200.000 kub. meter en in 1934 werd.2Vs mil joen kub. meter gas afgeleverd. Uit alles blijkt wel, dat ons Goesche gasbedrijf een gezonde onderneming is, al gaat de invloed van de tegenwoordige tijdsomstandigheden ook deze fabriek niet voorbij. Er zat in normale tijden een regel matige groei in. Dit is zeker voor een groot deel toe te schrijven aan het te waardeeren beleid van de gascommisaie, de toewijding van den tegenwoordigen directeur, den heer Brink, die er slag van heeft op een prettige wijze met de „cliën ten" om te gaan, en aan den ijver van het personeel, dat tegenover 'het publiek correct en welwillend optreedt. Er is in dit bedrijf behoorlijk afgeschreven, gere serveerd en winst gemaakt, van welke laatste de gemeentekas meermalen heeft geprofiteerd. Dit winst maken ging niet, zooals in de meeste groote steden, door het gas duurder te maken of te houden, dan strikt noodig was. Integendeel. Zoodra het maar even mogelijk was, werd de gasprijs ver laagd. En zonder overdrijving mogen we zeggen, dat Goes goedkoop en goed gas heeft. We hebben dus hier een bedrijf, waar op Goes met recht trotsch mag zijn. Een teruggang in het gasverbruik, zoo- als andere steden dat tegenwoordig heb ben, een vermindering, die 'hier en daar beangstigend begint te worden, heeft Goes ■gelukkig niet. Eenige teruggang is hier wel waar te nemen, maar deze is veel later ingetreden dan in verschillende an dere gemeenten en bedraagt niet, zooals in enkele 'groote steden 30 of 40 pet., maar slechts 8 a 10 pet. 'Onrustbarend is dit dus niet, al pro beert men natuurlijk, 'dit weer in te 'halen. Vandaar het voorstel, dat aan den Raad gedaan is, om zoowel 's zomers als 's win ters het gas, dat hoven de 50 kub. M. per maand -wordt afgenomen (voor munt meters 40 kub. M.) tegen den prijs van 4 cent te leveren. Dit zal natuurlijk wel Ieen offertje kosten, maar men hoopt er weer uitbreiding van debiet door te krij gen. We zullen niet graag beweren, dat dit tarief volmaakt ie. Het vraagstuk van de gastarieven is bij uitstek moeilijk. Maar 'dit is zeker, dat directeur en gascommis- sie zoo commercieel mogelijk willen 'ham- delen in 't belang van bedrijf en afnemers. Zooals bekend, levert Goes ook gas aan andere gemeenten. Aan Kloetinge en Wil'hehninadorp reeds lang. Daarbij ia in 1930 Kapelle en in 1932 Wemeldinge ge komen. In laatstgenoemde plaats is de be- 1 staande gasfabriek overgenomen. In 1933 I is de levering aan 'Oosteinde (Krabben dijke, Rilland, Waarde, (Kruiningen en Schare) gevolgd. Het had heel wat voeten in de aarde, j eer dit voor elkaar was. Men herinnert zich, dat men van zekere zijde de gasfa briek aan Goes min of meer wilde on'tfut- selen en er een z.g.n. belangengeineen- schap van wilde maken. Goes is daarop wijselijk nooit ingegaan. Het 'had een ge zond bedrijf en zat op het Oosteind niet te wachten, terwijl men in laatstgenoemd gebied zat met een over-gekapitaliseerd bedrijf, dat duur gas leverde, waarover de 'klachiteu niet weinige waren. Goes heeft eindelijk mede op aan drang van Gedep. Staten het Oosteind willen helpen. 'Het is achteraf de vraag, of het daar goed aan gedaan heeft. Dit is zeker: het wist van te voren, dat het er niet rijk door zou worden. Daarbij zijn gekomen de economische moeilijkheden, zoodat, zuiver berekend, de gaslevering aan Oosteind momenteel èn aan 'het be drijf èn aan de 'betrokken gemeenten geld kost. Men verlieze ook niet uit 'het oog, dat het bedrijf ook nog de omzetbelasting voor zijn rekening 'heeft genomen. Maar helaas, is de gasprijs te Krabbendijke en omgeving nog 12 oent, wat te hoog iis. Gedep. Staten hebben zich nu weer met het geval bemoeid en de partijen tot el kaar gebracht, waardoor de prijs van het gas aldaar zal worden verlaagd. Men ver wacht daarvan een stijging van het gas- I verbruik. Uit dit alles blijkt wel, dat 'Goes, van strikt Goesoh standpunt geredeneerd, over 1 de toetreding van 'het Oosteind niet he- paald in de hoera-stemming kan verkee- ren. Wat de uitbreidingen der laatste jaren betreft kan nog gemeld, dat in 1932/'33 een pompstation is gebouwd voor de bui tengemeenten, in 1929/'30 twee nieuwe ovens en een kolenbunker tot stand 'kwa men en in 1933/'34 het nieuwe zuiverhuis gereed kwam. Technisch voldoet het bedrijf dus aan redelijk te stellen eischen. Het heeft thans 5350 klanten en een buizennet van 115 kilometer. Het vaste technisch en administratief personeel is momenteel 34 man sterk. Achtereenvolgens hebben als directeur gefunctionneerd de 'heeren: W. de Liefde, H. de Liefde, G. J. Wolters, D. de Koning en 'S. H. Bonthuis, terwijl sedert Oct. 1922 de heer K. K. Brink de leiding heeft. De heer Brink was zoo vriendelijk ons dezer dagen het 'geheele bedrijf, zoowel te Goes als in de andere dorpen van het voorzieningsgebied, te laten zien. We wandelden door de smidse, het ma gazijn, langS' de ovens, bekeken het ketel huis, de machinekamer, het zuiverhuis, de pomp-installatie, werden ingelicht over natte zuiveringen, droge destillatie, gene ratoren, condensors, exhausters, enz., enz. En we reden ook per auto langs het buizennet van 115 km. lengte, met de op bepaalde punten geplaatste regulateurs, de kleine magazijnen en werkplaatsen, de gashouders te Krabbendijke, Kruiningen, Wemeldinge en Hansweert. W'e kregen den stelligen indruk, dat hier een man aan hert. roer staat met ken nis van en liefde voor het bedrijf en met personeel, van hoog tot laag, dat die ken nis en liefde deelt, en eveneens voor zijn taak berekend is. Zulk een bedrijf wordt ook niet direct door een economisch stormpje omver ge blazen. Moge de Goesche gasfabriek nog vele jaren een bloeiend bestaan hebben 1 We gaan een belangrijke week tegemoet. In het hartje van den zomer zal in de Tweede Kamer een wetsontwerp worden behandeld, dat van vèr-strekkende betee- kenis is voor land en volk. Woensdag a.s. zal n.l. een begin worden gemaakt met de openbare behandeling van het bekende bezuinigingsontwerp, waartegen van ver schillende zijden een felle oppositie is en wordt gevoerd. Het lijkt er zelfs wel wat op, dat men in dit ontwerp een geschikte aanleiding ziet, om te trachten het kabi net Colijn ten val te brengen. Ons wach ten dus zeer waarschijnlijk spannende dar gen. Dat de rogeering voor groote moeilijk heden staat, heeft ook Minister Oud dui delijk uiteengezet in zijn rede te Vlte- singen, een rede. die op de hoorders personen van verschillende politieke over tuiging diepen indruk maakte. Er zijn nu echter eenmaal menschen, die nooit te bevredigen zijn, die van de regeering hel onmogelijke eischen, geboren criticasters, mert wie niet te praten valt. Natuurlijk willen we aller minst bewe ren, dat we alles voor zoetekoek moeten slikken, wat de regeering zegt en doet. Gelukkig hebben we nog een volksver tegenwoordiging, die in volle vrijheid cri- tiek mag uitbrengen. Zoo zijn we geneigd, ook na hetgeen er deze week in do be langrijke Z.L.M.-vergaderingea te Axel is gezegd, om als onze overtuiging uit te spreken, dat de regeering met haar ont- werp-paohtwet niet bepaald gelukkig is geweest en dat alleen ingrijpende wijzi gingen het aannemelijk zullen maken. Oiok hebben we ons geërgerd aan de schandelijke knoeierijen, die blijkens het rapport van de rekenkamer, bij enkele crisis-instellingen zijn geconstateerd en aan de veel te slappe wijze, waarop daar tegen door den betrokken Minister is op getreden. Ook wat nu weer ia Gelderland aan het licht is gekomen, loopt de spui gaten uit. Het blijkt wel, dat sommige leiders van crisis-bureaux veel te veel vrijheid en zelfstandigheid genieten. Men heeft in bepaalde kringen een niet malsch oordeel over ambtenaren, maar wat in de practijk van het „zelf-doen" door de orga nisaties is terecht gekomen, geeft ook al geen aanleiding tot enthousiasme. Te midden vaa al deze minder prettige gebeurtenissen, werden we deze week op gefleurd door de kloeke prestatie van de bemanning van de onderzee-boot K 18, een prestatie, die zooals Minister Deckers zei, door geen enkele onderzeeboot van welke mogendheid ook, ooit is verricht. Terecht is aan deze flinke marine-man nen hulde gebracht. We kunnon in dezen tijd zoo iets waarlijk wel gebruiken. Donderdag heeft de Engelsche minister Hjoare in het Engelsche Lagerhuis in een lange rede 't buitenlandsche beleid van de Engelsche regeering verdedigd. Hij deed dit, naar het schijnt, op open en eerlijke wijze en heeft ook Hitier op zijn verplich tingen in het belang van den vrede ge wezen. Toch is er van ontspanning in den toe stand nog weinig te bemerken. De com missie te Scheveningen die in het Itali- aansch-Ahessynisch conflict zou bemidde len, boekte een fiasco. Italië werpt de schuld daarvan op Abessynië, maar vast staat, dat Italië dit scheidsgerecht nooit heeft gewild, het heeft tegengewerkt en ten slotte getorpedeerd. En deze onwil was zoo sterk, dat zelfs niet tot de benoe ming van den vijfden superarbiter werd overgegaan. Rome heeft den volkenbond eenvoudig en zonder meer willen uitscha kelen. Of dit gelukken zal, is een tweede kwestie. Sommigen vreezen het en zeggen, dat Londen en Parijs Italië niet zullen durven aanpakken. Laat ons afwachten. moeders bijbel, was nog haar trouwe metgezel. En hoe ouder ze werd, des te dierbaarder werd haar het bezit. Ze vond het prettig te denken, dat de flauwe potloodmerkjes, die gemaakt werden door een hand, reeds lang verstijfd door den dood, tot haar kwamen, als een bood schap, wanneer ze hulp of raad noodig had. Dien avond, terwijl Gertrude rustig lag te slapen, bleef Johanna lang met haar bijbel voor zich zitten. De zekerheid, „dat God het pad kende, hetwelk voor haar lag", vervulde haar met vrede, of schoon er in een verborgen hoekje van haar hart een ongedefiniëerd verlangen school, dat, had ze het uit willen spre ken, zoo onder woorden had moeten ge bracht worden „Ik wilde, dat ik werkelijk Gertrude's zuster was en een dochter van dokter Prendergast; en ik wilde, dat ik niet op Ashton Court hoefde te gaan wonen om mijn erfenis te aanvaarden, zooals tante Helen zegt. En het zal niet lang meer duren ook, volgens Oswald, maar ■het is toch nog minstens twee jaar en ik hoop, dat ik er dan meer geschikt voor zal zijn dan nu. Daar moet ik naar trachten en met Gods hulp zal ik zeker slagen." (Wordt vervolgd.) „Het zal voor jou niet zooveel verschil maken, daar je toch spoedig naar je col lege terug moet". „Ben je zoo verlangend me kwijt te ra ken, Johanna?" Er was iets in Oswalds stem, dat Jo hanna dwong haar hoofd naar hem toe te wenden. „Alsof ik dat zou kunnen", antwoordde ze eenvoudig; „maar zie je, zou ik dat nu niet aan dokter Prendergast moeten schrijven als ze meer dan een dag blijven? Je weet, Oswald, dat je vader me duide lijk gezegd heeft, dat ik op geen enkele manier in relatie mocht staan tot mijn vaders familie op uitdrukkelijk verlangen van mijn grootmoeder", „Och kom", zei Oswald, „ik zie niet in, dat jij er iets aan doen kunt, als die men schen hier met hun jacht komen binnen vallen. Het is een vrij land". „Ja, natuurlijk". Ze steunde volkomen op Oswald. Sinds den dag, dat hij haar geholpen had met het leeren van „The happy Warrier" en zoo vriendelijk voor haar was geweest, had ze op hem ge steund. Een heel sterke band bestond tus schen die twee; van haar kant was het een warme toegenegenheid van een zuster voor haar broer; maar Oswald bad den laatsten tijd leeren inzien, dat hij voor haar heel wat anders voelde dan voor een zijner zusters. Zoo kon hij ook niet heb ben, dat iemand anders op eenigerlei wij ze rechten op haar deed gelden. We ge looven niet, dat hij zich ai met de toe komst had bezig gehouden of aan den scheidsmuur, die tusschen hen bestond, had gedacht. Soms wenschte hij wel eens, dat Johanna een arm, eenzaam meisje was, dat een toevlucht had gevonden in het huis zijns vaders; hij trachtte te ver geten, dat ze de erfgename was van Ash ton en dat ze, als ze meerderjarig werd, de positie zou moeten innemen, waarop haar stand en rijkdom aanspraak deden maken. Plotseling verbrak Johanna de stilte door te zeggen: „Je vindt het dus niet noodig, dat ik aan dokter Prendergast schrijf om hem te vertellen, dat mijn neef hier is?" „Je neef!" herhaalde Oswald. „Jij bent, geloof ik, niet erg op hem gesteld, is het wel?" vroeg Johanna. „Ik vind, dat hij een heel knap gezicht heeft en is het niet flink van hem om op een handelskantoor te gaan werken, zooals hij gedaan heeft?" „Hij schijnt er wel bij te varen 1" ant woordde 'Oswald. „Zoo'n zeiltocht op eens andermans kosten moet heel gezellig zijn". Johanna zucfhtte licht. „Oswald is wel eens humeurig", dacht ze. „Hij is zeker moe en ergens ontstemd over; morgen zal hij het me wel vertellen." En Johanna wenschte hem wel te rus ten en ging naar de kamer, die ze met Gertrude deelde. De oude bijbel, haar

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 5