DE ZEEÜW; HET ADRES A. WILKING Uit de Provincie TWEEDE BLAD Voor den Zondag Letterkundige Kroniek Johanna Coninghame. Wat er deze week voorviel FEUILLETON j imoeder naar den Zoon, het gaat van j Christus naar Maria. Wie zóó den weg ziet, zal Wilma's geschrift met belang stelling en ook met zegen lezen. A. L. Van O YEN. HUWEN TIJDENS WERKLOOSHEID. Dezer dagen deelde de Minister van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen mede, dat voortaan personen, die tijdens werkloosheid huwen, als gehuwden in de steunregeling mogen worden opgenomen, indien zij na hun huwelijk drie maanden in het vrije bedrijf hebben gewerkt, dan wel één jaar gehuwd zijn. In de gespatieerde woorden, aldus de „Nederlander" ligt de wijziging van den tot iheden gevolgden gedragslijn, een wij ziging, die o.i. tevens een verbetering is. Van den aanvang af heeft de Regeering terecht getracht het .trouwen op den steun" zooveel mogelijk tegen te gaan. Daarom gold oorspronkelijk het voor schrift dat wie na 1 Januari 1931 tijdens werkloosheid was gehuwd, geen gehuw- denuitkeering kan ontvangen dan na tij dens zijn huwelijk tenminste 3 maanden in het vrije bedrijf te hebben gewerkt. Wie voor zijn huwelijk kostgangerssteun ont ving, kon dezen na zijn huwelijk behou den. Tweemaal werd de beslissende datum verschoven. In November 1933 naar 1 Januari 1933, in Augustus 1934 naar 1 April 1934. De regeling bevredigde op den duur niet ten volle. Eenerzijds moet de overheid voorkomen, dat steuntrekken als een be roep wordt beschouwd, dat een basis vormt voor een huwelijk, maar anderzijds mag niet voorbij worden gezien, dat de menschen, die toch tijdens werkloosheid huwen, maar niet zonder meer geheel aan 'hun lot overgelaten kunnen worden. Waarbij komt, dat het hier meestal gaat om z.g. gedwongen huwelijken, waarin dan spoedig gezinsvermeerdering plaats vindt. Gevolg is, dat op den duur de overheid toch moet helpen, doch dan ingevolge de Armenwet; de kosten komen dan geheel ten laste van de gemeente, terwijl immers bij steun, ingevolge de steunregeling de gemeente subsidie kan ontvangen. Ten slotte ging de Regeering daarom bij het voortduren der crisis over tot het wij zigen van den beslissenden datum. Dit verschuivingssysteem bevatte deze goede gedachte, dat het tijdstip waarop wijziging kwam en den datum waarnaar verschoven werd, onzeker bleven, wat eenige versterking van de preventieve werking beteekende. Een groot bezwaar lag echter in de ongelijke behandeling van gelijksoortige gevallen, terwijl ons rechts gevoel zegt, dat gelijksoortige gevallen gelijk moeten worden behandeld. Wat toch was de consequentie? Dat de werklooze, die in Maart 1934 huwde evenals zijn mede-werklooze, die in Januari 1933 was gehuwd, sedert Augustus 1934 als gehuwd werd gesteund. D'e een wachtte 19, de an der 5 maanden. Thans heeft de Minister voor de steun regeling een uniforme regeling getroffen, die, naar te verwachten is, ook spoedig voor de werkverschaffing zal worden in gevoerd. Na één jaar kan men gehuwden- steun krijgen (tenzij men eerder 3 maan den gewerkt heeft). Is hiermede nu de deur opengezet om maar te trouwen? Wij kunnen dit niet in zien. Het vooruitzicht om een jaar lang te moeten wachten, zij het dan desnoods met eenige hulp van het armbestuur, is zeker niet aanlokkelijk. Hiermede wordt een krachtige rem gehandhaafd. Doch aan do ongelijke behandeling is een einde geko men. En daarin ligt voor ons de beteeke- nis van de genomen beslissing. voor Manufacturen. Dames- en Kinderconfectle Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen is GOES HULST Vlissingen. Ned. Mij. tot bevorde ring der tandheelkunde. Boven genoemde Maatschappij hield gisteren en heden haar zomervergadering in hotel Britannia alhier. Daaraan was gisterenavond een offi- cieele ontvangst ten stadhuize verbonden. Met autobussen van de Stoomtram Wal cheren reden de talrijke dames en heeren naar bet Stadhuis, waar in de raadzaal ter begroeting aanwezig waren de heeren W. P. Edelman en J. de Meij, wethouders en de gemeente-secretaris, de heer F. Bis schop. De heer Edelman zeide, dat de burge meester en zijn waarnemer, wethouder Laernoes, tot bun spijt beide uitstedig wa ren en daarom op spr. de taak rustte al len welkom te heeten in de goede, oude stad Vlissingen, de stad met haar strand, haar industrie en haar haven. Spr. schetste hoe Walcheren terecht da tuin van Zeeland wordt genoemd, waar aan de kleederdrachten zeker ook het hare toebrengen. Spr. eindigde met allen nuttige, pret tige en aangename dagen te Vlissingen toe te wenschen. D'e heer Cb. Nord, voorzitter der maat schappij, zeide, dat de meesten niet zoo onbekend zijn in Zeeland als men uit do woorden van den beer Edelman zou heb ben kunnen opmaken. Tien jaar geleden ia men ook in Zeeland wezen vergaderen en dit is juist de reden, dat men nu weer terug is gekomen. Zeeland en de Zeeuwen hebben alom een goeden naam, ook bij de Maatschappij. Het gaat op de samenkomsten niet al leen om de persoonlijke belangen der le den, maar ook om de tandheelkunde te brengen, waar zij nog niet is, o.a. door het samenwerken met de ziekenfondsbe- sturen, Nadat ververschingen waren aangebo den, ging het weer met de bussen naar Britannia terug voor het voortzetten der vergadering, terwijl de avond besloten werd met een gezellig samenzijn, waaraan bet Zeeuwsohe a Capella Koor zijn mede werking verleende. Hedenmorgen werd de vergadering voortgezet, gevolgd door een boottocht, en hedenavond zal een gemeenschappelijk diner de bijeenkomst besluiten. Veere. Het is reeds lang een gewoonte vuil in zee te werpen over den Torenwal. Dat mag echter niet. Nu waarschuwen niet schijnt te helpen, wordt er proces verbaal opgemaakt. Donderdagavond vergaderden idie be sturen der V.V.V.'s van Vrouwenpolder en Veere om onderling te toespreken wat men 'doen kan teneinde de belangen der beide plaatsen te behartigen. Deze be langen toch druischen niet tegen elkaar in, daar Vrouwenpolder 'n geheel ander cachet heeft dan Veere. Wat de eene plaats zoo ruimschoots bezit aan natuur schoon, strand en duin, heeft de andere aan oudheidkundige merkwaardigheden, stadsschoen, visscherij enz. Door een sa menwerking der 'beide plaatselijke V.V.V.'s zou men dus veel kunnen bereiken ten algemeenen nutte. Daar het seizoen voor daadwerkelijke propaganda reeds te ver 'gevorderd is, wil men later tot definitieve afspraken trachten te komen. Wel is echter een uitwisseling van folders en reclamewer- 'ken en platen toegezegd. (M. G.) Westkapelle. Donderdagavond kwam de aad voltallig in spoedvergadering bijeen, voornamelijk voor het aanbrengen van enkele wijzigingen in de begroeting 1935. De voorzitter deed mededeeling van een ingekomen schrijven van den Minister van Soc. Zaken, waarbij deze goedkeuring schonk aan verschillende werkverschaf- fingsabjecten, zulks onder bepaalde voor waarden. Onder de werkobjecten vallen o.a. verbetering van binnenwegen, bet opknappen van de begraafplaats. De baatbelasting voor de aangelanden aan Geertjesweg werd thans definitief vastgesteld. BRij de rondvraag wees dhr L. Min- derhoud op den slechten toestand van de boeken aan den Schooneweg, zoodat deze thans onberijdbaar zijn, waarop de voor- ziter onderzoek toezegde. Daarna sluiting. VAN ZATERDAG 29 JUNi 1935, Nr 227. SCHEPPER VAN HEMEL EN AARDE. In den beginne schiep God den hemel en de aarde. Genesis 11. Dit eerste vers uit den Bijbel is van ge weldige beteekenis. Het klinkt als een ba- zuinstoot. De wereld is niet als vanzelf uit bet niet voortgekomen. Zij is niet bet werk van menschenhanden, maar Gods maak sel en dies Zijn eigendom. Al d' aard en alles wat zij geeft met al wat zich beweegt en leeft, zijn 't wettig eigendom des Heeren. Dit woord bezingt de grootheid en de kracht Gods. Hij is de a.lmachige Schepper van hemel en aarde. Hij is de opperste Souverein, aan wien alles onderworpen is. En Hij is bet ook, die door Zijn almachtige kracht alles onderhoudt en regeert. De mensch heeft vaak zulke hooge ge dachten van zichzelf. Hij meent dat hij alles kan en in zijn hoogmoed ontziet hij zich zelfs niet het bestaan van God te ontkennen. Maar laat bij dan zijn oogen opheffen naar omhoog en zien wie deze dingen ge schapen beeft: Die bet heir der hemel lichamen doet optrekken naar bet getal, Die ze bij name roept, vanwege de groot heid Zijner kracht. God is groot. Hij is de Schepper van hemel en aarde. En hij laat zijn wereld niet los, hoe donker en verward ook alles mag schijnen. En nu zingt ons hart. Want Hij, die machtig is om te scheppen, is óók in staat om te behouden. MARIA EN HAAR BETEEKENIS VOOR DEZEN TIJD, door WILMA. In bet werk van deze begaafde schrijf ster treedt steeds één figuur in sterke mate op den voorgrond: de vrouw, de moeder. Het heeft er soms wel wat van weg alsof al de andere personen van min der beteekenis geacht worden, zóózeer wordt alle aandacht op die figuur saam getrokken. Het is alsof elk nieuw verbaal begon nen is om vrij te worden van een schuld die men op zijn schouders voelt wegen. Alsof gehoorzaamd moet worden aan een drang om nóg weer, en nóg beter, te ge tuigen van de mogelijkheden welke het le ven aan vrouwen en moeders biedt. Wilma heeft het vrouwenleven zoo wonder-rijk en alles-omvattend gezien; in de veilige beslotenheid van den kleinen kring van het eigen gezin zag zij ruim schoots de kansen aanwezig om krachten en gaven tot volle ontplooiing te brengen. In haar boeken staat de vrouw in zeke ren zin achter bij de moeder, maar altijd ziet ze het gave geluk van een zich-geven aan bet werk in haar gezin als het be reiken van 's levens rijkste mogelijkheden. Er is bij1 deze schrijfster een zuiver be grip van de plaats, die aan de vrouw toe komt. Niet op den donkeren achtergrond geschoven, maar geheel als middelpunt laat zij haar zien. Door die centrale plaats de vrouwen toekomende als een onge schreven recht valt op haar een alles- overstralend licht. Wij herinneren als be wijs aan enkele figuren: aan Elsbeth uit „De lichte nacht", aan „Moeder Stieneke" Zoo scherp heeft zij acht geslagen op het vrouwenleven, hetzij dat dit leven ge vuld werd door bezit of geslagen door armoede. Iets van dat alles heeft haar vastgehouden, en het spreekt in heel haar werk. Wilma teekent in haar boeken de vrouw (Vrij naar het Engelsch.) 48.) o— De eenige gebeurtenis van den dag, waarnaar ze alle drie verlangend uitza- geni was het bezoek van mevrouw Stuart Ze was bijna voortdurend in Charlie's ka mer, maar ze wist toch altijd een half uurtje uit te sparen om naar de school kamer te gaan en te pogen, het drietal, dat daar vertoefde, door haar aanwezig heid een heetje op te vroolijken. Gertrude vooral scheen op te leven, als mevrouw Stuart zich vertoonde en dan was ze ook vrij rustig. Verdriet en leed zijn meestal nieuw voor jonge menschen en gewoonlijk moe ten ze ook nog ondervinden, dat, mogen wij ook schreien en klagen, het leven zijn gang gaat en de buitenwereld zich weinig aantrekt van den slag, die ons getroffen heeft. Gertrude voelde dit heel pijnlijk op een avond tegen een uur of zes, toen alle rij tuigen in Minsterholine gebruikt werden om de jonge menschen naar een groote partij te brengen, ter viering van een ver- jaardag van een van Minsterholms rijke en moeder, die tir. grocte aögavs: haar ge zin in Gods kracht vooruit te brengen, haar man tot een steun te zijn en haar kinderen den rechten weg te wijzen, tot een goed eind mag brengen. Maar vlak daarnaast staat die andere figuur, een vrouw met een hunkerend hart, aan wie veel wordt onthouden, de tot geven gansch-en-al bereide: Moeder Stieneke. Hoe goed is het dan, te luisteren naar haar troost: „Ieder mensch is een apart wonder van God en heeft behoefte aan het heel eigene, aan dat wat geen ander heeft; en ieder meisje, onverschillig of ze trouwt of alleen blijft, moet groeien tot „moeder" En niet ver van deze vrouwen staat de andere, die in een donkere nacht een ster macht zijp; en de talloos velen uit wier rijke leven de schrijfster angst en nood, maar ook geluk en rijkdom onder onze aandacht brengt. Wie de boeken van Wilma gelezen heeft zal erkennen dat juist in het hier genoem de een typeerende trek in haar werk is saamgevat. Het vrouwenleven, rijk door verworven bezit, klein door het besef van volkomen onafhankelijkheid en groot door de kracht van een alles-overwinnend ge loof, dat leven beelden haar boeken uit. Als wij zoo alle aandacht saamge trokken zien op de vrouwen, die in den eigen kleinen kring van gezin en familie een plaats van beteekenis Innemen, dan verwondert het allerminst dat er het zoe ken kwam naar Eene, aan wie het ver gund werd de eerste in de rij' der vrouwen te zijn. „Als vrouw iets te mogen zeggen over de meest begenadigde vrouw, die er ooit op de wereld heeft geleefd, Is op zichzelf al een voorrecht," zegt Wilma als zij gaat schrijven over „Maria, de moeder van on zen Heer, en haar beteekenis voor dezen tijd". Hoe treffend-juist, met een schuchter woord dat hooge spanning verraadt, tee kent zij ons Maria, de moeder onzes Hee ren: „De Zoon, die Maria naar het leven heeft gedragen, bergt, als Hij' volwassen is, de moeder weer in Zijn Zaligmakers- hart." D'e moeder wordt weer de gesluierde vrouw, die heenwijst naar den Zoon. En zoo weten we, met het weinige, dat de Heilige Schrift van haar ^vertelt, toch alles van Maria. Tusschen haar ontvan genis van den Zoon, Zijn geboorte en Zijn dood beweegt zich het leven der moeder. Onder het Kruis ontmoeten de kleine Maagd, die de Engelboodschap ontving en de moeder elkander weer". Als moeder-maagd ziet Wilma deze be genadigde vrouwe, en als zoodanig haar beteekenis voor ons. Neen, zij; doet niet als zoo velen, die Maria buiten het gewone leven geplaatst hebben, op grooten, niet- te-overspannen afstand; zij gelooft dat het beteekenis heeft om haar aan te zien en heel haar leven van liefde en geloof te erkennen als een Godsgeschenk voor de wereld. Wij moeten, zegt zij, Maria niet beschouwen als de waardelooze cocon, die de pop beschermde vóór ze zich bevrijdde en als vlinder de ruimte koos; wij moeten erkennen, dat er een organisch verband is tusschen de moeder en het kind, dat zij het leven schenkt, tusschen haar en den Zoon, die misschien groot wordt in de wereld. „Laten we Maria maar eens goed aanzien, en verlangen; het schaadt nietl Want het gaat niet om Maria zelf, maar om de liefde en om het verlangen, dat ze in ons wekt en waarmee ze heen- wijst naar den Zoon, Die tenslotte ook haar zaligt". Ja in één woord vat zij alles tezamen, als zij zegt: „Maria heeft den Zoon naar het leven mogen dragen, opdat wij op Hem zouden zien, dien wij liefheb ben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad". Het is van groote beteekenis, dat een vrouw als Wilma deze groote en rijk- begenadigde uit den kring der vrouwen niet is genaderd als een ver-verwijderde, maar als onzer-één, om zoo, in dankbaren eerbied, deze centrale figuur te schetsen in haar beteekenis voor dezen tijd. Haar grootste, ja eenige beteekenis vindt deze moeder in haar Zoon. Maar wij weten toch, dat het niet anders kan of de grootheid van een kind legt een weerglans op de moeder, die het gedragen heeft; en zóó gaan wij Maria zien op haar eigen, van God toegewezen plaats. Daarop heeft Wilma het oog willen richten: op de plaats die aan Maria van Godswege toekomt. Het ging niet van de zonen. „Wat gaan er vanavond veel rijtuigen voorbij", merkte Johanna na een poos van stilte op. „Ja, het is de drie en twintigste; de Stanleys geven een feest." En Gertrude leunde het hoofd tegen het koele glas, daar ze in de vensterbank za'. en herinnerde zich, hoe ze genoten had van het vooruitzicht op dit feest; hoe 'haar nieuwe jurk half voltooid in de naai kamer lag, waar haar tante en juffrouw Hall over de lengte er van gediscussieerd hadden op den dag van het ongeluk, nu een week geleden. Kerstmis was reeds na op handen, doch ook van dit feest dat in Engeland altijd met zooveel luister gevierd pleegt te worden, zou dit jaar wel niet veel ko men, zoolang de onzekerheid over Char lies toestand bleef voortduren. Gertrude had 'hooren fluisteren, dat overwogen werd, om het gekwetste been van den lij der af te zetten en alleen reeds de ge dachte eraan scheen onduldbaar. Charlie hopeloos kreupel voor de rest van zijn leven; Charlie met zijn rappe be wegingen zijn gezond, jongensachtig ge nieten van voetbal en cricket, Charlie zou met een kruk moeten loopen tot het eind van zijn levensdagen. Het was te hard, te verschrikkelijk. O, zou het dan nog maar niet beter zijn, als hij stierf? Die gedachten werden ondragelijk; en Gertrude schrok op, verliet haar plaatsje in de vensterbank en ging met een wan hopig gezicht de kamer uit, de deur met een slag achter zich dichttrekkend en Jo hanna en Oswald alleen achterlatend. Johanna rolde haar werk ineen, als om haar te volgen. D'it deed Oswald uit zijn droomerijen ontwaken en hij vroeg: „Waar ga je heen?" „Het is bijna boterhamtijd", zei ze; „en ik heb 'de kinderen beloofd, dat ik ze van avond mee naar beneden zou nemen." ,0, laat ze hun boterham als je blieft boven opeten; ze zijn zoo vervelend." „Die arme, zielige stakkersl" zei Jo hanna. „Juf kan zich natuurlijk geen oogenblik met hen bemoeien en hun heele dagverdeeling is in de war". „Alles is in de war", zei Oswald op geprikkelden toon. ,,Ik zou wel eens wil len weten, hoe 'lang dit nog zoo voort zal gaan. Als er maar iets te doen viel maar ik ben het meest nuttelooze schep sel, dat men zich denken kan." „We kunnen geen van allen iets voor Charlie doen", antwoordde Johanna. „Me vrouw zegt 'dat zijn kamer zoo rustig mogelijk moet worden gehouden; niemand dan Cecil kan van eenig nut zijn. „Jij bent ook tot nut", zei Oswald „jij bent een voorbeeld van geduld. Waarom ga je niet logeeren bij1 de Cuthberts, zoo als ze je gevraagd hebben? Het kan on mogelijk prettig voor je zijn, hier in 'dit huis." Johanna sloeg haar donkere oogen naar Oswald op: ,,Je denkt toch niet, dat ik jullie nu zou kunnen verlaten, nu je in verdriet en zorgen zit", zei ze met trillende lippen. „Ik heb zoo'n medelijden met jullie, het moet zoo zwaar zijn om te dragen". „Ja", zei Oswald, „het is hard te den ken aan dien armen kerel die daar ligt. en het kostte Oswald moeite verder te gaan, „ik heb me zelf zoo ver boven hem verheven geacht; ik gaf alleen maar om mezelf en al dat akelige werk", voeg de hij er aan toe, zijn Homerus wegdu wend en het gelaat in de handen verber gend. ,,Zie je, Johanna, ik heb dien ar men Charlie nooit ook maar een steek ge holpen; ik wist, dat Weston hem op den keerden weg hielp, maar ik dacht er niet over tusschen beide te komen. Als ik dat wel gedaan hsd, dan dan was dit mis schien nooit gebeurd." Johanna zag, dat Oswald zijn uiterste best moest doen om zich te belieerschen- ?e ging naar hem toe en legde haar hand op zijn arm. „Geef de hoop niet op", zei ze. „Als Nu de Gemeenteraadsverkiezingen ach ter den rug zijn, kunnen we zeggen, dat deze althans in de groote steden de overwinning gebracht hebben aan de groep der onverantwoordelijken, d.w.z, aan hen, die op dit oogeilblik geen verant woordelijkheid in het bestuur der gemeen te te dragen hebben. Amsterdam boos van de 45 raadsleden er 25, die men zij 't in eenige nuanceering rood kan noemen. Ook in Rotterdam en andere groote steden woei de wind uit den rooden hoek. Anti- Revolutionairen en Chr. Historischen le den eenig zetelverlies, maar het verlies voor vrijheidsbond en vrijz.-dem. was hier en daar verbijsterend. Zóó worden, naar te vreezen is, onze groote gemeenten op den weg der onbestuurbaarheid gedreven, Zullen we krij'gen een rood front of een róod-roomsoh bloc, met in beide gevallen conflicten met de landsregeering? Het zal ons benieuwen, hoe de S. D. A. P. de zware verantwoordelijkheid, door deze verkiezingen haar opgelegd, zal dra gen. Opmerkelijk is ook, dat bet Mussert toch allesbehalve gelukt is, om de roode partijen klein te krijgen. Dat hebben Sta ten- en Raadsverkiezingen wel heel dui delijk geleerd. Het staat wel vast, dat ons volk in groote meerderheid van de natio- naal-socialistische strooming niet gediend is. Het is alleen maar jammer en dit heeft inderdaad ook wel ie*s voor het re- geeringsbeleid te zeggen dat zoovelen zich hebben gewend tot de andere uiter sten, inplaats van tot de partijen van orde, gezag en vrijheid. Het is niet onmogelijk, dat deze Raads verkiezingen ook wel eenigen invloed heb ben op de debatten in de Tweede Kamer over het hezuinigingsontwerp. Men is in 't bijzonder niet zeker van de houding van een deel der R.K. fractie. Het gevolg van het overleg tusschen regeering en volksvertegenwoordiging schijnt reeds te zijn, dat de eerste tot eenige belangrijke concessies bereid is, speciaal wat de machtigingen en het on derwijs betreft. Gelukkig leven we in een land, waarin de volksvertegenwoordiging prac.tisch nog wat beteekent, zoodat ze maar niet alleen wordt bijeengeroepen om gehoorzaam te luisteren naar een rede van den Führer. De economische omstandigheden zijn allesbehalve rooskleurig. Maar toch wil het bestuur onzer provincie niet hij de pakken neerzitten. Gedep. Staten schreven een kloeke verdediging van het plan tot overbrugging van de Zandkreek en schij nen ook te denken aan een overbrugging van het Zijpe. En in den loop dezer week werd te Anna Jacoha Polder de dijk ge dicht, 'die weer een flinken polder bij het kleine eiland St. Philipsland zal voegen. Terwijl ook het dezer dagen gevierde 60- jarig jubileum van de Mij;. Zeeland te Vlissingen eveneens getuigde van diezelf de doorzettendheid en vasthoudendheid der Zeeuwen. D'e stoere Zeeuwen gaan niet zoo maar bij de pakken neerzitten. Van het gebied der buitenlandsche po litiek valt weinig bemoedigende te vermol den. D'e vorige week werd tusschen Enge land en Duitschland een vloot-overeen- komst afgesloten, die zeker sterk de Euro- peesche politiek in de nabije toekomst zal beïnvloeden. Het was te voorzien, dat Frankrijk daarover verontwaardigd zou zijn. Natuurlijk voelt men in Parijs dat het Londensehe accoord er toe zal bijdragen om de D'uitsch-Engelschs betrekkingen aanmerkelijk te verbeteren; en men schijnt helaas 1 in Parijs nog steeds te meenen, dat daarmede als vanzelf een verslechte ring der Ehgelsch-Fransohe relaties ge paard moet gaan. Eden heeft deze week getracht Frank rijk tot andere gedachten te brengen, maar uit de sobere berichten blijkt wel, dat zijn pogingen vrijwel op niets zijn uit- geloopen. Men volhardde te Parijs in zijn koele houding en teleurgesteld kon Eden huiswaarts keeren. Ook zijn reis naar Rome had weinig succes. D'e besprokingen over Abessynië schijnen vastgeloopen te zijn. Italië we merkten dit al eerder op doet niets liever dan zijn eigen boontjes doppen. Het heeft nu eenmaal honger naar koloniën God Charlie in het leven laat, weet ik, dat je voortaan anders voor hem zult zijn: en" ze hield even op, want het kostte haar altijd moeite aan haar gevoe lens uiting te geven „we kunnen alle maal voor hem bidden en dat is het beste, wat we doen kunnen". Oswald ging plotseling overeind zitten. „O", zei hij, ,,dat is het hem juist; dat kan ik niet; ik wilde dat ik het kon; ik kan niet genoeg gelooven om te bidden, dat gaat eigenlijk allemaal buiten me om." „O, Oswald!" „Ja, het is de waarheid en ik geloof, Jo dat het met een heele boel menschen net zoo gaat; alleen zeggen ze het liever niet." „Ik wilde, dat je er eens met mevrouw Stuart over sprak", zei Johanna met een zucht. „Haar geloof is echt genoeg, buiten haar gaat het heusch niet om." „Stuur haar als je blieft niet op me af om tegen me te spreken", zei Oswald i „en Jo, spreek er als je blieft met nie mand over, daar heb ik zoo het land aan. Ze hebben me soms haast dol gemaakt, als ze met zijn allen aan het kletsen wa ren over mijn ziekte en mijn hoofdpijn; en de beurs ach, wat heb ik daar naar verlangd! nuMaar wat geeft het, of we er al over praten?"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 5