DE ZEEÜW;
HET ADRES
A. WILKING
Uit de Provincie
TWEEDE BLAD
Voor den Zondag
Letterkundige Kroniek
Johanna Coninghame.
Wat er deze week voorviel
FEUILLETON
j imoeder naar den Zoon, het gaat van
j Christus naar Maria. Wie zóó den weg
ziet, zal Wilma's geschrift met belang
stelling en ook met zegen lezen.
A. L. Van O YEN.
HUWEN TIJDENS WERKLOOSHEID.
Dezer dagen deelde de Minister van
Sociale Zaken aan de gemeentebesturen
mede, dat voortaan personen, die tijdens
werkloosheid huwen, als gehuwden in de
steunregeling mogen worden opgenomen,
indien zij na hun huwelijk drie maanden
in het vrije bedrijf hebben gewerkt, dan
wel één jaar gehuwd zijn.
In de gespatieerde woorden, aldus de
„Nederlander" ligt de wijziging van den
tot iheden gevolgden gedragslijn, een wij
ziging, die o.i. tevens een verbetering is.
Van den aanvang af heeft de Regeering
terecht getracht het .trouwen op den
steun" zooveel mogelijk tegen te gaan.
Daarom gold oorspronkelijk het voor
schrift dat wie na 1 Januari 1931 tijdens
werkloosheid was gehuwd, geen gehuw-
denuitkeering kan ontvangen dan na tij
dens zijn huwelijk tenminste 3 maanden
in het vrije bedrijf te hebben gewerkt. Wie
voor zijn huwelijk kostgangerssteun ont
ving, kon dezen na zijn huwelijk behou
den.
Tweemaal werd de beslissende datum
verschoven. In November 1933 naar 1
Januari 1933, in Augustus 1934 naar 1
April 1934.
De regeling bevredigde op den duur niet
ten volle. Eenerzijds moet de overheid
voorkomen, dat steuntrekken als een be
roep wordt beschouwd, dat een basis
vormt voor een huwelijk, maar anderzijds
mag niet voorbij worden gezien, dat de
menschen, die toch tijdens werkloosheid
huwen, maar niet zonder meer geheel aan
'hun lot overgelaten kunnen worden.
Waarbij komt, dat het hier meestal gaat
om z.g. gedwongen huwelijken, waarin
dan spoedig gezinsvermeerdering plaats
vindt.
Gevolg is, dat op den duur de overheid
toch moet helpen, doch dan ingevolge de
Armenwet; de kosten komen dan geheel
ten laste van de gemeente, terwijl immers
bij steun, ingevolge de steunregeling de
gemeente subsidie kan ontvangen.
Ten slotte ging de Regeering daarom bij
het voortduren der crisis over tot het wij
zigen van den beslissenden datum.
Dit verschuivingssysteem bevatte deze
goede gedachte, dat het tijdstip waarop
wijziging kwam en den datum waarnaar
verschoven werd, onzeker bleven, wat
eenige versterking van de preventieve
werking beteekende. Een groot bezwaar
lag echter in de ongelijke behandeling van
gelijksoortige gevallen, terwijl ons rechts
gevoel zegt, dat gelijksoortige gevallen
gelijk moeten worden behandeld. Wat toch
was de consequentie? Dat de werklooze,
die in Maart 1934 huwde evenals zijn
mede-werklooze, die in Januari 1933 was
gehuwd, sedert Augustus 1934 als gehuwd
werd gesteund. D'e een wachtte 19, de an
der 5 maanden.
Thans heeft de Minister voor de steun
regeling een uniforme regeling getroffen,
die, naar te verwachten is, ook spoedig
voor de werkverschaffing zal worden in
gevoerd. Na één jaar kan men gehuwden-
steun krijgen (tenzij men eerder 3 maan
den gewerkt heeft).
Is hiermede nu de deur opengezet om
maar te trouwen? Wij kunnen dit niet in
zien. Het vooruitzicht om een jaar lang te
moeten wachten, zij het dan desnoods met
eenige hulp van het armbestuur, is zeker
niet aanlokkelijk. Hiermede wordt een
krachtige rem gehandhaafd. Doch aan do
ongelijke behandeling is een einde geko
men. En daarin ligt voor ons de beteeke-
nis van de genomen beslissing.
voor Manufacturen.
Dames- en Kinderconfectle
Tapijten - Gordijnen
Bedden - Ledikanten en
aanverwante artikelen is
GOES HULST
Vlissingen. Ned. Mij. tot bevorde
ring der tandheelkunde. Boven
genoemde Maatschappij hield gisteren en
heden haar zomervergadering in hotel
Britannia alhier.
Daaraan was gisterenavond een offi-
cieele ontvangst ten stadhuize verbonden.
Met autobussen van de Stoomtram Wal
cheren reden de talrijke dames en heeren
naar bet Stadhuis, waar in de raadzaal
ter begroeting aanwezig waren de heeren
W. P. Edelman en J. de Meij, wethouders
en de gemeente-secretaris, de heer F. Bis
schop.
De heer Edelman zeide, dat de burge
meester en zijn waarnemer, wethouder
Laernoes, tot bun spijt beide uitstedig wa
ren en daarom op spr. de taak rustte al
len welkom te heeten in de goede, oude
stad Vlissingen, de stad met haar strand,
haar industrie en haar haven.
Spr. schetste hoe Walcheren terecht da
tuin van Zeeland wordt genoemd, waar
aan de kleederdrachten zeker ook het
hare toebrengen.
Spr. eindigde met allen nuttige, pret
tige en aangename dagen te Vlissingen
toe te wenschen.
D'e heer Cb. Nord, voorzitter der maat
schappij, zeide, dat de meesten niet zoo
onbekend zijn in Zeeland als men uit do
woorden van den beer Edelman zou heb
ben kunnen opmaken. Tien jaar geleden
ia men ook in Zeeland wezen vergaderen
en dit is juist de reden, dat men nu weer
terug is gekomen. Zeeland en de Zeeuwen
hebben alom een goeden naam, ook bij de
Maatschappij.
Het gaat op de samenkomsten niet al
leen om de persoonlijke belangen der le
den, maar ook om de tandheelkunde te
brengen, waar zij nog niet is, o.a. door
het samenwerken met de ziekenfondsbe-
sturen,
Nadat ververschingen waren aangebo
den, ging het weer met de bussen naar
Britannia terug voor het voortzetten der
vergadering, terwijl de avond besloten
werd met een gezellig samenzijn, waaraan
bet Zeeuwsohe a Capella Koor zijn mede
werking verleende.
Hedenmorgen werd de vergadering
voortgezet, gevolgd door een boottocht, en
hedenavond zal een gemeenschappelijk
diner de bijeenkomst besluiten.
Veere. Het is reeds lang een gewoonte
vuil in zee te werpen over den Torenwal.
Dat mag echter niet. Nu waarschuwen
niet schijnt te helpen, wordt er proces
verbaal opgemaakt.
Donderdagavond vergaderden idie be
sturen der V.V.V.'s van Vrouwenpolder
en Veere om onderling te toespreken wat
men 'doen kan teneinde de belangen der
beide plaatsen te behartigen. Deze be
langen toch druischen niet tegen elkaar
in, daar Vrouwenpolder 'n geheel ander
cachet heeft dan Veere. Wat de eene
plaats zoo ruimschoots bezit aan natuur
schoon, strand en duin, heeft de andere
aan oudheidkundige merkwaardigheden,
stadsschoen, visscherij enz. Door een sa
menwerking der 'beide plaatselijke V.V.V.'s
zou men dus veel kunnen bereiken ten
algemeenen nutte.
Daar het seizoen voor daadwerkelijke
propaganda reeds te ver 'gevorderd is,
wil men later tot definitieve afspraken
trachten te komen. Wel is echter een
uitwisseling van folders en reclamewer-
'ken en platen toegezegd. (M. G.)
Westkapelle. Donderdagavond kwam de
aad voltallig in spoedvergadering bijeen,
voornamelijk voor het aanbrengen van
enkele wijzigingen in de begroeting 1935.
De voorzitter deed mededeeling van een
ingekomen schrijven van den Minister
van Soc. Zaken, waarbij deze goedkeuring
schonk aan verschillende werkverschaf-
fingsabjecten, zulks onder bepaalde voor
waarden. Onder de werkobjecten vallen
o.a. verbetering van binnenwegen, bet
opknappen van de begraafplaats.
De baatbelasting voor de aangelanden
aan Geertjesweg werd thans definitief
vastgesteld.
BRij de rondvraag wees dhr L. Min-
derhoud op den slechten toestand van de
boeken aan den Schooneweg, zoodat deze
thans onberijdbaar zijn, waarop de voor-
ziter onderzoek toezegde. Daarna sluiting.
VAN
ZATERDAG 29 JUNi 1935, Nr 227.
SCHEPPER VAN HEMEL EN AARDE.
In den beginne schiep God den
hemel en de aarde.
Genesis 11.
Dit eerste vers uit den Bijbel is van ge
weldige beteekenis. Het klinkt als een ba-
zuinstoot.
De wereld is niet als vanzelf uit bet
niet voortgekomen. Zij is niet bet werk
van menschenhanden, maar Gods maak
sel en dies Zijn eigendom.
Al d' aard en alles wat zij geeft
met al wat zich beweegt en leeft,
zijn 't wettig eigendom des Heeren.
Dit woord bezingt de grootheid en de
kracht Gods.
Hij is de a.lmachige Schepper van hemel
en aarde. Hij is de opperste Souverein,
aan wien alles onderworpen is. En Hij is
bet ook, die door Zijn almachtige kracht
alles onderhoudt en regeert.
De mensch heeft vaak zulke hooge ge
dachten van zichzelf. Hij meent dat hij
alles kan en in zijn hoogmoed ontziet hij
zich zelfs niet het bestaan van God te
ontkennen.
Maar laat bij dan zijn oogen opheffen
naar omhoog en zien wie deze dingen ge
schapen beeft: Die bet heir der hemel
lichamen doet optrekken naar bet getal,
Die ze bij name roept, vanwege de groot
heid Zijner kracht.
God is groot. Hij is de Schepper van
hemel en aarde. En hij laat zijn wereld
niet los, hoe donker en verward ook alles
mag schijnen.
En nu zingt ons hart. Want Hij, die
machtig is om te scheppen, is óók in
staat om te behouden.
MARIA
EN HAAR BETEEKENIS VOOR
DEZEN TIJD,
door WILMA.
In bet werk van deze begaafde schrijf
ster treedt steeds één figuur in sterke
mate op den voorgrond: de vrouw, de
moeder. Het heeft er soms wel wat van
weg alsof al de andere personen van min
der beteekenis geacht worden, zóózeer
wordt alle aandacht op die figuur saam
getrokken.
Het is alsof elk nieuw verbaal begon
nen is om vrij te worden van een schuld
die men op zijn schouders voelt wegen.
Alsof gehoorzaamd moet worden aan een
drang om nóg weer, en nóg beter, te ge
tuigen van de mogelijkheden welke het le
ven aan vrouwen en moeders biedt.
Wilma heeft het vrouwenleven zoo
wonder-rijk en alles-omvattend gezien; in
de veilige beslotenheid van den kleinen
kring van het eigen gezin zag zij ruim
schoots de kansen aanwezig om krachten
en gaven tot volle ontplooiing te brengen.
In haar boeken staat de vrouw in zeke
ren zin achter bij de moeder, maar altijd
ziet ze het gave geluk van een zich-geven
aan bet werk in haar gezin als het be
reiken van 's levens rijkste mogelijkheden.
Er is bij1 deze schrijfster een zuiver be
grip van de plaats, die aan de vrouw toe
komt. Niet op den donkeren achtergrond
geschoven, maar geheel als middelpunt
laat zij haar zien. Door die centrale plaats
de vrouwen toekomende als een onge
schreven recht valt op haar een alles-
overstralend licht. Wij herinneren als be
wijs aan enkele figuren: aan Elsbeth uit
„De lichte nacht", aan „Moeder Stieneke"
Zoo scherp heeft zij acht geslagen op
het vrouwenleven, hetzij dat dit leven ge
vuld werd door bezit of geslagen door
armoede. Iets van dat alles heeft haar
vastgehouden, en het spreekt in heel haar
werk.
Wilma teekent in haar boeken de vrouw
(Vrij naar het Engelsch.)
48.) o—
De eenige gebeurtenis van den dag,
waarnaar ze alle drie verlangend uitza-
geni was het bezoek van mevrouw Stuart
Ze was bijna voortdurend in Charlie's ka
mer, maar ze wist toch altijd een half
uurtje uit te sparen om naar de school
kamer te gaan en te pogen, het drietal,
dat daar vertoefde, door haar aanwezig
heid een heetje op te vroolijken.
Gertrude vooral scheen op te leven, als
mevrouw Stuart zich vertoonde en dan
was ze ook vrij rustig.
Verdriet en leed zijn meestal nieuw
voor jonge menschen en gewoonlijk moe
ten ze ook nog ondervinden, dat, mogen
wij ook schreien en klagen, het leven zijn
gang gaat en de buitenwereld zich weinig
aantrekt van den slag, die ons getroffen
heeft.
Gertrude voelde dit heel pijnlijk op een
avond tegen een uur of zes, toen alle rij
tuigen in Minsterholine gebruikt werden
om de jonge menschen naar een groote
partij te brengen, ter viering van een ver-
jaardag van een van Minsterholms rijke
en moeder, die tir. grocte aögavs: haar ge
zin in Gods kracht vooruit te brengen,
haar man tot een steun te zijn en haar
kinderen den rechten weg te wijzen, tot
een goed eind mag brengen. Maar vlak
daarnaast staat die andere figuur, een
vrouw met een hunkerend hart, aan wie
veel wordt onthouden, de tot geven
gansch-en-al bereide: Moeder Stieneke.
Hoe goed is het dan, te luisteren naar
haar troost: „Ieder mensch is een apart
wonder van God en heeft behoefte aan het
heel eigene, aan dat wat geen ander heeft;
en ieder meisje, onverschillig of ze trouwt
of alleen blijft, moet groeien tot „moeder"
En niet ver van deze vrouwen staat
de andere, die in een donkere nacht een
ster macht zijp; en de talloos velen uit
wier rijke leven de schrijfster angst en
nood, maar ook geluk en rijkdom onder
onze aandacht brengt.
Wie de boeken van Wilma gelezen heeft
zal erkennen dat juist in het hier genoem
de een typeerende trek in haar werk is
saamgevat. Het vrouwenleven, rijk door
verworven bezit, klein door het besef van
volkomen onafhankelijkheid en groot door
de kracht van een alles-overwinnend ge
loof, dat leven beelden haar boeken
uit. Als wij zoo alle aandacht saamge
trokken zien op de vrouwen, die in den
eigen kleinen kring van gezin en familie
een plaats van beteekenis Innemen, dan
verwondert het allerminst dat er het zoe
ken kwam naar Eene, aan wie het ver
gund werd de eerste in de rij' der vrouwen
te zijn.
„Als vrouw iets te mogen zeggen over
de meest begenadigde vrouw, die er ooit
op de wereld heeft geleefd, Is op zichzelf
al een voorrecht," zegt Wilma als zij gaat
schrijven over „Maria, de moeder van on
zen Heer, en haar beteekenis voor dezen
tijd".
Hoe treffend-juist, met een schuchter
woord dat hooge spanning verraadt, tee
kent zij ons Maria, de moeder onzes Hee
ren: „De Zoon, die Maria naar het leven
heeft gedragen, bergt, als Hij' volwassen
is, de moeder weer in Zijn Zaligmakers-
hart."
D'e moeder wordt weer de gesluierde
vrouw, die heenwijst naar den Zoon.
En zoo weten we, met het weinige, dat
de Heilige Schrift van haar ^vertelt, toch
alles van Maria. Tusschen haar ontvan
genis van den Zoon, Zijn geboorte en Zijn
dood beweegt zich het leven der moeder.
Onder het Kruis ontmoeten de kleine
Maagd, die de Engelboodschap ontving en
de moeder elkander weer".
Als moeder-maagd ziet Wilma deze be
genadigde vrouwe, en als zoodanig haar
beteekenis voor ons. Neen, zij; doet niet als
zoo velen, die Maria buiten het gewone
leven geplaatst hebben, op grooten, niet-
te-overspannen afstand; zij gelooft dat het
beteekenis heeft om haar aan te zien en
heel haar leven van liefde en geloof te
erkennen als een Godsgeschenk voor de
wereld. Wij moeten, zegt zij, Maria niet
beschouwen als de waardelooze cocon, die
de pop beschermde vóór ze zich bevrijdde
en als vlinder de ruimte koos; wij moeten
erkennen, dat er een organisch verband
is tusschen de moeder en het kind, dat
zij het leven schenkt, tusschen haar en
den Zoon, die misschien groot wordt in
de wereld. „Laten we Maria maar eens
goed aanzien, en verlangen; het schaadt
nietl Want het gaat niet om Maria zelf,
maar om de liefde en om het verlangen,
dat ze in ons wekt en waarmee ze heen-
wijst naar den Zoon, Die tenslotte ook
haar zaligt". Ja in één woord vat zij alles
tezamen, als zij zegt: „Maria heeft den
Zoon naar het leven mogen dragen, opdat
wij op Hem zouden zien, dien wij liefheb
ben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad".
Het is van groote beteekenis, dat een
vrouw als Wilma deze groote en rijk-
begenadigde uit den kring der vrouwen
niet is genaderd als een ver-verwijderde,
maar als onzer-één, om zoo, in dankbaren
eerbied, deze centrale figuur te schetsen
in haar beteekenis voor dezen tijd.
Haar grootste, ja eenige beteekenis
vindt deze moeder in haar Zoon. Maar
wij weten toch, dat het niet anders kan
of de grootheid van een kind legt een
weerglans op de moeder, die het gedragen
heeft; en zóó gaan wij Maria zien op haar
eigen, van God toegewezen plaats.
Daarop heeft Wilma het oog willen
richten: op de plaats die aan Maria van
Godswege toekomt. Het ging niet van de
zonen.
„Wat gaan er vanavond veel rijtuigen
voorbij", merkte Johanna na een poos
van stilte op.
„Ja, het is de drie en twintigste; de
Stanleys geven een feest."
En Gertrude leunde het hoofd tegen het
koele glas, daar ze in de vensterbank za'.
en herinnerde zich, hoe ze genoten had
van het vooruitzicht op dit feest; hoe
'haar nieuwe jurk half voltooid in de naai
kamer lag, waar haar tante en juffrouw
Hall over de lengte er van gediscussieerd
hadden op den dag van het ongeluk, nu
een week geleden.
Kerstmis was reeds na op handen,
doch ook van dit feest dat in Engeland
altijd met zooveel luister gevierd pleegt
te worden, zou dit jaar wel niet veel ko
men, zoolang de onzekerheid over Char
lies toestand bleef voortduren. Gertrude
had 'hooren fluisteren, dat overwogen
werd, om het gekwetste been van den lij
der af te zetten en alleen reeds de ge
dachte eraan scheen onduldbaar.
Charlie hopeloos kreupel voor de rest
van zijn leven; Charlie met zijn rappe be
wegingen zijn gezond, jongensachtig ge
nieten van voetbal en cricket, Charlie zou
met een kruk moeten loopen tot het eind
van zijn levensdagen. Het was te hard,
te verschrikkelijk. O, zou het dan nog
maar niet beter zijn, als hij stierf?
Die gedachten werden ondragelijk; en
Gertrude schrok op, verliet haar plaatsje
in de vensterbank en ging met een wan
hopig gezicht de kamer uit, de deur met
een slag achter zich dichttrekkend en Jo
hanna en Oswald alleen achterlatend.
Johanna rolde haar werk ineen, als
om haar te volgen. D'it deed Oswald uit
zijn droomerijen ontwaken en hij vroeg:
„Waar ga je heen?"
„Het is bijna boterhamtijd", zei ze; „en
ik heb 'de kinderen beloofd, dat ik ze van
avond mee naar beneden zou nemen."
,0, laat ze hun boterham als je blieft
boven opeten; ze zijn zoo vervelend."
„Die arme, zielige stakkersl" zei Jo
hanna. „Juf kan zich natuurlijk geen
oogenblik met hen bemoeien en hun heele
dagverdeeling is in de war".
„Alles is in de war", zei Oswald op
geprikkelden toon. ,,Ik zou wel eens wil
len weten, hoe 'lang dit nog zoo voort zal
gaan. Als er maar iets te doen viel
maar ik ben het meest nuttelooze schep
sel, dat men zich denken kan."
„We kunnen geen van allen iets voor
Charlie doen", antwoordde Johanna. „Me
vrouw zegt 'dat zijn kamer zoo rustig
mogelijk moet worden gehouden; niemand
dan Cecil kan van eenig nut zijn.
„Jij bent ook tot nut", zei Oswald „jij
bent een voorbeeld van geduld. Waarom
ga je niet logeeren bij1 de Cuthberts, zoo
als ze je gevraagd hebben? Het kan on
mogelijk prettig voor je zijn, hier in 'dit
huis."
Johanna sloeg haar donkere oogen
naar Oswald op:
,,Je denkt toch niet, dat ik jullie nu
zou kunnen verlaten, nu je in verdriet en
zorgen zit", zei ze met trillende lippen.
„Ik heb zoo'n medelijden met jullie, het
moet zoo zwaar zijn om te dragen".
„Ja", zei Oswald, „het is hard te den
ken aan dien armen kerel die daar ligt.
en het kostte Oswald moeite verder
te gaan, „ik heb me zelf zoo ver boven
hem verheven geacht; ik gaf alleen maar
om mezelf en al dat akelige werk", voeg
de hij er aan toe, zijn Homerus wegdu
wend en het gelaat in de handen verber
gend. ,,Zie je, Johanna, ik heb dien ar
men Charlie nooit ook maar een steek ge
holpen; ik wist, dat Weston hem op den
keerden weg hielp, maar ik dacht er niet
over tusschen beide te komen. Als ik dat
wel gedaan hsd, dan dan was dit mis
schien nooit gebeurd."
Johanna zag, dat Oswald zijn uiterste
best moest doen om zich te belieerschen-
?e ging naar hem toe en legde haar hand
op zijn arm.
„Geef de hoop niet op", zei ze. „Als
Nu de Gemeenteraadsverkiezingen ach
ter den rug zijn, kunnen we zeggen, dat
deze althans in de groote steden de
overwinning gebracht hebben aan de
groep der onverantwoordelijken, d.w.z,
aan hen, die op dit oogeilblik geen verant
woordelijkheid in het bestuur der gemeen
te te dragen hebben. Amsterdam boos van
de 45 raadsleden er 25, die men zij 't in
eenige nuanceering rood kan noemen.
Ook in Rotterdam en andere groote steden
woei de wind uit den rooden hoek. Anti-
Revolutionairen en Chr. Historischen le
den eenig zetelverlies, maar het verlies
voor vrijheidsbond en vrijz.-dem. was hier
en daar verbijsterend. Zóó worden, naar
te vreezen is, onze groote gemeenten op
den weg der onbestuurbaarheid gedreven,
Zullen we krij'gen een rood front of een
róod-roomsoh bloc, met in beide gevallen
conflicten met de landsregeering?
Het zal ons benieuwen, hoe de S. D.
A. P. de zware verantwoordelijkheid, door
deze verkiezingen haar opgelegd, zal dra
gen.
Opmerkelijk is ook, dat bet Mussert
toch allesbehalve gelukt is, om de roode
partijen klein te krijgen. Dat hebben Sta
ten- en Raadsverkiezingen wel heel dui
delijk geleerd. Het staat wel vast, dat ons
volk in groote meerderheid van de natio-
naal-socialistische strooming niet gediend
is. Het is alleen maar jammer en dit
heeft inderdaad ook wel ie*s voor het re-
geeringsbeleid te zeggen dat zoovelen
zich hebben gewend tot de andere uiter
sten, inplaats van tot de partijen van orde,
gezag en vrijheid.
Het is niet onmogelijk, dat deze Raads
verkiezingen ook wel eenigen invloed heb
ben op de debatten in de Tweede Kamer
over het hezuinigingsontwerp. Men is in
't bijzonder niet zeker van de houding
van een deel der R.K. fractie.
Het gevolg van het overleg tusschen
regeering en volksvertegenwoordiging
schijnt reeds te zijn, dat de eerste tot
eenige belangrijke concessies bereid is,
speciaal wat de machtigingen en het on
derwijs betreft. Gelukkig leven we in een
land, waarin de volksvertegenwoordiging
prac.tisch nog wat beteekent, zoodat ze
maar niet alleen wordt bijeengeroepen om
gehoorzaam te luisteren naar een rede
van den Führer.
De economische omstandigheden zijn
allesbehalve rooskleurig. Maar toch wil
het bestuur onzer provincie niet hij de
pakken neerzitten. Gedep. Staten schreven
een kloeke verdediging van het plan tot
overbrugging van de Zandkreek en schij
nen ook te denken aan een overbrugging
van het Zijpe. En in den loop dezer week
werd te Anna Jacoha Polder de dijk ge
dicht, 'die weer een flinken polder bij het
kleine eiland St. Philipsland zal voegen.
Terwijl ook het dezer dagen gevierde 60-
jarig jubileum van de Mij;. Zeeland te
Vlissingen eveneens getuigde van diezelf
de doorzettendheid en vasthoudendheid
der Zeeuwen. D'e stoere Zeeuwen gaan
niet zoo maar bij de pakken neerzitten.
Van het gebied der buitenlandsche po
litiek valt weinig bemoedigende te vermol
den.
D'e vorige week werd tusschen Enge
land en Duitschland een vloot-overeen-
komst afgesloten, die zeker sterk de Euro-
peesche politiek in de nabije toekomst zal
beïnvloeden. Het was te voorzien, dat
Frankrijk daarover verontwaardigd zou
zijn.
Natuurlijk voelt men in Parijs dat het
Londensehe accoord er toe zal bijdragen
om de D'uitsch-Engelschs betrekkingen
aanmerkelijk te verbeteren; en men schijnt
helaas 1 in Parijs nog steeds te meenen,
dat daarmede als vanzelf een verslechte
ring der Ehgelsch-Fransohe relaties ge
paard moet gaan.
Eden heeft deze week getracht Frank
rijk tot andere gedachten te brengen,
maar uit de sobere berichten blijkt wel,
dat zijn pogingen vrijwel op niets zijn uit-
geloopen. Men volhardde te Parijs in zijn
koele houding en teleurgesteld kon Eden
huiswaarts keeren.
Ook zijn reis naar Rome had weinig
succes. D'e besprokingen over Abessynië
schijnen vastgeloopen te zijn. Italië we
merkten dit al eerder op doet niets
liever dan zijn eigen boontjes doppen. Het
heeft nu eenmaal honger naar koloniën
God Charlie in het leven laat, weet ik,
dat je voortaan anders voor hem zult
zijn: en" ze hield even op, want het
kostte haar altijd moeite aan haar gevoe
lens uiting te geven „we kunnen alle
maal voor hem bidden en dat is het beste,
wat we doen kunnen".
Oswald ging plotseling overeind zitten.
„O", zei hij, ,,dat is het hem juist; dat
kan ik niet; ik wilde dat ik het kon; ik
kan niet genoeg gelooven om te bidden,
dat gaat eigenlijk allemaal buiten me
om."
„O, Oswald!"
„Ja, het is de waarheid en ik geloof,
Jo dat het met een heele boel menschen
net zoo gaat; alleen zeggen ze het liever
niet."
„Ik wilde, dat je er eens met mevrouw
Stuart over sprak", zei Johanna met een
zucht. „Haar geloof is echt genoeg, buiten
haar gaat het heusch niet om."
„Stuur haar als je blieft niet op me
af om tegen me te spreken", zei Oswald
i „en Jo, spreek er als je blieft met nie
mand over, daar heb ik zoo het land aan.
Ze hebben me soms haast dol gemaakt,
als ze met zijn allen aan het kletsen wa
ren over mijn ziekte en mijn hoofdpijn;
en de beurs ach, wat heb ik daar naar
verlangd! nuMaar wat geeft het, of
we er al over praten?"