DE ZEEDW I VO ROL TWEEDE BLAD HET ADRES A. WILKING Voor den Zondag Letterkundige Kroniek Johanna Coninghame. Uit de Provincie Wat er deze week voorviel VAN ZATERDAG 25 MEI 1935, Nr 199. EEN LICHTE LAST. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht. Mattheüs 11:30. Het liefelijk slot eener prediking van Jezus. De vriendelijke, de altijd weer ontroe rende noodiging tot allen, die vermoeid en belast zijn, om van Hem rust te ont vangen. Die rust, welke beteekent het leven en die geeft den vrede. Menschen, die zelf hun eigen rust wil len verwerven en verzekeren, ze ver moeien zich steeds meer en ontvangen niet wat ze noodig hebben en zoo vurig begeeren. Er is maar één weg, om tot die rust te geraken: komen tot Jezus 1 Hij ging door het land, wandelde te midden van het volk en peilde zijn groo- ten nood, zoowel natuurlijk als geestelijk. Dé geestelijke leiders waren zoo gods dienstig en wettisch, dat ze het volk las ten oplegden, die het niet dragen kon. Alles ceremonien, uitvindingen van menschen, gebod op gebod, regel op re gel. Zoo zwaar, dat een mensch onder dat juk zeker, moest bezwijken. Welk een aangrijpende tegenstelling daarmede ligt er dan in dat woord: mijn juk is zacht en mijn last is licht. Het juk der wet doet bezwijken en on dergaan, maar het juk van Jezus maakt sterk en veerkrachtig op den moeilijken en smallen weg. D'e last der menschelijke inzettingen verplettert den zondaar, hij kan er niet onder uit. Maar Jezus' last doet hem psalmen zingen in den nacht. Want hij gaat met zijn juk en met zijn last achter Jezus1. Hij baant den weg. Hij draagt het zwaarste eind van het kruis dergenen, die Hem volgen. Zalig het volk, dat gewillig Zijn juk en Zijn last draagt en ondervinden mag, dat Hij is de kracht van hunne kracht. EERWAARDE door G. van NesUilkens. Wij, Protestanten, vormen een afzon derlijke groep. De neerslag daarvan zien wij ook in de litteratuur van onze dagen; weliswaar nog niet zoo algemeen en zoo duidelijk als wij zouden wenschen, maar toch 'Opvallend genoeg om zonder gevaar van tegenspraak te kunnen constateeren dat scheidslijn en afbakening inderdaad aanwezig zijn. Als wij wijzen op een eigen litteratuur van Protestantsch-Christelijke zijde, en op een eigen litteratuurbeschouwing, is dat in de erkenning van Gods gunst over de kunstenaars die, door Hem geroepen, van Hem getuigen willen in hun werk. Hierop lette men wel: naar onze mee ning gaat het niet aan, te zeggen dat christelijke kunst hetzelfde beteekent als: kunst van Christenen. Wanneer wij en kele titels zouden mioeten noemen van ro mans, die onvoorwaardelijk als „Chris telijke kunst" mogen worden geprezen, zou daaruit blijken dat het den kunste naar van protestantsch-Christelijke zijde in heel zijn werk om den Christus te doen is, en dat hij Hem zien laat tegen den helderen achtergrond van het gewone leven. Niet in een overvloed van woorden is het gelegen, of wij een boek „Christe lijk" mogen noemen; en ook een pijnlijk- voorzichtig opgezette milieu-schildering alléén doet het niet. Want ook de roman schrijver die den Christus belijdt, wil toch in zijn werk gewone menschen laten zien? Er was en er is nog wel een be- FEUILLETON (Vrij naar het Engelsch.) 24.) o- ,.Wat een vlekken en doorhalingen!" riep de predikant uit; „en ik neem de vrij heid er aan te twijfelen of alle kroontjes pennen in de wereld dit tot een fatsoen lijke hand zouden maken. Maar het is een goed bedoelde brief; ik begrijp nu ver scheidene duistere toespelingen, die ik deze week over het arme meisje heb ge hoord." „Daar heb je me niets van verteld." „Neen; ik heb tot vaste gewoonte aan genomen praatjes op geen enkele manier aan te moedigen en daarom spreek ik nooit over wat ik zoo hier en daar op vang. Ben je van plan dien brief te be antwoorden?" „Ik wil liever eens met het arme kind praten. Ik denk, dat ik haar zal vragen eens met me te gaan wandelen; buiten kom je veel gemakkelijker tot openhartig praten dan binnen." „Het is prachtig weer voor October," zei de predikant. „De herfst wil zeker alle regen van Juni en Juli weer goed maken. Wat anders is, dat arme meisje dat in Ashton Raad woont, is erg ziek en denkelijk teveel aan boeken waarin het contact met het werkelijke leven er maar heel losjes bijhangt, doch waarin zwaar geredeneerd wordt over zonde en geloof, en bekeering, alsof het alléén op woorden aankomt. Is het niet zóó, dat de schrijver ons den Christus moet laten zien als Een die altijd aanwezig is, in wiens schaduw heel ons bestaan zich afspeelt; dat het geloof in Hem méér spreekt uit de op rechte daad, dan uit een overvloed van woorden? Elke lezer kan hier aanstonds onder scheid opmerken, als hij bedenkt dat in de protestantsch-Christelijke litteratuur dit woord in het centrum geplaatst wordt: alles prediking, niets preek. Er komen allengs méér boeken, die het leven warm en kloppend tot den lezer brengen; boeken van schrijvers die o, zoo schuchter zijn om groote woorden te bezigen, die weten da,t de sfeer, de geheele inhoud en de glans die over alles gespreid ligt een prediking is van zuivere waarde. Zoo kan het ge beuren, dat een boek waarin slechts heel even over den Christus gesproken wordt, maar dat in al zijn deelen den waren Christelijken geest ademt, zeer verre te verkiezen is boven den roman die met veel groote woorden schermt om daardoor een besef van onmacht te verdoezelen. Bjet eerste zal als regel een aanwinst zijn voor onze literatuur; het andere blijft bijna steeds beneden de eischen die ge steld moeten worden. V Met den nieuwen roman van mevrouw G. van NesUilkens is het een eenigszins eigenaardig geval. Wij gelooven niet, dat het haar bedoeling kan zijn dat hij als een „Christelijk" boek wordt beschouwd. En indien dit zoo was, dan zouden wij ook ten stelligste moeten wijzen op een tekort in haar werk, dat wij allerminst onbetee- kenend mogen noemen. Maar ondanks dit, zien wij toch reden om dit boek dichter tot ons te trekken, om aandacht te vragen bij ons publiek voor den „Eerwaarde" dien mevrouw v. NesUilkens teekent. En dan mag wel aanstonds van waardeering getuigd wor den voior de wijze waarop zij' den een- voudigen, goeden mensch dien de dominee van Meerdorp is, tot ons gebracht heeft. Daarmee blijkt ook, dat mevrouw van Nes Uilkens toch nog wel altijd ondanks de koerswijziging in haar leven een open oog heeft voor den rijkdom van „het' wondere ambt", een rijkdom die in meer dere of mindere mate gestalte krijgt in élken dienaar. We hebben hier te doen met een eerlijk, wéér boek; en wij betreu ren het niet dat deze man „met het uiter lijk van een leeuw en het gemoed van een kind" tot ons is gekomen en dat hij ons in een spiegel zijn leven toont. V Den dominee van Meerdoirp noemen sommige boeren „een kale jakker en een halve gek"; en wij kunnen begrijpen dat bij een zoo veelvuldig afwijken van den weg dien zijn ambtsbroeders bij voorkeur zullen volgen, het oordeel van de ge meenteleden niet onverdeeld gunstig zal zijn. Toch geldt dit meer de kleine dingen, dan de groote; meer dan eens leeren wij' zijn houding bewonderen, zijn opvatting eerbiedigen. „Eerwaarde" is niet getrouwd; Aagt doet zijn huishouden. Dominee Snijders' grootste liefde heeft de oude wrakke boot, die hem gelegenheid geeft tot zwerven op de plassen die er in Meerdorps omge ving zoo veel zijn. Het is op een van die tochten dat dominee in nauwer contact komt met Wietske Wiersma, dochter van een dronkaard, die eens een oppassend man was, en van vrouw Maaike, die alles doet om de zwakke zijde van den vader voor de dochter verborgen te houden. Deze Wietske is niet een dorpskind als de anderen, en het is al ras te voorzien, dat het stille dorp haar niet houden zal. Zij' komt,jong meisje nog maar, in de pastorie als hulp voor Aagt; zoo krijgt dominee Snijders gelegenheid haar leven te voirmen. Het dorp heeft bezwaar tegen de ka meraadschap tusschen die twee, en het weet de duistere wegen om zijn gevoelens kenbaar te maken. De laster groeit, zij be reikt vrouw Maaike, zij bereikt ook Wiets ke en den dominee. En deze laatste voelt ik denk niet, dat ik vandaag tijd zal heb ben naar haar toe te gaan. Harrison is voor twee dagen weg. Zou het geen mooie wandeling voor jou en Gertrude Pren- dergast zijn? Ik zou het niet prettig vin den, als ik den heelen dag niets van haar hoorde." „O, ik wil met alle genoegen voor je gaan en zooals je voorstelt, zal ik Ger trude vragen met me mee te gaan. Ik zal een briefje aan de dokterswoning afgeven, als ik naar de school ga." Het briefje werd Gertrude 's morgens in de schoolkamer gebracht, terwijl ze les hadden. „Wat staat er in?" vroeg Cissy. Gertrude kleurde. „Mevrouw Stuart vraagt me, vanmiddag om twee uur met haar te gaan wandelen. „Vraagt ze jou dat?" riep Cissy uit. „Ja mij'; waarom zou ze niet?" „Let op je werk, als je blieft," zei juf frouw Scales op haar meest snibbigen toon, „en bespreek mevrouw Stuarts brie ven in je eigen tijd." Gertrude voelde zich alles behalve op haar gemak, toen ze met mevrouw Stuart de wandeling aanving. Zooals altijd had ze naar een plotselinge impuls gehandeld, toen ze haar briefje schreef en nu wenschte ze wel, dat ze het weer terug kon nemen. Misschien zou mevrouw Stuart haar een zottinnetje vinden, zich verbaasd afvragen, waarom ze haar het, wéét het: door dezen lagen laster ont glipt Meerdorp hem.Want wat heeft een gemeente aan een voorganger, dien zij meent niet te kunnen achten? Als Aagt gestorven is, steekt de laster de tong al verder uit. Eerwaarde kan het niet helpen, dat de menschen met modder gooien; maar tóch Zoo ziet Eerwaarde een leven achter zich dat hij „verbroddeld werk" noemt. Maar hij weet: een kostelijke prijs werd gewonnen! De achting van dit kwaad sprekende volk is hij kwijt, maar hij1 be hoeft zich niet te schamen. En in Wiets- kes leven is een schoone, reine liefde ge groeid, door hem in veilige banen ge leid. Dan komt het einde van dominees ver blijf in Meerdorp: de laster jaagt hem weg. Twee kinderen Gods verlaten het kerkgebouw, „de menschenkerk", zegt de schrijfster „die hen heeft uitgestoo- ten Maar: „Eerwaarde" is hij:, in den fijhsten zin van het woord. V Wij hebben hier te doen met een hoogst opmerkelijk boek, dat wij niet aanstonds tot de Protestantsch-Christelijke littera tuur durven rekenen, maar dat voor het Protestantsch-Christelijke volksdeel van beteekenia is. A. L. VAN O YEN. Ingezonden Mededeeling. voor Manufaeturen. Dames- en Klnderconfectle Tapijten - Gordijnen Bedden - Ledikanten en aanverwante artikelen Is GOES HULST De onrust te Brouwershaven. Er heerscht, naar ,,Het Volk" meldt, groote onrust in Brouwershaven. Ten gevolge van het feit, dat de groote gar- nalenpellerij van de Firma G. Jansen Maandag j.l. haar poorten heeft geslo ten. Hierdoor worden 86 gezinnen ge troffen, die gezamenlijk een f600 per week aan pelloon in dit bedrijf verdien den. Volgens bet blad, is een persoonlijke veete de oorzaak van de ellende. Tot voor enkele jaren was de firma Jansen het eenige pellersbedrijf van Brouwers haven. Enkele van zijn visschers, de ge broeders Grootjans en v. d. Klooster, gingen deze firma echter concurrentie aandoen door voor zichzelf te beginnen. Het spreekt vanzelf, dat hierdoor een onaangename verhouding ontstond, die zich hoe langer hoe meer toespitste. Kinderen van den heer Jansen konden niet meer op straat komen zonder door de andere partij te worden lastig ge vallen en bedreigd. De beer Jansen en zijn vrouw werden bij elke gelegenheid uitgescholden en vaak gemolesteerd. Na tuurlijk ging dit tenslotte over en weer en op alle mogelijke manieren maakte men elkaar bet leven zuur. Ongeveer een jaar geleden trad de garnalensteunregeling in werking ten bate van pellers en exporteurs. In deze regeling werd bepaald, dat de z.g. „puf", de kleine garnalen, die niet voor de consumptie bestemd zijn, in gedroogden toestand zou worden afgenomen door de Nederlandsche centrale voor eieren en pluimvee, om tot pluimveevoeder te wor den vermaald. Aan de bestaande, inge schreven drogerijen, zooals de firma Jan sen er een heeft, werd de verplichting op gelegd om deze puf voor eiken visscher te drogen ingevolge art. 1 van het gar- nalenbesluit 1935. Tot dusver had de fir ma Grootjans v. d. Klooster steeds in Ouddorp laten drogen, doch toen bij mi nisterieel rondschrijven van 4 Mei j.l. nog eens extra aan de verplichting van de drogerij herinnerd werd, besloten Groot een betrekkelijke vreemdelinge met haar zorgen lastig viel; maar er was nu i niets meer aan te doen en wat mevrouw Stuart ook mocht denken of zeggen, ze moest het doorstaan. „Ik ben blij, dat Johanna weer beter is," begon mevrouw Stuart het gesprek. „Het leek me het beste om je briefje in persoon te beantwoorden; en ik ben zoo blij dat ik gezelschap heb op mijn lange wandeling; ik ga een arm meisje bezoe ken, dat erg ziek is. Ze woont ruim drie mijl bier vandaan in de Lower Ashton Road. Je kunt zeker wel flink loopen?" „O ja," zei Gertrude. „Ik ben nooit moe. Ik vond, dat ik bet u van Johanna vertellen moest," begon ze. „Ik vond het zoo vreeselijk, wat er over haar-rondge strooid wordt." „Ik had er nog niets van gehoord," zei mevrouw Stuart, „en ik denk, dat het niet veel moeite kosten zal het den menschen weer te doen vergeten. Maar ik kan me voorstellen, hoe pijnlijk jij er door getrof fen moest zajtn." Gertrude's gezicht klaarde op. Me vrouw Stuart was de eerste, die haar eenig medegevoel had betoond. Ze had genoeg standjes en verwijten te hooren gekregen, maar zelfs haar vader had niet gezegd, dat hij het akelig voor haar vond. „Dank u," zei ze nit den grond van haar hart. „Ik voelde me in bet begin zoo jans v. d. Klooster 'hun ,,puf" bij de firma Jansen te brengen om te drogen, Jansen zag hierin een nieuwe plagerij van zijn vijanden en weigerde, waarbij te vens het motief gold, dat hij bang was, ondeugdelijke partijen af te keuren, be- vieesd als hij was voor de dreigementen van zijn tegenpartij. De pluimveecen trale kwam eraan te pas en enkele we ken geleden bracht ir. Ubbels een be zoek aan Brouwershaven. Deze stelde toen voor, dat Grootjans zijn puf op neutraal terrein zou afleveren, waar bet later door Jansen afgehaald zou kun nen worden, zoodat de heeren dan niet met elkaar in aanraking zouden behoe ven te komen. Grootjans accepteerde dit, maar Jansen vroeg een week bedenktijd. Tot Maandag als een bom de mede deeling in Brouwershaven vieh dat Jan sen zijn geheele bedrijf had stilgelegd, omdat hij er niet aan dacht de puf van Grootjans te drogen. Er heerscht te Brouwershaven veel opwinding en verbittering over 't geval. Vlissingen. B. en W. stellen voor op de Houtkade en bet Droogdok oostzijde het éénrichtingsverkeer in te voeren en wel alleen komende van den Steenenbeer, omgekeerd zal dan het verkeer van de schipbrug door Onderstraat en Paling straat worden geleid, terwijl de Kouden- boek in de richting Onderstraat en de Flesschenstraat in de richting Paling straat wordt verboden en ook voor enkele zijstraten van de Wolstraat het éénrich tingsverkeer wordt voorgesteld. Opheffing eener Openbare school. Nadat reeds verleden jaar een aangifte van 150 leerlingen voor de open bare scholen niet voldoende was om elke school een nieuwe eerste klasse te geven, daalde bet aantal aangiften dit jaar tot 109, wat wellicht tot 115 zal klimmen. Het gevolg daarvan is, dat B. en W. voorstellen, school G op het eiland ge heel op te heffen, ook nu aan school I. aan de Bouwen Ewoutstraat geen eerste klasse te vormen, zoo mogelijk het aantal leerlingen van school B aan de Groote Markt op tenminste 186 te brengen en in dat geval den onderwijzer van school 'I, den heer D. G. Was, naar school B over te plaatsen, mits zijn jaarwedde voor re kening van het Rijk blijft komen en do onderwijzeres mej. H. Wolthuis over te plaatsen van school G naar school I; en mej. C. Lagaay en den heer J. B. Eek- man op wachtgeld te stellen, en dit ook met mej. Wolthuis te doen, als hiervoor genoemde regeling niet tot stand komt. We gsver betering. B. en W. stellen den raad voor in werkverschaffing verbeteringen aan te brengen aan bet ge deelte Vrijdomsweg gelegen tusschen de trambaan van de N.V. Stoomtram Wal cheren en den Zwanenburgscbeweg, als mede aan bet gedeelte van laatstgenoem den weg dat gelegen is in deze gemeente wat f 16500 zal kosten, w.o. f 11.500 aan arbeidsloonen, enz. Parkeerterrein. Bij het par keeren van auto's in de omgeving van 't station der Ned. Sp. worden steeds meer moeilijkheden ondervonden; daarom is naar een ander parkeerterrein uitgezien, 't Meest daarvoor geschikt achten B. en W. een gedeelte van het met heesters be plante terrein, gelegen in het verlengde van den Prins Hendrikweg, schuin tegen over den ingang van het Station. Daar deze grond aan den Staat behoort, is reeds aan den Minister van Waterstaat vergunning gevraagd, om in plaats van het aanwezige plantsoen een bestrating aan te brengen, wat rond f 600 zal kosten. B. en W. vragen machtiging tot het maken van dit parkeerterrein na verkre gen toestemming van den minister. Domburg. Donderdagavond hield de coöperatieve boerenleenbank alhier baar algemeene vergadering. Het aantal leden bedraagt 298, dat der spaarders 655, voorschotten in loopende rekeningen 91, aantal rekeningen 42. De winst ad i 2005 is gevoegd bij' de reserve, die hierdoor tot f32800 is aangegroeid. D'o rentevergoeding aan spaarders is op 2.7 pet. gebracht, per halve maand te bere kenen; voorschotrente 4.2 pet. D'e aftredende bestuursleden werden allen herkozen, t.w. de heeren J. de Vis' ser Sz.P. de Visser Sz.; J. Wisse Pz.; W. Provoost Az. ongelukkig. Maar nu is Johanna gelukkig weer in orde; ik vind het echter een erg nare gedachte, dat de Cuthberts en an dere menschen praatjes over haar ver koop en." „Ja, het is wel een harde straf voor een poets, die ik flauw zou noemen, als dergelijke aardigheden maar niet vaak zulke ernstige gevolgen hadden. Maar jij hebt tenminste alles gedaan, wat in je macht stond om het kwaad te herstellen en ik hoop, dat je de les nooit zult ver geten." „Ik geloof niet, dat zulks mogelijk is," zei Gertrude; „maar Johanna is niet de eenige, over wie ik me zorgen maak. Ver tel u me eens, mevrouw Stuart, vindt u geld leenen verkeerd?" „Misschien zou er een enkel geval kun nen zijn, dat het geoorloofd is. Ofschoon als het een meisje in jou omstandighe den betreft, met een vader, die voor haar zorgt kan ik me niet voorstellen, dat er iets kan zijn, dat er voor zou .pleiten." „Maar als het nu eens was om een ander uit oen moeilijkheid te redden als het, was om iemand anders goed te doen. Ik kan u niet zeggen, voor wie het was, maar gisteravond heb ik wat geld geleend en ik kan niet zeggen, dat ik me daar erg gelukkig onder voel." „Lieve kind, als het een geldkwestie is, lijlfct het me voor jou het veiligst je te wenden tot je vader otf je tante." Aan hot aantal steunmaatregelen komt nog maar steeds geen eind. De regeering is nu weer genoodzaakt voor te stellen om aan de zeescheepvaart steun te ver leenen, omdat ook daar de toestand on houdbaar is geworden. Tevens is het noo dig, dank zij de devaluatie waartoe men in Belgiö is overgegaan (geheel onnoodig zeggen enkele oud-ministers) om de loods gelden zóó te verlagen, dat ze practisch gelijk staan met do Belgische. Ook deze scheepvaartmaatregelen kosten onze be rooide schatkist weer een belangrijk be drag. Het is waarlijk geen wonder, dat de regeering spoed wil maken met de behandeling van, het bezuinigingsontwerp. De Kamer heeft het reeds in de afdeelin- gen besproken, maar, naar verluidt, moe ten bij S.D.A.P.-ers en een deel der Roomsch-Katholieken ernstige bezwaren er tegen gerezen zijn, zoodat de kansen nog onzeker zijn. Ook de spoorwegdirectie zit nog altijd in de financiöele moeilijkheden. De ont vangsten loopen nog voortdurend terug. Het is dus begrijpelijk, dat men bij de spoorwegen al het mogelijke wil doen, om het reizen voordeel iger en dus aantrek kelijker te maken. Er begint den laatstcn tijd meer zakelijkheid bij de spoorweg directie to komen. Er zullen nu spoedig eendaagscho retourbiljetten tegen buurt- verkeerprijs worden uitgegeven, een maat regel, die zeker toejuichirg verdient. Minister Marchant ia nu van het regee- ringstooneel verdwenen. Zooals wel te ver wachten was, is zijn ontslagaanvrage in gewilligd. Ook de bekende Engelsche staatsman MacDonald zal binnenkort aftreden, al thans als premier. Zijn gezondheidstoe stand, die al lang niet best is, is daar van de reden. Hij is iemand, die zijn land groote en belangrijke diensten heeft bewezen. Aan politieke redevoeringen heeft het in deze week weer niet ontbroken. Hitier heeft negen kwartier lang de buitenland- sche politiek van Duitschland uiteengezet en die tenslotte in 13 punten samengevat en de Engelsche minister Baldwin heeft hom prompt met 13 punten beantwoord. Hitier heeft, zijn vredeswil nogmaals met alle kracht uitgesproken. Daartegenover staat echter, dat zijn rede in verschillende landen een pijnlijken in druk moet maken. Rusland en niet min der Italië laatstgenoemd land vooral door punt 13, waarmede de Oostenrijksche kwestie bedoeld wordt moeten beseffen, dat Duitschland hun politiek sterk af keurt. In de rede van den rijkskanselier was een duidelijke tendenz te bespeuren om Engeland, hetwelk steeds de rol van be middelaar heeft nagestreefd, gunstig te stemmen. Baldwin gaf de verzekering, dat het geboden program ernstig en met welwil lendheid zoo spoedig mogelijk nader zou worden bestudeerd. Maar intusschen acht Engeland zich nochtans verplicht zijn nationale defen sie, en dan speciaal in de lucht, op peil te brengen, door deze ongeveer te ven drievoudigen. In dit gedeelte van zijn rede verheelde Baldwin niet, onaange naam te zijn' getroffen door de wijze, waarop Duitschland in het geheim zijn luchtmacht tot een gevaarlijke hoogte verrassend had opgevoerd. Intusschen vergadert te Genève de Vol- kenbondaraad om te trachten het conflict tusschen Italië en Abessynië uit de wereld te helpen. Of dat lukken zal, en zoo ja, op welke wijze, is, terwijl wij dit schrij ven, nog niet zeker. Mussolini heeft duidelijk t.e verstaan gegeven, dat hij van de inmenging van den Volkenbond weinig gediend is. Hij maakt dat zaakje liever zelf klaar, wat men van een dictator moeilijk anders venvachten kan. JJe ïiedecéndscke Jmdpasfu I DOOS 20 CT.-TUSE 40 en 60 CT I „O neen, dat is in geen geval mogelijk," zei Gertrude kleurend. „Ziet u, ik ben niet de eenige die er bij betrokken is, ik deed het terwille van iemand anders, eigenlijk terwille van ons allemaal." Ze hadden nu de plaats bereikt, waar bet laantje, waarin Spier' winkeltje ge legen was, op de Asbton Road uitkwam. Twee allesbehalve gunstig uitziende jon gens hingen tegen een hek aan en toen mevrouw Stuart en Gertrude voorbij gin gen, begonnen ze spottend te lachen en een van hen zei zoo luid, dat de dames het wel moesten verstaan: „Ik laat me toch zeker geen oog uit slaan voor niets." Gertrude legde haar hand op mevrouw Stuarts arm en zei: „O, kom u toch. gauw moe." Mevrouw Stuart stond er van op te kijken, zoo opgewonden als Gertrude er plotseling uitzag. „Maar Gertrude," zei z© lachend, „ik zou gedacht hebben, dat jij voor niets of niemand bang was. Ik geloof, dat ik wel weet, wie die jongens zijh; wacht even, ik moet eens met hen gaan praten." „O mevrouw, doet u dat niet, doet u dat als het u blieft niet!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1935 | | pagina 5